)ES,
R. Kath. Nieuws- en Advertentieblad
voor 'Voord-Bolland.
No. 52.
Zaterdag1 27 Juni 1908.
2<,e Jaargang.
MAAR.
ING.
IIHES.
iLNIA.
FEUILLEm
Buitenland.
'melk
>ch en
f i*50.
■DAM,
lome."
Verschijnt Woensdag en Zaterdag.
bitalen.
technische
Iholland."
Lampjes, wei-
Zonder Godsdienst geen ware
zedelijkheid.
Uit stormachtige Dagen.
ïg-
D, ZIL-
DEDKO-
Binnen-Gasthuis
3 cent.
lYTEMA, in de
sk.
rANNA,
'—Scheikundige.
E,
59
looi.
ar de
i/d Steeweg.
ien Juli, Augus-
an SCHILDEREN
vooruitbetaling
voor 't geheele
adonis, Stijl- en
igen.
idagmiddag
iGEN (N.-H.)
SN met KRUIS
LDERIJEN alle
anche."
AT.
ONS
BLAD.
ABONNEMENTSPRIJS
50 oents per drie maanden franco aan huis. Te betalen in
het begin van ieder kwartaal.
Afzonderlijke 3 cent.
Uitgave van de Naaml. Vennootschap „Ons Blad".
BUREAUHoogstraat b/d. Langestraat te Alkmaar.
Telefoon No. 266.
ADVERTENTIËN:
Van 15 regels 30 oent.
Elke regel meer8
Reclames per regel15
Zij, die zich met 1 Juli a.s. op
ONS BLAD abonneeren, ontvangen
de tot dien datum verschijnende
nummers gratis.
De Administratie.
Velen onzer lezers zullen zich nog
levendig herinneren, hoe mr. A. baron
van Wijnbergen, in zijn hier ter stede
gehouden lezing over „Katholiek Leven",
de huidige beschaving een teeken noemde
van achteruitgang op zedelijk gebied.
En terecht schetste de eminente spreker
den tegenwoordigen tijd met deze juiste
lijnen„Wjj hebben zachtere zeden en
gewoonten gekregen, ongetwijfeld, maar
ook heeft de moderne beschaving de
misdaad beschaafd en verfijnd".
Als het maar niet openbaar wordt,
denken velen, als onze handelingen
slechts niet door andere menschen
worden gezien, als wij voor het uiterlijk
maar fatsoenlijke menschen blijven, dan
is alles geoorloofd; nog anderen zijn
ook da&r reeds overheen en onder het
mottobeschaving worden zelfs beneden
dierlijke onlusten niet in besloten kring,
neen publiek, openbaar, verdedigd."
Geen wonder dan ook, dat vooral de
laatste twee Pausen de geheele wereld
hebben teruggeroepen naar de Middel
eeuwen, toen de godsdienst algemeen
erkend werd als noodzakelijke grondslag
der zedelijkheid, terwijl men nu voor
een groot deel de maatschappelijke orde
wil doen steunen op een zgn. zedelijk
heid zonder godsdienst. Hoe onwis en
wankel echter staat de zedelijkheid op
zulk een voetstuk
Bezien wij slechts even de zedelijk
heid, zooals die voor de ongodsdienstigen
bestaathet is de verhouding der men
schen tot elkander, welke geregeld
wordt door het verstand, den wil en
de stoffelijke belangen. En deze drie
elementen zouden aan de menschen hun
zedelijke verplichtingen hebben opge
legd? Onmogelijk, want zij, die de
zedelijkheid naar de stoffelijke belangen
afmeten en zeggen, dat zedelijk goed
is datgene, wat stoffelijk voordeel brengt,
slecht, wat materieel nadeel veroorzaakt,
zij zien niet in, dat nut en zedelijkheid,
ofschoon soms dezelfde eischen stellend,
toch geheel onafhankelijk zijn van
elkaar. Want wanneer de mensch recht-
zedelijk wil handelen, denkt hij niet
aan stoffelijk voor- of nadeelhij denkt
Roman uit het Duitscb, van Herman Hirschfeld,
bewerkt voor »ONS BLAD«.
