E. Kath. Nieuws* en Advertentieblad voor Noord-Holland. No. 28. Woensdag 7 April 1909. 3de Jaargang FEUILLETON. Verschijnt Woensdag en Zaterdag. Magna Peccatrix. Buitenland. ONS BLAD. ABONNEMENTSPRIJS 50 oents per drie maanden franoo aan huis. Te betalen in het begin van ieder kwartaal. Afzonderlijke nummers3 cent. Uitgave van de Naaml. Vennootschap „Ons Blad". BUREAUHoogstraat b/d. Langestraat te Alkmaar. Telefoon No. 266. ADVERTENTIËNi Tan 1— 5 regels30 Elke regel meer6 Reclames per regel15 Kleine advertenties van 130 woorden, bjj vooruitbet. 25 oent NIETS MEEE A4N TE DOEN. In Het Vaderland, heeft de heer Reijne een reeks artikelen gepubliceerd over de zorg voor „Oud en Arm", een plei dooi voor Staatspensionneering. Aan het slot wordt er gewezen op de om standigheid dat het ligt j „in de lijn van onzen tijd". „De beweging voor Staatspensionnee ring zal voorzeker onder de oogen moeten zien bet niet denkbeeldig gevaar, dat een al te grif aangewende Staatshulp ook bedenkelijk kan zijn. I Bedenkelijk voor de eigen waakzaamheid, voor het eigen besef van verantwoordelijkheid. De wetgever, die eenmaal het Staats pensioen invoert, zal mede vóór alles die klip hebben te vermijden. Evenwel, ook ter andere zijdejvreeze men niet al te zeer aan koud water zich te zullen branden. De gedeeltelijke begrenzing van het persoonlijk risico stelle men zich toch ook niet al te somber voor. En bovenal bebbe men oog voor de onomstootelijke waarheid, dat naast het volksgeluk ook en niet minder de volkskracht opbloeien kan en zal uit de verzekerdheid van den ouden dag. Een Regeeringsvoorstel om toe te kennen een matig Staatspensioen, in gaand op 70-jarigen leeftijd, als grond slag voor de eigen ouderdomsverzorging en als waarborg, dat al het streven en trachten niet vruchteloos zal wezen, zulk een voorstel ligt in de lijn van onzen tijd. Zoodanig voorstel zal kunnen herstellen het vertrouwen in de wet geving, het vertrouwen ook in den ernst der Landsregeering, dat geschokt is door het eindeloos gesukkel met de voor bereiding der verplichte verzekering." Dat voorstel moet wezen de kloeke daad, goed makend wat al te lang is verzuimd. Wanneer nu het laatste woord in deze zaak nog niet gesproken is, ligt dit werkelijk niet aan den heer Reijne. Het komt er, alle tegenwerking ten spijt, als een onafwijsbaar noodlot. De tegenstanders van Staatspension neering mogen den heer Reijne wel dankbaar zijn. Ze kunnen nu hun krachten besteden aan andere dingen die niet nog „in de lijn van onzen tijd" liggen. Maar de heer Reijne had zijn ellenlang betoog, merkt de Tijd op, dan ook veilig in de pen kunnen houden en alleen het feit kunnen constateeren. Y Da losbandigheid van do straat. Meer en meer treedt het vraagstuk van de beperking der openbare onzede lijkheid op den voorgrond. De brutaliteit en de schaamteloosheid waarmede dit kwaad overal om ons heen optreedt, heeft zeer velen de vrees om het hart doen slaan en doen inzien dat hier gevaren dreigen, die voor het geestelijk en sociaal leven van het volk Het ontwaken eener ziel. Naar het Dnitech van Anna Baronnesse v. Krane Bewerkt door O. L. 23) De «lieve» Endymion wat evenwel te zeer verheugd, ver van alle gevaar te lijo, dan dat hij er zich weer in begeven zou en zeide derhalve>Ga spoedig I Zjj wacht op u en zou hoos kunnen worden». •Alle goden 1... ja, ik kom, ik ijl, ik vlieg!» riep Marduc opgewonden. >Ik zal snel mijn beste rok aantrekken en mijne handen waaschen... Zoo, help mij een beetjeI En nu dit nog 1» njj behing zich In allerijl met zoo veel amuletten ala hij uit zijn kraam kon bij elkander rapen en ging dan, sidderend en bevend naar boven, zich aan Endymion vastklampend die hg meesleepte. Onderweg werd hg door nieuwsgierigheid geplaagd en fluisterend vroeg hg den Griek •Waarom moest .g eigenlijk sterven?» Endymion