Zaterdag 31 October 1908. TWEEDE BLAD. IgeglslljatQa^» KALENDER voor de dagen der week. 1 NOVEMBER. Wat het leven is, De deserteur. ONS BLAD. 1 Nov. Zondag. Allerheiligen. Evangelie De acht zaligheden. Matth. V: 1-12. 2 Maandag. Allerzielen. Evangelie Allen die in de graven zijn, zullen de stem van Gods Zoon liooren. Joan. V25—29. 3 Dinsdag. H. Huberlus. 4 Woensdag. H. Carolue Borromeua. 5 Donderdag. H. Beitilla. 6 Vrijdag. H. Leonardus. 7 Zaterdag. H. Willibrordus. Een en twintigste Zondag na Pinksteren. Eerste Zondag der Maand. Les uit het boek der Openbaring van den H. apostel Joannes; VII, 2-12. In die dagen, zie, zag ik, Joannes, een anderen engel, die opsteeg van den opgang der zon en het zegelteeken had van den levenden Goden hij riep met lnide stem tot de vier engelen, wien het gegeven was de aarde en de zee te beschadigen, zeggende: beschadigt de aarde noch de zee noch de boomen, tot dat wij de dienaren van onzen God op hunne voorhoofden geteekend hebben En ik hoorde het getal der geteekenden honderd vier en veertig duizend getee kenden uit al de stammen der zonen Israël's. Uit den stam Juda twaalf dui zend geteekenden, uit den stam Ruben twaalf duizend geteekenden, uit den stam Aser twaalf duizend geteekenden, uit den stam Nephtali twaalf duizend ge teekenden, uit den stam Manasse twaalf duizend geteekenden, uit den stam Simeon twaalf duizend geteekenden, uit den stam Levi twaalf duizend geteeken den, uit den stam Issachar twaalf dui zend geteekenden, uit den stam Zabulon twaalf duizend geteekenden, uit den stam Jozef twaalf duizend geteekenden, uit den stam Benjamin twaalf duizend ge teekenden. Hierna zag ik eene groote sohare, welke niemand kon tellen, uit alle geslachten en stammen en volken en talen; Zij stonden voor den troon en voor het Lam, gekleed in witte kleederen en met palmtakken in hunne handen, en zij riepen met luide stem, zeggende: heil aan onzen God, die op den troon zit, en aan het Lam! En al de engelen stonden rondom den troon en de oudsten en de vier dieren; en zij vielen voor den troon op hun aangezicht neder en aanbaden God, zeggende Amen 1 zegening en heerlijkheid en wijs heid en dankzegging, eer en kracht en sterkte onzen God in de eeuwen der eeuwen! Amen. Evangelie volgens den H. Mattheüs V, 1-12. Te dien tjjde klom Jesus, de scharen ziende, op eenen berg en toen Gij zich had neêrgezet, naderden zijne leerlingen tot Hemen Zijnen mond openend, leerde Hij hen en sprak: zalig zijn de armen van geest! want hunner is het Rjjk der hemelen. Zalig de zachtmoe- digenwant zij zullen de aarde bezitten. Zalig zij die treuren I want zij zullen vertroost worden. Zalig zij die hongeren en dorsten naar de gerechtigheidwant zij zullen verzadigd worden. Zalig de barmhartigenwant zij zullen barmhar tigheid verwerven. Zalig de zuiveren van harte! want zij zullen God zien. Zalig de vreedzamenwant zij zullen kinderen Gods genoemd worden. Zalig zij die vervolging lijden om de gerech tigheid want hunner is het Rijk der hemelen. Zalig zijt gij, wanneer, om Mijnentwil men u vloeken en u vervol gen en, leugenachtig, alle kwaad tegen u spreken zal; verheugt u en jucht! want uw loon is overvloedig in den hemel. Eindelijk kwamen we ter plaatse. Met vliegende haast snelde Ernst de trap op naar de verbandzaal, waar hij het meisje aan den dokter overreikte. Een