R. Bath. Nieuws- en Advertentieblad
irooi* Rïooi»<A-IXolla.iicl.
No. 16.
Woensdag 24 Februari 1909.
3 Jaargang
FEUILLETON,
Verschijnt Woensdag en Zaterdag,
Magna Feccatrix.
Buitenland,
Augustinus Josephus Callisr,
f AUGUSTINUS JOSEPHUS,
Bisschop van Haarlem.
ONS
BLAD
ABONNEMENTSPRIJS
60 cents per drie maanden franco aan huis. Te betalen in
het begin yan ieder kwartaal.
Afzonderlijke nummers 8 cent.
Uitgave van de Naaml. Vennootschap „Ons Blad".
BUREAU Hoogstraat b/d. Langestraat te Alkmaar.
Telefoon No. 266.
ADVERTENTIÊN
Van 15 regels 80 cent.
Elke regel meer8
Reclames per regel15
Kleine advertenties van 130 woorden, bij vooruitbet. 25
door ds genade Gods en de gunst van den
Apoatolischen Stoel
BISSCHOP VAN HAARLEM.
Aan de Geestelijkheid en de Geloovigen
van ons Bisdom, Zaligheld in den Heer.
Zoo aanstonds, B. G., aan het einde van
dit schrjjven zult gij uit de afkondiging der
vastendispensatiën vernemen, dat weer een
aanzienlijke verzachting wordt verleend in
de onthoudingswet. Dit geschiedt om te ge
moet te komen aan een reeds dikwijls her
haald verzoek, dat in ons Bisdom dezelfde
dispensation zonden gelden die in de aan
grenzende Bisdommen reeds verleend werden
voor dit verzoek bestond inderdaad grondige
reden, immers langzamerhand werden ver
huizingen van het ééne Bisdom naar het
andere veelvuldiger en dan ontstond niet
alleen bij minder ontwikkelden verwarring
aangaande de onthoudingswet, dus aangaande
zware verplichtingen, maar ook by allen,
zelfs meer ontwikkelden, bezwaar om stren
gere verplichtingen te onderhouden, dan
waaraan zij tot dusverre gewoon waren
grootere eenheid was derhalve gewenscht, al
bracht die eenheid dan ook voor alle aan
grenzende Bisdommen ruimere dispensatiën
mede.
Intusschen zijn wij niet zonder bezorgdheid,
dat door al dergelijke verzachtingen de geest
van versterving, die in onze dagen toch reedz
niet al te levendig is, nog meer zal ver
zwakken, en daarom hebben wjj het noodig
geoordeeld, u bij deze gelegenheid te spreken
over de noodzakelijkheid der versterving.
Wij zwjjgen over de versterving als boete
voor onze zondenimmers gij weet allen
genoegzaam, hoe lang niet altijd bij de ver
geving onzer zonden, ook alle straffen, die
wij voor onze zonden verdiend hebben, door
God worden kwijtgescholden, en hoe dus hij,
die deze straffen niet vrijwillig op zich neemt
door waardige vruchten van boetvaardigheid
voort te brengen, de straffende band van
God niet zal ontgaan, maar die boete ofwel
hier ofwel in het volgend leven en dan
naar het wcord des Heeren tot den laatsten
penning toe zal moeten betalen. Wanneer
dan ook de versterving alleen als boete nood
zakelijk was, dan zoude het nog wel wen-
schelijk en verstandig zijn, liever vrijwillig
te betalen aan den barmhartigen God, dan
de boete te laten opeischen door den recht
vaardigen God, maar wij zouden geruster de
keuze aan een ieder kunnen overlaten, den
kend aan de woorden van den Apostel
Schade zal hij lijden, maar hij zelf zal toch
zalig worden. Doch zoo staat het niet hier
mede B, G.; ook buiten alle verplichting tot
boetvaardigheid is de versterving niet slechts
wenschelijk maar volstrekt noodzakelijk.
Het is genoeg bekend, dat het godvruchtig
leven met recht wordt genoemd een strijd,
met recht wordt vergeleken bij den toestand
waarin de Joden verkeerden bij hun terug
keer uit de ballingschap, toen zij om den
tempel te kunnen herbouwen niet slechts
godsdienstijver en bouwgereedschap noodig
Het ontwaken eener ziel.