haalde de achoudera op. •Wel licht wiat zg let, dat geheim moest big ven, wie weet Welnu, zg legt nW> m8#r< noodlottig kunnen worden. Yan christelijke zijde dateert de strijd tegen die z g. losbandigheid van de straat nu juist niet van gisteren, doch is steeds gevoerd, van den beginne af dat het monster der openbare onzede lijkheid zijn kop opstak. En naarmate dat het gevaar drei gender, het kwaad schaamteloozer werd, is ook van dien kant met des te meer ijver en bezieling de strijd voortgezet en verscherpt. l'n Duitschland hebben we het Cen trum reeds langen tijd in de bres zien springen om het gevaar, dat er in deze publieke zielen vergiftiging gelegen is, vooral voor de opgroeiende jeugd, te doen verdwijnen. De campagne, door het wakkere Centrumslid Roeren aangebon den en de bezielende geestdrift waar mede deze veteraan die campagne leidt, dwingt eerbied af en bewondering. Ook hier te lande begint men de bestrijding krachtig ter hand te nemen. De Amsterdamsche wethouder, mr. de Vries, heeft in den gemeenteraad van de hoofdstad verschillende bepalin gen tegen het kwaad weten tot stand te brengen en de gemeenteraad van Maastricht beeft het voorbeeld van zijne Amsterdamsche confraters nagevolgd. Gemakkelijk is dien strijd niet. Want alhoewel de vrijheidsidee op dit gebied niet meer zoo vast geworteld staat in den bodem van het liberale dogma, toch' blijft men aan die zijde nog steeds eene bedenkelijkeschuchterheidinachtnemen. Men erkent dat het kwaad bestaat. Deze erkenning is zeer zeker de eerste stap op den weg naar bestrijding. En zoo .beschouwd kunnen we ons over die erkenning ten zeerste verheugen. Maar bij die erkenning voegen zich nog overwegingen van verschillenden aard, welke de bestrijding van het kwaad tegenhouden. Onder die overwegingen is er vooral eene, die bij schier alle besprekingen, aangaande dit onderwerp, naar voren treedt en waarop dan zeer grooten na druk wordt gelegd. Men meent namelijk, door de openbare onzedelijkheids-propaganda te bestrijden het recht van de kunst aan te tasten, d. w. z. dat men van oordeel is dat de kunst zich geheel vrij moet bewegen en men haar niet binden mag in een keurslijf van wettelijke bepalingen, het geen geschieden zou wanneer de col portage, verkoop, tentoonstellen enz. van zinnenprikkelende voorstellingen en platen verboden ging worden. Ook de Alkm. Crt. schijnt blijkens de gereserveerdheid en schuchterheid, waarmede zij in het nummer van Vrij dag j.l. dit onderwerp behandelde, van deze overweging uit te gaan. Het blad erkent het kwaad, maar vreest tevens dat njen door de bestrij ding van het kwaad ook de kunst zal aantasten. Wanneer men nu niet al te opper- Bg deze woorden ontglipte hg tengevolge eener aalgladde beweging den Enuëlius en deze moest alleen verder gaan. Als Marduc op het platvorm verscheen, vond hg Magdalena stom en gebogen naast het bed zitten, op hetwelk een met sluiers bedekte gestalte rustte. Magdalena's gewaad was gescheurd en heur haar los gemaakt, zooals de gewoonte der joden vereischte. Zg hief nauwelijks het hoofd op, toen Marduc naderbg kroop en deemoedig hare bevelen vroeg. •Mgne geliefde Samaritana ia plotseling ontslapen,» zeide zg met gedempte stem. •Ik wensch dat zg begraven zal worden als ware sg mgne dochter. Bestel de klagers en zorg voor al wat noodig is aan specergen en windsels, om mijn lieveling op waardige wgze bg te zetten.» Marduc kroop met krommen rug voor waarts. >Geigk gg beveelt, verheven mees teres, zal 't geschieden I Mag ik het ïgk zien, opdat ik weet wat noodig la?» Magdalena boog en nam den sluier weg. Daar lag Samaritana als een slapende, met een hemelsche glimlach om de lippen. Marduc boog zich, voelde haar den pols, hoorde naar den hartslag en moest bekennen dat zg werkeigk dood was een oogenblik had hg er aan getwgfeld, In