Zaterdag 20 Maart 1909, TWEEDE BLAD. - KALENDER voor de dagen der week. 21 MAART. De Vastenbrief Het „Paree Domine" van MESSINA. ONS BLAD. 21 Mrt. Zondag. Laetare. Evangelie: Ver menigvuldiging der broaden, Joannea IV1—5. 22 Maandag. H. Patrieius, Bisschop en Belijder. 23 Dinsdag. H. Cyrillua van Jerusalem, Belijder en Leeraar. 24 Woensdag. H. Bertha, Maagd. 25 Donderdag. Maria Boodschap. Evan gelie: De Boodschap des Engels aan Maria. Lucas I: 26-38. 26 Vrijdag. H. Ludgerus, Bisschop en Belijder. 27 Zaterdag. H. Joannes a Capiatrano, Belijder. Vierde Zondag van de Vasten. Derde Zondag der Maand. Les uit den eersten brief v. d. H. apostel Paulus aan de GalatenIV, 2231. BroedersEr staat geschreven dat Abraham twee zonen had, eenen van de slavin en eenen van de vrije vrouw. Maar die van de slavin werd naar het vleeseh geborendoch die van de vrije vrouw krachtens de belofte. Dit nu is bij wijze van voorafbeelding gezegd. Want dit zijn twee testamenten. Het eene op den berg Sina, dat tot dienst baarheid baart; en dit is Agar. Want Sina is een berg in Arabië, die in ver band staat met het tegenwoordige Jeru zalem, dat met zijne kinderen dienstbaar is. Maar het Jeruzalem, dat omhoog is, is vrijen dit is onze moeder Immers staat er geschrevenverheug u, gjj onvruchtbare, die niet ba&rtschiet uit en jubel, gij die geen weeën kent Want talrijk zijn de kinderen van de eenzame, meer dan van haar die den man heeft! Wij nu, broeders! zijn, volgens Isaak, kinderen der belofte. Maar gelijk toen degene, die naar het vleesoh geboren was, hem, die naar den geest geboren was, vervolgde, zoo ook nu. Doch wat zegt de Schrift? Drijf uit de slavin met haren zoon, want de zoon der Blavin zal niet erfgenaam zijn met den zoon der vrije vrouw. Derhalve, broeders 1 zijn wij niet zonen der slavin, maar der vrije vrouwmet welke vrij heid Christus ons heeft vrijgemaakt. Evangelie volgens den H. Joannes VI, 1-15. Te dien tijde vertrok Jesus over de zee van Galilea, welke die van Tiberias isen Hem volgde eene groote menigte, omdat zij de wonderteekenen zagen, welke Hij deed aan hen, die krank waren Jesus steeg dan op eenen berg, en zat daar neder met zijne leerlingen. Paschen nu, de feestdag der Joden, was zeer nabij. Toen dan Jesus zijne oogen opsloeg en zag, dat eene zeer groote menigte tot Hem kwam, zeid8 Hij tot Philippus van waar zullen wij brooden koopen, opdat deze eten? Dit nu zeide Hij om hem op de proef te stellenwant Hij zelf wist wat Hij doen zou. Philippus antwoordde Hemvoor tweehonderd denariën brood is niet voldoende voor hen opdat ieder een weinig ontvange. Een zijner leerlingen, Andreas, de broeder van Simon Petrus, sprak tot Hemer is hier een knaap, die vijf gerstebrooden en twee visschen heeftdooh wat is dit onder zoo velen! Jesus zeide dandoet de mensohen nederzitten 1 Er was nu veel gras op die plaats. Zij zetten zich dan neder, de mannen ten getale van omtrent vijfduizend. En Jesus nam de brooden en, na gedankt te hebben, deelde Hg ze uit aan de nederzittendeneven» eens van de visschen, zooveel zij ver langden. Nadat zij nu verzadigd waren, sprak Hij tot zijne leerlingenverzamelt de brokken, die overgebleven zijn opdat ze niet verloren gaan. Zij verzamelden ze dan en vulden twaalf korven met de brokken, welke, van de vjjf gerste brooden, hun die gegeten hadden, waren overgeschoten. Toen nu deze mensehen hét door Jesus verrichte wonderteeken gezien hadden, zeiden zijdeze is waar- ljjk de Profeet, die in de wereld komen moet. En