Zaterdag 11 September 1909. TWEEDE BLAD. KALENDER voor de dagen der week. 12 SEPTEMBER. I kuj gemeend. Onnoozele, die hij was Toch ook wat hebben. Gemengd Nieuws. ONS BLAD. 12 Sept Zondag. Naamfeest der H. Maagd Maria. EvangelieDe jon geling van Naïm. Lucas VII: 11-16. 13 Maandag. H. Mauritius. 14 Dinsdag. H. Kruis verheffing. 15 Woensdag. Quatertemper. Octaafdag van O. L. Vr. Geboorte. 16 Donderdag. HH. Cornells en Cyprianus, Martelaren. 17 Vrijdag. Quatertemper. Indrukking der wonden van den H. Franciscus. 18 Zaterdag. Quatertemper. H. Joief van Cupertino, Belijder. Vijftiende Zondag na Pinksteren Tweede Zondg der Maand. Les uit den brief van den H. apostel Pauius aan de Galaten V, 25—VI, 10. Broeders! Zoo wij door den Geest leven, laat ons ook tiaar den Geest Wandelen! Laat ons geen bejagers worden van ijdele eer, el kander tergend, elkander benijdend. Broe ders! Mocht ook iemand door eenig misdrijf overvallen zijn: gij, die geestelijk zijt, on derricht den zoodanige in den geest van zachtmoedigheid, terwijl gij acht geeft op u zeiven, opdat ook niet gij in bekoring komt. Draagt elkanders lasten; en zóó zult gij de wet van Christus vervullen. Want als iemand meent iets te zijn, ofschoon hij niets is, bedriegt hij zich zeiven. Een ieder nu beproeve, zijn eigen werk; en zoo zal hij roem hebben in zich zeiven al leen, en niet in eenen andere; want een ieder zal zijn eigen last dragen. Hij nu, die onderwezen wordt in het woord, deele aan dengene, die hem onder wijst, van alle goederen mede. Bedriegt u niet! God laat Zich niet bespotten! Want wat de mensch gezaaid heeft, dat zal hij ook maaien. Hij toch die in zijn vleesch zaait, zal ook van het vleesch verderf maaien die echter in den geest zaait, zal van den geest het eeuwig leven maaien. Laat ons dan, het goede doende, niet moede worden want, indien wij niet moede worden, zullen j wij te zijnen tijde maaien. Laat ons der halve, zoolang wij tijd hebben, weldoen aan allen, doch voornamelijk aan de huisgenooten des geloofs. Evangelie volgens den H. Lucas VII, 11-16. Te dien tijde begaf Jesus Zich naar eene stad, die Nairn genoemd wordt, en met Hem gingen zijne leerlingen en eene tal rijke schare. Als Hij nu de poort der stad naderde, zie, werd er een overledene uit gedragen, een éénige zoon zijner moeder, en deze was eene weduwe; en eene groo- te schare uit de stad was met haar. Toen de Heer haar gezien had, werd Hij door medelijden met haar bewogen en zeide tot haar: ween niet! En Hij trad (nader en raak te de lijkbaar aan, en de dragers stonden stil. En Hij sprak: jongeling! Ik zeg u, sta op! En hij, die gestorven was, zette zich overeind en begon te spreken. En Jesus gaf hem aan zijne moeder. En vrees greep allen aan, en zij verheerlijkten God, zeggen de: een groot Profeet is onder ons opge staan! en: God heeft zijn volk bezocht! II. Jaren waren voorbijgegaan. De nu tot volle ontwikkeling gekomen jonge man keerde na een langdurigen Indi- schen werkkring naar het vaderland terug, als een levensmoede. Levensmoede, niet door de ziekte in heft lage land aan de zee wel haast overwonnen, maar levensmoede door levens-ontgoocheling. Bittere ervaringen had hij opgedaan. Grievende teleurstellingen waren zijn deel geweest. In heerlijke geestdrift, vol droomen en idealen was bij de toekomst ingetreden, en bij het luisteren naar het lied, dat zijn