Zaterdag 10 October 1908.
TWEEDE BLAD.
Kiekjes op reis,
KALENDER
voor de dagen der week.
11 OCTOBER.
De parel van Campau,
ONS BLAD.
11 Oct. Zondag. H. Ludovicna Bertrandus.
EvangelieDe lamme wordt
genezen. Malth. XI1-8.
12 Maandag. H. Biigitta.
13 Dinsdag. H. Eduardus.
14 Woensdag. H. Callixlus.
15 Donderdag. H. Theresia.
16 Vrijdag. H. Gallas.
17 Zaterdag. H. Hedwigls.
Achttiende Zondag na Pinksteren.
Tweede Zondag der Maand.
Les uit den brief van den H. apostel
Paulus aan de Korinthlërs; I, 4-8.
BroedersAltoos dank ik uwentwege
mjjnen God, voor de genade Gods, die
u gegeven is in Christus Jesus; daar
gij in Hem rijk geworden zijt in alles,
in alle leer en in alle kennis, gelijk ook
de getuigenis aangaande Christus in u
bevestigd is; zoodat u in geen genade
gave iets ontbreekt, terwijl gij de open
baring verwacht van onzen Heer Jesus
Christus, die u ook standvastig maken
zal ten einde toe, om zonder misdaad
te wezen op den dag der komst onzes
Heeren Jesus Christus.
Evangelie volgens den H. Mattheüs
IX, 1-8.
Te dien tijde ging Jesus in een schip,
voer over en kwam in zijae stad. En
zie, zij brachten tot Hem eenen lamme,
die op een bed lag. En Jesus, hun geloof
ziende, sprak tot den lammevertrouw,
zoon! uwe zonden worden u vergeven.
En zie, eenigen van de schriftgeleerden
zeiden bij zich zeivendeze lastert God.
Daar nu Jesus hunne gedachten zag,
Bprak Hijwaarom denkt gij kwaad in
uwe harten? Wat is gemakkelijker te
zeggenuwe zonden worden u vergeven,
of te zeggensta op en wandel Doch
opdat gij moogt weten, dat de Zoon des
menschen de macht heeft op aarde
zonden te vergeven, sta op (sprak
Hij toen tot den lamme), neem uw bed
op en ga naar uw huis 1 En deze stond
op en ging naar zijn huis. De scharen
nu, die het zagen, werden bevreesd en
verheerlijkten God, die eene zoodanige
macht aan de menschen gegeven had.
genomen tijdens* de Lourdes bedevaart van^5
tot 13 Augustas.
1) XII.
Anjourd'hui comme toujours.
Approviandeering van 439 Nederlandsche
pelgrim», met elkaar op reis naar en terug
van Lourdes, blijft het brandend vraagstuk.
De urgentie is er sedert de dagen van 5 tot
13 Augustus 1.1. niet op verminderd.
Alvorens ik mijn oordeel omtrent dit netelig
vraagstuk uitspreek, zie hier een paar gege
vens ontleend aan de ervaring.
De verschillende Btemmingen, waarin je
de menschen op reis vindt, zijn de groote
kijkgaten van het leven.
Je vindt er onzinnig dolje ziet er die
gewichtig doen en zich laten aangapen; an
deren door ongeduldig wachten of gedwongen
oponthoud tot razende woede geprikkeld
anderen in uitbundige vroolijkheidwederom
anderen in de allervriendelijkste stemming
van meet af. Kijk je daar nu doorheen, dan
zie je achter al die kleursels, al die wolken,
achter alles den gemeenechappeljjken onder
grond: het leven, het reislustige leven.
Maar het leven lust nog wat meer. Daar
moet voldoende voedsel zijn, om de maag
op kracht te houden.
Het ïykt mij hier de plaats om melding
te maken van den alarmeerenden indruk,
dien het uitroepen van een «te kort* maakt
op heel het gezelschap.