Jesus, wetend dat zij wildeii komen om Hem mede te voeren en koning te maken, ontweek weder op den berg, Hg alléén. •mijnen God Daarom zal de Heer zelf u een teeken gevenzie, de Maagd zal ontvangen en eenen Zoon barenen zijn naam zal genoemd worden Emmanuel. Boter en honig zal Hij eten, opdat Hg het kwade wete te verwerpen en het goede te verkiezen. Evangelie volgens den H. Lucas I, 26-38. Te dien tijde werd de engel Gabriël door God gezonden naar eene stad van Galilea, Nazareth geheeten, tot eene Maagd, verloofd aan een man, wiens iiaam Jozef was, uit het huis van David; en de naam der Maagd was Maria. En de engel kwam tot haar binnen en zeide wees gegroet, gij, vol van genade 1 De Heer is met ugezegend zgt gij onder de vrouwen. Toen zg dit hoorde, ont stelde zij over zijne taal en overdacht, wat dit voor eene begroeting wezen mocht. Efl de engel zeide tot haar vrees niet, Mariawant gij hebt genade gevonden bij God. Zie, gij zult ont vangen en eenen Zoon baren, en zijnen naam noemen, Jesus Deze zal groot zijn en de Zoon des Allerhoogsten genoemd worden; en de Heer God zal Hem den troon zijns vaders David geven, en Hij zal Koning zijn over Jacob's huis in eeuwigheid, en zijns koninkrijks zal geen einde zijn. Maria zeide nu tot den engel hoe zal dit geschieden, daar ik geenen man beken? En de engel, antwoordend, zeide haarde Heilige Geest zal over u komen, en de kracht des Allerhoogsten zal u overschaduwendaarom zal ook het Heilige, dat uit u zal geboren wor den, Zoon van God genoemd worden. En zie, Elisabeth, uwe bloedverwante, ook zij heeft eenen zoon ontvangen in haren ouderdom, en voor haar, die on vruchtbaar heet, is dit de zesde maand want niets zal onmogelijk zijn bij God. Toen sprak Maria; zie de dienstmaagd des Heeren; mij geschiede naar uw woord. 25 M AABT. Feestdag van Maria Boodschap. Les uit deu profeet IsaiasVII, 10—15. In die dagen sprak de Heer tot Achaz, zeggendevraag u een teeken van den Heer uwen God, omlaag in de diepte of omhoog daarboven En Achaz zeide ik zal niet vragen en den Heer niet op de proef stellen. En hij zeide: hoort dan, huis van Davidis het u te weinig menschen te kwellen, daar gjj kwelt ook van ZEm. kardinaal Mercisr, waar uit wij reeds vroeger enkele alinea's gaven, ontving de L. E. in zijn geheel in den Vlaamechen tekst. We ontleenen daaraan nog het volgende Is er iets schooner ter wereld, iets dat meer opbeurt en al onzen eerbied waardiger is, dan een dier huishoudens, gelukkigipk nog talrijk in den schoot onzer kloeke be volking, vooral in den werkmansstand, dan een dier huishoudens, zeg ik, in hetwelk zes, acht, tien en nog meer kinderen op wassen, zich ontwikkelen, zich aan 't leven gewennen in de school van den arbeid, en zelfs, laten wij den moed hebben het te zegeeD, in de nog mannelijker school van ontbering en zelfopoffering I Dat zijn de echte werkhuizen, waar de sterke zielen gesmeed worden en de karakters gestaald I Wanneer ik ze beschouw, hen, die de maatschappelijke ladder op en afgaan, zoo spreekt ergens een huishoudkundige van onbetwistbaar gezag, de heer Leroy Beauiieu, dan sie ik, dat zij die naar boven klimmen, klompen aanhebben, en zij die naar onder dalen, verlakte schoenen. OI ik weet het wel, beminde werklieden, al uwe zonen zullen niet naar boven stijgen, en men moet zelfs niet wenschen, dat allen zich gaan ter groote stede verrijken. Ver scheidene zullen rondom u blijven, op het geboortedorp. Alleen de veelheid zelve van uwe kinderen zal er ten minste eenlge