zgn vrees voor vlakkig nadenkt, zal men zeer spoedig ontdekken dat hier het criterium gezocht j moet worden in het verschil van uit j gangspunt. In het kort zou men het zoo kunnen zeggen. De Alkmaarsche Court, en hare geest verwanten gaan uit van het standpunt dat de kunst niet mag worden belem merd, zelfs niet waar zij oorzaak kan zijn van zedelijke achteruitgang, van verwoestingen op zedelijk gebied. Dit wil niet zeggen en kan ons doel niet zijn zulks te beweren, dat zij die ver woestingen goedkeuren. Zij wenschen alleen middelen op te sporen om het kwaad te keeren en de kunst te be houden. De onmogelijkheid om zulke mid delen te vinden schijnt men nog niet te hebben ingezien. Toch ligt deze o. i. voor de hand. Waar de kunst gemaakt wordt tot gemeengoed van allen en het stre ven in die richting heeft reeds een groot veld veroverd daar moet de kunst optreden zoo, dat zij bij allen het doel bevordert, waarvoor zij be stemd is, namelijk: volksveredeling, volksopvoeding. Bevordert zij dit doel, dan is zij een machtige en niet te onderschatten fac tor in het werk der volksontwikkeling. Maar dan ligt het ook voor de hand dat zij zich niet vertoonen kan en mag onder vormen, welke, in stede van veredeling, demoraliseering brengt op geestelijk en lichamelijk gebied. Dan houdt zij op kunst te zijn en blijft niets anders dan een speculatie op de laagste hartstochten, op zinnelijke genotzucht, waarvan de kiem, sedert Adam's val, in elk menschenhart ver borgen ligt. De kunst kan het kwaad niet goed maken maar het kwaad bederft de kunst en verlaagt haar tot eene slaaf- sche propagandiste van het kwaad zelf. Hiermee is tevens aangegeven het standpunt van christelijke zijde inge nomen. Waar het kwaad erkend wordt te bestaan, onverschillig op welk gebied, daar make men zich op het te bestrij den. Kwaad blijft kwaad, overal, ook in dienst van wetenschap en kunst. Het doel kan nooit de middelen goed maken. Hieruit volgt dat men door het kwaad in de kunst te bestrijden, de kunst zelf niet aantast, maar haar zuivert van vlekken, welke haar niet mogen ontsieren. Ook hier geldt het woord„Wie niet met mij is, is tegen mij De.kunst, die het kwaad dient in plaats van het heilige, het verhevene, het goede, het schoone in de heerlijke schep pingen Gods, houdt op kunst te zijn. Intusschen, „les idéés marchent" ook op dit gebied winnen de ware be ginselen van zedelijkheid immer meer veldook ten onzent vormen de be strijders der pornografie steeds grooter leger. En al is het hoofddoel in de bestrij ding der onzedelijkheid dan ook het be schermen en redden van menschenzielen tegen de aanslagen en uit de klauwen van dat veelhoofdig monster, die be strijding zal dan ook de kunst zuiveren van een smet, welke op haar niet mag blijven rusten. FRANKRIJK. Donkere wolken pakken zich weer aamen boven het hoofd van OJémenceau en zgn mede miniatera. De oppoaitie komt nu van twee kanten Van den Senaat, die maar niet kan instemmen met de democratische poli tlek van regeering en Kamer, èn van het proletariaat met en zonder hoeden, dat, nu het gezag reeda een kniebniging maakte, ign eiechen al luider doet weerklinken en zelfs met een algemeene staking dreigt. Het is miaachien niet te aterk gesproken, dat de parlementaire wereld te Pargs in rep en roer is over de commissie, die door den S6naat ia benoemd, om het wetsontwerp op de inkomstenbelasting te onderzoeken. Deze commissie, onder presidium van den ex premier Bouvier, is zeer beslist gekant tegen het voorstel Caillanx, zooals dit door de Kamer is aangenomen. Hoe Bonvier denkt over een belasting op rente, bigkt uit de redevoering, die hg 2 Juli 1896 in de Kamer hield en waarin hij zich o.a. als volgt uit lietBelasting op de rente der Staatsschuld kan op geenerlei wgze verdedigd worden zg is onnuttig, onwettig, onpolitiek, onpro