'Daar zijn er te kort«. «Daar zijn dejeuner-
pakjes te kort«. Dit roepen klinkt meestal
heel duidelijk en niet geheel overeenkomstig
de vriendelijke BtemmiDg die over 't alge
meen onder het reisgezelschap heerschendo
is. Ook door dit roepen wordt de ware toe
dracht der zaak dikwerf over 't hoofd ge-
echreeuwd. Wat toch is soms het geval
In eenige coupé's is gedurende de reis
een hond in 't leven geroepen, welk® door
kleine diensten elkander te bewezen gretig
wordt onderhonden. Eén gaat zjjn dejeuner-
pakje halen. Wacht, 'k zal het ook voor de
anderen meenemen. Numero twee denkt ook
*oo, en drie, en vier, en vijf, en zes even-
eens. Als dan het gezelschap na enkele mi
nuten weer inde coupé bijeenkomtTableau.
Intusschen zit er in andere coupé's schraal
hans Kok. En een reeks van binnen- en
huitenlandsche verwikkelingen volgt.
Es.Daar zijn eindelijk een paar heel leelijke
praktijkan, welke door sommigen worden te
baat genomen, duwen, naar voren dringen,
a ebogen maken, slingervuisten, op de teenen
rappen: om de actie der uitdeeiing te ver
lammen.
■"Hos nu in den kortst mogelijken duur
een voldoende aantal dejeunerpakjes aan den
man brengen, zoodat ieder voor langen tyd
zijn bekomst krijgt That is the question.
A propos van dejeunerpakjes of het
sensatiebericht is, weet ik niet, maar mij is
ter oore gekomen, dat het Nederlandsche
Comité zich heeft voorgenomen het menu
van zulk een reisdejeuner te zenden aan
keizer Frans Jozef, den algemeen bekenden
verzamelaar, die er een interessante verzame
ling spijskaarten (3712 exemplaren) op na
houdt. Het laatste menu zal zeker de >clou<
zijn dezer verzameling.
Met genoegen memoreer ik tevens het
feit, dat het Comité juist op de terugreis
dit jaar over dit punt zeer breede discussie
ontwikkeld heeft. Een gezonde regeling zou
een ieder, bij dat bedrijf betrokken, welge
vallig zijn. Om verschillende redenen meende
men, dat niet van «uitdeeiing* moest worden
gesproken, maar dat men een ieder zijn
eigen onlbijtpakje moest laten >nemen<. Eén
stem wilde uitdeeiing. Vier stemmen spraken
zich uit voor opneming. Glashelder weTd
voorts aangetoond het stond ook in het
teeken des tijds, zeide men dat zelf er voor
opkomen het meest gewenscht was.
Persoonlijke opkomstplicht dus. Eu hierin
lig ook mijn meening omtrent dit ingewik
keld vraagstuk besloten.
Gracievol geschiede de opname van «ieder
één pakje*, onder garantie van het Neder-
landsch Comité.
Mag ik er dan te gelijk een kiekjesop
name van?
xm.
Dertien, 't Ongeluksnummer. Een paar ver
ongelukte kiekjes en dan basta.
Eén van de zes, in wien een stonde
na 't laatste reusachtig ontbijt de binnen
landsche onlust bruut den kop opstak, 'k
Wilde hem nemen, maar de vogel was me
te vlug af. «Ik heb gevlogen* zegt ie, met
Wright den vliegmensch.
Station Schaarbeek, 't Was al de dagen
allerprachtigst weer geweest. Vier uit 't ge
zelschap, vier dames, hadden verzochtWacht
even. «Wacht even*, dacht ook de don
dergod Pluvius ze hebben die Hollanders
in lange geen regen gehaden met goden
emmers goot hij het malsche hemelwater
over de gestoofde, bestofde dames uit. Die
lieten zich ook niet meer kieken.
Eoozendaal. Verrukkelijk weerzien. Onme
telijke ontroering. Ongekende heerlijkheid van
weer thuis zijn. Hoe sta je daar nog, jij
en je kiekstel, met mechanisch armenbeweeg,
als een hansworst Weg zijn ze allen, ge-
vlogen I
Op een Bchoonen herfstdag ging ik met
den pastoor, bij wien ik te gast was, door
het lange dal van Campau dat midden in
de Pyreneeën gelegen ie, wandelen.