ongeval vroeg deze. Ja, en ik ben er de schuld van, ant woordde Ernst diep geroerd. De dokter onderzocht de wonden. Hemel 1 riep hij verstoord uit. Was er dan niemand in de nabijheid die een noodverband kon aanleggen Het arme zwakke kind gaat dood aan bloedverlies. Ernst rilde van aandoening. Een onderzoekende blik uit des dokters oogen trof hem. U is toch medisch student, mijnheer Sanders zegt hg. Kondt gij het zelf niet, toen geen dokter te vinden was Ernst stokte. Moe en afgemat was Ernst met doods bleek gelaat op een stoel gezonken. Ik ik stamelde hy. Neen, ik kon niets niets! De dokter schudde het hoofd. Het kind werd verhonden en dan door een ziekenverpleger naar de ziekenzaal gebracht. Wy vertrokken. Geen woord bracht Ernst over de lippen. Tegen den avond kwam hg bg mij. Kom mee I zei hg. Waarheen? -r Waarheen anders dan naar de kliniek. Ik wil weten, hoe het met 't arme kind gesteld is. Ik ging met hem. Wg reden naar den dokter. Hoe gaat het met de kleine vroeg Ernst. Vrees en angst spraken uit zijne woorden. Diep ernstig antwoordde de dokter U komt te laat, heeren. Voor een half uurtje bezweek de kleine en stierf aan bloedverlies. Zy heeft het niet kunnen ver dragen, zooveel bloedverlies moest haar dooden. Een noodverband had haar kunnen redden, want de verwondingen op zich zelf waren niet zoo ernstig. Met starende oogen keek Ernst in des sprekers gelaat. Dood vroeg hij met toonlooze stem, en had een noodverband haar kunnen redden Zeer zeker. Maar dat u zulks niet eens kon, heer collega I Een rilling voer Ernst door de leden, maar hij uitte geen woord meer, zwijgend vertrokken wij. Buiten in de gang stond een arm gekleede vrouw, die bitter schreide twee ziekenver pleegsters zochten haar te troosten. Het was mijn eenig kind, snikte zij. O, zóó lief, zóó braaf 1 Nimmer deed ze mij eenig verdriet aan. Tot berstens toe was nu ook mijn hart en gemoed bewogen. Ernst trad op de arme vrouw toeHij reikte haar de hand. Kan ik u helpen vroeg hij stamelend zacht. Zij keek hem verbaasd en starend aan, Zijt u die mynheer, die Ja, ik ben het, die de sigaar wegwierp, O. o I U weet niet wat vreeseigke smart u mg berokkend hebt een arme weduwe hebt u de eenige en alle vreugde des levens ontnomen Gebroken boog Ernst het hoofd. Morgen kom ik by u aan huis, zei hij. Dan zullen wg samen veel bespreken. Dat God u behoede! Hij bood haar de hand, waarin zij lang zaam en talmend de hare legde. Wij gingen heen. Buiten gekomen, vroeg ik Waarheen ga je nu, Ernst Naar mijn boeken studeeren. Wilt ge nu gaan studeeren? Ja. Nu is het me duidelijk geworden. Nu weet ik, wat het leven is in werkelijk heid, nu weet ik ook, dat ik alleen in eer- lijkén arbeid het gruwen van het Medusa beeld binden en bedwingen kan 1 Hartelijk drukte ik hem de hand. De student is reeds lang een bekwaam en kundig gezocht geneesheer in een der grootste steden van Duitschland. Elke maand nog ontvangt de zwaar beproefde moeder van het ongelukkige kind een aanzienlijke geldsom, met een vriendelijk schrijven, dat steeds onderteekend is: »Een eerlijke arbeider». In Juli van het jaar 1758 stond bg de Seydlitzsche kurassiers een sergeant, die Peter Bornhagen heette. Hg was afkomstig uit Achter-Pommeren en zgn kameraden noemden hem »Peter den Ijzervreter». Hg was een braaf soldaat in den volsten zin des woords