Landbouw.
Zaterdag 17 October 1908.
TWEEDE BLAD.
KALENDER
voor de dagen der week.
18 OCTOBER.
Het witte roosje.
•My is het goed», antwoordde zij een
voudig.
•Zy heeft my met een flauwen glimlach
dank gezegd.
Letteren en Kunst.
ONS BLAD.
18 Oct. Zondag. H, Lucas. EvangelieDe
man zonder bruiloftskleed.
Matth. XXII: 1-14.
19 Maandag. H. Petrus van Alcantara.
20 Dinsdag. H. Joannes Cantius.
21 Woensdag. H. Ursula en Gezellinnen.
22 Donderdag. H.H. Philippus en Gezellen
23 Vrijdag. H. Ignatius.
24 Zaterdag. H. Raphael.
Negentiende Zondag na Pinksteren.
Derde Zondag der Maand.
Les uit den brief van den H. apostel
Paulus aan de Epheslërs; IV, 23 -28.
Broeders! Wordt vernieuwd naar den
geest uws gemoeds en doet den nieuwen
mensoh aan, die naar God geschapen is
in gerechtigheid en ware heiligheid.
Daarom legt af de leugentaal en spreekt
waarheid, ieder met zijnen naaste
immers zijn wij elkanders ledematen.
Wordt toornig, en zondigt nietl dat de
zon niet onderga over uwe gramschap!
Geeft den duivel geen plaats! Hij die
stal, stele niet meer,- maar veeleer
arbeide hij, en doe iets goeds met zijne
handen, opdat hij hebbe mede te deelen
aan den noodlijdende.
Evangelie volgens den H. Mattheüs
XXII, 1-14.
Te dien tijde sprak Jesus in gelijke
nissen tot de opperpriesters en Pharizeën,
zeggendehet Rijk der hemelen is gelijk
aan een koning, die een bruiloftsmaal
aanrechtte voor zijnen zoon. En hij zond
zjjne dienaren om de genoodigden ter
bruiloft te roepen; maar dezen wilden
niet komen. Wederom zond hij andere
dienaren, zeggende: zegt aan de genoo
digden ziet, mijn maaltijd heb ik bereid,
mijne osBen en mest vee zijn geslaoht en
alles is gereedkomt ter bruiloftDoch
zij sloegen er geen acht op en gingen
heen, deze naar zijne hoeve, gene tot
zijnen handelanderen grepen zelfs zijne
dienaren, mishandelden hen smadelijk
en doodden hen. Toen nu de koning
dit vernam, werd hij vertoorndhjj zond
zijne legers, verdelgde die moordenaars
en stak hunne stad in brand. Daarop
zeide hij tot zijne dienarenhet bruilofts
maal is wel bereid, maar de genoodigden
waren niet waardig. Gaat dan naar de
uitgangen der wegen en noodigt allen,
zoovelen gjj er vindt, ter bruiloft! En
zijne dienaars gingen uit op de wegen
en braohten allen bijeen die zij vonden,
goeden en kwaden. En de bruiloftszaal
werd vervuld met aanzittenden.
De koning nu kwam binnen om de
aanzittenden te zien; en daar zag hij
een mensch, die geen bruiloftskleed aan
had. En hij zeide tot hemvriendhoe
zyt gij hier binnengekomen zonder een
bruiloftskleed aan te hebben F En deze
verstomde. Toen sprak de koning tot
zijne dienaars: bindt hem handen en
voeten en werpt hem in de duisternis
daar buiten; daar zal geween zijn en
gekners der tanden. Velen tooh zijn ge-
roepen, maar weinig uitverkoren.
Hijgend zeulden zij den xwaren last. De
groote 'kofter bevatte al bun gave en goed.
Méér hadden zij in al de lange jaren van
bun samenleven niet bijeen kunnen krab
belen. En grooter huisraad zou hun ook
maar nuttelooze ballast zijn geweest dien
zij op hun dwaaltochten door de arbeiders
wijken der groote stad slechts zouden heb
ben moeten rondsleepen.
De vrouw kon haast niet meer. Het
ijzeren handvatsel van den zwaren koffer
sneed haar in de hand. Slechts met inspan
ning van al hare krachten sjouwde zij nog
weer eenige schreden verder.