Naar het Duitsch van Anna Baronnesse v.Krane
Bewerkt door C. L.
U)
»Des te beter voor u Nochtans zou het
me aangenaam zjjn iels anders met u te
bespreken... Hebt ge onze weddenschap ge
heel vergeten
Moet ge mij daar thans aan herinneren
Weet daD, dat ik me niet van mijn stuk
laat brengen. Te Rome zal ik op het Forum
over mijn recht uitspraak laten doen<.
•In het geval dat gjj een advocaat vindt,
die de zaak behandelen wil van een men
op wien zware verdenkingen en de keizer
lijke ongenade rusten*.
•By alle furieën der hel, Fabius I Maak
mij niet razend! Wy zyn' alleeD, ik kon...
•Ik heb een dolk by me, in slangengif
gedrenkt en ben dus niet weerloos. Daarom,
wees verstandig, Proculus. Als ge meent dat
ik u in moeilijkheden wil brengen, dan ver
gist gij u. Ik wilde u alleen de zaak duide-
lyk maken en doe u thans een voorstel
hadden voor dit heilige werk, maal tevens
strijdvaardig en gewapend moesten zijn om
zich te verdedigen tegen hunne vyanden, die
hun heiligen arbeid trachtten te verhinderen.
Welnu, een godvruchtig leven, die geesteiyke
stryd, vordert versterving, alleen de ver
storven mensch heeft de daartoe noodige
kracht, Om op deze waarheid aan te dringen
wyst de Apostel op het voorbeeld van de
worstelaars zelfs in het kampspel»alwie in
hst strydperk worstelt onthoudt zich van
alles* en zoo gaat hij voort «dit doen
zij om eene vergankelijke kroon te verwer
ven* - zouden wij dit dan niet doen voor
de onvergankeiyke kroon der Zaligheid Hij
geeft dan ook aan de Christenen, die hij
vermaant, zelf het voorbeeld>Ik kastyd
mijn lichaam en breng het in dienstbaarheid,
opdat ik niet na anderen gepredikt te heb
ben, zelf verloren ga.*
En die versterving geeft niet alleen de
noodige kracht, zij is ook evenzeer nood
zakelijk als oefening, zoodat dan ook de
oude vaders en op hun voorbeeld nog
heden de schrijvers van het geestelijk leven
de verstervingen noemen met een woord dat
oefening heteekent. Immers, wie in het
oogenblik der bekoring op zyne verkeerde
neigingen de overwinning wil behalen, moet
zich vooraf geoefend hebben, in het beatry-
den van zyne zelfs geoorloofde lusten, ge
lijk de soldaat reeds in vredestijd zich oefe
nen moet in de vermoeienissen, die hem in
den oorlog te wachten staan daarom ver
maant dan ook de Wyze van het Oude
Verbond «Wanneer gy aan uwe ziel hare
begeerte toegeeft, dan zal u dat maken
tot een vreugde voor uwe vijanden*. (Eccli
XVIII, 31) die u als zwakken en onge
oefenden gemakkelijk in den strijd overwin
nen zullenEn hier B. G. is tegeiyk de
reden aangegeven, waarom het noodig is
reeds van jongs af de versterving te beoefe
nen opdat nameiyk het kind, als het jonge
liDg wordt, reeds gewoon zy niet toe te
geven aan al wat zijn hait mocht hegeeren.
De begeerten immers die daar ontstaan, zijn,
gij weet hetzelf, maar al te dikwyis kwade
begeerten, waaraan men niet kan toegeven
zonder schade te lijden aan zyne ziel. Wie
zijn kinderen wil zien opgroeien tot ware
Christenen, sterk en geoefend in de deugd,
mag hen niet week opvoeden in het vrije
genot van alles, wat zij, ook zonder zonde,
mochten hegeeren die al te groote toege
vendheid der ouders, welke hoe langer zoo
meer vryheid laten aan hunne kinderen,
draagt werkelijk de schuld, dat ons heden-
daagsch geslacht niet alleen lichamelijk maar
ook geeateiyk zooveel zwakker is dan onze
krachtige en ernstige voorvaderen waren, en
als wy niet spoedig van dien verkeerden
weg terugkesren, staat het te vreezen dat
de zoogenaamde eeuw van het kind geen
mannen maar slechts kinderen zal voortbren
gen intusschen die terugkeer op den goeden
weg der opvoeding is niet mogelijk, als wy
niet eerst zelf terugkeeren van onze zucht
naar genot, van ons gebrek aan versterving.