Het landschap had een wonderbare, wilde
betoovering, die niet te beschrijven is. Ik
sprak mijn begeleider van mijn verrukking,
en merkte half vragend op, dat het karakter
van het land eigenlijk steeds zijn invloed
uitoefent op de bevolking.
Mijn gastheer knikte en sprak
Ge hebt gelijk, de menschen in deze
streek hebben stalen zenuwen, een ijzeren
wil en daarbij harten als kinderenvoor elk
offer, elke zelfverloochening voor anderen
zijn zij bereid. Zie dien man, die ons daar
tegemoet komt, is een levend voorbeeld van
hetgeen ik zoo juist zei.
Het was een knappe man van wellicht
25 tot 26 jaar, die op ons toekwam. Ik
bemerkte de regelmatige door de lucht ge
bruinde gelaatstrekken en den militairen
knevel, de oogen kon ik niet zien, want de
breede rand van den hoed scheen opzettelijk
beschermend tegen het scherpe licht naar
beneden getrokken te zijn.
De man groette den pastoor eerbiedig en
vriendelijk en ging ons voorbij. Een groote
hond met verctaudigen kop, die in de Pyre
neeën thuis hoort, volgde hem op den voet.
Ziet ge, begon de geestelijke, daar
hebt ge nn de twee helden gezien, wier
geschiedenis ik u wil vertellen.
«Jaan Tricolau, die daar heen gaat, is
een kind van het land, en als zoodanig kon
hij slechts tusschen twee beroepen kiezen,
herder of jager. Juan deed zooals zijn vader
voor hem gedaan had en werd jager. De
jacht is hier geen kinderspel, geen bloot
genot. Dagelijks en elk uur loert het gevaar
en wel in dubbele gedaante, want behalve
de wolven en beren, dreigt de natuur door
lawinen, rotsstortingen en stortvloeden. Juan's
vader is door een lawine om het leven
gekomen en als eenig erfdeel liet hy den
zoon den hond, het geweer en... de oude
grootmoeder na, die bjj Jaan de plaats bad
vervangen der vroeg gestorven moeder. Juan
was toen een flinke jongen van achttien
jaar en met een wilskracht, die ver over
zijn jaren ging, ondernam hij het, voor zich
en de oude vrouw, die hij kinderlijk liefhad,
het levensonderhoud te verdienen.
Als knaap was hij dikwijls met zijn vader
op de jacht gegaan en dank zijn bekwaam
heid leerde de oude Gertrude de nood des
levens niet kennen.
Maar dagelijks zag zij den jongen man
vol angst heengaan en dikwijls smeekte zij
«Blijf thuis, Juan, het is verschrikkelijk
weer. Op zekeren dag gaat het u als uwen
armen vader. En wat moet ik dan alleen
op de wereld
Twee jaren waren vervlogen.
Juan kwam op een konden winteravond
bij snijdenden, noordenwind u!t Bagtères
terug, waar hij zijn jachtbuit verkocht had.
De jonge jager stapte stevig door en
neuriede een volkslied, toen plotseling een
gillend hulpgeroep zijn oor trof.
Zoek Cesar, zoek, riep bij zijn hond
toe, en deze stormde vooruit, recht op een
dennebosch af.
Zijn meester volgde hem en kwam ten
slotte op een open plaats in het bosch. Daar
zag hij zijn hond in gevecht met een wolf,
en op de sneeuw bewusteloos liggen een
vrouwengestalte.
Een korte, hevige strijd, en het ondier
lag dood ter neer.
De jager wendde zich nu tot de onge
lukkige vrouw.
Hij wreef hare slapen met sneeuw, streek
haar lange bruine haren uit haar gelaat en
stak haar kleine stukjes bevrozen sneeuw
tusschen de bleeke lippen.
Langzamerhand keerde het bewustzijn
terug, de bezwijmde sloeg de oogen op.
Waar ben ik, vroeg zij met matte stem.
In veiligheid, antwoordde Juan, en zag
met bewondering in het jonge gezichtje.
Dus heb ik u mijn redding te danken
Neen, God heeft het zoo gewild, dat
ik juist dien weg gekomen bon.
