Zaterdag 25 December 1909.
TWEEDE BLAI).
Zalig Kerstfeest.
Evangelie volgen* den H. Matthene;
APOLOGIE.
GEMENGD NIEUWS.
ONS BLAD.
KALENDER
voor de dagen der week.
26 Dec. Zondag. 2e Kerstdag H. Stepbanug,
Diaken en le Martelaar.
EvangelieDe hardnekkig
heid der joden berispt
Matthene XXIII: 34 - 39.
27 Maandag. H. Joanne#, Apoetel en
Evangeiiat.
28 Dinsdag. H H. Onnooxele Kinderen.
29 Woensdag. H. Thomae van Kantelberg,
Bieachop en Martelaar.
30 Donderdag. H. Engeniua.
31 Vrijdag. H. Silvetter, Fane en Bel.
1 Jan. Zaterdag. Nieuwjaarsdag. Evang.
Het Kind wordt besneden.
Lucae II21.
HOOGFEEST VAN KERSTMIS.
Les uit den brief van den H. apostel
Paulua aan Titus; II, 11 15.
Veel beminde! De genade van God on
zen Zaligmaker is voor alle menschen ver
schenen, ons leerenjdie, dat wij, met verza
king van de goddeloosheid en de we-
reldsche begeerlijkheden, matig, rechtvaardig
en godvruchtig leven in deze wereld, ter
wijl wij de zalige hoop verbeiden en de
komst der heerlijkheid van onzen grooten
God ten Zaligmaker Jesus Christus, dieZicjh1
zeiven voor ons gegevfcnh 'teeft om ons van
alle ongerechtigheid vrij te 'koopen en om
voor Zich een behagelijk volk te reinigen,
dat zich met ijver toelegt op goede wer
ken. Spreek dit en vernam hiertoe, in Chris
tus Jesus onzien Heer.
Evangelie volgens den H. Lucas;
II, 1-14.
Te Üien tijde ging er een gebod uit van
keizer Augustus, idat de geheele wereld moest
worden opgeschreven. Deze eerste opschrij
vingi s geschjed door Cyrinus, landvoogd
van Syrië. En allen gingen om zich aan
te geven, ieder naar zijne eigene stad. En
ook Jozef trok op van Galilea uit de stad
Nazareth naar Judea, naar David's stad, die
Bethlehem genoemd wordt, dewijl hij uit
het huis en geslacht van David was, om
zich aan te geven met Maria, zijne ver
loofde vrouw, die zwanger was. En het
geschiedde, toen zij daar waren, dat de
dagen vervuld werden dat zij baren zou.
En zij baarde haren eerstgeborenen Zoon,
en Wikkelde Hem in doeken, en legde Hem
neder in eene kribbe; want er was voor
hen geen plaats in dte herberg.
Er waren nu in dezelfde streek herders,
die waakten ien Ue nachtwacht hielden over
hunne kudde. En zie, een engel des Hee-
ren stond naast hen, en de heerlijkheid
GodS omstraalde hen; en zij vreesden met
groote ijreeze. En Ide engel zeide hun:
vreest niet! want zie, ik verkondig u eene
groote blijdschap, die voor al het volk we
zen zaldat u heden geboren is de Zalig
maker, die Christus de Heer is, in de stad
van David1. En dit zij u ten teekengij
zult vinden een Kind, in doeken gewonden
en neergelegd in eene kribbe. En eens
klaps vereenigde zich met den engel eene
menigte van het [hemelsch heirleger, God lo
vend en zeggend: glorie aan God in den
allerhoogste! en op aarde vrede den men-
schen van goeden wil!
26 DBOBMBEB.
Vierde Zondag der Maand.
Lea uit de Handelingen der apostelen
VI, 8-10; VII, 54-59.
In die dagen deed Stephanus, vol van ge
nade en kracht, wonderen en groote tee-
kenen onder het volk.
Nu stonden er eenigen op uit de synago
ge, welke genoemd wordt die der Liber
tijnen en der Cyreneërs en der Alexan
drijnen en dergenen, die van Cilicië en
Azië waren, ten hielden twistredenen met
Stephanusen zij konden der wijsheid en
den Geest, die sprak, niet wederstaan.