Aan den anderen kant liep de man. Ook
hem viel het dragen niet licht, nadat hij
dien dag reeds tien uren hard had gewerkt.
Pas een uur tevoren was hij uit de fabriek
gekomen, en nu moesten zij in het donker
verhuizen, den derden keer al in dit jaar.
Nauwelijks woonden zij ergens hier of daar
of daar werd door den hpisbaas de huur
opgeslagen, zoodat xjj die niet meer betalen
konden. Want de man verdiende geen hoog
loon meer en de vrouw was te oud om
nog uit werken te gaan.
Het zweet liep hun laDgs het gezicht.
Zij hijgden en zwoegden onder den last.
Eindelijk kon de vrouw niet verder. Met
een kreunenden zucht liet zij den koffer op
den grond smakken en beiden gingen zij er
op zitten, om wat uit te blazen. De man
zette de ellebogen op de knieën en de handen
onder zijn hoofd. De vrouw veegde zich
het zweet af en zuchtte maar weer. Het
was nog ver naar de nieuwe woning. Hoe
zouden zj] er ooit komen, met dat zware
onhandelbare ding Wat een leven toch.
Altijd maar werken en zeulen en tobbeD,
fin térwiJI de pude vrouw zoo den stomp
zinnig daar naast haar zittenden sukkel eens
aankeek, rees er voor het eerst in haar
een bitter gevoel, een hunkeren naar ver
andering. Zij had er genoeg van. Het moest
eindelijk eens uit w8zcd, deze afbeulerij.
•Zullen wi) maar weer een eindje ver
der vroeg zacht de man, uit zijn peinzen
zich oprichtend.
Aarzelend en zuchtend rees de vrou v op
en greep weer toe. Zij scheen na de korte
rust nog vermoeider en wreveliger te zijn
geworden.
•Til dan toch beter,» schreeuwde zij met
krijschende stem. >Of denk je dat ik voor
jou mijn arm uit het lid wil trekken
•Voor mij Ik zou toch niet denken,
Marie, dat ook jou spullen er in zijn en
niet enkel de mijne.<
•Ja, ja, ook mijn spullen, 't Zon wat. Die
gereedschappen van jou zijn zoo zwaar.<
•Die moeten toch ook mee. Daar moeten
wij toch van leven.»
•Leven? 't Is me ook een leven. Trek
honden hebben bet beter.»
•Zwijg vrouw, bezondig je niet.»
•Zwijgen? Ja, dat is jouw stopwoord
maar altijd. Sjouwen en zwijgen, dat is
schering en inslag.»
•Til liever den koffer op. Met morren
kom je niet verder.»
•Neen, ik verdij het nu. Ik wil niet meer
hoor je? Met jouw wil ik niet verder. Ik
ben 't beu jou en je ellende, meer dan
beu.»
Zij liet plotseling het handvatsel los, zoo
dat de koffer weer op het plaveisel kwakte.
Zj] was vaBt besloten, aan dit ellendige
rondtrekken een einde te maken. Wat moest
zij nog langer aan de zjjde van dien afge
tobden man Het had haar al lang de keel
uitgehangen, en nu moest het maar uit
zijn. Zij zou zich op haar eigen houtje wel
door het leven slaan. Veel beter zelfs. Dan
was zij vrij in haar doen en laten.
•Geef mij mjjn kleeren er uit,» zeide zij
nu, heel stroef en vastberaden. >Ik ga van
je weg. Ik heb er genoeg van, jou pakken
te helpen dragen. Geef mjj het mijne. Ik
wil weg van je.»
De man keek baar even aan en zeide
toen heel kalm
•Maak geen gekheid, Marie. Wij hebben
nog een heelen weg voor ons.»
•Ik maak geen gekheid. Ik spreek in
vollen ernBt. Ik kan zoo niet meer, en ik
geef er den brui van met jou. Haal me
mijn kleeren er uit, en dan gaan we van
eikaar af. Dat zal voor ons allebei beter
zjjn. Ik ben het al lang van plan geweest.
En nu moet het er van komen.»