Zij dankte hem met een blik, die meer
zei dan woorden en daarna leidde Juan haar
van de plaats van het ongeluk weg. Zij
vertelde hem, dat zij uit de stad gekomen
was, waar zij melk gebracht had en op den
terugweg door een wolf was overvallen.
Zonder n en uw trouwen hond ware het
met my gedaan geweest.
Door vragen vernam Juan, dat zij Mar
guerite heette, en wees was en aan het
andere eind van het lange dal van Campas
woonde, Een klein huisje, twee koeien en
eenige kippen maakten haar bezittingen uit,
maar dit was ook genoeg, om in baar leveus-
onderheid te voorzien. Jaan was verrukt
door alles wat hij zag en hoorde, kon zich
niet genoeg verzadigen aan haar schoonheid
en meende by zich zelf, dat, indien hij alle
schatten der wereld bezat, die slechts daartoe
zouden dienon, om ze Marguerite aan de
voeten te leggen.
De redding van Marguerite verwekte na
tuurlijk overal in het dorp groot opzien;
jong en oud wilde het meisje door een
vriendelijkheid den schrik doen vergeten,
en jong en oud was vol over den door
Juaa betoonden moed.
Toen Juan voor Marguerite's hut van haar
afscheid nam, vroeg hij met smeekenden blik,
of hij mocht terugkomen on Marguerite
reikte hem de hand en zei eenvoudig
Waarom zou ik niet vorheugd zijn, mijn
redder weer te zien
De oude Gertrude had zich intusschen
over Juan's laug wegblijven bezorgd ge
maakt, en toen zij h9m met van bloed be
vlekte kleeren zag binnenkomen, schrok zy
hevig.
Maar Juan zag er zoo gelukkig, zoo stra
lend uit en toen hij grootmoeder het avon
tuur in alle bijzonderheden had medegedeeld,
en niet moede werd over Marguerite te
spreken, toen glimlachte de oude vrouw, zij
wist wat komen zou en verheugde zich
daarover, want reeds dikwyls had zij prijzend
over Marguerite hooren spreken en wist dat
zij in de plaats den bijnaam van de parel
van Campau had.
De oude vrouw dacht er geen oogenblik
aan, dat de parel van Campau op Juan's
verzoek «neen* zoude antwoorden. Wie zou
wel haar Juan durven afschepen
En grootmoeder had gelijk gehad, het
duurde niet lang of Marguerite eu Juan
waren verloofd en spoedig daarop werd de
bruiloft bepaald.
Op den dag dat zij den eersteD «roep*
kregen, klonk tromgeroffel door het stille
dal. De jongelieden van Campau werden tot
den militairen dienst opgeroepen. De arme
Juan trof het lot en moest mee.
Dat was voor hem een wreede slag, maar
hy wist, dat hy zijn plicht had te vervullen;
daar hielp niets aan.
Kort voor het afscheid nam hij de hand
van zijn bruid en sprak.
Luister kalm naar mij. Marguerite, je
hebt mij je woord gegeven, en nu ga ik
voor jaren weg, kom wellicht nooit meer
terug. Ik wil niet dat je gebonden bentik
geef je je vrijheid weer.
Maar ik wil ze niet meer hebben, zei
het jonge meisje en haar stem beefde. Wij
behooren elkaar voor eenwig toe, zelfs in
dien de dood je mij ontneemt blijf ik je
toch eeuwig trouw.
De jonge man drukte voor alle antwoord
Marguerite de hand. Daarna sprak hy.
Maar myn moeder is oud, niet in
staat, voor zichzelf te zorgen en...
Juan, 1b je moeder niet van iu af de
myne, zei Marguerite, zoolang God mij de
kracht tot werken geeft, zoolang zal het de
oude vronw aan niets ontbreken.
En zij namen afscheid.
Cesar ging met zyn meester mee en nog
dienzelfden dag trok de oude Gertrude in
de kleine hut van Marguerite.
De oude zorgde voor het huishouden en
het jonge meisje droeg boter en eieren naar
de markt.