en zooals men bg het regiment zei, taai als zoolleer. Altgd de eerste in 't vuur en de laatste er weer uit, beschouwde men hem als een man, die slechts van drie dingen hield: van sabelgekletter, kruitdamp en het fluiten der kogels. Zij, die hem op het slagveld hadden gezien, als hij zich met vlammende oogen en stijf omhoog staanden knevel midden in het gevecht stortte, plach ten te zeggen, dat een gevecht van man tegen man voor den ijzervreter het grootste pleisier was. Op zekeren dag nu kreeg onze Peter het in zgn hoofd een brief aan zgn overste te schrgven, waarin hg om verlof vroeg, opdat hij zgn oude moeder, die ernstig ziek was, zou kunnen verplegen. Hij voegde er by, dat zgn vader acht en-zeventig jaar en verlamd was en dus zgn arme vrouw niet kon helpen. Tegeigk beloofde hg terug te komen, zoodra zgne moeder hersteld was. De overste antwoordde hem, dat het regi ment elk oogenblik bevel kon krggen om op te trekken tegen de Bussen, welke de Neumark verwoestten en dat daarom een ver lof, al was het ook maar voor enkele dagen, niet kon worden toegestaan. Peter scheen zich bij dit antwoord neer te leggen. Hij deed als altgd zijn dienst stipt en nauwgezet en de overste, die hem in 't geheim gadesloeg, had geen reden om zich over den Hinken kerel te beklagen. Maar veertien dagen later ontving de overste een tweeden brief, waarin Peter hem mede deelde, dat zijn moeder was gestorven en het verdriet haar zoon voor haar heengaan niet meer te hebben kunnen zegenen, met zich in het graf had genomen. Peter vroeg nogmaals verlof voor een maand. Hij schreef, dat hg de reden daarvoor niet kon opgeven, wgi deze op een familiegeheim berustte en verzocht den overste dringend hem deze gunst niet te weigeren. Werkelijk wilde de overste hem dit ver zoek ook reeds toestaan, maar daar kwam de order, dat het regiment den anderen dag vroeg gereed moest zijn om in het onmid dellijke gevolg van den koning naar Neumark te marcheeren. Dus kon het verlof weer niet worden toegestaan. Da ritmeester van Peter gaf hem dit bescheid mondeling. Peter, zei hy tot hem, de overste heeft je brief ontvangen. Het spijt hem en ook mij, dat je oude moeder overleden is, maar hg kan je het gevraagde verlof niet geveB, want het regiment marcheert reeds morgen af, Zoo, het regiment marcheert morgen af en waarheen gaat het, als ik vragen mag Naar de Neumark. Wg willen de Bus sen eens op 't dak komen, die daar blakeren en branden als roovers, dat doet je toch pleizier, nietwaar? Daar zal je een woordje meepraten, mijn dappere jongen. Peter gaf echter geen antwoord en scheen in diep gepeins verzonken. De ritmeester vatte zyn hand, schudde die Hink en zei tot hem. Maar wat scheelt je toch ben je vandaag doof? ïk zeg je, dat je binnen acht dagen eens kunt afrekenen fmet die vervloekte kozakken en je bedankt mij niet eens voor die goede tijding Je schijnt me in 't geheel niet begrepen te hebben. Toch wel, ritmeester; ik heb u vol komen begrepen en dank n zeer voor uw bericht, het verheugt me zeer, het te hooren. Komaan, dat doet me pleizier. Dus er is nu geen mogeigkheid om verlof te krggen, ritmeester Ben je gek Verlof Op 't oogenblik dat men tegen den vijand op gaat mar cheeren Daar heb ik niet aan gedacht, wij trekken tegen den vgand op, ja, in zulk een oogenblik wordt geen verlof gegeven. Het wordt ook