ductief en gevaarigk.» Ook later oefende Bouvier strenge oritiek, en zgn medeverkozenen volgden in meerdere of mindere mate zgn voorbeeld. Ja, men kan zelfs zeggen, dat in de Staatscommissie benoemd om bet wetsontwerp te onderzoe ken, slechts één lid voor het ontwerp is. Het meerendeel wil het gewijsigd zien, ter wijl enkelen zelfs het geheele ontwerp afkeuren. Poincaié, medelid van de commiesie, heeft al gezegdWanneer de wet, zooals die nit de Kamer tot ons is gekomen, mocht worden aangenomen zonder de noodige wijzigingen, zou dit een ernstig gevaar opleveren voor de republiek, want het zou aanleiding geven tot buitengewone opgewondenheid in het geheele land... De dépuiés, die indertgd er vast op re kenden dat de Senaat allerlei wenscheigk geachte wgzigingen in de wet zou aanbren gen, zullen in hun verwachting dus, naar alle waarschgnigkheid niet worden beschaamd De socialisten vooral gaan geweldig te keer. In de Humanité verklaart Jaures, dat deze saamstelling der Senaatscommissie een ongehoorde uitdaging is van het algemeen kiesrecht, en dat de radicale partg, immers almachtig in de Kamer, verantwoordelijk staat voor deze uitdaging. Ook >van onderen op» doet het verzet tegen de regeering zich al krachtiger gelden. Door niemand minder dan >koning Pataud» Magdalena mengde zich een schuwe eerbied, want hg was er rotsvast van overtuigd, dat zg van haar recht gebruik had gemaakt, eene slavin, welke haar eigendom was, on schadelijk te maken. Maar welk middel mocht zg wel gebezigd hebben, om den schgn te redden Dat hield hem onophon- delijk bezig, terwijl hg met diepen eerbied zeide •Beveelt gij, dat we Samaritana thans naar de doodenkamer brengen om haar te balsemen •Doe dat!» sprak Magdalena. Slaven droe gen daarop het trouwe kind weg, om het te balsemen. Marduc stond daarbij een groote angst uit, want-hg bemerkte op het ïgk niet het minste spoor van een gewelddadigen dood en daardoor verkreeg hg de zekerheid dat Samaritana door bovennatuurigke middelen gedood was. Nu vroeg hg zich af, of het hem gelukken kon eene zoo machtige too venares, sla Magdalena, het liefde-elicer toe te dienen, zonder dat sü er iets van be merkte. Ontdekte zg de bezwering, welke hg en Fabius ondernamen, danwee hem 1 Van den anderen kant wenkte hem de reus- achtlge belooning, die Fabius hem beloofd had. Wsarigk het was niet de hitte van den dag alleen, die den Enueliut het zweet naar het voorhoofd dreef. Eindeigk was alles afgeloopen. De laatste windsels waren om het stgve lichaam ge wikkeld en een doordringenden reuk van myrrhe, aloë, balsem en andere specergen vulde de lucht van de stille, donkere kamer, waarin men de dooden tot de begrafenis liet liggen. Deze zou 's avonds plaats hebben, waartoe een nieuw graf in allergi gekocht werd. Voorloopig konden liefde en zorg niets meer doen. Magdalena, die alle bemoeilogen ten opzichte van baar lieveling zelf geleid bad, groette nog eenmaal stil met de hand en ging dan heen, daartoe aangezocht door bare dienaressen, die haar rieden het maal te gebruiken en dan te rusten. Zelf gevoelde zg ook dat hare krachten zich begonnen te begeven en zg dwong zich iets van het ontbgt tot zich te nemen. Maar toen zg daarna haar stil vertrek betrad, waar Samaritana's lachend gezichtje haar niet meer zou tegemoet blinken, ver loor zg hare standvastigheid. Haastig wenkte zg de slavinnen heen te gaan, om geen getuigen van hare smart te hebbendan wierp zg zich op haar rustbed en weende bitter. Ze weende tot eindeigk de slaap haar overmande; en zg lag daar doodsigk ver moeid als eene verslagene, was een moneterbetooglng uitgeschreven in het Hippodrome op den boulevard Olichy te Pargs, waaraan de drie voornaamste werklieden organisaties, aangesloten bg de •confédération générale dn Travail», n.I. de syndicaten der