Het is waar, dat voor een deugdzaam leven
Bllereerst en voornamelijk gevorderd wordt
de innerlijke versterving, welke bestaat in het
want ik weet zeer goed, dat gij al uw schat
ten in dit oogenblik noodig hebt. Gy kunt
den gouden sleutel niet missen, die u den
weg openen moet naar het oor van den Cesar.
Derhalve, luisterwy komen overeen, dat
geen van beiden nog de weddenschap ge
wonnen heeft, het zal nog niet uitgemaakt
zijn en de oplossing wordt verschoven
laat ons zeggen, ten eeuwigen dage. Boven
dien geef ik u gewichtige aanbevelingsbrie
ven mee aan mijn vader, myn oom en anderen
die u te Rome kunnen helpenwant het
zou mij verheugen de doorluchtige Herodias
eens by den neus te nemen. Gy ziet dus
dat ik u in alles behulpzaam wil zyn, als
ge my daarvoor een kleine belofte doen wilt*.
Fabius brak plotseling af en de gezant
zag hem scherp in de oogen zyn gezicht,
waarop zooeven een schijn van vreugde zicht
baar wa», werd eensklaps strak. Wat moet
ik u dan beloven?* sprak hy met vnur.
De blikken der beide mannen kruisten
elkanderzy verstonden elkaar zonder te
spreken. Eindelijk, zeide Fabius, terwyi hij
zekerheidshalve naar den dolk greep
Beloof my en verbind u schrifteiyk, dat
gij Magdalena nooit meer zien, niet meer
naderen wilt... in één woord: dat ge dood
zyt voor haardan hebt ge over al myn
invloed vryeiyk te beschikken, om u zelf
bestrijden van onze verkeerde haitetochten,
en dat anders onze uiterlijke verstervingen
hare voornaamste waarde eu alle verdiensten
zouden missen het is waar, wat de H. Hie
ronymus zegt: »wat baat het, zijn lichaam
te versterven door onthouding, wanneer de
ziel opgeblazen is van hoovaardij Welken
lof verdient het te vasten, als ons gelaat bleek
wordt van nijd Fn welke kracht winnen wij
door de matigheid, als wij dronken zyn van
toorn en haat Maar ook is het waar, dat
de uiterlijke versterving een der werkzaamste
middelen is om die inwendige versterving te
verkrijgen en te beoefenen. Zoo leert ons de
Apostel Paulus, wanneer hij spreekt van zijn
honger en dorst en veel vasten en koude en
naaktheid en in het algemeen vau ziju zorg
om in zijn vleesch aan te vullen hetgeen aan
het iijdeu van Ohristus ontbreekt. Zoo leert
ons het voorbeeld der eerste ChristeneD, die
wel innerlijk volkomen verstorven moesten
zijn om straks in den grooten strijd, die hen
misschien wachtte, in de marteling tot den
dood, niet te bezwijken, maar die dan ook
door de strengste vasten zich die sterkte
zochten te verwerven. Als overbiyfsel van
die strenge vasten vond de H. Augustinus
nog lang na de vervolgingen in Rome de
gewoonte, waaraan allen zich onderwierpen,
om op vastendagen niets te gebruiken vóór
den avond, ja zelfs de gewoonte, onderhou
den door velenvrouwen zoowel als manneu,
om drie dagen achtereen en soms langer zich
van alle spijs en drank te onthouden. Van
ouds en nog heden ten dage leert one de H.