nood zaken naar die volkrijke steden en vlekken uit te zwermen, welke de bedrijvigheid van handel en nijverheid tot werkoorden heeft verkozen. Daar ter plaatse, naarmate de concurren tie drukker wordt, wordt de geest van ont dekking gescherpt, ds werktuigen worden verbeterd, de opbrengsten van den grond worden op wetenschappelijker en volmaaktere wijze ten nntte gemaakt, de uitwegen worden driftiger opgezocht en alzoo neemt da voor nitgang van koophandel en nijverheid immer toe om reden zelve der talrijke bevolking. De zonen van kinderrijke families zijn het beste gesteld om uit zulken eeonomischen strijd voordeel te trekken. Trouwens, van hunne jonge jaren af werden zij aan een werkzaam leven gewoon gemaakt, gewoon ook aan lijdzaamheidzij bezitten een in borst, die, in den dagelijkschen omgang met broeders en zusters, voor teederheid vatbaar werd, daarbij eenen wil, die sterker en wijzer afgericht is, en alzoo beschikken zij over de beste kansen voor de toekomst. En wanneer de christene geest werkdadig eene familie beïnvloedt, dan worden de oudste kinderen de waakzame beschermers der jong stezij die naar het lichaam de sterkste zijn, maken het voor hen die meer ver- atandelijken aanleg hebben, gemakkelijker, zich toe te wijden aan eenig hooger vrQ beroep allen gevoelen, dat zj) verplicht xijn zich onderling te helpen, en in die onder linge hulp worden de banden der weder zjjdsché liefde vaster toegehaald, terwijl on- dertnsschen de ouders met fierheid de eerste vruchten van hun lastig zwoegen aansehou wen, en de hoop koesteren, dat een eer volle en geruste ouderdom hun loon en troost zal zijn. 01 ik weet wel wat men al tegen zulk innemend schoon tafereel kan aanvoeren, en ik heb het inzicht niet, voor hen die het beschouwen, de donkere schaduwen der wezenlijkheid te verbergen. Eene talrijke familie opbrengen, dat is juist niet zonder stoot of slag geluk en voorspoed bereiken het is ze voorbereiden dat werk valt lastig, doch het is vrnchtbaar. Zoolang de kinderen jong en zwak zijn en dicht op elkander volgen, hebben de ouders het druk en zwaar, en komt dan even de werkstaking hen van het dagelijks arbeidsloon berooven, of tast eenige ziekte de kleinen aan, dan kunnen ontbering en gebrek voor dat gezin bitter worden en de smarten uiterst pijnlijk. Niemand loochent ditdoch ook niemand, by mijne weet, heeft het middel ontdekt om het lijden te kannen afschaffen. Maar ter- wyi het voor den werkman die slechts één of twee zonen heeft, zeer wel gebeuren kan, dat hy ze alras het ouderiyk hnis ziet ver laten, hun dagloon in herberg of elders ziet verteren, en ze op schandige wQze aan hnnne kranke of versleten ouders de behulpzaam heid ziet weigeren waar zedenleer en staats wet hen toe verpüchtt-n, terwyi zulk werkman daaraan blootstaat, bezitten vader en moeder eene talryke familie, die chris telijk opgevoed is, bezitten zy in de armen van ieder hunner kinderen een kapitaal, en, met ze allen ia de heilzame noodzakelijkheid te plaatsen hunne werkkrachten te gebrui ken, vermeerderen zy terzelfder tijd de hulp middelen der familie, en verplichten zij hen die er leden van zijn, zich met meer kracht dadigheid, met meer geduld en met meer liefde te ontwikkelen. Een priester schrijft aan den Patriote van Brussel In het nummer van den I7en Januari heeft de Patriote het verhaal meegedeeld van een onvergelijkelijk treffend tooneelhet Paree Domine in het midden der ruïnen, waar voor eenige dagen nog de oude en mooie stad Messina, de