6)
Beien morgen ontving ik een brief, met
vele poststempels voorsten, hij komt van
het eiland, Het gerecht heeft hem ge
schreven God weet, hoe het mijn woon
plaats ontdekt heeft. Mijn jongere broeder,
die na den dood mijner ouders het huis
gekregen heeft, is kinderloos gestorven en
ik ben de erfgename. Gij zult nu niet meer
zonder eigen woning zjjn evenals het wild
gij zult trachten goede en ordelijke menschen
te worden en mij vergezellen. In het huis is
plaats voor ons allen, werk zal er voor u
wel te vinden zijn en gij zult u hechten aan
uw nieuwe vaderland, het eiland<-
Met merkbare vreugde had Louis naar
grootmoeder geluisterd, terwijl de oudste,
Pierre, somber, zonder het geringste teeken
van deelneming zijn avondeten zat te ge
bruiken. Nu hief hij het hoofd op.
•Gij spreekt immer van het eiland, groot
moeder*, zeide hij»ik heb nooit van dien
naam gehoord, wat is het
•Ik zal het je uitleggen*, antwoordde het
oudje, en na een langen teug uit den vóór
haar staanden zinken beker genomen te
hebben, begon ze
•Aan de westelijke kust der Duitsche
provincie Schleswig, dat echter bij Denemar
ken behoort, liggen, omspoeld door de Duit
sche zee, die Noordzee heet, een aantal
eilanden al* overblijfsels eener groote landt
slechts aan Hem, die het bevolen heeft.
Ook de innerlijke bevrediging, welke
men bij het doen van goede daden
ondervindt, of de wroeging over de
slechte handelingen, hebben met stoffelijk
voordeel niets uit te staan. Meer nog;
met het stoffelijk nut tot drijfveer der
zedelijkheid, kan men zelfs gemakkelijk
komen tot diefstal, moord, verraad en
andere slechte daden, zedelijk volstrekt
verboden.
Nog minder kan de zedelijkheid haren
grond hebben in den invloed van den
menschelijken wil. Niets toch is ver
anderlijker dan de wil, en de zedelijkheid
zou dan niet méér dan een modelijn,
die verandert met tijden en landen en
de luimen der menschen, terwijl toch
de grondvesten der zedelijkheid overal
en ten allen tijde onveranderd vaststaan.
Ook is de menschelijke wil niet altijd
tot zedelijkheid geneigd, maar wordt
dikwijls ingenomen door verlangens en
begeerten, die de ware zedelijkheid ver
werpt en veroordeelt.
Bovenal eeren sommigen het men-
schelijk verstand als wetgever op zedelijk
gebied. Het verstand immers kan het
doen en laten der menschen beoordeelen
en zou dus ook wetten voor de zede
lijkheid kunnen vaststellen. Maar, vragen
wij, zal de wil aanvaarden, wat door
het verstand, als zijnde zedelijk goed,
is aangewezen? Zal de menschelijke
wil zóóveel eerbied hebben voor het
verstand? Men ziet hierbij immers over
't hoofd, dat ons in betrekking tot de
zedelijkheid niet oppervlakkig is melding
gemaakt van wat zedelijkheid is, maar
dat het geopenbaarde ons ook is voor
geschreven en bevolen, dat het met
heilige, absolute majesteit wordt ge-
eischt. De macht van het geweten ligt
niet in den mensch zelf, maar komt
van buiten den mensch.
De macht, waaruit deze wet en ons
verbonden zijn aan de zedelijkheid voort
komt, is dus een boven ons staande,
absolute, heilige Macht, een Macht,
waaraan wij over ons doen en laten
verantwoordelijk zijn, het is God. Wie
deze Macht van zich stoot, ontrooft de
zedelijkheid van haar kracht, haar
waarde en hare beteekenis. Dus is onze
betrekking tot God de eenige grond, de
eenige wortel der zedelijkheid.
En dan meenen sommige menschen
hun zedelijke plichten reeds na te komen,
wanneer zij slechts beschaafde en fat
soenlijke lieden zijn in het oog van
anderen, dat zoo diep niet schouwt!
Neen, de ware drijfveer van onze han
streek, die vroeger één geheel vormde, maar
door de hebzuchtige golven mettertijd van
een gescheurd werd. Nog heden ten dage
tracht de zee, stuk voor stuk eraf te scheu
ren hare golven wijken daar bjj ehbe zóó
ver terug, dat dikwijls een slikbodem van
mijlen ver wordt blootgelegd, die vaak een
verbinding tnsschen de eilanden mogelijk
maakt, zonder van een schip te moeten ge
bruik maken. Maar dan treedt de vloed als
een boosaardige berggeest met ongemeene
snelheid in én wee den armen wandelaar,
die door hem op onveilige plaatsen in de
zee wordt aangetroffen.
De grootere eilanden zijn door dijken en
dammen beschut, maar de kleinere eilanden
kunnen tegen den storm der golven niets
anders inbrengen dan de hulp van God.