De man keek haar met zijn ernstige,
moede oogen in het gezicht.
•Zoo?» zeide hij. »Je wilt dus weg?
Goed. Ga maar. Ik houd je niet tegen.»
Middelerwijl was het donker geworden.
De gaslantaarns waren aangestoken en bjj
het licht van zoo eene begonnen de in den
strijd om bet bestaan verstompte man en
verbitterde vrouw hun armzalig boeltje te
verdeelen. Heel bovenop lagen een paar
vuile, zware werkmanslaarzen. Met een njj-
digen ruk smeet de vrouw die ter zijde.
•De paar lompen, die ik heb, ruineer je
mij nog. Ik heb toch al baast niets meer
om aan te doen. Een behoorljjk stuk kleeren
kon er bij jou nooit op overschieten. Je
hadt je smerige laarzen wel onderin kunnen
leggen.»
Gauw genoeg had zij hare zaakjes er uit,
een paar katoenen kleedjes, eenige doeken,
wat lijfgoed en een grooten hoed waarvan
de smakelooze bloemenopschik bij bet in
pakken deerlik geleden had. Brommend en
zuchtend pakte zij bet een en ander in
een grooten doek, dien zij tot een bundeltje
bijeenkoopte. In den koffer bleef nu nog
de have van den manhet Zondagsche pak
een paar gelapte hemden, en heel onderaan
zijn timmermansgereedschap eenige hamers,
zagen, boren, beitels, en wat er al verder
tot het vak behoort. Deze dingen waren het,
die den koffer zoo zwaar hadden gemaakt,
Het beetje vrouwenplunje woog niet veel.
Zoo bad dus de deeling plaats op de
open straat, onder den vryen hemel, bij
het licht van eene gaslantaarn. Dit was
alles wat zij samen bezeten hadden, bun
ganecbe hebben en houden. En zij hadden
eerlijk gedeeld. De vrouw kreeg enkel het
lichte goed, waaraan niet veel te dragen
was. De man al bet zware. Met zijne ge
reedschappen moest hij overigens werken,
zich verder door het leven slaan.
De man had heel bedaard het gedoe van
zijne vrouw gadegeslagen. Hj] was inderdaad
een moede, gebrokene, schier afgetobde
stakker. Hij was ook aan die vrouw van
hem sinds zooveel jaren gewoon geweest,
had zoo lang met haar op en neer gegaan,
het beetje lief en het vele leed met haar
gedeeld. Het zou hem zeker hard vallen,
nu weer alleen te staan. Maar zoo dacht
hij het werken was nu eenmaal zijn lot
en daarin zou hij ook verder nog zijn heil
moeten vinden. Hij had ook al laDg geweten
dat zijne vrouw geen liefde, geen hartelijk
gevoel meer voor hom had, sedert hij eens
van eene stelling was gevallen en een been
gebroken had. Die breuk genas wel weer
maar de breuk tusschen hem en zijn vrouw
wilde zich niet meer heelen. Het was dan
ook een kruis geweest. Drie maanden had
hij in bed gelegen Wshad geen stuiver in
huis kunnen brengen. Maar overigens, daarna
zoowel als te voren, had hij al het geld,
dat h\j met werken verdienen kon, braaf
en trouw aau zijne vrouw afgegeven. Hij
had nooit iets voor lpehzelf noodig gehad
geen borrel, geen $yp tabak en over
allea wat hij verdienSj- beschikte de vrouw
naar eigen goedvinden. Veel was het wel
nooit geweest. Ach, Kjj? was een heel gewone
arbeider. Maar aau èlken cent kleefde zijn
zweet. En hoe gaarne had hy altoos voor
haar zijn best gedaan. En nu
•Wil je werkelijk .van mij weg vroeg
hij dof.
•Ja. Ik ga weg,» zeide zij norech.
•Waarheen dan
Dat komt er niet op aan. Daarheen»
en zij maakte met de band eene beweging
in het rond, als om te verstaan te geven
dat de gansche wereldruimte voor haar
open stond.
•En moet je daar zoo alleen naar toe
zoo heel alleen?» vroeg hy weer, met
iets beverigs in zijn stem.
