Zaterdag 11 September 1909.
TWEEDE BLAD.
KALENDER
voor de dagen der week.
12 SEPTEMBER.
I kuj gemeend. Onnoozele, die hij was
Toch ook wat hebben.
Gemengd Nieuws.
ONS BLAD.
12 Sept Zondag. Naamfeest der H. Maagd
Maria. EvangelieDe jon
geling van Naïm. Lucas
VII: 11-16.
13 Maandag. H. Mauritius.
14 Dinsdag. H. Kruis verheffing.
15 Woensdag. Quatertemper. Octaafdag
van O. L. Vr. Geboorte.
16 Donderdag. HH. Cornells en Cyprianus,
Martelaren.
17 Vrijdag. Quatertemper. Indrukking
der wonden van den H.
Franciscus.
18 Zaterdag. Quatertemper. H. Joief van
Cupertino, Belijder.
Vijftiende Zondag na Pinksteren
Tweede Zondg der Maand.
Les uit den brief van den H. apostel
Pauius aan de Galaten V, 25—VI, 10.
Broeders! Zoo wij door den Geest leven,
laat ons ook tiaar den Geest Wandelen! Laat
ons geen bejagers worden van ijdele eer, el
kander tergend, elkander benijdend. Broe
ders! Mocht ook iemand door eenig misdrijf
overvallen zijn: gij, die geestelijk zijt, on
derricht den zoodanige in den geest van
zachtmoedigheid, terwijl gij acht geeft op
u zeiven, opdat ook niet gij in bekoring
komt. Draagt elkanders lasten; en zóó zult
gij de wet van Christus vervullen. Want
als iemand meent iets te zijn, ofschoon
hij niets is, bedriegt hij zich zeiven. Een
ieder nu beproeve, zijn eigen werk; en
zoo zal hij roem hebben in zich zeiven al
leen, en niet in eenen andere; want een
ieder zal zijn eigen last dragen.
Hij nu, die onderwezen wordt in het
woord, deele aan dengene, die hem onder
wijst, van alle goederen mede. Bedriegt u
niet! God laat Zich niet bespotten! Want
wat de mensch gezaaid heeft, dat zal hij
ook maaien. Hij toch die in zijn vleesch
zaait, zal ook van het vleesch verderf maaien
die echter in den geest zaait, zal van den
geest het eeuwig leven maaien. Laat ons
dan, het goede doende, niet moede worden
want, indien wij niet moede worden, zullen j
wij te zijnen tijde maaien. Laat ons der
halve, zoolang wij tijd hebben, weldoen aan
allen, doch voornamelijk aan de huisgenooten
des geloofs.
Evangelie volgens den H. Lucas
VII, 11-16.
Te dien tijde begaf Jesus Zich naar eene
stad, die Nairn genoemd wordt, en met
Hem gingen zijne leerlingen en eene tal
rijke schare. Als Hij nu de poort der stad
naderde, zie, werd er een overledene uit
gedragen, een éénige zoon zijner moeder,
en deze was eene weduwe; en eene groo-
te schare uit de stad was met haar. Toen
de Heer haar gezien had, werd Hij door
medelijden met haar bewogen en zeide tot
haar: ween niet! En Hij trad (nader en raak
te de lijkbaar aan, en de dragers stonden
stil. En Hij sprak: jongeling! Ik zeg u, sta
op! En hij, die gestorven was, zette zich
overeind en begon te spreken. En Jesus
gaf hem aan zijne moeder. En vrees greep
allen aan, en zij verheerlijkten God, zeggen
de: een groot Profeet is onder ons opge
staan! en: God heeft zijn volk bezocht!
II.
Jaren waren voorbijgegaan.
De nu tot volle ontwikkeling gekomen
jonge man keerde na een langdurigen Indi-
schen werkkring naar het vaderland terug,
als een levensmoede. Levensmoede, niet door
de ziekte in heft lage land aan de zee wel
haast overwonnen, maar levensmoede door
levens-ontgoocheling.
Bittere ervaringen had hij opgedaan.
Grievende teleurstellingen waren zijn deel
geweest.