trots van Italië, was. Het tooneel heeft plaats op een oneindig droevig oogenblik en in een omgeving, schrik wekkend van puinen' en dood, tusschen het douanenkantoor en den weg naar het station, waar een dichte menigte dooreenkrioelt, die luide weeklaagt. Daar komt een mooie gry«aard aan in zwarte toog en paarsche sjerp, het is de Aarts bisschop van Messina, Mgr. d' Arrigo. Bij zyn nadering gaat men uiteen, men buigt het hoofd, men knielt neer, men weent en men bidt. Maar plotseling treedt uit die dubbele haag eerbiedig gebogen menschen een man te voorschijn; een grijsaard met witte en borstelige haren, met naakte borst, bloot- voets en gevolgd door'twee kleine kinderen, Hy werpt zich recht voor de voeten van den prelaat, houdt hem staande en richt zich tot hem, als was hij God zelfbarmhart g- heid I barmhartigheid I Daarna doet hy het verhaal van de rampde aarde scheurde open, rondom hem niets dan doodenzijn zoon en drie kleine kinderen verzwolgen door de aarde. Vervolgens wijzend op do twee kleine overlevenden: >0, vraag voor dezen, Monseigneur, dat God vergeve I Barmhartig heid I Medelijden l< Zich daarna richtend tot degenen, die waren blijven staan, als weigerden zy den strijd der Christenen tegen de ontketende elementen, beval de oude man, als ware hy de commandant van een troep>Op de knieën, -allen op de knieën En allen, verhaalt de getuige van dit tooneel, allen, soldaten, officieren, toeristen, allen van alle volkeren, knielden wij neer onder het uitgestrekte gebaar van den Aarts bisschop, en men hoorde uit al die ter aarde gebogen borsten geween en gesnik opstygen. Aldus was het verhaal van den 17en Januari. Wat een treffend tooneel I Wij staan hier voor het sublime in zyn hoogste uitdrukking. Soldaten, officieren, reizigers, op de knieën voor een man in de houding van gebed en aanbidding! Het is, zooals Veuillot eens zei de menech is alleen groot op de knieën 1 Wij zien hem geloovig neergebogen ter aarde, om den toorn van den Almachtige te ont wapenen, om van Hem vergiffenis te ver krygen voor de beleedigingen. Maar van waar is die verandering gekomen in die geesten en die harten Het zijn sol daten, officieren, toeristen van alle volkeren, protestanten nit Berlijn, Londen, New York, orthodoxe Grieken uit Athene, St, Petersburg; Mohammedanen uit het Oosten, Joden, dwa lend over de geheele wereld en allen op de knieën voor een maD, op de kDieën voor den priester, wiens aanblik in andere om standigheden minachting of haat zon hebben opgewekt. Zouden zy zich hebben bevonden op een weg, neergeworpen en bekeerd, even als Saul op den weg van Damascus? Neen, er is hier geen wonder geschied hun terug keer, of liever hun toevlucht nemen tot God is geheel natunrlijk te verklaren. Een onme teiyk medelijden volgend op een onmeteiyke ramp, de vrees voor nieuwe aardschokken en nienwe ongelukken, de neerbuiging van lederen trots voor de ontketening der natuur krachten, dat alles heeft die verandering teweeg gebrachtalle hartstochten zwegen toen in het menscheiyk hart. Te midden van die stilte, die kalmte, deed „de stem van den godsdienst zich hoo- ren in de zielende aartibisschop toonde zicb, zooals hy was de Godsgezant, de ware herder. En allen, ook de ongeloovigeD, ge loofden in zyn zending, geloofden in zyn heilig ambt. En allen, protestanten, orthodoxe Grieken, Mohammedanen, Joden, allen kniel den neer voor Godjen Zyn dienaar, die het Paree, Domine, «Heer, spaar nw volk«, bad. Op dit feit past het diepzinnige woord