De vrouw antwoordde niet. Zij pakte nu
haar rommeltje op, wendde zich van hem
af en maakte zich haastig nit de voeten.
Zij sprak geen woord van groet en keek niet
een enkel maal nog eons om. Aan den hoek
der straat bleef zij eensklaps staan. Zij
scheen te kampen nu t eene gedachte. Nu
had zij een besluit gevat en draaide zich
weer om. De man stond nog altijd op de
zelfde plek en keek onverschillig voor zich
heen alsof er niets gebeurd ware dat hij
zich bijzonder bad aan te trekken. De vrouw
aarzelde nog een oogenblik. Toen stond zy
plotseling weer voor haren man.
•Wat ik mij daar bedenk, die koffer
behoort ook aan mij. Geef hem hier. Ik
wil hem hebben
De man trok zijnen voet terug en zeide
eenvoudig»Is hij van jon Nou, dan
moet je hem nemen.»
Dat zal ik ook. Natuurlijk Deern ik hem.
Denk je dat ik zoo gek zou wezen om aan
jou te laten wat van mij is
Reeds had zij zyne spullen uit den koffer
geworpen en hare kleeren er in gelegd. De
mooie hoed met bloemen bovenop, als het
kostbaarste van haar gansche bezit. Ver
volgens sloot zj] het deksel en wilde nu,
zonder een woord, met haar eigendom er
van door gaan, Maar dat ging zoo gemak
kelijk niet. De koffer was nog zwaar, ook
zonder manslaarzen en timmergereedschap
veel zwaarder dan zij gedacht had. Zij
kon hem nauwelijks van den grond tillen.
Nu speet het haar al dat zy omgekeerd was
om dit logge ondier van een meubel te
reclameeren. Maar zij schaamde zich, nu
weer bakzeil te halen. Zij greep een hand
vatsel en sleepte den koffer achter zich aan
over de straat. Deze manoeuvre veroorzaakte
begrijpelijkerwijze een nachtelijk misbaar en
bracht ai heef' spoedig een politieman op
het tooneel.
•Wat doe je daar, vrouwtje?» riep hy
streng. >Til dien koffer op en draag hem
heen waar je wezen moet.»
•Dat kan ik niet. Hij is mij te zwaar.»
•Laat hem dan op een wagen laden.»
•Dat kost geld en geld heb ik niet.»
•Het kan mij niet schelen. Maar dat ding
zoo over de straat te sleepen, dat gaat niet
aan. Dus, pas op je tellen, vrouwtje.»
De vrouw keek verlegen om zich been.
Dan liet zy den koffer vallen en stond ra
deloos in groote verslagenheid.
Van verre had de timmerman het gansche
bedryf aangezien. En toen hij zijne vrouw
daar zoo zag staan, kwam er eensklaps in
zijn hart zoo'n eerlijke, warme opwelling van
medelijden. Vlug pakte hy zijn spullen en
wierp zich het vrachtje over den schouder.
Het was hem zwaar genoeg; maar de
goede wil hielp hem torsen.
Weldra stond hij weder naast zijne vrouw,
die zijn komen niet eens had bemerkt. En
hij boog zich tot haar, die daar op den
koffer zat, en met een stem, waarin eene
heel ongewone ontroering trilde, vroeg bij
•Kan ik ja ook helpen, Marie
De vrouw keek hem met groote oogen
aan. Zij werd rood wat haar maar heel
zelden meer, gebeurde. En toen sloeg zij
hare handen voor haar gezicht en begon
luid te snikken.
Ook in de oogen van den man blonk
iets vochtigs, en hij had moeite om zich
goed te houden, terwijl hij zeide:
•Komaan onwetje hij is zoo zwaar niet
als we hem samen dragen. Pak maar op,
ieder aan een hengsel en wij met ons
beiden zullen hem nog wel heenkrjjgen
waar hij wezen moet.»
Voordat ik naar huis ging, had ik mij
een oogenblik in dat gedeelte van het Luxem
bourg te Parijs 't welk eens de Pipinière
was, neergezet op een bank. De avond begon
te vallen, er waren nog maar weinig wan
delaars, en men zou weldra de poort sluiten.