In heerlijke geestdrift, vol droomen en
idealen was bij de toekomst ingetreden, en
bij het luisteren naar het lied, dat zijn eer
zucht hem zong, had hij zich tot niets ont
kenden arbeid voelen aangespoord en tot
kloeke daden waardig geweten.
Het licht van zijn dagenden dag miste
Wel geen schaduw. Daarvoor stond hem
het beeld van zijn weenende zusje, tot het
laatste zich aan zijn bevende handen vast
klemmend, nog te levendig voor oogen. Maar
'1 zou immers terugkomen? En,- was bij
ie gedachte de pijn ook blijven schrijnen
'n be eerlijkheid zijner jeugd had hij ge-
oopt liefde te zullen vinden, die wat hij
aar g'Uder had moeten achterlaten, ten min-
s,lieenigs-/-ins vergoeden zou.
i n b'! had een vriend gevonden. Zoo
I geweest!
O! dat
der |- 'Uist kh)> bij, dien hij als een broe-
dveind '16m ZO° moes* verradenNog
innigs^ ^era s*em 1" ooren, die zijn
'ach hat/'ClS^ell<:'men aan anHerer spoten
a ^geworpen, zielsgeheimen uit
waarachtige vriendschap dien enkele ver
trouwd.
En laterAltijd weer scheen hij ver
oordeeld de wereld van de ellendigste zijde
te leeren kennen, de onmeeidoogendste baat
zucht op zijn weg te ontmoeten
En in Ideze jonge ziel, die liede zocht
en geen. liefde vond, die zich anderen wel
wou geven, zoo het leven hem niet tot
zich zeiven terugdreef, was een groote bit
terheid gekomen. Zooats de menschelijke
samenleving zich hem had voorgedaan, was
zijs lechts bij machte geweest in hem dien
donkeren haat voort te brengen, die de on
verschilligheid of lichtzinnigheid waarmede
hij vroeger allen dodsdienst had aangezien,
in een verstard ongeloof had Idoen overgaan.
Kon hij een God van goedheid aanne
men, die hem tot zoo ongelukkig een be
staan verwezen had?
Maar in het hoogste der drukkende luch
ten, die zijn levensweg verduisterden, maar
te midden der somberheid van zijn nu zoo
droevigen dag rees soms licht en vredig het
beeld van haar, die hij op zijn wiegende
armen had 'gedragen in onbezorgde jongens-
blijdschap, die hij in heilige vereering tot
maagdeken had zien worden met zuiver oog
en kuischen laCh, die hij ook nu nog verre
wist van 's werelds bederf en ontgooche
ling.
Onbegrijpelijk! het was of haar onver
klaarbare macht over hem nog had gewon
nen, sinds hij vernam, dat zij het klooster
kleed had aangenomen.
En zijn door teleurstellingen verharde ge
moed kon bij de gedachte aan haar reine
wezep week worden en zijn stroeve oog
schreide soms tranen van ontroering.
Hij stond dan weer in die groote stad
zijner kinder- en jongelingsjaren. Maar zij
kwam hem vreemd voor. Alle herinneringen
van vroeger schenen te moeten sterven. Al
les veranderd, niets overgebleven van het
lieve zijner jeugd.-
Daar, vóór hem plotseling een ziekenhuis,
dat hem door zijn massale grootte een
oogenblik aan zich zelf onttrekt.
Dan, op eenmaal, als schrikt hij wakker
uit langdurige bewusteloosheid, weegeklaag
en rumoerige geluiden nemen hem op. Volk
stroomt samen. Het geeft een pogenblik
van (benauwend 'gedrang: een slachtoffer van
het een of ander onheid wordt naderge-
bracht. Door een onbestemd gevoel gedre
ven treedt hij mede binnen, om zoo noodig
hulp te verleenen. Het geval is echter onbe
duidend.
Een oogenblik later een hand, die zacht-
kens zijn arm aanraakt en een stem die hem
welwillend ondervraagt.
Hij staat voor een Engel der gasthuizen.