Zij nu, Id it hoorende, werden verschëuid
in hunne harten en knersten met de tanden
tegen hem. Daar hij echter vol was van
den Heiligen Geest, zag hij, ten hemel sta
rend, de heerlijkheid Gods en Jesus, staan
de aan Gods rechterhand. En hij zeide:
ziet, ik zie de hemelen geopend en den
Zoon fdes menschen staande aan de rechter
hand Gods Maar zij, met luide stem sqhreeu
wend, stopten hunne ooren en vielen een
parig op |hem laan. En zij wierpen hem buiten
de stad ien steenigden hem- en de getuigen
legden hunne kleederen (neder aan de voeten
Van ben 'jongen man, diie Saulus heette. En zij
steenigden Stephanus, terwijl hij bad en zei
de: Heer Jesus! ontvang mijnen geest! En
°p zijne knieën vallend', riep hij met luide
atem: Heer! (reken hun deze zonde piet
toe! En na dit gezegd te hebben, ontsliep
hii in Iden Heer.
XXIII, 34-39.
Te Idien tijde sprak Jesus tot de schrift-
Beleerden en Pharizeën: ziet, Ik zend tot u
Profeten en wijzen en schriftgeleerdenen
v»n hen zult gij er dooden en "kruisigen,
tn van hen zult gij er geeselen in uwe
synagogen en vervolgen van stad tot stad;
opdat op u kome al het rechtvaardig bloed
dat op aarde veigoten werd, van het bloed
van (den rechtvaardigen Abel af tot het bloed
van Zachari'as, Baracjhias' zoon, dien gij
gedood hebt tussdhen den tempel en het
altaar. Voorwaar, Ik zeg u: dit alles zal
komen op dit geslacht Jeruzalem, Jeruza
lem, dat de profeten doodt en hen steenigt,
die tot u gezonden zijn! Hoe dikwijls heb
Ik uwe kindieren willen vergaderen, gelijk
eene hen hare kiekens vergadert onder hare
vleugelen! En gij hebt niet gewild. Ziet,
uw huis zal u woest gelaten worden! Want
Ik zeg u: gij zult Mij van nu af niet meer
zien, totdat gij zeggen zult: gezegend Hij,
die komt in den naam des Heeren!
li.
1. Wat was voor de Apostelen aanleiding
om „diakens" aan te stellen? Nadat de
Hooge Raad der Joden, de Apostelen, na
hen gegeeeseld te hebben, in vrijheid had
gelaten, hielden zij niet op, dag in, dag
uit zoowel in de huizen der geloovigen
als in den tempel, het volk te onderrichten,
Door Gods genade en hun prediking
groeide het aantal der leerlingen dagelijks
aan.
Ofschoon al deze bekeerlingen uit de Jo
den waren, werden Zij onderscheidein in
Hebreërs en Griekende Hebreërs spra
ken Ide taal der Joden het Hebreeuwsdh'
of eigenlijk Urameesch de Grieken, bui
ten Palestina geboren, Grieksch.
Deze laatsten nu meenden reden tot kla
gen te hebben; denkend, dat hunne wedu
wen weiden achtergesteld bij het uitdeelen
van onderstand en de gemeenschappelijke
lieftiemaaltijden, Idat zij minder in tel wa
ren (dan de'anderen uit de Hebreërs. Deze
liefdemaaltijden, „Agapen" genoemd een
woord' aan 't Grieksch ontleend waren
broederlijke maaltijden waaraan allen deel
namen, van eiken pang en standi, en die
verbonden waren aan het vieren der Hei
lige Geheimen, het ontvangen der H. Com
munie.
Tot nu toe was de zorg voor de armeni
door de Apostelen aan niemand in 't bij
zonder opgedragen. 1
Toen nu deze oneenigheid den Apos
telen wierd bekend gemaakt, riepen zijde
menigte der leerlingen, d.i. de geheëfe chris
tengemeente van Jerusalem bijeen, en
spraken: „Het past niet dat wij de ver
kondiging van Gods woord staken, om ons
te bemoeien met tafels te bedienen, d.i. toe
zicht houden over de spijs-uitdeeling aan
de 'gemeente. Ziet uit naar zeven mannen,
uit uw; midden van goede getuigenis, vol van
den H. Geest en van wijsheid die wij
voor (dit werk kunnen aanstellen. En wij,
wij zullen in het gebed en de bediening|
des woords volharden." Dit woord be
haagde aan de geheele menigte.