eer zucht hem zong, had hij zich tot niets ont kenden arbeid voelen aangespoord en tot kloeke daden waardig geweten. Het licht van zijn dagenden dag miste Wel geen schaduw. Daarvoor stond hem het beeld van zijn weenende zusje, tot het laatste zich aan zijn bevende handen vast klemmend, nog te levendig voor oogen. Maar '1 zou immers terugkomen? En,- was bij ie gedachte de pijn ook blijven schrijnen 'n be eerlijkheid zijner jeugd had hij ge- oopt liefde te zullen vinden, die wat hij aar g'Uder had moeten achterlaten, ten min- s,lieenigs-/-ins vergoeden zou. i n b'! had een vriend gevonden. Zoo I geweest! O! dat der |- 'Uist kh)> bij, dien hij als een broe- dveind '16m ZO° moes* verradenNog innigs^ ^era s*em 1" ooren, die zijn 'ach hat/'ClS^ell<:'men aan anHerer spoten a ^geworpen, zielsgeheimen uit waarachtige vriendschap dien enkele ver trouwd. En laterAltijd weer scheen hij ver oordeeld de wereld van de ellendigste zijde te leeren kennen, de onmeeidoogendste baat zucht op zijn weg te ontmoeten En in Ideze jonge ziel, die liede zocht en geen. liefde vond, die zich anderen wel wou geven, zoo het leven hem niet tot zich zeiven terugdreef, was een groote bit terheid gekomen. Zooats de menschelijke samenleving zich hem had voorgedaan, was zijs lechts bij machte geweest in hem dien donkeren haat voort te brengen, die de on verschilligheid of lichtzinnigheid waarmede hij vroeger allen dodsdienst had aangezien, in een verstard ongeloof had Idoen overgaan. Kon hij een God van goedheid aanne men, die hem tot zoo ongelukkig een be staan verwezen had? Maar in het hoogste der drukkende luch ten, die zijn levensweg verduisterden, maar te midden der somberheid van zijn nu zoo droevigen dag rees soms licht en vredig het beeld van haar, die hij op zijn wiegende armen had 'gedragen in onbezorgde jongens- blijdschap, die hij in heilige vereering tot maagdeken had zien worden met zuiver oog en kuischen laCh, die hij ook nu nog verre wist van 's werelds bederf en ontgooche ling. Onbegrijpelijk! het was of haar onver klaarbare macht over hem nog had gewon nen, sinds hij vernam, dat zij het klooster kleed had aangenomen. En zijn door teleurstellingen verharde ge moed kon bij de gedachte aan haar reine wezep week worden en zijn stroeve oog schreide soms tranen van ontroering. Hij stond dan weer in die groote stad zijner kinder- en jongelingsjaren. Maar zij kwam hem vreemd voor. Alle herinneringen van vroeger schenen te moeten sterven. Al les veranderd, niets overgebleven van het lieve zijner jeugd.- Daar, vóór hem plotseling een ziekenhuis, dat hem door zijn massale grootte een oogenblik aan zich zelf onttrekt. Dan, op eenmaal, als schrikt hij wakker uit langdurige bewusteloosheid, weegeklaag en rumoerige geluiden nemen hem op. Volk stroomt samen. Het geeft een pogenblik van (benauwend 'gedrang: een slachtoffer van het een of ander onheid wordt naderge- bracht. Door een onbestemd gevoel gedre ven treedt hij mede binnen, om zoo noodig hulp te verleenen. Het geval is echter onbe duidend. Een oogenblik later een hand, die zacht- kens zijn arm aanraakt en een stem die hem welwillend ondervraagt. Hij staat voor een Engel der gasthuizen. „Zuster," stamelt hij, „ik was hier geko men.... misschien, dat ik hulp kon verlee nenmaar nu ik wil henengaanhet is hier zoo grootsch „U bent dus dokter?" en zij lacht hem vriendelijk