„Zuster," stamelt hij, „ik was hier geko
men.... misschien, dat ik hulp kon verlee
nenmaar nu ik wil henengaanhet is
hier zoo grootsch
„U bent dus dokter?" en zij lacht hem
vriendelijk toe. „Dan zal [iet u waarschijnlijk
niet ongevallig zijn u van die grootschheid
nader te overtuigen!"
Hij was oververmoeid. En toch sloeg hij
toe. Hij wist niet waarom.
Eenige minuten volgde hij zijn geleidster,
bewonderend de uitgebreidheid der inrich
ting en de getrouwheid prijzend waarmede
zelfs aan de meest eischenüe verlangens
voldaan werd. Toch dwaalden zijn gedach
ten onophoudelijk af. Dat kloosterkleed
bracht hem zoo levendig „zusje" voor den
geest!
Onverwacht stonden zij stil, midden in
den loop.
Zij tot hem met een verlegen„Misschien
dat u geen belang stelt in onze kapel?"
Hij antwoordde met een blik, die haar
het tegendeel verzekerde.
Toen nog: „IVlaar er is een doode! Een
der zusters
Met heftig handgebaar wees hij haar te
genwerping af. Het wis of alles aan hem
begon te sidderen. Hij dacht weer aan Do
rothea.
Maar hij wilde zich zelf belachen. Zij
was immers ver van hier. En daarenbo
ven: nooit had zij hem geschreven, dat zij
gasthuisnon was geworden
De Ideur Ider kapel was reeds opengegaan.
De aanblik van wat zich thans voor hem
opdeed bracht hem tot een stemming van
luchtige blijheid.
Toch was het een dootdenbaar, die het
eerst zijn aanblik trok.
Maar er ging zooveel zonnejubeling döor
de beperkte ruimte, er stroomde zoo breede
rijkdom van gouden licht door de kleine
boogventers, dat geen indruk van droefenis
mogelijk was. De flikkerende vlammetjes
der waskaarsen losten bijkans op in die
overweldigende helderheid.
De jonge dokter was werktuigelijk, bin
nengetreden. Maar een onbestemde vrees
hield hem van de baar terugDat hem
zusje,s naam ook zoo door het hoofd bleef
spelen!Daarbij kwam 'er een gevoel van
onwaardigheid in hem op. Het was hem
als ging hij door zijn blik de sluimering
der doode storen. Ook de biddende gestalte
bij het lijk voorovergedoken boezemde hem
een soort van schuchteren eerbied in.
MaarDorothea!.... het mocht toch
Dorothea eens zijn!
En de zachte stem zijner geleidster was
niet meer van noode hem tot een besluit
te brengen. Hij trad nader...,,.
Toen was het als viel een bonzende slag
kneuzend en pletterend op zijn rampza
lig hoofd, ais wrong een onwrikbare hand
zich om zijn tot stikkens genepen keel....
Met inspanning van alle krachten trachtte hji
zich "sterk te houden, schoon de adem hem
bijna ging ontbreken en hem alles reeds
duister werdMet bijna bo^enmensche-
lijk geweld boog hij zich naar het gelaat
der doode
„God! o God! medelijden, medelijden!"
kreunde hij. Neen het was geen droom:
daar lag zij..... zijDorothea.
En plotseling, toen zijn ongeluk hem in
ganschen omvang voor oogen stond, bar-
te 'hij uit in tranen. Hij wilde zich inhouden
hij wilde verklaring geven aan de verbaas
de zusters. Maar zijn ontroering beklemde
alle woorden in hun eerste geluid. Onsa
menhangende klanken was alles, wat hij
uitbracht.
En hij liet zich wegleiden als een kind.
Ja, Dorothea was dood. Gestorven als
een bloem, die in vollen bloei werd over
gebracht naar waar geen winterlijden de
lentevreugd meer volgen zal.