Eerk in de praefatie onder den vastentyd,
dat door de lichamelijke vasten de ondeug
den worden onderdrukt, de ziel hooger wordt
opgevoerd en kracht wordt gegeven om het
ioon der deugd te verkrygen en de H. Joës
Chiys, vergelijkt het goed gevoede lichaam
by zwaar geladen schepen, die in den stroom
gemakkelyk zinken, terwijl de vasten onze
ziel lichter maakt, zoodat wQ gemakkelijker
en veiliger de zee van dit leven oversteken.
Datzelfde voorbeeld hebben ons dan ook alle
heiligen gegeven onthouding, vasten, ja zelfs
lijfskastijding hebben zij aangewend om hunne
verkeerde zielsneigingen te overwinnenja,
datzelfde voorbeeld gaf ons Christus zelf, Die
het natuurlijk niet voor zich zeiven noodig
had, maar het voor ons noodig oordeelde
door zijn voorbeeld ons te leereD, dat een
langdurige en strenge vasten een niet hoog
genoeg te schatten voorbereiding voor de
bekoring is.
Na dit alles is het wel duidelijk B. G. dat
de H. Eerk met hare vastendispensatiën de be
doeling niet kan hebben ons te ontslaan van die
lichamelyke versterving, die wij zoozeer be
hoeven om de innerlijke verstorvenheid te ver
krygen en te bewaren, en dat wij dus uit eigen
belang gehouden zyn, de door haar verleende
verzachtingen op andere wijze aan te vullen
door ons zeiven vrijwillig ander genot te ont
zeggen, wat wij zonder gevaar voor onze ge
zondheid op onzen arbeid kunnen missen en
het is wel te betreuren, dat bij zoovelen juist
het trgendeel plaats heeft. Wanneer wij eens
nagaan, hoeveel de H. Eerk in de laatste
dertig, veertig jaren voor onze streken da
vasten- en onthoudingswetten heeft verzacht,
te redden*.
Proculus sidderde over geheel zyn lichaam
•Magdalena vergeten? Liever de dood I*
•Een kwestie van smaak I In den dood
kan zij u van weinig nut zyn. Of denkt gij
dat zij u in het rijk der schaduwen zal
volgen
Den gezant werd het vreemd te moede
en den harder), zelfzuchtigen man bestormde
een aandoenlijke gedachte... Hoe, als Mag
dalena eens ware als de vrouwen, van wie
de germaansche centurie vertelde Wanneer
zij hem eens trouw bleef in het lijden, met
hem ging in de ballingschap of hem in den
kerker bezocht en zijn lichaam na den dood
met hare tranen bevochtigde. Het scheen
hem, als ware het zwaarste lijden dragelijk
met zulk een gezellin aan zyn zyde.
Zacht, meer tot zich zeiven dan tot Fabius
sprak bij >En als Magdalena medelijden
met my zou hebben en my trouw wilde
biyven
•Hebt gij dat verdiend?* luidde het koude
antwoord.
Proculus boog, in het besef van zyn
schuld, het hoofd.
•Gelooft gij, dat een vrouw als Magdalena
een man beminnen kan, die haar maakt tot
een voorwerp van weddenschap en haar door
zweep en foltertuigen dwingt tot de uitoefe
en daar tegenoveretellen, hoezeer in dien
zelfden tijd onder ons genotzucht eu wereldseh-
gezindheid zijn ontstaan en aangegroeid, dan
worden Wy gedwongen de gevolgtrekking te
maken van den eenen kant, dat wij zei ven
het bewijs leveren van de hierboven bewezen
waarheidhoe n.l. de uitwendige verster
vingen niet hoog genoeg te schatten hulp
middelen zyn, om die ernstige levensbeschou
wing en levenswyze te bewaren, welke passen
aan leerlingen van den Gekruisten Christus
en van den anderen kant, dat Wij alle reden
hadden om bij deze nieuwe versachting u
met den meesten ernst de vermaning voor te
houden van de H. Schrift dat >de wijsheid*
d.i. de deugd en de heiligheid, >niet woont
in het land dergenen, die >lustig leven*.