Deze eilanden nu noemt men de lage eilan
den. Een zoo'n eiland ligt nauwelijks drie
voet hooger dan de waterspiegel en wordt
dikwijls door de golven overspoeld, die haar
slib en zand daar op achterlaten. Daardoor
komt het, dat daar slechts moeilijk en met
veel zorg een paar vruchtboomen groeien.
Geen koren wast er de sappige druif ken
nen wij er niet en zelfs de gave des hemels,
het drinkwater, moet ons het vasteland zen
den in regenbakken vangen we echter de
giften der wolken op*.
Pierre begon hardop te lachen.
•En daarheen trekken zou een geluk voor
ons zijn vroeg hij spottend.
•Vraag den bewoner der lage eilanden,
die aan zijn plekje grond gehecht is, of bij
met anderen die in schitterende konings
steden wonen, ruilen will Wjj zien achter
den dijk van het vasteland, de steedsche
hoeven der boerenwij zien hun groene
weiden, hun van zwaarte buigend koren
delingen ligt in God en hierbij willen
wij herinneren aan een verhaal, dat
treffend het standpunt illustreert, waar
van wij, Christenen en Katholieken,
alléén mogen uitgaan.
Toen iemand, bij het bouwen van
een groote kerk, welke nog als kunst
schat eener bekende Duitsche stad wordt
bewonderd, een werkman bezig zag met
het bewerken van het kruis, dat den
toren moest kronen, en hij daaraan al
zijn zorg en kunst besteedde, vroeg hem
de bezoeker„Waarom daaraan zooveel
tijd en moeite ten koste gelegd Al is
het wat ruwer bewerkt, de menschen
zien het toch niet."
„Maar God ziet het", was het waar
dige antwoord...
Zóó moeten ook wij het zedelijk leven
opvatten, wel wetend, dat geen ware
zedelijkheid mogelijk is zonder gods
dienst en dat alles, wat de onge
looyige voor „zedelijkheid" wil doen
doorgaan, slechts een minderwaardig
surrogaat is, dat geen stand houdt en
leidt ten zekeren moreelen ondergang.
De liberalen van Noordscharwoude.
Onze lezers herinneren zich nog de
polemiek, welke wij gevoerd hebben
met de Nieuwe Langendijker Courant
in zake het al- of niet candidaatstellen
van een katholiek voor den gemeen
teraad.
Wij toonden toen geen groot vertrou
wen in de liberaliteit der nog wel
vooruitstrevend „liberale" kiesvereeni-
ging en de feiten hebben ons wantrouwen
niet beschaamd
Verleden week Zaterdag nl. werd in
de algemeene vergadering besloten, niet
den katholiek te steunen, maar met
een eigen, liberalen, candidaat uit te
komen 1
Ziedaar de zoo hoog geroemde libera
liteit der Noordscharwoudsehe liberale
heeren
Dezen keer echter gaan de voorzitter
en het Bestuur der kiesvereeniging vrij
uit. Wij erkennen dit gaarne. Zij toch
hebben bij deze gelegenheid de Roomsche
candidatuur verdedigd en getracht het
goed recht der Katholieken te doen
eerbiedigen.
Het mocht niet zijnde meerderheid
was te bekrompen, om dat recht te
erkennen
Nu kernen bij ons echter twee vra
gen op.
Met slechts 20 stemmen werd het
bekrompen besluit genomen. Moet de
massa, dat zijn degenen, die vóór het
maar vrij zien het zonder nijd. Juist omdat
wi) voor ons plekje grond immer met de
zee te kampen hebben, is het ons zoo
dierbaar.
Doch er waren ook droevige dagen op het
lage eiland, toen menschenkracht voor de
woede der zee moest onderdoen, die hare
golven als stormrammen tegen onze ver
schansingen, tegen onze hnizen beukte. Dan
schrikt de man der lage eilanden uit zjjn
slaap op en vlucht naar den zolder, terwijl
onder hem het water een wreed spel met
zjjn eigendom speelten hjj mag van
geluk spreken, als het water spoedig daalt,
zoodat hij er zijn leven niet bi] inschoot.
Dikwijls echter biedt ook die laatste toevlucht
geen redding meeer de planken kraken
door de voegen van den bodem dringt het
waterhet brnischt om hem been, onder
hembuigend wordt de zolder opgelicht
een gekraak boven zjjn hoofd de dakstoel
breekt een schreeuw een plassen, dat
de storm overstemt God zij de ziel ge
nadig I
Dat zijn de lage eilanden, kinderen, daar
is myn vaderland I*
De oogen van het oudje flikkerden, haar
gelaat zag er jeugdiger uit.