niet gevraagd. U hebt gelyk, ritmeester het wordt ook niet gevraagd. Dat zou lijken, alsof men den moed verloren had. Ik wil nu ook geen verlof meer, ik zal het er wel zonder klaarspelen. Dat is ook het beste, wat je doen kunt. Den volgenden dag trokken de Seydlitz sche kurassiers naar de Neumark op en den daarop volgenden dag was Peter gedeserteerd. Drie maanden later, nadat de kurassiers op het slagveld van Zorndorf grooten roem hadden behaald, werd Peter Bornhagen als deserteur bij zijn regiment teruggebracht. Kort daarna kwam de krijgsraad bgeen. Peter Bornhagen was beschuldigd van gede serteerd te zgn op het oogenblik, dat het regiment op het punt stond den vijand op te zoeken, 't Was een eigenaardig geval. Op grond van onbetwistbare feiten ward in de afcte van beschuldiging het volgende gezegd Peter Bornhagen, een der dapperste soldaten van het legerdie zich mocht verheugen in persoonigke onderscheidingen, welke hem herhaaldeigk na gevechten van den koning ten deel waren gevallen, die nog nooit eenige straf had gehad of zich een berisping van zijn superieuren op den hals had gehaald, zou het nooit over zijn hart kunnen ver krijgen zgn regiment te verlaten te ver laten aan den vooravond van den slag wanneer hg daarvoor niet een gewichtige beweegreden had gehad. De krijgsraad wenscht deze beweegreden te kennen, want het zou hem aangenaam zijn dezen beschuldigde zoo ook niet vrij te spreken want dat mag en wil hij niet ten minste in de welwil lendheid des konings aan te bevelen. De beschuldigde gaf niets anders ten ant woord dan Ik ben zonder bgzondere reden gede serteerd, maar ik heb er geen berouw over. Als alles nog eens weer zoo stond, zou ik hetzelfde weer doen. Ik heb den dood ver diend, veroordeelt mij. Enkele der aan den krijgsraad toegevoegde rechters meenden, dat Peter Bornhagen krankzinnig was geworden, want als hij bg zijn volle verstand was geweest, had hg de daad niet gepleegd. Een krankzinnige mocht door den krijgsraad niet worden veroordeeld, hg moest in een krankzinnigengesticht wor den opgesloten. Het scheelde niet veel, of de krijgsraad had zich bij deze meening aangesloten, want niemand kon begrgpen, hoe de be schuldigde tot de ongelukkige daad was ge komen. Peter echter bewees zoo helder en logisch te kunnen redeneeren, dat hg den dood had verdiend, hy bekende zijn misdaad zoo dolzinnig en openhartig en de vastheid, waarmede hg steeds bleef verklaren, dat hij geen berouw had, grensde zoo dicht aan brutalen trots, dat de krijgsraad ten slotte toch niet anders kon doen dan hem ter dood veroordeelen. Bij het voorlezen van het vonnis toonde hg niet de minste ontroering. Eenige van de rechters drongen bg hem aan, dat hg zich op de genade van den koning zou be roepen, doch tevergeefs. Daar ieder in 't regiment van dezelfde overtuiging was, dat er aan Peter's deser- tatie een zonderling geheim ten grondslag moest liggen, werd besloten, dat men de voltrekking van het doodvonnis nog wat zou opschorten. Men hoopte ondertusschen nog licht in de duistere zaak te ontsteken. Peter werd dus in arrest gesteld en men deelde hem mede, dat hem bij wgze van bijzondere welwillendheid nog tweemaal vier entwintig uren zouden worden gelaten, waarin hij onder vermelding van de reden zgner misdaad om gratie zou kunnen vragen, Peter Bornhagen echter haalde de