Het is natuuriyk Onze bedoeling niet, dat
gy u alle genoegen ontzeggen moet, evenmin
als dit bedoeld werd door den Apostel Paulus,
toen hij aan de christenen van zijn tijd voort
durend Christus en Dien gekruist predikte, en
te gelijk hun het voorbeeld gaf van de strengste
zelf versterving; immers Hij wekte beD tevens
tot blijdschap op«Verheugt u in den Heer,
•andermaals zeg ik: verheugt u.<
Maar gelyk hy opwekte tot een biydscliap
in den Heer, zoo vermanen Wij u, dat gy u
onthouden zult minstens van die genoegens, die
gy bezwaariyk in den Heer genieten kunt. Moe
ten Wij u nu nog zeggen, welke die genoegens
zijn Immers neen. Gy zelf vermijdt tot das
verre althans in den Vaetentijd, die al te wereld-
sche vermaken die wij bedoelen, omdat gij
zelf gevoelt, hoe weinig zy passen in een tyd
van boete en verstervingmaar daardoor ken
merkt gij ze zeiven als bezwaariyk te veree
nigen met een verstorven leven, zooals toch
het gebeele leven van een waar Christen wazen
moet.
Welaan dan B. G. vullen wij in het vervolg
cns minder vasten, onze geriDgere onthouding
aan althans door meer dan tot dusverre, die al
te wereldsche vermaken te vermyden, welke
zoo weinig strooken met een ernstige, christe
lyke opvatting van onze levensbestemming en
nog bovendien menigmaal gevaar van zonde
meebrengen; en laten wij overigens met geduld
en biyde onderwerping dragen alle rampen,
ziekten en tegenspoeden, die de goede God ons
oplegt en alle verongelijking van den kant
der menschen, die de barmhartige God toelaat,
om aan te vullen wat wij zei ven aan versterving
te kort schieten dan mogen wy vertrouwen,
althans op die wyze naar het woord van
Christus ons kruis te dragen en Hem na'^te
volgen en aldus Zijner waardig te zijn. De aan
staande Vasten, waarin wij meer dan anders
herinnerd worden aan het ïyden, dat Christus
ons ter liefde heeft verduurd is een geschikte
tyd, om dit alles nog eens goed te overwegen,
om ons te doordringen van de uoodzskeiyk-
heid der versterving en tevens ons zeiven te
onderzoeken, hoeveel wij daarin zijn te kort ge
schoten, en om dan door het beschouwen
van het gevaar, waaraan wy ons door gebrek
aan versterving blootstellen maar ook van de
opofferende liefde, welke Jesus in Zijn lijden
en sterven ons heeft betoond, ons op te wek
ken tot liefde voor het kruis en de navolging
des Heeren, en om met aandrang en vurigheid
Hem de genade te vragen, dat wy met kracht
ning harer kunst. Wat meent ge, Proculns
•Ik heb nochtans haar moed noodigzij
zal my helpen, de guust des keizers te her
winnen*, stamelde de gezant.
De goddelijke is boven zulke zwakheden
verheven, sedert hy als kluizenaar in
Capraëa huist*.
•En dan zal ik gaan Zal ik uit Mag-
dalena's omgeving verdwynen, opdat gij haar
ongestoord naderen kunt vroeg Proculus
hoonend.
Gij zegt het, mijn vri6nd*, antwoordde
Fabius rustig.
•En dit huis, myn eigendom
•Dat kan uw majordomus beschermen.
Ik zal hem op de vingers zien*.
Gij neemt een houding aan, als waart
ge hier reeds heer en meester. Eu heeft
Magdalena zelf niets meer te zeggen 1 Zij
is toch geen slavin, maar een vrije*.
•Zy zal besluiten, als 't baar tijd is. Met
onze handelingen hier heeft zy niets te
maken*.
•En ik wil niet op deze schandelijke
voorwaarden ingaan, zonder er haar eerst
over te spreken*, morde de gezant vinnig.
Goed, dan dien ik neg heden myn aan
klacht in wegens de vijftig talenten. Gij zyt
niet meer de machtige heer, maar de een
voudige burger Gajus Proculusvoor u zyn
en moed door de zelfversterving Hem op zijn
Kruisweg tot het einde van ons leven mogen
volgen.