Louis, sprong op.
•Zóó'n leven, grootmoeder heb ik reeds
lang voor me gewenscht*, riep hij, >ik ben
hier het leven moe I Met u ga ik naar het
lage' eiland ik gevoel het, ik zal een andere
worden en wellicht een betere*.
Ge zijt een beste jongen*, antwoordde
de grootmoeder>ge moet echter niet den
ken dat er geen pleizier is op de lage
eilanden. In den zomer komen de jongelui
na den preek bijeen ook komt er wel eens
bezoek van de naburige eilanden, om zich
bestuursadvies waren, en zij die afwezig
waren, nu naar de pijpen van die 20
bekrompenen dansen?
Het komt ons voor, dat de gevallen
uitspraak niet bindend is en dat men
geheel vrij blijft, hoe te handelen.
Maar ten tweede, zal het bestuur,
zal de voorzitter vooral, nog langer aan
het hoofd eener vereeniging willen staan,
welke bewijs geeft, hoegenaamd niet
naar het advies van het bestuur te
willen luisteren, welke öök bewijs ge
geven heeft van absoluut niet te weten,
wat nu eigenlijk vooruitstrevend o
heilige onnoozelheid„liberaal" is?
Wij kunnen ons dit niet voorstellen.
Een dergelijk bekrompen besluit, dat
nu door enkele fanatieken genomen is,
blameert eenieder, die nog langer met
hen blijft samenwerken.
Dompers.
Als men de anti-katholieke pers ge-
looven moet, zijn wij, Katholieken,
geweldige dompers.
Wij weten zoo wat niets en omdat
wij gaarne het kruisteeken maken, zijn
wij bijgeloovig
Neen, dan de ongeloovigen, die zijn
nog eens verlicht en helder-ziende
Zij spotten met God en godsdienst,
want dat alles kunnen zij missen, be
weren ze. Helaas ijdele meeningWant
in plaats in den godsdienst troost en
licht te zoeken, neemt de ongeloovige
in zijne geestelijke armoede, zijn toe
vlucht tot de kaartlegsters.
Leest slechts, wat de Brusselsche
correspondent van het liberale Handels
blad daarover schrijft:
Hij heeft een der vele kaartlegsters
in de Belgische hoofdstad bezocht, die
hem een en ander mededeelde. De
correspondent schrijft
Er zijn, in onze goede stad Brussel,
een goede 300 zeggedrie honderd
kaartlegsters, die haar consultbureau be
zitten. Er zjjn er enkelen die de lijnen
der hand verklaren en zich als honora
rium tevreden stellen met 50 centimes of
1 frank. De meesten echter hebben hooger
eischen. Zij noemden mjj er een bij het
station du Midi, die aldaar sinds veertig
jaar gevestigd is, en haar vaste cliënteele
heeft onder de galante vrouwen en... de
dames der hooge wereld. Zij beschikt over
nogal wat personeel, en heeft 2 comfortabel
ingerichte salons, waar zich dagelijks een
vjjf en-twintig a dertig bezoekers verdrin
gen. Die en die, zei mjjn hospita ik
kreeg de namen doen meer aan hel-
derzienerjj of gedachtenlezen. Ik ken er
dan met dans en spel te vermaken. En wjj
zullen een sierlijke boot hebben op onze
kleine werf, deze zal Fierre'e eigendom...*
Pierre etond op.
•Ik zie er van af, grootmoeder*, zei hij,
•ik ga niet met u mee*.
•Niet
Het gelaat van moeder Gregoire was een
en al verbazing.
•Luister naar me, grootmoeder ik deug
niet voor zoo'n leven met Louis is dat heel
iets anders. Ik moet de enge grenzen van
een eiland niet tot mijn terrein van arbeid
hebbenlaat mjj hier in deze omgeving.
Mjjn oom Clande Lestocq, de broeder
mijner overledene moeder, heeft mij reeds
lang geleden voorgesteld bij hem mjjn
intrek te nemen laat mij zijne wenschen
vervullen*.
•Kan ik het u dan beletten meende
het oudje.
•Gij zjjt groot genoeg, om te doen wat
gij wilt, en gjj zult u al heel weinig storen
aan de meening eener oude vrouw. Claude
Lestocq echter ie een woeste en gevaarlijke
man, Pierremen zegt, dat hjj den smok
kelhandel van zijn vader voortzet*.
•Wat doet er dat toe riep Pierre met
wilde vrooljjkheid.
•De aard verloochent zich niet, het klein
kind van den smokkelaar moet zjjn groot
vader eer aandoenzoodra gij weg zijt, ga
ik naar mjjn oom*.