Ik maakte mi] ook al gereed om heen te
gaan, toen mijne opmerkzaamheid werd ge
trokken door de zonderlinge gedragingen van
een man, die door de laan kwam, waar ik
zat, en elk oogenblik omkeek, of hij niet
vervolgd of gezien werd. Ik zat achter
struikgewas verborgen en besloot hem in het
oog te houdeD. Eenige schreden van mij af
bleef h^ staan, keek om, boog zich over
het grasperk en plukte snel uit een bloem
bed een kleine witte roos. Daarna zette hjj
zijn weg voort en stond schier terstond
daarop vóór mij. Na eenige seconden van
verbazing en weifeling naderde hjj my en
zeiU hebt zooeven mjj deze roos zien
plukken, mijnheer.Daar ikniet graag zou
hebben, dat u mijne handelwijze verkeerd
uitlegt, zult u mij wel toestaan, dat ik
daaromtrent eene opheldering geef... Ik zal
u daarvoor dankbaar zyn...»
De toon, waarop dit gezegd werd, was
openhartig, en het gezicht eerlijk. Ik ant
woordde hem, dat ik niet weigerde, hem
aan te hooren, ofschoon ik geen recht of
aanspraak kon doen gelden, eenige recht
vaardiging van hem te verwachten. Ik ver
moedde alleszins een klein romannetje,
waarin de witte roos een rol moeBt spelen, en
ik was nieuwsgierig om het te leeren kennen.
•Ik ben arbeider», ving de man aan, narst
mij op de bank plaats nemend, >en woon
hier vlak in de buurt, met mijne oude
moeder. Toen ik vóór eenige maanden op
een morgen naar mijn werkplaats ging, merkte
ik een jong meisje op, dat werd lastig ge
vallen door een paar deugnieten. Ik liep
wat vlugger, trad op haar toe en bood haar
mijn arm aan, onder de verzekering, dat ik
haar in bescherming wilde nemen. Inder
daad verdwenen de heide kerels onmiddellijk,
zonder dat ik noodig had, ze daartoe te
sommeeren.
Het jonge meisje was arbeidster. Ik be
geleidde haar tot aan de plaats, waar zij
werkzaam was. Voordat zij binnentrad dankte
ze mQ en reikte my de hand.
Noch zy noch ik hadden het gewaagd,
•tot weerziens», te zeggen, doch wyi zy in
hetzelfde kwartier woonde en wij beiden
ongeveer tegen denzelfden tijd naar huis
gingen, was het onvermijdelijk, dat we
elkander ontmoettenzonder een afspraak
te maken zagen wy elkander voortdurend
weder, en eindeiyk alle dagen. Menigmaal
weken wij een beetje van onzen gewonen
weg af en maakten halt, om op de bank
waar we nu zitten nog een beetje langer te
praten. Voor deze bank hadden we namelijk
een voorliefde gekregen om de vele rozen
struiken in de nabijheid, waarvan de geur
tot ons doordrong.
Geneviève had me haar korte geschiedenis
verteld, zy was wees en had geen naaste
verwanten dan een oude grootmoeder, die in
de Pyreneeën woonde, en welke zy nooit
had gezien.
Op zekeren avond sprak ik tot haar
•Wij zijn niet ryk, maar wy zyn heiden
jong, verstandig en moedig, wat wy verdienen
is rijkelijk voldoende voor een zuinige huis-
houling. Stemt gij erin toe, dat we samen
trouwen
Den volgenden dag bracht ik haar naar
myne moeder, aan wie ik reeds den vorigen
avond mededeeling van mijn plannen had
gedaan, en die er hare goedkeuring aan had
geschonken.
Helaas, nauweiyks veertien dagen later
waren onze armeUjke lnchtkasteelen ingestort.
Geneviève vatte een zware verkoudheid, die
in vliegende tering veranderde. Wy brachten
haar hij ons, waar zy, ondanks onze zorg
vuldige verpleging en de bemoeiingen der
doctoren voor onze oogen sterft...