electriciens, grondwerkers en metselaars, zouden deelnemen. In den oproep, op de muren van Parijs aangeplakt, wordt gesproken over »les pleu- tres a quinze mille francs», (de heeren afgevaardigden 1) wien verweten wordt, dat zg aanstalten maken door een draconische wet den «kameraden» het onaantastbare recht te ontnemen, om de armen over de borst te kruisen zoodra hun de arbeidsvoorwaarden niet meer bevallen. BELGIE. De regeering heeft de vorige week eens dnideigk gezegd, hoe se denkt over den ge dwongen arbeid voor openbare werken in den Congo, Dit is ook daarom van belang, omdat Engeland, geigk men weet, de afschaf fing van dien arbeid tot voorwaarde stelt voor zgn erkenning tot inigving van den Congostaat bg België. In beginsel gaf de Belgische regeering toe, dat de nieuwe kolonie thans in een toestand van ontwikkeling is gekomen, waarin de dwangarbeid geleideigk door vrgen arbeid moet worden vervangen. Dat kan echter niet opeens geschieden zonder schade voor de kolonie, wanneer er geen zekerheid bestaat, dat de vrge arbeid in alle behoeften kan voorzien. Minister Benkin heeft aan de af gevaardigden VanderVelde en Boyer, die de zaak in de Kamer aan de orde stelden, geantwoord, dat allereerst het dragersstelsel moet worden afgeschaft, en het eenige middel om daartoe te komen ishet aanleggen van spoorwegen, teneinde het geregelde en vlugge vervoer door de geheele kolonie te verze keren. Daarom moet de aanleg van sporen op alle wgsen bevorderd worden. De regeering wil het stelsel van de heeren diensten volstrekt niet voor altoos handha ven maar volgens haar zienswgze kan België niet, zes maanden na den Congo te hebben overgenomen, de maatschappeigke organisatie geheel in verwarring brengen. Wat het reeds nu kan doen, is een einde maken aan mis bruiken bg gedwongen arbeid, waarvan de interpellanten dan ook ergerlijke staaltjes opnoemden. Veel wordt b.v. reeds verholpen, door de arbeiders niet in natura, doch in geld te betalen. Ten slotte vereenigde da regeering zich met de motie-Hymans, waarbij «afschaffing van den dwangarbeid binnen den kortst mogelijken tijd» gevraagd werd. SERVIE. Prins George, de roerige ex-kroonprins, schgnt toch niet van plan te zgn het ver loop der Servische aangelegenheden zoo maar kalmpjes aan te zien. Volgens een telegram aan het Berl. Tageil, moet het tusschen hem en minister Pasjltsj dezer ^dagen tot een nogal scherp conflict zgn gekomen. Pasjitsj moet den prins hebben verweten, dat hg Servië, zooals hg aan hem en den Bussischen gezant beloofd had, niet Marduc schrikte van haren aanblik, toen bg katachtig binnensloop, een zilveren beker in de hand en voorzichtig loerend. Magda lena was bleek als een geest in het sombere licht van het vertrek. Zg lag op den rag; haar armen hingen slap ter zgden neer, het hoofd achterover gebogen en de mond half geopend, terwgi heur haar in gouden strengen over het kussen verspreid lag. Hg vertrouwde zich niet haar te Daderen Het was zoo somber, zoo stil rondom haar. En daar, naast haar, waar anders Samaritana pleegde te zittenlag daar niet iets wonderigks ineengedoken en gingen de pauwenveeren van den waaier niet heen en weer Wanneer Marduc scherper had toegezien, zou hg bemerkt hebben, dat het spook uit Magdalena's opperkleed bestond, dat zg op een lagen zitbank had neergeworpen en dat de waaier er onder lag, waarvan de veeren speelden in den lachten morgenwind. Maar het kwade geweten en de angst voor de toovenares deden den laffen slaaf slechts half zien. Ontsteld, met stootende knieën, sloop bg in de buitenhal terug. Neen, zoo kon hg het niet doen. Zoo kon hg het drankje niet heimeigk binnenbrengen. Hg zou wachten, tot ze ontwaakte en wilde drinken. (Wordt vervolgd).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Ons Blad : katholiek nieuwsblad voor N-H | 1909 | | pagina 1