van TertullianusHomo naturaliter christi- anus>De mensch is van nature Christen, Ja, van nature christeiyk door de"eischen van zyn geest en de verlangens van zijn hart. Allen, van alle naties, op de knieën op het biddend gebaar van den Aartsbisschop, gelooven en beiyden, dat er een God is, meester van hemel en aardedoor hetzelfde gebaar beiyden zy, dat de mensch schuldig en gevallen is, maar opgeheven door een Redder. Het is merkwaardig, dat in alle dergeiyke omstandigheden de mensch steeds en overal op de knieën ligt voor zyn God. Als een bewijs daarvan wil ik een tooneel verhalen, waarvan ik zelf getuige was. In 1879 bevond ik my aan boord van een transatlantisch schip in gezelschap van 300 passagiers van alle naties, zooals de menÉchen in Messina waren. De vier eerste dagen lachte, danste en vermaakte men zichaan tafel spotten velen met den godsdiensthet grootste aantal der passagiers was onverschillig, verscheidenen lasterden God of beleden openiyk hnn athe ïsme. Tot nu toe was de hemel mooi geweest en hadden de hartstochten gesproken. De rollen zouden nu spoedig worden omgekeerd. In den nacht van den vijfden dag barstte een onweer los en een geweldige etorm gierde zoo vreeseiyk en ontzettend, dat, naar de kapitein verklaarde, hy, sedert hy geboren was, nog nimmer een dergsiykeB storm had gezien. Het was ook inderdaad schrikwekkend, zoowel onder de voeten als boven het hoofd. Iedereen was verschrikt en beangstigd en waande zyn laatste oogen blik gekomen. Men lachte en spotte niet meer, maar allen baden en de ongeloovigen van den vorigen avond waren nu de vurig sten I Alle menschen van alle naties baden in de verschillende talen hetzelfde gebed >Oh mon DieulMijn God MeinQottl My QodlHet was de kreet der ziel, de stem van het geweten, de echo op Gods geweldige stem 1 Op het punt ieder oogen blik in de diepte te verdwynen, en zonder eenige hoop op redding, klampten allen zich vast aai de eenige reddingsplankGod. Evenals te Messina gevoelde men de be hoefte zich te stellen onder de bescherming van den bemiddelaar tusschen God en de menschen. Er waren drie protestantsche geestelijken en een joodsch rabbijn, maar men liet die heeren in de armen van hun vrouwen en kinderen. Man improviseerde in den nood een priester... Het was een klein kind van drie jaar. Een matroos hief het met beide handen op, als om het nader te brengen bij God. Zoolang het gevaar dreigend was, herhaalde dit opgeheven kind met gevcuven handjes dit treffend gebed: Jesus, my dear Saviour, have mercy on us I (Jesus, mijn dierbare Zaligmaker, heb medelijden met ons I) alsof de toorn des hemels alleen gestild kon worden door de. zuiverheid en de onschuld van het kleine kind... Aldus toont onze godsdienst ons het leven, de verrijzenis en de glorie, waar het onge loof alleen ziet dood, vernietiging en wan hoop. H. v. H. GEMEENTERAAD ALKMAAR. Vervolg der vergadering dd. 17 Maart. Behandeling der motie van den heer Uitenbosch, inzake het Gymnasium. De motie luidt: De Raad, van oordeel dat het belang van een goeden gang van het onderwijs aan het gymnasium te dezer stede in hooge mate medebrengt de wenschelijkheid dat er een goede ver standhouding besta tusschen Rector en leeraren onderling, spreekt met het oog op de onlangs door den Raad gedane benoe ming van den heer Dr. Boas tot leeraar, het verlangen uit dat een goede verstand houding blijve bestendigd en gaat over tot de orde van den dag. De heer Pot stelt voor, de motie niet te behandelen. Dit voorstel