Des avonds als de beide vrouwen by het
spinnewiel zaten liep het gesprek uitsluitend
over Juan. Waar is hy thans Hoe gaat
het hem, terwyl wij van hem spreken?
Van tyd tot tijd kwam een hartelijken
brief, waaruit zooveel vertrouwen sprak, op
een toekomstig geluk, dat de beide vrouwen
haar verdriet dan een beetje minder voelden.
Op zekeren dag kwam een brief, waarin
Juan^meedeelde, dat zijn regiment op de
Afrikaansche kust geland was en op Zaatcha
marcheerde om de Arabieren van daar te
verdrij ven. Het zou een hevigen stryd wordeD,
want men verwachte hevigen tegeustar.d.
Ongeduldig wachtten de vrouwen op ver
dere berichten en iederen avond, als Mar
guerite thuis kwam, was haar eerste vraag
Is er een brief van Juan gekomen?
Dan schudde de oude slechts treurig eu
zoo hopeloos het hoofd, als wilde zy zeggen
Juan schrijft nooit meer.
Op zekeren dag werd Marguerite op den
terugweg naar huis verrast door een geweldig
onweer. Bliksem en donder en etroomende
regen joegen haar angstig voort, om zoo
spoedig mogeiyk het beschermende huis te
bereiken, doch toen ze, tot op het gebeente
doornat het huis aan de kromming van den
weg meende te zien, toen sloegen haar uit
veustere en deur de vlammen te gernoet,
De bliksem was in de hut geslagen en de
ontstelde boeren stonden radeloos en onbe
weeglijk om de hut, in plaats van hulp te
verleenen.
Moeder, riep Marguerite, toesnellende,
moeder waar ben je
Een zacht gesteun drong tot Marguerite
doer.
Moeder, geduld. Ik kom.
En eer de omstanders haar nog konden
terughouden, was Marguerite het brandende
huis binnengevlogen en verscheen aanstonds
daarop met de oude vrouw, die zij thans
met haar eigen lichaam voor den vuurgloed
dekte. Nauweiyks hadden zich reddende han
den uitgestrekt om Juan's moeder op te
vangen, of Marguerite viel bewusteloos neer.
Toen zij de oogen opsloeg, lag zij in een
kamer van mijn huis waarheen Ik haar had
lalen breDgen. Gertrude en ik hadden reeds
verscheidene dagen aan haar bed gewaakt.
Het eerste gevoel, dat zy zich bewust
word, was oen hevige pijn in het gezicht.
Onwillekeurig streek zij met de hand over
het gelaat en bemerkte thans dat haar ge
heel» gezicht in doeken gewikkeld was, alleen
haar oogen en mond waren vrij gebleveD.
Een diepe zucht ontviel haar lippen.
O, ik herinner het mij fluisterde zy,
het onweer, de bliksem, ik zie laaiende
vlammen, niet waar, ik ben vreeselyk mis
vormd en zal mijn leven lang de brand
wonden in myn gelaat behouden
Geen van ons waagde het te antwoorden.
Wat zij zei, was maar al te waar. De klee-
deren, die van den regen doornat waren,
hadden haar lichaam voor de vlammen be-
echermd, maar haar gezicht was vreeselijk
geschonden. Haar schoonheid, de zachte tint,
waaraan zij den bijnaam «da parel van
Campau* dankt, was voor altyd weg.
Voordat de dokter veroorloofde, het ver
band af te nemen, was niet te zeggen, hoe
groot de Iitteekens konden zijn. Ons zwijgen
en de tranen der oude Gertrude waren hèt
arme kind het duidelijkste antwoord.
Een oogenblik lag zij bewegingloos, daarna
zagen wy, hoe zij de handen vouwde, en het
was mij, alsof zij fluisterde«God heeft my
de beproeving opgelegd, ik moet ze dragen.
Geef echter, dat Juan mij niet zoo ziet.*
Juan, herhaalde Gertrude, dien kunnen
wij spoedig omhelzen.
Komt hy terug
Ja, binnen tien dagen zul je hem zien,
kind. En Gertrude reikte Marguerite een
brief, dien zij haastig greep.