In het diepste harer ziel had zij de stem
des Meesters vernomen. „Kom, volg Mij!"
dat woord uit Zijn goddelijken mond had
haar zwakheid niet ontsteld, maar in innige
blijdschap had zij zich zelf gegeven en was
heengegaan. Ook zij was een dier Engelen
geworden, die door de ellenden dezer we
reld treden, smarten lenigend, drogend de
tranen van lichamelijk leed en in de zielen
stortend blijden zin en opgewekten lijdens
moed. Ook haar verschijning alleen reeds
had ten troost gestrekt aan ontelbare onge-
lukkigen, ook haar naam was gezegend zoo
door lippen, van nieuw leven bloeiende,
als door den reeds verstijvenden mond van
stervenden, idie de berinnering aan haar lief
de reeds een visioen van hemelsche vreug
de meenend, met zaligen lach ter ruste gin
gen
Dat was lang zoo voortgegaan.
Toen ,was in deze groote stad onver
hoeds die besmetting uitgebroken, die zoo
veel slachtoffers maakte, en telkens meer ver
pleging vroeg. In heldhaftige deugd had
zelfs zij zich aangeboden.... En werd ook
spoediger dan men had durven hopen, de
ramp van de sfad afgewend: de nachten,
in zorgen doorwaakt, Ide vermoeienissen, tal
loos doorstaan, hadden haar jeugdig li
chaam gesloopt. Zij was bezweken. „Vóór
den tijd?" Neen, voor haar altijd nog te
laat, smachtend 3 is zij was om ontbonden
te worden en met Christus te zijn
Daar lag zij nu, de jonge doode, in een
Engelachtige Heerlijkheid. De handen had
den zich gevouwen tot gebed, de lippen
tot lach zich geplooid. Want rust was nu
gekomen! Al tijdelijk lijden was nu voor
bij, nu was gaan dagen Ide dag van Vrede....
O! door die stille, vergeten ruimte in de
groote, rumoerige stad mocht vast het rui-
schen gaan van geestenwieken en het zoe
ter na-neurieën van het hemelsche koraal
dat uit orgelende monden haar het lied
van Gods weelden had toegezonden
De slag van Dorothea's sterven, door
haar broeder zoo onvoorbereid ontvangen,
was voor dezen van weldadigen gevolge.
Zoodra hij zich van de eerste aandoenin
gen hersteld had, was hem de reden van
„zusje's" vroegtijdigen dood opengelegd.
Haar opoffering en zelfverzaking. En de
woorden, die hem in opgetogenheid van
die zelfverloochening de bewijzen bijbrach
ten, waren als zooveel verkwikkende drop
pelen op Iden dorren akker zijner ziel neer-
geregend. De bittere man, die tot dusverre
van somberen $vaat was vervuld geweest,
stond Ihier tegenover Ide liefde in haar meest
verhevene en meest ontroerende uiting.
O! hij had vroeger wel eens gehoord
van zielen, die uit hemelsche beweegredenen
alles verlieten om kuisch te zijn en gehoor
zaam, die zich zelf als het ware vernietig
den om alles voor anderen te worden
En in later dagen had hij een enkele maal
nog wel daaraan gedachtMaar dat al
les stond reeds te veel buiten hem, aan die
bovenaardsere geheimen had hij zich reeds
te vreemd gevoeld.
Maar nu kon zijn ziel niet gesloten blij
ven. Nu 'drong Ide ontroering om die onver-
winnelijke kracht in zijn toch zoo zwakke
„zusje" met onweerstaanbaren drang zijn
innerlijkste leven binnen, en Wekte er herin
neringen aan vroeger, toen hij nog werd
gesterkt in 'haar kinderlijke gelooven en haar
onbesmette reinheid...... En telkens kwam
hem weer voor den geest, het, trots zijn
zelfbelaching, nooit vergeten, altijd levendig
gebleven oogenblik, toen haar droefenis om
den heidenschen jongeling Theophilus hem
tot zoo wreede pijn was geweest.... Ook
hij had niet kunnen gelooven..... En had
zelfs het verhaal der rozen bij hem niet
het verlangen doen ontstlaan, dat ook hem
een teeken gegeven mochte worden ter ver
lichting..... Rozen!Rozen!., was haar god
delijke hulp, die zwakken sterkte geeft tot
het stellen van daden, heerlijk opbloeiend
in het doode land van zelfzuchtige kleinheid
rondomme?,
O hij gevoelde het er er voer als een
juichensblije siddering door zijn ziel als hij
daaraan dacht dat ook hij zich weer
vermocht neer te werpen voor de voeten van
den Christus, in de kracht van Wiens liefde
met zooveel grootmoedigheid aan de Wereld
verzaakt werd!