schou ders op en zweeg. Midden in den nacht, welke aan den dag, waarop het vonnis voltrokken zou worden voorafging, kraakte de deur der cel van den gevangene en een jonge onderofficier der Bayereuth- dragonders trad binnen, ging naar den veroordeelde, die op zijn strooleger vast sliep, beschouwde hem een poos zwggend en wekte hem toen zacht. Peter werd wakker, keek slaapdronken om zich heen en zei toen hg den dragonder op merkteZoo, is het uur dus gekomen Neen, Peter, antwoordde de onderoffi cier, nog is het uur niet gekomen maar het zal spoedig slaan. Maar wat wil je dan van mg Peter, jij kent mij niet, maar ik jou wel. Ik heb je bg Boszadch gezien, waar ja mij uit de handen der vyanden bevrijd hebt. Alle drommels, dat was een kranig stuk. Sedert ,dïen dag zou ik voor je door 't vuur gaan. Gisteren hoorde ik van je mis daad en je veroordeeling. Jou bewaker is een familielid van me en zoo heb ik verlof weten te krggen om met je te spreken. Wie op 't punt staat te sterven, verlangt in den regel naar een vriend, aan wien hg zijn laatBte wenschen kan toevertrouwen. Als je wilt, wil ik je zoo'n vriend zijn. Dank u, kameraad, antwoordde Peter kortaf. Heb je mg niets te zeggen Niets. Wat. Geen vaarwel aan je zuster of aan je meisje? Een meisje Een zuster Ik heb die nooit gehad. Voor je vader Een vader heb ik niet meer. Hij is twee maanden geleden in mijn armen ge storven. Maar voor je moeder? Voor myn moeder. Peters stem, die tot dusver koel en ruw had geklonken, werd plotseling week. Voor mijn moeder. Ach, kameraad, spreek dat woord niet meer uit. Het maakt my weekhartig. Ais ik op dit oogenblik over baar wilde spreken, ik geloof, ik zou. Je zoudt. Ik geloof, dat ik zou moeten weenen. En weenen mag een man niet. Weenen, vervolgde hij opgewonden, thans, nu ik nog slechts een paar uren te leven heb. Thans weenen Dat zou bigk geven van weinig moed. Je oordeelt te streng. De drommel moge me halen, als ik niet zooveel moed heb als ieder ander en toclLzou ik mij bij het denken aan mgn moeder de tranen niet schamen. Meen je dat in ernst? vroeg Peter, die getroffen was door den eenvoudigen en toch overtuigenden toon van zyn kameraad. Je bent een man, een soldaat, en je zoudt niet schaamrood worden, als je weendet Bg de gedachte aan mijne moeder? Stellig niet. Ze is een voortreffelijke vrouw, die mij teeder lief heeft, en ik heb baar wederkeerig lief met mijn gansche hart. Dan kan ik je ook vertellen, wat er in mg omgaat. Je zult mij begrypen en al komt je mijn verhaal ook zonderling voor, je zult mg niet bespotten, want ook jij hebt je moeder lief. Wil je overtuigd zijn. Welnu, dan moet ik je eerst zeggen, dat ik, sedert ik op de wereld ben, slechts één wezen heb lief gehad mgn moeder. Die heb ik bemind, zooals gewone menschen niet weten te beminnen. Noch geliefde, noch vrienden heb ik ooit gehad en ook vrien den heb ik nooit bezeten. Toen ik indertijd met geweld onder de soldaten werd gestopt, maakte de grootste wanhoop zich van mij meester en ik verklaarde liever te willen sterven dan mgn geliefde moeder te verlaten. Maar met een enkel woord bracht mijn moeder mg tot andere gedachten, Peter je moet weg, zei ze, ik wil het. Je bent een goed zoon en ik dank God er voor, maar de- plichten van een zoon zijn niet de eenige welke een man te vervullen heeft. Elk bur ger is zgn