wordt verwor pen met 8 tegen 6 stemmen. De heer Uitenbosch ontvangt het woord tot toelichting zijner motie. De spr heeft zich bij de indiening voorgesteld dat de motie zou worden aangenomen, doch liever gewild dat hij later gelegenheid zou hebben gehad de motie in te trekken. Het heeft niet zullen zijn. De zaak is zoo ge- loopen dat men niet kan spreken van ver betering maar van verergering. De zaak behoort nu aan de Raad Spreker heeft de verklaring van cura toren en leeraren belachelijk gevonden. De verklaring zeide niets, want het ging niet tusschen curatoren en leeraaren maar tusschen curatoren en leeraren eenerzij ds en de heer Boas anderzijds. De beschul diging van den heer Vorderhake dat de heer Boas door list en bedrog zijne betrek king heeft verkregen, daarom gaat het. De Raad moet ook tegen deze beschuldi ging verdedigd worden. De Raad moet uitmaken, of hij zich bij die beno-ming in het- ootje heeft laten nemen. De gevolgen van die beschuldi ging zijn niet uitgebleven. De toestand van den Keer Boas is onuitstaanbaar ge worden. Spreker heeft de motie ingediend opdat de Raad zich tegenover den beschul diger kan uitspreken. De heer ter Spill betreurt de indie ning der motie, omdat zij een verkeerde indruk naar buiten heeft gegeven. Het gymnasium is er door in opspraak gebracht. Dat had de voorsteller moeten bedenken. De bloei vermeerdert er niet door. Wat de motie betreft, woordelijk opge vat, ban spreker er zich mee veresnigeiL Maar de beteekenis der motie is een klacht van den eenen leeraar tegen den anderen en daar kunnen wij hier niet intreden. Zulks moet elders worden uitgemaakt, namelijk door het curatorium. Spreker geeft lecture van de hierop betrekking hebbende wets artikelen. Het curatorium is dus het aange wezen college. Spreker hoopt dat de Raad door verwerping der motie uitspreekt, dat zij hier niet thuis hoort. De uitwerking der motie is dan ook van nul en geener waarde, omdat men er hier hoe de zaak dan ook staat niets aan doen kan. Ea is dan op andere scholen altijd alles vrede en moet de Raad zich daar dan mee bemoeien. De heer v. d. Feen de Lille heeft gezegd de indiening niet ondienstig te vinden, opdat B. en W. konden onderzoe ken. De resultaten van de motie zullen nihil wezen. In de vorige vergadering wist ik niet wat ik nu wel weet. Door de aanklacht is de zaak een gemeentezaak geworden. Er wordt dus beweerd dat de 11 voorstemmers bij benoeming van dm heer Boas door list en bedrog tot die verkiezing zijn bewogen. Spreker meent dat de Raad zich hier moet uitspreken. De heer Uitenbosch merkt op dat hier den nadruk op moet worden gelegd. De oneenigheid is ontstaan kort na de benoeming; een bewijs dat de benoeming hier de oneenigheid heeft doen ontstaan. De heer ter Spill zegt dat de voor steller der motie niet ontkent dat die motie naar buiten niet goed heeft gewerkt ten opzichte van den naam van het gymnasium. Spreker verdedigt de verklaring van de curatoren en leeraren De klacht van den heer Vorderhaken behoort bij het curato rium. Dien weg staat ook den heer Boas open. Hier is ook geen klacht ingekomen. Daarom is het voor spreker een raadsel waarom die zaak hier te berde wordt ge bracht. De heer Boas werd benoemd tegen alle aanbeveling in. De Raad had het recht tot benoeming. Niemand heelt daaraan getornd. Niemand zal zulks doen. Maar dm heeft de Raad ook niet te maken met deze zaak. Den heer Boas is voldoende gelegenheid gegeven zich bij het curatorium te beklagen. Waarom zou hier de zaak