Zij kozen er nu zeven; waaronder op
de eerste plaats Stephanus genoemd wordt,
een man vol van geloof en van den H.
Geest. Zij brachten de zeven uitgekozenen
voor de Apostelen. Dezen nu baden over
hen en legden hun de handen op, wijd
den hun tot diakens.
2. Bestond nu hierin alléén de werkkring
der diakens?
Neen zeker niet. Uit hetgeen de H. Schrift
over (die eerste diakens (letterlijk vertaalidj
„bedienaren" mededeelt, weten wij niet
zeker idat zij ook een meer geestelijke be
diening hadden.
Verschillende malen toch worden zijdoor
de Apostelen vooruitgezonden om het Evan
gelie te verkondigen.; j
Zoo kunnen wij uit het Epistel van de
zen feestdag den heldh'aftigen moed be
wonderen van den H. Stephanus en de wijs
heid, die sprak uit zijne woorden. Uiteen
andere plaats in Ide „Handelingen der Apos
telen" blijkt dat ook het toedienen van
het Doopsel tot het ambt der diakens
moet gerekend worden, want zoo lezen wij
in het VlIIste Hoofdstuk; dat de diaken
Philippus, eene Ethiopiër, een machtig ka
merling en staatsdienaar van de Ethiopi
sche koningin Kandaoe, nadat deze plech
tig zijn geloof in Jezus Christus beleden
had, „doopte" in den naam des Vaders
en des zoons en des H. Geestes,
Vervolgens, Idlat vele mannen en vrouwen
in Samaria op de prediking van Philippus
het geloof aannamen en zidh lieten doo-
pen.
De diakens waren dus de wegbereiders
en medehelpers der Apostelen. Niet alle
geestelijke werkzaamheden mochten of kon
den zij verrichten; getuige hetzelfde hoofd!
stuk der genoemde „Handelingen der
Apostelen". „Toen", zoo lezen wij daar
„de Apostelen vernamen, dat de stad Sama
ria het woord Gods had aangenomen, zon
den zij Petrus en Joannes daarheen om
het door Philippus begonnen werk te vol
tooien. De Apostelen baden over hen, leg
den hun de handen op (toediening
van het H. Vormsel) en zij ontvingen1
den H. Geest- n.
Op den vooravond van het heilige Kerst
feest is het en de oude handelsstad B...
staat reeds in het teeken van Kerstmis. Op
de straten loopen de menschen met geheim
volle, omwikkelde pakketten, elkander voor
bij'. Kinderen drukken hunne neusjes tegen
de spiegelkasten der uitstalkasten plat, waar
achter voorwerpen opgestapeld liggen, die
voor hun kinderlijk gemoed het ideaal van
Kerstmis' heerlijkheid vormen. Overal be
gint men feestvreugde en feesfglans te be
merken, tot zelfs op dfe hooge, oude hui
zen met hunne spitse gevels, waarop de
sneeuwvlokken, jdie er den vorigen dag op
gevallen zijn, als diamanten beginnen te
schitteren-
Zooeven ha|d Wet toren-uurwerk op het
oude raadhuis het derde middaguur gesla
gen ten het schijnsel van de ondergaande
Kerstmiszon overdekt voor de laatste maal
alles met een rozigen gloed'. Vervolgens
verdwijnt evenwel het lieflijke daglicht, en
van het groenblauw gekleurde winter-fir
mament daalt de schemering naar beneden.
Nu weerklinken ook Van de torens der,stad
de klokken, om het vredefeest in te lui
den, Zij klinken, verre, boven het gewoel
in (de straten en op de pleinen der stad uit
dragen zij de boodschap des vredes tot
op den landweg, waarop een oude man,
gehuld in de kleeding, zooals men veer
tig jaar geleden droeg, langzaam, heel lang
zaam ten voorzichtig komt aanloopen. Zijne
dagelijksche 'wandeling is het, van de stad
uit naar een idorp in de nabijheid en weer
terug. Vreemd', hij 'kent den weg (hij
legt hem sinds omstreeks twintig jaar bijna
dagelijks af maar zóó ver, zóó ver
moeiend als heden, is hij hem nog nooit
voorgekomen. Nu en Ictan blijft de ongeveer
zes-en-zeventig-jarige, eenzame wandelaar
staan en haalt moeilijk adem. Het asthma,
het booze asthma, dat het ook volstrekt
niet meer wijken wil!.... Vervolgens gaat
hij verder, langzaam, tred voor tred. Op
nieuw blijft hij staan, doch dezen keer luis
terend, de klokketonen uit de stad dringen
in zijn oor.