Maar nu hij kalm was wilde hij weer te
rug naar de lieve doode, die er zoo vredig
in de kapelle te sluimeren lag,
En toen hij kwam, was er nog even helle
zonneluister, nog even beweginglooze stilte.
En hij had er een sthat van roode rozen
in zijn bevende handen, rozen heur volle
leven bloeiend in het koude winterweer.
En als zij straks ter statie stonden bij het
kuische lijk van haar, die hem door haar
rozen van zelfverloochening, zoo waarach
tig een Dorothea geweest was gleed erover
zijn gelaat een tevreden lach.
Toen sloop hij geluidloos weg.
En in Ide kapelle rees er een zachte geur
die hing tar zoo zoet in den gouden zonne
schijn, en Wekte nog inniger gedachten aan
Engelenadem en Engelen-zangen
>Nou maar Guutije, onze jongen moet
toch ook wat hebben. (En dan hoeveel gaan
ei nietbeate brave jongens, die de geheele
nacht op de kermis blijven. Ala we te
streng lijn
Zij zweeg.
Al zoo dikwijls had ze er tegen gerede
neerd, maar begreep ten laatste, dat al baar
gepraat niet gaf, want het stond vast bjj
haar man Jan mocht om vijf uur naar de
kermis tot
Ze overdacht.
>Toch ook wat hebben.. Och ja 1 hij had
ook niets 1 Nn dit en dan dat, ze telde er
terstond 'n stuk of vier feestan achter
elkander door hem meegemaakt. Maar toch
>ook wat hebben..
.Hoeveel gaan er niet'. Ja. Ja en hoeveel
moeders zouden er niet evenals zij een
rneteloozen nacht doorbrengen wantwelke
moeder kan rusten als haar kind in gevaar is?<
.Beste, brave jongens». Des te erger dat
ook die tot geen beter inzicht komen en
xoo maar goedsmoeds met 'n ellendige ge
woonte meedoen.
>Te streng». Ja en dan alles maar toe
geven; ze overal maar been laten gaan.
Dan heeft men zeker geen last met zQn
kinderen... maar dan kan men toch later
wel eens last krijgen, als de verantwoording
zal gegeven moeten worden niet om .te
streng» zijn, maar wel om te toegevend xijn...
Ze mijmerde langen tfjd zoo voort, ten
laatste zich troostend: >ik heb me best
gedaan» (dat had zij), »dat toch ook ma
man niet wjjier isl»
Fier zijn kop schuddend, vloog de jonge
vos over den weg. Blinkend gepoetste tnigen.
De kar glimmend mooi met prachtige lan
taarns. Alles lijn, fijn. Een gerij waardig een
Eerste Communie kind huiswaarts te voeren.
.Moeder I moeder daar rijdt Jan met
Geertje I Kijk eens moeder wat I moeder za
wenken gedag...» doch hoe de kleine ook
praatte, moeder keek niet
.Moeder! wanneer komt Jan terng? 'k
krijg wat lekkers van 'm, mag ik opblijven
tot hij terng is
«Wat te antwoorden? Maar 't oudere
zusje, 'n wy»neu»je: «och rare jongen, Jan
komt morgen pas thuis.»
•Waar slaapt hij dan
.Hij slaapt niet, 't is toch kermis.»
.Niet slapen?O moeder als ik groot
ben, mag ik dan ook de heele nacht naar
de kermis? Was ik maar grootI»
Moeder zweeg. Niet >te streng zijn* dacht
ze weer, en ze voorzag, hoe het over tien
jaar xou gaan, als 'r man xoo bleef toe
geven: vijf kinderen hebben en Zaterdagx
om de Aikmaarscbe kermis vader en moeder
alleen thuis; .wel te rusten dan!»...
Geen plast* bijna cm nit te spannen.