toe. „Dan zal [iet u waarschijnlijk niet ongevallig zijn u van die grootschheid nader te overtuigen!" Hij was oververmoeid. En toch sloeg hij toe. Hij wist niet waarom. Eenige minuten volgde hij zijn geleidster, bewonderend de uitgebreidheid der inrich ting en de getrouwheid prijzend waarmede zelfs aan de meest eischenüe verlangens voldaan werd. Toch dwaalden zijn gedach ten onophoudelijk af. Dat kloosterkleed bracht hem zoo levendig „zusje" voor den geest! Onverwacht stonden zij stil, midden in den loop. Zij tot hem met een verlegen„Misschien dat u geen belang stelt in onze kapel?" Hij antwoordde met een blik, die haar het tegendeel verzekerde. Toen nog: „IVlaar er is een doode! Een der zusters Met heftig handgebaar wees hij haar te genwerping af. Het wis of alles aan hem begon te sidderen. Hij dacht weer aan Do rothea. Maar hij wilde zich zelf belachen. Zij was immers ver van hier. En daarenbo ven: nooit had zij hem geschreven, dat zij gasthuisnon was geworden De Ideur Ider kapel was reeds opengegaan. De aanblik van wat zich thans voor hem opdeed bracht hem tot een stemming van luchtige blijheid. Toch was het een dootdenbaar, die het eerst zijn aanblik trok. Maar er ging zooveel zonnejubeling döor de beperkte ruimte, er stroomde zoo breede rijkdom van gouden licht door de kleine boogventers, dat geen indruk van droefenis mogelijk was. De flikkerende vlammetjes der waskaarsen losten bijkans op in die overweldigende helderheid. De jonge dokter was werktuigelijk, bin nengetreden. Maar een onbestemde vrees hield hem van de baar terugDat hem zusje,s naam ook zoo door het hoofd bleef spelen!Daarbij kwam 'er een gevoel van onwaardigheid in hem op. Het was hem als ging hij door zijn blik de sluimering der doode storen. Ook de biddende gestalte bij het lijk voorovergedoken boezemde hem een soort van schuchteren eerbied in. MaarDorothea!.... het mocht toch Dorothea eens zijn! En de zachte stem zijner geleidster was niet meer van noode hem tot een besluit te brengen. Hij trad nader...,,. Toen was het als viel een bonzende slag kneuzend en pletterend op zijn rampza lig hoofd, ais wrong een onwrikbare hand zich om zijn tot stikkens genepen keel.... Met inspanning van alle krachten trachtte hji zich "sterk te houden, schoon de adem hem bijna ging ontbreken en hem alles reeds duister werdMet bijna bo^enmensche- lijk geweld boog hij zich naar het gelaat der doode „God! o God! medelijden, medelijden!" kreunde hij. Neen het was geen droom: daar lag zij..... zijDorothea. En plotseling, toen zijn ongeluk hem in ganschen omvang voor oogen stond, bar- te 'hij uit in tranen. Hij wilde zich inhouden hij wilde verklaring geven aan de verbaas de zusters. Maar zijn ontroering beklemde alle woorden in hun eerste geluid. Onsa menhangende klanken was alles, wat hij uitbracht. En hij liet zich wegleiden als een kind. Ja, Dorothea was dood. Gestorven als een bloem, die in vollen bloei werd over gebracht naar waar geen winterlijden de lentevreugd meer volgen zal. In het diepste harer ziel had zij de stem des Meesters vernomen. „Kom, volg Mij!" dat woord uit Zijn goddelijken mond had haar zwakheid niet ontsteld, maar in innige blijdschap had zij zich zelf gegeven en was heengegaan. Ook zij was een dier Engelen geworden, die door de ellenden dezer we reld treden, smarten lenigend, drogend de tranen van lichamelijk leed