Een kameraad van Juan Bchreef en deelde
in opdracht van deze mee, dat Juan bij de
belegering van Zaatcha zwaar gewond was
en thans in het ziekenhuis zyn geneziDg
tegemoet zag.
Hij had voor zyn dapperheid een onder
scheiding gekregen en keerde nu met groot
verlof huiswaarts.
Marguerite werd, toen ze dezen brief ge
lezen had, door een diepe zwaarmoedigheid
overvallen. Noch myn pogingen, noch die
van Gertrude, om haar te troosten, hadden
gevolg.
Ach, mijnheer pastoor, sprak zy ein
delijk, het is niet ter wille van mij, dat
verzeker ik u, wat maak ik my uit mijn
glad gezicht maar JuaD, indien hy mij
zoo misvormd terugziet.
Den volgenden dag verwyderde de dokter
het verband en Marguerite verlangde aan
stonds een spiegel.
Nog niet, mijn kind... Vandaag nog
niet gebood de dokter.
Onwillekeurig wendden wij de oogen van
den vreeselijken aanblik, dien zy zich aan
ons bood af.
Niet waar, mynheer pastoor, sprak
Marguerite tot my, hij kan mij niet meer
liefhebben
Negen dagen verliepenonder de zorg
vuldigste verpleging hadden de wonden zich
langzamerhand gesloten.
Op den tienden dag werd Juans terug
keer verwacht. Niemand van ons waagde
daarvan te spreken.
Marguerite stond vroeger op dan anders,
kleedde zich aan en toen zy vertelde, dat
zij een wandeling wilde doen, bood ik my
aan haar te vergezellen.
Marguerite wees echter myn voorslag dan
kend af, knste de oude vrouw en fluisterde
opgewonden «Vaarwel, moeder I*
Angstvol hield de oude Gertrude haar by
haar kleed vast.
Wat moet dat beteekenen? Wat heb
je voor, kind
Ik moet weg, zei Marguerite, groet
hem, zeg hem, dat myn liefde tot hem my
voortdrijft.
Maar, lief kind, smeekte Gertrude, je
kent Juan niet. Hij zal je wegens je ongeluk
nog meer liefhebben. Je hebt je het ongeluk
immers op den hals gehaald door my zyn
grootmoeder uit de vlammen te redden.
Ja, ja hij is edel en goed, dat weet ik,
en ik weet ook, vervolgde het meifje, dat
hy alles zal doen om mij gelukkig te maken,
Maar hoe zou ik zyn kommer en de ontzet
ting die mijn aanblik hem moeten veroor
zaken, kunnen verdragen Neen, nesn, liever
alleen zyn, dan dit te moeten verdragen.
Een oogenblik van stilte volgde op Mar
guerite's woorden, en opeens klonk een wel»
bekend blaffen aan onze dear, en aanstonds
daarop sprong een groote, witte hond over
den drempel.
Cesar, riep Gertrude, waar is je meester
Hier antwoordde een diepe mannenstem.
Juan was het, die het einde van een lang
koord in de hand hield, dat aan Cesars
halsband bevestigd was.
Moeder, vervolgde hij, waar beu je...
waar is Marguerite? Waarom sluit je je
armen blinde niet als welkomstgroet in uw
armen
Blind, kreet Marguerite.
En de handen van het gelaat trekkend,
dat zij in den eersten schrik bedekt had,
zag Marguerite, dat over Juans oogen een
doek bevestigd was.
Het tooneel, dat tusschen Gertrude en
den verloofde volgde, kan ik niet met woor
den beschryven. Ik nam de opgewonden
menschen mee naar de pastorie, waar zy
wat tot kalmte kwamen.
De geestelijke zweeg en ik geloofde, dat
zyn verhaal ten einde was.
De blinde soldaat heeft toch zeker zijn
Marguerite, die voor hem nog steeds de
«parel van Campau* was, spoedig daarop
getrouwd vroeg ik.
Ja, zeide mijn begeleider, ik heb ze
in den echt verbonden, maar mijn geachiel
denis is nog niet ten einde.