Geuttje kon het niet op «wat is het vol I»
Zij dacht eventjes aan 'n andere plaats,
wat r het vandaag wel niet zoo vol zcu xfjn
en waar ze toch eigenlijk ook heen gemoeten
hadMaar ja kermis gaat voor
.Biechten kan je altjjd nog».
Toen gauw 'n kaartje gehaald, dan weet
je waar ja 's nachts terecht kunt
Om te slapen
Eè je nou ge...: om te dansen.
Daarna de kermis eens rond. Wat mooi i
wat gezellig I En ze hadden zoo'n leuk
klubje... ten minste op een paar na,...'
want die eene kon zoo vreemd doen als hij
op de kermis was. Zoo los.
»Los met zijn geld 7»
.Wel dat is ieder ais bet ten minste
kermis is. Nee maar los met xjjn mond...
die kon zijn fatsoen niet honden... en...
en... en...
.Jongens», sprak Jan, >we gaan eerst eens
goed eten, dan kunnen we er tegen.»
>Ja, best en dan naar 't spel.»
•Hé ja, 'n spel. Ze zijn toch allemaal
goed, Piet
.0 ja, wees maar niet bang I»
Na 'n unr waren ze bij 'n voorstelling,
die .alleronscLuldigst» was. Wel kleurde
Geerlje zco nu en dan sterk en deed Jan
maar alsof bg het niet begreep, vooral als
de .losse» geweldig er om zat te lachen.
En dat bet 'n beetje zoo-zoo was, bleek ook
wel door dat er meerdere opstonden en er
nit liepen.
't Web afgeloopen. En 't eerste, wat ze,
buiten gekomen, tot elkaar zeiden, was, de
een de schuld als 't ware aan de ander
gevend .nou als jij weggegaan bad, had ik
meegegaan k
.Non maar vonden jelui 't dan zoo erg
Ik heb het op kermissen wel eens erger
gezien.»
En er begon 'n heel debat, waarbij 't
voortdurend was .en dat dan, was dat
knap?... en dat...» totdat men ten laatste
maar besloot >de singel om en dan dan se;
De dans zon weer beginnen.
•Nou Jan 't is al Zondag», en er klonk
iets in baar zeggen, iets om >wat ben ik
begonnen
«Al Zondag», hielp Jan haar er over he n,
't zal wel Maandag ook worden.» Meteen
viel de mnziek in en de gansche menigte
kwam in beweging en de nieuw aangeko
menen deden de eerste ronde, met 'n stndie
en 'n ernst lnisterend en zich voortbewegend
op de golven der mnxiek, om daarna weer
eens wat te rusten, wat te lacheD, te schertsen,
te drinken. En zoo de geheele nacht door.
Alles netjes natuurlijk. Want allemaal Room-
schen onder elkander. Alles netjes, nee maar
xoo netjes
't Was zes uur des morgens. De klnb
verliet de danszaal. Eerst 'n lnchtje rchep-
pen, wat eten, en dan >want 't is toch
Zondag, naar de kerk.»
Ze waren in 'n herberg.
.Zeg, Piet,» duisterde Geertje, .zorg j(j,
dat Jan goed wat koffie drinkt en goed wat
eet, want
•Nou ja, meid, 't 1b kermis en zoo erg
is het niet met 'm... Nn dan die--, heb
je die gezien
.Die konen ze wou verder ver
tellen, maar dacbt er aan dat 't kwaad
spreken zon worden en zweeg maar over
de ergernissen, die ze onderweg gezien had...
Het eten was gedaan. Toen naar de kerk.
Met 'n moe lichaam, 'n zwaar hoofd, vol
van dansdreunen en kermisgenot naar de
kerkwaar het Evangelie was >ga en
vertoon U aan den priester»...
Een toer om je wakker te honden. En
dan aanstonds gonw inspannen en dan naar
huis en... uitslapen. Wat 'n echt christe
lijke Zondagsviering 1
Eerst, alging het rijden er van, Geertje
thuis gebracht... «wel te rusten»
Toen zelf naar huis.
En vader zei al gouw, nou zie wel Gnurtje
alles bast afgeloopen»...
Jan moe, erg moe, zou maar wat gaan
slapen... Slaapt zijnuit.