en in de zielen stortend blijden zin en opgewekten lijdens moed. Ook haar verschijning alleen reeds had ten troost gestrekt aan ontelbare onge- lukkigen, ook haar naam was gezegend zoo door lippen, van nieuw leven bloeiende, als door den reeds verstijvenden mond van stervenden, idie de berinnering aan haar lief de reeds een visioen van hemelsche vreug de meenend, met zaligen lach ter ruste gin gen Dat was lang zoo voortgegaan. Toen ,was in deze groote stad onver hoeds die besmetting uitgebroken, die zoo veel slachtoffers maakte, en telkens meer ver pleging vroeg. In heldhaftige deugd had zelfs zij zich aangeboden.... En werd ook spoediger dan men had durven hopen, de ramp van de sfad afgewend: de nachten, in zorgen doorwaakt, Ide vermoeienissen, tal loos doorstaan, hadden haar jeugdig li chaam gesloopt. Zij was bezweken. „Vóór den tijd?" Neen, voor haar altijd nog te laat, smachtend 3 is zij was om ontbonden te worden en met Christus te zijn Daar lag zij nu, de jonge doode, in een Engelachtige Heerlijkheid. De handen had den zich gevouwen tot gebed, de lippen tot lach zich geplooid. Want rust was nu gekomen! Al tijdelijk lijden was nu voor bij, nu was gaan dagen Ide dag van Vrede.... O! door die stille, vergeten ruimte in de groote, rumoerige stad mocht vast het rui- schen gaan van geestenwieken en het zoe ter na-neurieën van het hemelsche koraal dat uit orgelende monden haar het lied van Gods weelden had toegezonden De slag van Dorothea's sterven, door haar broeder zoo onvoorbereid ontvangen, was voor dezen van weldadigen gevolge. Zoodra hij zich van de eerste aandoenin gen hersteld had, was hem de reden van „zusje's" vroegtijdigen dood opengelegd. Haar opoffering en zelfverzaking. En de woorden, die hem in opgetogenheid van die zelfverloochening de bewijzen bijbrach ten, waren als zooveel verkwikkende drop pelen op Iden dorren akker zijner ziel neer- geregend. De bittere man, die tot dusverre van somberen $vaat was vervuld geweest, stond Ihier tegenover Ide liefde in haar meest verhevene en meest ontroerende uiting. O! hij had vroeger wel eens gehoord van zielen, die uit hemelsche beweegredenen alles verlieten om kuisch te zijn en gehoor zaam, die zich zelf als het ware vernietig den om alles voor anderen te worden En in later dagen had hij een enkele maal nog wel daaraan gedachtMaar dat al les stond reeds te veel buiten hem, aan die bovenaardsere geheimen had hij zich reeds te vreemd gevoeld. Maar nu kon zijn ziel niet gesloten blij ven. Nu 'drong Ide ontroering om die onver- winnelijke kracht in zijn toch zoo zwakke „zusje" met onweerstaanbaren drang zijn innerlijkste leven binnen, en Wekte er herin neringen aan vroeger, toen hij nog werd gesterkt in 'haar kinderlijke gelooven en haar onbesmette reinheid...... En telkens kwam hem weer voor den geest, het, trots zijn zelfbelaching, nooit vergeten, altijd levendig gebleven oogenblik, toen haar droefenis om den heidenschen jongeling Theophilus hem tot zoo wreede pijn was geweest.... Ook hij had niet kunnen gelooven..... En had zelfs het verhaal der rozen bij hem niet het verlangen doen ontstlaan, dat ook hem een teeken gegeven mochte worden ter ver lichting..... Rozen!Rozen!., was haar god delijke hulp, die zwakken sterkte geeft tot het stellen van daden, heerlijk opbloeiend in het doode land van zelfzuchtige kleinheid rondomme?, O hij