Bidt ook vooral in dien aangenamen tyd
van boete bidt veel en vurig voor alle de
behoeften en nooden van de H. Kerk en van
ons Vaderland, bidt voor al uw geesteiyke en
wereldiyke overheden, en thans in het by zonder
voor H.M. onze geliefde Koningin niet alleen
op de Zon en Feestdagen, waarop wij dit reeds
hebben voorgeschreven, maar zoo dikwyis gy
waardoor dan ook herinnerd wordt aan
de blyde gebeurtenis, die Zij en wy met Haar
verwachten, opdat God Haar beware en de
vervulling schenke van Hare en ons aller vurige
wenschen.
En zal dit ons herderlijk schrijven op den
Zondag Quinquagesima in alle tot ons Bisdom
bshoorende kerken, alsmede in de kapellen
waarover een Rector is aangesteld, op de ge-
bruikeiyke wij*e worden voorgelezen.
Gegeven te Haarlem, don (iden Febr. 1909.
Op last van Z. D. Hoogwaardigheid,
M. P. J. MöLLMANN,
Secretaris.
VAN DEN BALKAN.
Do Indé}), schreef, dat da pessimistische
noot zeer bepaald domineert in allee wat
op de Oostenrijksch—Servische verhouding
betrekking heeft. Misschien zou het blad zich
thans wat minder sterk hebben uitgedrukt.
Want ontegenzeggelyk doet men van beide
kanten zijn best om den toestand minder
gespannen te maken en wat het meest zegt,
Oostenryk ontkent beslist dat het aan een
ultimatum denkt.
De Servische minister van bultenlandsche
zaken heeft aan een Franschen journalist
verklaard, dat Servië tot dusv6r een volko
men gepaste houding heeft aangenomen en,
in zijn volle vrijheid als onafhankelijke
Staat met Montenegro bij de Mogendheden
een klacht heeft ingediend als beleedigde
partij. Maar anders is het steeds bezield ge
weest door de begeerte den vrede te bewa
ren, ondanks den drang der openbare mee
ning, die beslist oorlogzuchtig is.
Servië heeft, om zyn rechten te bewyzen
en zyn eischen te rechtvaardigen, alleen een
beroep gedaan op de onderteekenaars van
het Berlijnsche tractaat, in wier handen de
oplossing van het vraagstuk van Bosnië en
Herzegowina is gesteld. Wanneer Servië in
zoo moeilijke en' ernstige tijden denkt aan
zijn leger, dat een geheele bewapening noo
dig heeft zeide de Minister dan volgt
het daarmee slechts het voorbeeld der Mo
gendheden en van Oostenrijk zelf I Boven
dien is het ten volle gerechtigd, militaire
maatregelen te nemen, die slechts een ver
dedigende bedoeling hebben. Wanneer eenige
Mogendheid Servië zou willen aanmanen om
zijn bewapening te staken, zou het zich zelfs
door een ultimatum niet laten geseggen...
er geen voorrechten meer. Ha, laat my
maar aanklagen. Ik zeg u, de geheele joden-
bende zal zich als bloedhonden aan uwe
hielen hechten en u niet uit Palestina laten
gaan, aleer gij den laatsten denar betaald hebt*
Proculus streek zich door het zwarte haar
en knarste op zijn tanden. »Ik heb niet zoo
veel in myn bezit*.
•Dan blyft gij in schulden. Laat daarvoor
vriend Filatus zorgen. En uwe vyanden aan
het hof van den keizer kunnen intusschen
doen wat ze willen*.
Het werd stil in het smakelooze, ouorde-
ïyke triclinium. De gezant zat ineengedoken
met starren blik eu steunde zacht. Het was
een schouwspel dat medelijdan afdwong, de
trotsche man zoo gebroken te zien, terwyi
vertwyfeüng hem verteerde.
Maar Fabius kende geen medelijden, Met
dezelfde kalmte, waarmee hy den doodstryd
volgde van een zwaardvechter in de arena,
beschouwde hy ook het lijden van den man,
die hy zyn vriend placht te noemen. En
evenals hij in het juiste oogenblik door het
teeken Police verso naar beneden gerichte
duim de doodsteek voor den stervende
beval, maakte hij thans aan allen twyfel een
einde, door den gezant een tafeltje voor te
houden, waarop de overeenkomst geschreven
stond. Wordt vervolgd),