Als de Zondag al ver gevorderd is, ont
waakt hij. Eerst nog doezelig. Dan langzaam
aan klaarder. En als hij goed wakker is
herinnert en hoort hg de Evangelie-woorden
«gaat en vertoont (J aan de priester»
LAÜBENTIUS.
Een curiense boycot. In West Duitsch-
land is een curieuze boycot uitgebroken, een
die bg ons weten uniek moet heeten.
Een boycot n.I. van de bierdrinkers
tegen de brouwers en de kasteleins.
De nieuwe belastingen hebben zooals
men weet ook het bier opgeslagen, de
brouwers hebben voor een HL. bier een
mark of wat méér belasting te betalen.
Dat wilden de brouwers natnurigk ver
halen op de kasteleins, en deze even
natunrigk op de klanten.
Een gnlden op de honderd liter meer,
dat maakt volgens kasteleinsrekening een
cent op een glas meer... sn de rest steekt
de kastelein in z'n sak I
Maar die som van >nui ik houd er drie»,
konden de bierdrinkers óók welnitrekenen...
en zg kwamen tot de conclusie, dat de
brouwers en de kasteleins doen konden wat
ze wilden, maar dat de klanten geen cent
meer zouden betalen 1
De arbeiderevereenigingen zelfs hebben
zich ermee bemoeid, en hun leden verboden
bier te drinken... 't nieuwste in de arbei
dersbeweging 1
De kasteleins merken het aardig in hun
zak en de brouwers hebben nn als weer-
wraak aangekondigd, dat ze een deel van
hun personeel wegens den verminderden
omzet, sullen ontslaan 1
De bier-oorlog is dns in vollen gang 1
Dat komt er van. Te Haarlem klom
weer eens een jongen op den achtersten
wagen van den stoomtram Haarlem—Alk
maar. Toen hg geen kans zag, zich behoor-
Hjk of t'e gigden, liet hij zich tusschen de
rails vallen, met het gevolg, dat hg zyn
voet gevoelig bezeerde.
Vliegkunst te water Pas heeft de
«Mauretania» den tocht van Engeland naar
New-York verbeterd, of de «Lusitiana» even
eens van de Cnnardlijn heeft de reis in 4
dagen 11 uur en 42 minuten, twee unr
sneller nog dan de «Mauretania» afgelegd.
De snuggere politiehond. Te Forchheim
bg Bamberg (Dultschland) heeft een politie-
hond getoond wat hg kon. Bniten op een
weg vond men dezer dagen 's ochtena vroeg
een boerenarbeider geheel bewusteloos liggen,
bloedende uit vele wonden. Het eenige, waar
uit men aanwijzing van den dader zon kun
nen krggen, was een gebroken stok. Toen de
politiehond uit Bamberg was gekomen, wer
den de stukken van den stok weer op de
piek van den aanslag gebracht. De hond
nam, na er aan geroken te hebben, een
landweg, die naar een dorp in de bnnrt
voerde. Daar bleef bg staan blaffen voor
het huis van een oud man, die er met xgn
zoon woonde. Daar beiden als kalme, fat
soenlijke menschen bekend stonden, was men
overtuigd dat de hond zich vergist bad.
Trouwens, het had intusschen zwaar gere
gend, hetgeen het zoeken zooveel te moei-
ïgker maakte, vond men. De hond werd
naar het punt van uitgang teruggebracht,
kreeg de stukken weer te rniken en kooi
denxeifden weg. Nu ging hg in het dorp
by de pomp staan blaffen. Zgn begeleider
kwam tot de slotsom, dat de moordenaar
daar xgn banden had gewassen. Waar zon
de moordenaar huizen? Ten derden male
werd de hond naar de plek van den aan-
slag gebracht, en ten derden male spoedde
hg zich naar het dorp, en nu blafte hg
weer het huis van den onden man aan.
Toen bleek dat deze nog een zoon had, die
elders woonde en nu daar in huis vertoefde.
Deze werd gevangen genomen en bekende
ten slotte den aanslag uit oude veete te
hebben gepleegd. Hg had werkeigk xgn
handen aan de pomp van het bloed gereinigd)