gevoelde het er er voer als een juichensblije siddering door zijn ziel als hij daaraan dacht dat ook hij zich weer vermocht neer te werpen voor de voeten van den Christus, in de kracht van Wiens liefde met zooveel grootmoedigheid aan de Wereld verzaakt werd! Maar nu hij kalm was wilde hij weer te rug naar de lieve doode, die er zoo vredig in de kapelle te sluimeren lag, En toen hij kwam, was er nog even helle zonneluister, nog even beweginglooze stilte. En hij had er een sthat van roode rozen in zijn bevende handen, rozen heur volle leven bloeiend in het koude winterweer. En als zij straks ter statie stonden bij het kuische lijk van haar, die hem door haar rozen van zelfverloochening, zoo waarach tig een Dorothea geweest was gleed erover zijn gelaat een tevreden lach. Toen sloop hij geluidloos weg. En in Ide kapelle rees er een zachte geur die hing tar zoo zoet in den gouden zonne schijn, en Wekte nog inniger gedachten aan Engelenadem en Engelen-zangen >Nou maar Guutije, onze jongen moet toch ook wat hebben. (En dan hoeveel gaan ei nietbeate brave jongens, die de geheele nacht op de kermis blijven. Ala we te streng lijn Zij zweeg. Al zoo dikwijls had ze er tegen gerede neerd, maar begreep ten laatste, dat al baar gepraat niet gaf, want het stond vast bjj haar man Jan mocht om vijf uur naar de kermis tot Ze overdacht. >Toch ook wat hebben.. Och ja 1 hij had ook niets 1 Nn dit en dan dat, ze telde er terstond 'n stuk of vier feestan achter elkander door hem meegemaakt. Maar toch >ook wat hebben.. .Hoeveel gaan er niet'. Ja. Ja en hoeveel moeders zouden er niet evenals zij een rneteloozen nacht doorbrengen wantwelke moeder kan rusten als haar kind in gevaar is?< .Beste, brave jongens». Des te erger dat ook die tot geen beter inzicht komen en xoo maar goedsmoeds met 'n ellendige ge woonte meedoen. >Te streng». Ja en dan alles maar toe geven; ze overal maar been laten gaan. Dan heeft men zeker geen last met zQn kinderen... maar dan kan men toch later wel eens last krijgen, als de verantwoording zal gegeven moeten worden niet om .te streng» zijn, maar wel om te toegevend xijn... Ze mijmerde langen tfjd zoo voort, ten laatste zich troostend: >ik heb me best gedaan» (dat had zij), »dat toch ook ma man niet wjjier isl» Fier zijn kop schuddend, vloog de jonge vos over den weg. Blinkend gepoetste tnigen. De kar glimmend mooi met prachtige lan taarns. Alles lijn, fijn. Een gerij waardig een Eerste Communie kind huiswaarts te voeren. .Moeder I moeder daar rijdt Jan met Geertje I Kijk eens moeder wat I moeder za wenken gedag...» doch hoe de kleine ook praatte, moeder keek niet .Moeder! wanneer komt Jan terng? 'k krijg wat lekkers van 'm, mag ik opblijven tot hij terng is «Wat te antwoorden? Maar 't oudere zusje, 'n wy»neu»je: «och rare jongen, Jan komt morgen pas thuis.» •Waar slaapt hij dan .Hij slaapt niet, 't is toch kermis.» .Niet slapen?O moeder als ik groot ben, mag ik dan ook de heele nacht naar de kermis? Was ik maar grootI» Moeder zweeg. Niet >te streng zijn* dacht ze weer, en ze voorzag, hoe het over tien jaar xou gaan, als 'r man xoo bleef toe geven: vijf kinderen hebben en Zaterdagx om de Aikmaarscbe kermis vader en moeder alleen thuis; .wel te rusten dan!»