leven aan 't vaderland verschul digd; het roept je, gehoorzaam. Je moet soldaat wordenvan dat oogenblik behoort je leven niet meer jou, maar het vaderland. Eischt zgn belang, dat je het opoffert, doe het dan zonder aarzelen. Is het Gods wil, dat je voor my sterft, dan zullen alle tranen mijner ziel voor jou vloeien, maar ik zal zeggenDe Heer heeft hem mij gegeven. Hij heeft mg hem ontnomen. Zgn naam zij geloofd. Daarom, ga geen, en als je mij liefhebt, doe dan je plicht. Deze woorden heb ik in mgn geheugen bewaard. Doe je plicht, heeft ze gezegd en de plicht van den soldaat bestaat hierin, dat hg rechtuit gaat, door alle gevaren heen, zonder omzien of bezinnen. Wie mij de kogels tegemoet zag snellen, placht te zeggen, dat is een man van 't echte slag. Met meer grond had hg kunnen zeggend dat is een man, die zijn moeder oprecht lief heeft. Op zekeren dag kreeg ik een brief, die mij meldde, dat de arme vrouw ziek was. Ik wenschte haar te zien. Ik vroeg verlof, maar kreeg het niet. Ik dacht aan haar laatste woorden. Als je mg lief hebt, doe dan je plicht. Ik berustte dus. Kort daarop vernam ik, dat ze overleden was. Toen raakte ik het hoofd kwgt. Tot eiken prijs wilde ik naar huis. Ik zal je uitleggen, hoe die wensch zoo over weldigend sterk werd. Daar je zelf een moe der hebt, die je boven alle bemint, zul je my begrijpen. Wg bewoners van Achter- Pommeren zijn eenvoudige, lichtgeloovige menschen. Onder meer gelooven we, dat de eerste bloem, welke op den grafheuvel open gaat, de kracht bezit, dat hg, die ze plukt, zeker kan zijn den doode nooit te vergeten. Deze bloem wilde ik op het graf mgner moeder zien ontluiken, ik wilde ze plukken. Na een moeiigken marsch van tien dagen ben ik bg het graf mijner moeder aangeland. De aarde op het graf scheen nog versch te zijn, maar geen bloem had zich nog ver toond, Ik wachtte. Zes weken verliepentoen zag ik op den eersten zomerschen dag een kleine hemelsblauwe bloem zich openen. Het was een van de soort, welke wg platte- landsmenschen vergeet mg niet» noemen. Toen ik ze plukte, stortte ik tranen van vreugde, want het scheen mg, dat in de kleine bloem mgne moeder herleefde, alsof ze mijn tegenwoordigheid had gevoeld en in de gedaante der bloem op aarde was gekomen om zich met mg te vereenigen. Niets hield mg nu langer in die streek terug, want mgn vader was myn moeder in het graf gevolgd, en wat kon mg nog ont breken, nu ik de kostbare bloem bezat Ik herinnerde mij de vermaning mijner moeder, doe je plicht.» Ik zocht de gendarmes op en zei tot hen: ik hen gedeserteerd, neem mij in hechtenis. Thans, nu ik sterven moet en, naar je my hebt verzekerd, in jou een vriend bezit, sterf ik zonder leedwezen, want je zult mg stellig den dienst bewgzen, waarom ik je vraag. De bloem, welke ik op het graf mgner moe der plukte rust in een zakje op mijn hart. Beloof mg, dat men ze niet van mijn lichaam scheidt. Zij is de band, die mg aan mgn moeder bindt, en als ik zou moeten vreezen, dat deze band verscheurd werd, zou ik moe derloos sterven, Zeg, beloof je mg te doen, wat ik van je vraag Ik beloof het je. Geef my dan je hand en ontvang mgn harteigken dank voor je liefdedienst. Wees verzekerd, dat als God mg door een wonder het leven weergaf, ik het vol blijdschap voor je in de waagschaal zou stellen. De beide vrienden scheidden. Den volgenden