„Kerstmis! op nieuw eenmaal!" fluiste
ren vervolgens zijne lippen en een zonder
ling, bijna bitter lachtje speelt om zijn mond.
Doch ;al sdhaamtiie hij zich over zijne
ontroering, neemt hij onmiddellijk zijn oud-
motilisdhen hoed af, en, de handen vouwend,
zegt hij fuisterend: „Vrede den menschen,
die van goeden wille zijn!"
Daarna stapte hij wieder voort in het
zelfde vermoeide, langzame tempo, totdat
hij' de voorstad bereikt heeft.
„Goeden avond, mijnheer Snisler." klinkt
het Wem Mier van alle kanten tegen; „en
een gezond; vroolijk feest!"
Gewoonlijk zijn het arme, tot den ar
beidenden stand behoorende vrouwen, die
deze vertrouwelijke groeten uitspreken, wel
ke regelmatig, met een vriendelijken hoofd
knik beantwoord worden.
Nu komt een schaar armoedig gekleede
kinderen uit eene volksschool stormen, waar
zooeven Kerstgeschenken zijn uitgedeeld.
Mogen 'wij komen, mijnheer Snisler, blijft
het daarbij?" vragen zij en omringen den
tengeren ouden heer, zoodat deze moeite
heeft op de 'been te blijven en zijn stok als
steunpilaar moet gebruiken.
„Zeker moogt gij komen", zegt hij, daar
op toet innemende stem, en een vriendelij
ke glimlach verheldert zijn gerimpelde ge
laatstrekken. „haast u, opdat Wet niet al
te donker wordt."
„Dat zal prachtig wezen! Lang leve de
goede mijnheer Snisler!" roept nu de vroo-
lijke schaar en stuift henen, om de reeds
ontfangen Kerstgeschenken naar Wun ar
moedig tehuis te brengen.
„Wie is die zonderlinge oude, die er
uitziet als »een overblijfsel uit vroegeren
tijd?" vroeg intusschen een jong onderwij
zer, Idie pas korten tijd geleden in de stad
benoemd was, aan een ouder collega, in
wiens gezelschap hij !het schoolgebouw ver-
laten had; Tegelijkertijd keek hij mijnheer
Snisler na, die langzaam over het plein)
loopt. JtEen zonderling schijnt het te wezen."
„Dat is hij inderdaad", verklaarde de
oudere onderwijzer „Mijnheer Snisler, die
tal Van jaren eerste boekhouder in een ban
kiershuis was <en nu sinds ongeveer tien
jaren gepensioneerd is, omgeeft eeniger-
mate teen geheimzinnige sluier. Verscheidene
menschen houden hem voor een gierigaard
Hem moet in zijn jeugd een tamelijk aanzien
lijke erfenis ten deel gevallen zijn, doch
niemand weet iets mede te deelen omtrent
de plaats, waar, die geborgen is. Velen
gelooven, dat hij geheime schatten bewaakt
en slechts uit hebzucht zulk een armelijk
bestaan leidt. Dit laatste wordt echter te
gengesproken door het feit, dat hij bui
tengewoon milddadig is ten meer weldoet,
dan zijne omstandigheden gedoogenzijne
weldaden bewijst hij evenwel in het verbor
gen. Het is ook genoegzaam openbaar ge
worden, Idat ide arme menschen, vooral de
kinderen 'in de voorstad, hem evenals een
heilige vereeren. In zijne jeugd moet hij
eene verloofde gehad hebbenwaarom hij
haan fci»iet heeft gehuwd, is nooit opgehel
derd. Edn feit evenwel is, dat hij lange
lange jaren trouw voor zijne oude moeder
en twee zieke zusters gezorgd heeft Met
andere menschen omgaan doet hij niet. Met
slechts weinige personen wisselt hij inden,
loop van het jaar maar enkele woorden,
en andere wandelingen kent hij niet, dan
's 'morgens naar de H. Mis en 's namid
dags, hetzij zomer of winter naar O. op
het 'kerkhof. Daar moet iemand begraven
liggen, idïe hem in het leven lief was.