... Geen plast* bijna cm nit te spannen. Geuttje kon het niet op «wat is het vol I» Zij dacht eventjes aan 'n andere plaats, wat r het vandaag wel niet zoo vol zcu xfjn en waar ze toch eigenlijk ook heen gemoeten hadMaar ja kermis gaat voor .Biechten kan je altjjd nog». Toen gauw 'n kaartje gehaald, dan weet je waar ja 's nachts terecht kunt Om te slapen Eè je nou ge...: om te dansen. Daarna de kermis eens rond. Wat mooi i wat gezellig I En ze hadden zoo'n leuk klubje... ten minste op een paar na,...' want die eene kon zoo vreemd doen als hij op de kermis was. Zoo los. »Los met zijn geld 7» .Wel dat is ieder ais bet ten minste kermis is. Nee maar los met xjjn mond... die kon zijn fatsoen niet honden... en... en... en... .Jongens», sprak Jan, >we gaan eerst eens goed eten, dan kunnen we er tegen.» >Ja, best en dan naar 't spel.» •Hé ja, 'n spel. Ze zijn toch allemaal goed, Piet .0 ja, wees maar niet bang I» Na 'n unr waren ze bij 'n voorstelling, die .alleronscLuldigst» was. Wel kleurde Geerlje zco nu en dan sterk en deed Jan maar alsof bg het niet begreep, vooral als de .losse» geweldig er om zat te lachen. En dat bet 'n beetje zoo-zoo was, bleek ook wel door dat er meerdere opstonden en er nit liepen. 't Web afgeloopen. En 't eerste, wat ze, buiten gekomen, tot elkaar zeiden, was, de een de schuld als 't ware aan de ander gevend .nou als jij weggegaan bad, had ik meegegaan k .Non maar vonden jelui 't dan zoo erg Ik heb het op kermissen wel eens erger gezien.» En er begon 'n heel debat, waarbij 't voortdurend was .en dat dan, was dat knap?... en dat...» totdat men ten laatste maar besloot >de singel om en dan dan se; De dans zon weer beginnen. •Nou Jan 't is al Zondag», en er klonk iets in baar zeggen, iets om >wat ben ik begonnen «Al Zondag», hielp Jan haar er over he n, 't zal wel Maandag ook worden.» Meteen viel de mnziek in en de gansche menigte kwam in beweging en de nieuw aangeko menen deden de eerste ronde, met 'n stndie en 'n ernst lnisterend en zich voortbewegend op de golven der mnxiek, om daarna weer eens wat te rusten, wat te lacheD, te schertsen, te drinken. En zoo de geheele nacht door. Alles netjes natuurlijk. Want allemaal Room- schen onder elkander. Alles netjes, nee maar xoo netjes 't Was zes uur des morgens. De klnb verliet de danszaal. Eerst 'n lnchtje rchep- pen, wat eten, en dan >want 't is toch Zondag, naar de kerk.» Ze waren in 'n herberg. .Zeg, Piet,» duisterde Geertje, .zorg j(j, dat Jan goed wat koffie drinkt en goed wat eet, want •Nou ja, meid, 't 1b kermis en zoo erg is het niet met 'm... Nn dan die--, heb je die gezien .Die konen ze wou verder ver tellen, maar dacbt er aan dat 't kwaad spreken zon worden en zweeg maar over de ergernissen, die ze onderweg gezien had... Het eten was gedaan. Toen naar de kerk. Met 'n moe lichaam, 'n zwaar hoofd, vol van dansdreunen en kermisgenot naar de kerkwaar het Evangelie was >ga en vertoon U aan den priester»... Een toer om je wakker te honden. En dan aanstonds gonw inspannen en dan naar huis en... uitslapen. Wat 'n echt christe lijke Zondagsviering 1 Eerst, alging het rijden er van, Geertje thuis gebracht... «wel te rusten» Toen zelf naar huis. En vader zei al gouw, nou zie wel Gnurtje alles bast afgeloopen»... Jan moe, erg moe, zou maar wat gaan slapen... Slaapt zijnuit. Als de Zondag al ver gevorderd is, ont waakt hij. Eerst nog doezelig. Dan langzaam aan klaarder. En als hij goed wakker is herinnert en hoort hg de Evangelie-woorden «gaat en vertoont (J