•En van avond», ging de jonge man voort,
wien de ontroering gedwongen had na de
laatste woorden eenige oogenblikken te zwy-
gen »toen ik van nnjn werk thuis kwam
zette ik my by haar ruststoel, dien zy byna
niet meer verlaat, en hebben we met elkander
wat gepraat, zij doet als geloofde ze, dat
ze wel weer gezond zal worden, en zegt dat
ze zich al veel beter voelt, terwyi ik my
moeite geef, den schyn aan te nemen, dat
ik er evenzoo over denk.
•Ze kwam me nog neerslachtiger, gedrukter
voor dan gewoonlijk; met dof-zwakke etem
voegde ze my toe>Ze geurden heeriyk de
rozen van het Luxembourg... zouden er nog
enkele zyn
•Ik begreep hieruit een van die wenschen,
zooals zieken ze soms eensklaps koesteren,
en ben aanstonds naar heneden gegaan om
hem te vervullen...!
•En daarom, mynheer, hebt gy mij wel
licht zooeven voor een spitsboef knnnen
aanzien. Na loop ik gauw naar buis, om aan
mijn lieve zieke de roos te geven, die ik
haar heb heloofl en waarop zij wacht...
waarschyniyk zal dat haar laatste vreugde
op aarde zyn
Een maand later trof ik den braven
jongen weerhem zwygend de hand reikend,
keek ik hem vragend aan.
•Mijn voorgevoel is uitgekomen,» ant
woordde hy met tranen in de oogen; »den
volgenden dag is zy gestorven op haar hart
hield zy de kleine, witte roos, die nog niet
geheel verwelkt was, toen wy haar begroeven.»
N.-H. Bond van Zuivelfabrieken.
De Noord-Hollandsche Bond van Zuivel
fabrieken heeft Donderdagmiddag onder lei
ding van den heer J. Boekei, te Alkmaar
zyn jaarlijksche vergadering gehoudener
waren 23 fabrieken vertegenwoordigd.
In zyn openingswoord betreurde de voor
zitter dat nog altoos de grootste helft der
N.-H. fabrieken niet toegetreden is en sprak
de hoop uit, dat dit alsnog zou geschieden.
Aan de bestaursmededeelingen ontleenen
wy dat van de 34 fabrieken, die aan de
kenring deel nemen, 5 fabrieken om betaling
hadden gevraagd. Door de afd. Ursem der
Holl. My. van Landbouw werd het verzoek
gedaan om een adres van haar aan het
gemeentehestnur van Alkmaar om de toe
gangswegen naar genoemde stad met het
oog op het vervqer van zuivelproducten te
willen verbeteren, te steunen. Na grondige
bespreking werd besloten niet op het ver
zoek in te gaan.
Het ledental gaat vooruit, want er wen
schen zich 7 nieuwe fabrieken by den Bond
aan te sluiten.
Omtrent de zuivelindustrie zelve kan wor
den opgemerkt,dat, daar waar gebruik ge
maakt wordt van een of ander hulpmiddel
aan de melk om ryping van kaas te bevor
deren en zoo mogelijk in een bepaalde rich
ting te leiden, het gebruik van rein cultuur
geregeld toeneemt.
In de plaats van de heeren R. D. Kaan
te Wieringerwaard en J. Boekei te Binnen-
wijsend, werden als bestuursleden gekozen
de heeren C. Wayboer Dz. te Wieringerwaard
en P. Stapel Sr. te Berkhout. Tot lid der
commissie van aankoop van benoodigdheden
werd in plaats van den heer M. v. d. Vleu
gel te Oudendijk gekozen de heer P. Goot
jes te Oadendye. De begrooting sluitende in
ontvangst met f 640 en in uitgaaf met f 700
werd goedgekeurdhet tekort zal door nieu
we toetreding van leden in den loop van
het jaar wel worden gedekt. Als nieuwe
leden traden toe de fabrieken de Tydgeest
te Purmerland, de Toekomst en Bamestra
beide te Beemster, Ceres te Kennemerbrug,
N. V. Kaas- en Boterfahriek te Midwoud,
de Eendracht te Stolpe en de Concurrent te
Anna Paulowna.
Aan de gedane mededeeiingen over de
resultaten der bemoeiingen ten opzichte van
de toetreding van het kaascontrole station
ontleenen wy, dat op de laatst gehouden
vergadering duidelijk is te kennen gegeven
dat de regeering de particuliere kaascontrole
met al haar ten dienste staande middelen
zal steunen, wanneer blijkt dat de producen
ten de zaak willen bevorderen.