•Pierre, ga mee met ons I* smeekte Louis.
In plaats van eenig antwoord, nam de
oudste broeder zjjn muts en maakte zich
klaar om te vertrekken.
•Laat hem*, zei de oude Gregoire, >bjj
is een stijfkopzjjn grootvader was precies
hetzelfde. Waar wilt gjj heen
een die zich in slaap doet, en onder
anderen korten tjjd geleden een weduwnaar
belet heeft met zjjn millioenen in de
klauwen te vallen van een oneerlijke tegen
hem gerichte combinatie.
Ziedaar nu het geloof van den onge
loovige
Een kaartlegster kwam in de plaats
van den almachtigen God.
En dezulken zouden ons, christenen,
dompers willen noemen
Ons best, maar dan wordt die be
naming uit zulk een mond, een eere-
titel.
Dultschland.
De Nieuw-Malthusianen
beweren, dat een groot kindertal goede ver
zorging onmogelijk maakt. De feiten zeggen
nu, dat dit niet waar is.
Reeds 30 jaar geleden vestigde de arts
Escherick er de aandacht op, dat in Pruisen
relatief meer kinderen geboren werden en
minder stierven dan in Beieren. Frankrijk,
het land van den rassenmoord hjj uitnemend
heid, heeft trots een gering geboortecijfer
een hoog sterftecijfer. In 1905 werden in
Dortmund op 1000 vrouwen 41 kinderen ge
boren, de sterfte bedroeg 18 per 1000. In
Angsbnrg daarentegen met 29 geboorten
stierven er 21 per 1000. Deze en meer
ervaringen doen dan ook den medischen
statisticus Mombert verklaren
•Van een beslisten samenhang tusschen
kinderrijkdom en kindersterfte kan geen
sprake zjjn*.
Dit voorwendsel is dus aan het kwaad
ontnomenhet zal een ander vinden. Maar
niets anders dan voorwendsels.
Italië.
Pauselijk eereteeken.
Ter gelegenheid van zijn jubilé heeft Pius X
een zilveren medaille ingeeteld voor mannen
en vrouwen, welke zich ten opzichte van den
H. Stoel bijzondere verdiensten hebben ver
worven. De medaille bevat aan de eene zjjde
de afbeelding des Pausen met het randschrift:
Pius X Pontifex Maximus. Op de achterzijde
staat het woord >bene merenti*. De medaille
wordt aan een wit geel lint gedragen. Het
diploma, dat bij de medaille behoort, draagt
de onderteekening van den kardinaal-staats
secretaris.
In het vervolg zal het ailveren eerekruis
•Pro Ecclesia et Pontiflce* in gond of in
verguld zilver worden verleend. Ook de bj)
deze orde behoorende oorkonde zal voortaan
met meer knnstzorg worden bewerkt.
•Naar het hois van Jean Rollan, ik heb
een voorgevoel, dat daar in deze sneeuw
jacht iets moet gebenren*.
•Wil ik je vergezellen, of in uwe plaats
gaan vroeg Louis.
•Neen. Ga jjj maar slapen en droomen
van de lage Noordzee-eilanden met hun
vreugden*, antwoordde Pierre ruw en ging
naar buiten in den winternacht.
In het huis van Jean Rollan was alles
donker. Hoe hjj ook loerde, niets verdachts
kon hij ontdekken. Hjj vermoedde niet, dat,
terwjjl hij om het huis van den gehate sloop,
deze zelf op weg was naar de woning van
Laroche om den uit Parjjs aangekomen ge
zant te begroeten.
De achterdeur van het huisje etond slechts
aan, maar de heer des huizes zelf hield goed
de wacht.
•Wie daar Het wachtwoordfluisterde
hjj den binnentredende tegen.
Groet en broederschap 1*
•Zjjt gjj het, Jean
•Ik ben het, breng mij bjj den gast*.
Laroche opende een deur het was een
kleine kamer met witgekalkte muren, zonder
eenig sieraad.
•Hier is hjj goed verborgen, om deze
kamer bekommert zich niemand mjjn eigen
lieden, die niet tot den bond behooren, weten
niet dat hjj hier is*.
De gezant uit Parjjs was een klein, ineen
gedrongen kereltje van midden in de veertig:
uit zijn rood opgezwollen gezicht flikkerden
lustig een paar kleine oogjes. Hjj droeg een
blanwen jas en een gele broek van dikke,
ruwe stof. Toen hjj den jongen man zag,
jjlde hjj op Jean toe en sloot hem in sjjna
armen.
(Wtrit temolei.)