aan de priester» LAÜBENTIUS. Een curiense boycot. In West Duitsch- land is een curieuze boycot uitgebroken, een die bg ons weten uniek moet heeten. Een boycot n.I. van de bierdrinkers tegen de brouwers en de kasteleins. De nieuwe belastingen hebben zooals men weet ook het bier opgeslagen, de brouwers hebben voor een HL. bier een mark of wat méér belasting te betalen. Dat wilden de brouwers natnurigk ver halen op de kasteleins, en deze even natunrigk op de klanten. Een gnlden op de honderd liter meer, dat maakt volgens kasteleinsrekening een cent op een glas meer... sn de rest steekt de kastelein in z'n sak I Maar die som van >nui ik houd er drie», konden de bierdrinkers óók welnitrekenen... en zg kwamen tot de conclusie, dat de brouwers en de kasteleins doen konden wat ze wilden, maar dat de klanten geen cent meer zouden betalen 1 De arbeiderevereenigingen zelfs hebben zich ermee bemoeid, en hun leden verboden bier te drinken... 't nieuwste in de arbei dersbeweging 1 De kasteleins merken het aardig in hun zak en de brouwers hebben nn als weer- wraak aangekondigd, dat ze een deel van hun personeel wegens den verminderden omzet, sullen ontslaan 1 De bier-oorlog is dns in vollen gang 1 Dat komt er van. Te Haarlem klom weer eens een jongen op den achtersten wagen van den stoomtram Haarlem—Alk maar. Toen hg geen kans zag, zich behoor- Hjk of t'e gigden, liet hij zich tusschen de rails vallen, met het gevolg, dat hg zyn voet gevoelig bezeerde. Vliegkunst te water Pas heeft de «Mauretania» den tocht van Engeland naar New-York verbeterd, of de «Lusitiana» even eens van de Cnnardlijn heeft de reis in 4 dagen 11 uur en 42 minuten, twee unr sneller nog dan de «Mauretania» afgelegd. De snuggere politiehond. Te Forchheim bg Bamberg (Dultschland) heeft een politie- hond getoond wat hg kon. Bniten op een weg vond men dezer dagen 's ochtena vroeg een boerenarbeider geheel bewusteloos liggen, bloedende uit vele wonden. Het eenige, waar uit men aanwijzing van den dader zon kun nen krggen, was een gebroken stok. Toen de politiehond uit Bamberg was gekomen, wer den de stukken van den stok weer op de piek van den aanslag gebracht. De hond nam, na er aan geroken te hebben, een landweg, die naar een dorp in de bnnrt voerde. Daar bleef bg staan blaffen voor het huis van een oud man, die er met xgn zoon woonde. Daar beiden als kalme, fat soenlijke menschen bekend stonden, was men overtuigd dat de hond zich vergist bad. Trouwens, het had intusschen zwaar gere gend, hetgeen het zoeken zooveel te moei- ïgker maakte, vond men. De hond werd naar het punt van uitgang teruggebracht, kreeg de stukken weer te rniken en kooi denxeifden weg. Nu ging hg in het dorp by de pomp staan blaffen. Zgn begeleider kwam tot de slotsom, dat de moordenaar daar xgn banden had gewassen. Waar zon de moordenaar huizen? Ten derden male werd de hond naar de plek van den aan- slag gebracht, en ten derden male spoedde hg zich naar het dorp, en nu blafte hg weer het huis van den onden man aan. Toen bleek dat deze nog een zoon had, die elders woonde en nu daar in huis vertoefde. Deze werd gevangen genomen en bekende ten slotte den aanslag uit oude veete te hebben gepleegd. Hg had werkeigk xgn handen aan de pomp van het bloed gereinigd)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Ons Blad : katholiek nieuwsblad voor N-H | 1909 | | pagina 5