niet in der minne geschikt worden? Den heer Pot zou tot een practisch resultaat willen komen. Met den heer de Lille verklaart hij niet door bedrog tot verkiezing van den heer Boas te zijn ge bracht. De heer Van Buijsen merkt op niet te. begrijpen hoe de heer Vorderhake tot de beschuldiging kon komen. Heeft hij 11 leden van den Raad gesproken die hem vertelden dat zij door list en bedrog zijn bewerkt? Wil het curatorium het onder zoeken dan moet het de leden van den Raad hooren. „Dat kan het doen," zegt de heer ter Spill. De heer v. d. Bosch meent dat wel op advies van curatoren enz. is benoemd, want bij de voordracht werd de wensche lijkheid te kennen gegeven, een tijdelijk leeraar te benoemen. En dat is geschied. Ook spreker geelt eenige verklaringen om trent zijne medewerking aan de benoeming. De heer Boas heeft bij zijn bezoek aan spreker zich zeer bescheiden en loffelijk uitgelaten ook over curatoren. De benue- jBing van den heer Boas is in geheime zitting grondig besproken en toch is die bespreking later publiek geworden. Laat men toch geheime zittingen ook geheim h mden. Er gaat een gerucht dat de katholieke raadsleden de benoeming hebben doorge dreven van dr. Boas, om het gymnasium te bederven teneinde beter tot een bijzonder gymnasium te komen. Spreker S'elt de dwaasheid van dit gerucht helder in het licht. Spreker verklaart verder dat dr. Boas hem nooit iets gezegd heeft, waardoor hij zich in een minder gunstig licht stelde. De Voorzitter heeft een bezoek gehad van den heer Vorderhake die spreker verzocht aan den Raad te zeggen, dat hij de woorden gezegd heeft tot dr. Boas om dezen gelegenheid tot aanklacht te geven. De heer Uitenbosch zegt dat toen de heer Vorderhake 's Maandags na de indiening der motie den heer Boas een onderhoud verzocht met den rector, wilde deze laatste dit toestaan onder getuigen. Toen heeft de rector voorgesteld 's avonds een vergadering van leeraren te houden. Op advies uitgegaan heeft men dr. Boas gezegd niet te gaan. Ook dient gezegd lat het door den heer ter Spill aang-voerde voorstel van den heer Vorderhake tot dr. Boas niet gedaan is De Voorz tter heeft medegewerkt om de zaak te doen behandelen waar die behan deld diende te worden In de Raad be hoorde ze niet thuis. De heer v. d. Feen meent dat de R ad het 't best zou kunnen onderzoe en en de zaak behandelen. Spreker is voor het in stellen van een raadscommissie. De Voorzitter meent dat dr. Boas nog een klacht moet indienen bij het curatorium en wanneer curatoren 111 deze niet willen of kunnen afwikkelen, dan kan de Raad het nog doen.' De heer D 0 r b e c k wenscht, ofschoon tegen zijn zin, over deze zaak zijne mee ning te zeggen. In de geheime zitting heeft spreker over de zaak vele woorden ge sproken die later verdraaid de wereld zijn ingezonden. Daarom spreekt de heer Dor- beck liever in openbare vergadering. Spr. protesteert tegen de woorden ian den heer ter Spill, waar deze gezegd heeft dat de notie de goede naam van het gymnasium heeft benadeeld. De leeraren zijn b 'gonnen het gymna sium in opspraak te brengen. De indiening der motie is geweest in het belang van die inrichting. De geheele zaak wekt bij mij te diepe walging, dan dat ik er lang t>ij wensch stil te staan Dat mijn optreden het gevolg zou zij a van Roomsche actie is al te absurd. Ik walg er van dat een raads lid uit ons midden dit heeft kunnen ver-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Ons Blad : katholiek nieuwsblad voor N-H | 1909 | | pagina 5