morgen zou het vonnis worden voltrokken. Het regiment was reeds in open carré opgesteld, het vonnis was reeds voorgelezen en men vroeg juist aan den deserteur, of men hem ook zou blind doeken, toen een troep officieren in gestrekte galop kwam aanrijden. Aan 't hoofd van den troep herkende men den koning. Een gemompel ging door de gelederende koning zelf onze Erits hij krijgt nog gratie. Natuurigk wachtte men met het voltrek ken van het vonnis. De groote koning ga loppeerde tot midden in 't carré, sprong vlug van 't paard en liep naar den deser teur. Met zgn doordringenden blik zag hg deze een poosje scherp aan, maar Peter hield voor dien blik moedig stand en sloeg zgn oogen niet neer. Toen legde de koning zijn hand op Peters schouder en zei met luide,- voor allen verstaanbare stem Peter Bornhagen, denk aan de woor den van den afgeloopen nacht, God geeft je het leven weer, wgd het niet aan mg, maar aan het vaderland. Ook Pruisen is een goede en eerbiedwaardige moeder. Bemin die, zooals je de andere moeder bemind hebt. En onder de luide juichkreten der kuras siers Leve onze Fritz. Leve onze goede ko ning, galoppeerde Frederik haastig weer weg. ALKMAAR. Parochie van den S. Laurentius. Zondag 's morg. 6% en 8 uur stille H.H. Missen10 uur gez. Hoogmis 's midd. 4 uur Vespers en gelegenheid om te biechten tot 7 uur's avonds 7 uur Zielen-Lof met predikatie. Maandag 's morg. 7 en 8 uur stille H.H. Missen 9 uur pl. Requiem-Mis voor de overledenen der parochie's avonds 7 uur Kruisweg met Bozenhoedje voor de over ledenen. Woensdag 's morg. 9 uur pl. Bequiem- Mis als Jaargetij voor de overledenen van de Broederschap van O. L. Vrouw van Kevelaar's avonds 7 uur Lof ter eere van den H. Joseph. Donderdag 's morg. 7 uur uitstelling van het Allerh. Sacrament en het H. Bloed van Mirakel tot na de gez. H. Mis van 9 uur, die wordt opgedragen voor de leden van de Broederschap der Ged. Aanbidding 's avonds 7 uur Lof ter eere van het Allerh. Sacrament. V r g d a g 's morg, 8 uur gez. H. Mis voor de leden van het Genootschap het H. Hart van Jesus 's avonds 7 uur Lof ter eere van het Allerh. Hart van Jesus. Zaterdag 's morg. 6% en 8 uur stille H.H. Missen 10 uur gezongen Hoogmis 's midd. van 4—9 uur gelegenheid om te Biechten. Parochie van den H. Dominions. Zondag 's morg. 6, 71/, en 9 uur stille H.H. Missen 10% uur gez. Hoogmis 's namidd. 3 uur Vespers; 's avonds 7 uur Zielenlof en predikatie. Maandag, Allerzielendag, 's morg. 9 uur solemneele Requiem Mis voor de overledenen der parochie 'a avonds van 6 uur biecht- hooren 7 uur pl. Lof en oefening van den Kruisweg. Dinsdag, 8de der 15 Dinsdaagsche devotie ter eere van den H. Dominicus, 's morg. 7 uur gez. Uitvaart voor de overleden leden van de H. Familie (afd, Mannen); 8 uur gez. Uitvaart voor die der afd. Vrouwen 9 uur solemneele Requiem Mis voor de overleden leden van de Brielsche Processie 's avonds 7 uur Lof. Woensdag 's morg. 9 uur H. Mis op 't Kerkhof's avonds 7 uur Congregatie. Donderdag 's morg. 8 uur Uitvaart voor Catharina Beekman—Geels, als lid der H. Familie Uitvaart voor Alida van der Molen, als lid der H. Familie's avonds van 5—7 uur gelegenheid om te biechten V r g d a g, 1ste der maand, 's morg. 9 uur

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Ons Blad : katholiek nieuwsblad voor N-H | 1908 | | pagina 5