De boeren hielden een inzameling en
bouwden het huisje van Marguerite weer
op. Haar toestand was niet zoo behoeftig
en Juan droeg zijn gebreken zonder te
klagen. De liefde tot zijn vrouw scheen eer
toe dan af te nemen en toch was het alsof
Marguerite niet gelukkig was.
Een stille zwaarmoedigheid lag op haar
geheele wezen en haar gezondheid verzwakte.
Mijn oude vriend de dokter, ging dikwijls
naar haar, schreef haar nu dit dan dat
voor, maar sprak ten slotte
Myn kunst is ten einde, zij lijdt licha-
meiyk maar de oorsaak van haar kwaal
is een zieleleed, tracht gij haar te genezen,
ik kan haar niet heipen en vrees het ergste.
Ja, hoe zou ik de arme helpen, die angstig
de onrust van haar hart voor mij ver
borg?... Eenmaal was het, alsof zy haar
hart voor mij wilde uitstorten, toen juist
Juan aan haar bed trad. Marguerite's toe
stand werd van dag tot dag erger, en wij
allen waren in den grootsten angst en zorg.
Op een avond, toen de dokter kwam, en
de zieke onderzocht, deelde hy ons mee,
dat alleen door een krachtige reactie de
zwakke levensvonk weer aangewakkerd kon
worden.
De arme Juan hield krampachtig de
hand van zijn vrouw vast. Ik bezwoer Mar
guerite in den naam van God, ons te zeggen,
wat haar kwelde, doch toen ik haar van
Gods alles verhevende goedheid sprak, riep
zy lulde
O, ja, ik heb zyn vergiffenis noodig,
luister vervolgde zy heftig, en zeg mij, of
ik op vergeving kan rekenen.
Marguerite had zich intusschen opge
richt en wy waagden niet, ons te verroeren.
De haren vielen haar verward over het
bleeke gelaatde diep ingezonken oogen
schitterden op zonderlinge wijze.
Zy greep de hand van haar man, om
knelde die krampachtig met haar vingers en
fluisterde:
Juan weet je nog, wat wy elkaar
toenmaals by het afscheid nemen beloofd
hebben De trouw tot elkaar te bewaren
voor eeuwig. Je had je zelf aan mij gege
ven... ik behoorde u toe. Zie je, de vrees
je te verliezen heeft mij een groot onrecht
doen bedrijven. Ik geloofde, dat je mij, zoo
als ik ben, niet meer zoudt liefhebben, dat
je my moest verafschuwen, en in een oogen
blik van wanhoop bad ik tot God, my
mijn schoonheid terug te geven of jou het
licht der oogen te ontnemen. Spoedig, toen
ik t. bezinning kwam had ik spijt van
myn g bed, ik had dit ongedaan willen
maker, maar ach... Het was te laat Juan
myn bede was verhoord. Sedert dien heb
ik geen oor:. blik van rust meer gehad.
Hoe riep Marguerite's man ontroerd
uit, en dat geheim verteerde je leven?
Nn dan, Marguerite, myn vrouw, keer
dan tot het leven terug, God heeft uwe
bede niet verhoord.
En heftig rukte hij den doek van de
oogen en terwijl hij zyn vrouw, als ware zy
een kind, in de armen nam, fluisterde hij
haar toe, dat de dokter iu het geheim reeds
sedert lang beproefd had de zieke oogen
te genezen, dat hem ook gelukt was, maar
dat Gertrude hem gezegd had, ho9 ontsteld
Marguerite zou zijn, indien hy haar mis
vormd gelaat zou kunnen zien en daarom
had hij besloten, ten minste vooreerst nog
te doen, alsof hij blind was.
Toen Juan zweeg, dreef de dokter ons
allen bijna met geweld uit de kamer en
bleef alleen bij Marguerite.
Angetig wachten wy, totdat hij naar ons
toe kwam.
Zy slaapt, zeide hy en knikte tevreden,
nu kan alles nog goed worden.
Toen de pastoor zweeg vroeg ik.
En werd alles goed Was Marguerite
werkeiyk zoo misvormd
Ge kunt u zelf daarvan overtuigen.
Wy gingen verder en kwamen spoedig
aan een door een wynstok begroeit huisje.