Gelet op de verschillende lichtpunten die
ten opzichte van de kaascontrole zijn aan
te wyzen en daarnevens de betoonde belang
stelling van toegetreden fabrieken, dan mag
met vertrouwen op het welslagen der zich
langzaam ontwikkelde zaak worden tege
moet gezien. Het is slechts een kwestie
van tijd om tot de bepaalde waarborgen te
komen voor de zuiverheid van het zoo be-
laagrijke handelsproduct. Het merken der
kaas wordt voorloopig nog niet verplicht
gesteld.
Aan het rapport van de genomen kaas-
proef te Hoogkarspel, uitgebracht door den
zuivelconsulect dr. Schey, welks doel was
na te gaan welke de resultaten waren van
eene wyziging in bereiding wat betreft kwa
litelt en opbrengst van de kaas ontlee
nen wij dat er een duidelyk verschil in de
opbrengst aan marktbare kaas uit 100 K.G.
melk viel te constateeren, terwyi bleek, dat
de kazen welke hoog verwarmd waren ook
boekelscheurtjes hadden. Er viel geen be
paald onderscheid in qualiteit te constatee
ren nóch ten gunste van de gewone, nóch
van de gewijzigde methode. Wenscheljjk is
het volgens dr. Schey om, voordeel doende
met de thans opgedane ervaring, de proef
te herhalen.
Bij de rondvraag werd den voorzitter, die
de vergadering voor 't laatst leidde wegens
zijn benoeming tot directeur van een op te
richten stoomzuivelfabriek te Bleskensgraaf,
hulde gebracht voor al hetgeen hij in het
belang van den Bond had gedaan.
Hierna werd de druk bezochte vergade
ring door den voorzitter gesloten met een
dankwoord voor de tot hem gerichte vrien-
delyke woorden. Daar hy buitengewoon lid
van den Bond blijft, hoopte hy voeling met
den Bond en zyn N. H. vrienden te blijven
houden.
De boekhandel C. L. van Langenhuysen
te Amsterdam bericht, dat by haar is ver
schenen Generaal Majoor B. S. F. van Vlij
men, Vers la Béréaina (1812).
D'après des documents nouveaux. Avec
deux cartes. Over dit werk schreef 12 Oct.
L'Indépendance Beige: «Naar nieuwe gegevens
heeft generaal Van Vlijmen, een der nit-
nemendste militaire schryvers van Nederland,
met groote juistheid de episode van den
noodlottigen tocht naar Beresina te boek
gesteld. Dit boek is aanbevelenswaardig door
zyn helderheid en onpartydigheid. Naar het
woord van Montaigne is het een boek te
goeder trouw. Eu het staat toe den vreese-
lijken oorlog dag voor dag en in alle by-
zonderheden te volgen».
ALKMAAR.
Parochie van den H. Laurentius.
Zondag 's morg. 61/, en 8 uur stille
H.H. Missen10 uur gez. Hoogmis
's midd. 2 uur Catechismus; 3 uur Vespers
's avonds 6 uur Lof met predikatie ter
eere van het Onbevl. Hart van Maria
voor de hekeering der zondaren.
Maandag 's morg. 9 uur gez. Maandstond
voor Eva de Lange, hvr. van Nicolaas
Droog's avonds 7 uur Congregatie der
H. Maagd.
Woensdag 's morg. 8 uur gez. H. Mis
voor de leden van de Congregatie der
H. Maagd's avonds 7 uur Lof ter eere
van den H. Joseph.
Donderdag 's morg. 9 uur gez. H. Mis ter
eere van 't AUerh. Sacramenten hetH.Bloed
van Mirakel's avonds 7 uur Lof voor
dezelfde intentie.
V r y d a g 's avonds 7 uur Lof ter eere van
het AUerh. Hart van Jesus.
Zaterdag 's morg. 9 uur H. Mis voor de
leden der Broederschap het Oobevl. Hart
van Maria voor d« bekeering der zondarent
§gi~: iHgj