„Arme, oude man," antwoordt daarop de
jongere onderwijzer, en werpt den oude,
die iets romantisch voor hem heeft, een
deelnemenden blik achterna; „in ieder geval
heeft hij meer geleden en ondervonden dan
wij allen vermoeden."
Mijnheer Snisler is intusschen verder ge
gaan, heeft het plein overgestoken, waar
van een eeuwenoude Mariakerk het sieraad
is, ten is eene zijstraat ingeloopen. Hier,
in leen der oude huizen, woont hij, hoog,
ontelbare malen is hij naar boven geklom-
boven op de vierde verdieping. Zonderling
ontelbare malen is hij naar boven geklom
men gedurende de bijna vijftig jaren, dat
hij daar woont, maar zulk eene vermoeie
nis als vandaag, beseft hij nog nooit be
speurd. Het gebrek aan de ademhalings
werktuigen, dat hem buiten op den landweg
zoozeer heeft gekwelidl, wordt op de smal
le trappen nog angstwekkender.. Eindelijk,
eindelijk heeft hij zijn doei bereikt. De
sleutel wordt omgedraaid en hij treedt het
kamertje binnen, dat geen ander uitzicht
heeft dan op daken en sdhoorsteenen, waar
boven (de hemel welft.
Nu mijnheer Snisler zijn zwaren, oudmo
dischen kapmantel heeft afgelegd en ide)
gewone kamerlucht inademt, schijnt hij zich
beter te gevoelen. Met bijna jeugdige haast
loopt hij tussdhen de eenvoudige, oude meu
belen rond, zet een tafel recht, spreidt
daarover een wit tafellaken uit en verdwijnt
danf !n leen belendend kamertje. Nu een ge
heimzinnig knappen en ruisdhen van pa
pier, daarop een Kerstmisachtigen geur van
dennetakken en peperkoeken. Daar verschijnt
mijnheer Snisler opnieuw. Een klein den-
neboompje met kaarsijes bestoken
draagt hij en plaatst het midden op de ta
fel. Nog een paar malen wordt het verdw'ij
nen in het zijvertrek herhaald', en na elk
terugkomen wordt de tafel meer en meer
gevuld. Daar ligt van alles! Peperkoeken
appelen, noten, leien, griffels, schrijfboeken
kousen, schoenen, hemden, prentenboeken
speelgoedallemaal dingen, die een kin
derhart verblijden. Is het werkelijk de weinig
spraakzame, menschensdhuwe zonderling, die
zulk een rijken Kerstboom heeft opgesteld?
Nu kijkt hij met gevouwen handen op zijn
werk neder, en weer verschijnt de glimlach
op zijn gelaat, die de harte trekken zachter
doet schijnen. Niemand 'weet, vermoedthet
immers, hoezeer de eenzame grijsaard de
arme, onverzorgde, zooveel onberende kin
deren van de straat in zijn hart draagt!
Nu steekt hij een wasdraad aan en spoedig
straalt het kamertje van den glans der klei
ne (kaarsen, die het kerstboompje versieren
en (de kleine kribbe verlichten, die aan den'
voet van het boompje geplaatst is... Daar
wat is flat?.... Weder zijn het de pijnlijke
steken in de borst, die sinds eenige dagen
bijna regelmatig terugkeeren en eene zoo
onbegrijpelijke zwakte in het lichaam van
den ouden man achterlaten. Ook nu moet
hij afgemat op -een stoel gaan zitten, zeld
zaam ïs het, hoe zwak de beenen, die zoo
lang hebben standgehouden, opeens gewor
den zijn
Doch mijnheer Snisler bezit geen tijd ge
noeg, om daarover lang na te denken. Wel
dra komt het de trap op; tap, tap, tap.
Nu Iwondt de deur geopend en de kleine
vrienden Van den eenzamen oude komen,
binnenstroomen, doch blijven dicht opeen
gedrongen en verlegen staan, knapen en
meisjes, tien tot twaalf in getal. Verblind
door het licht in de ouderwetsche vertrek
ken, blijven zij bij de deur staan, totdat mijn
heer Snisler laat hooren: „Zingt voor het
Kindje in de kribbe een lied."
Niet tweemaal laat de kinderschaar zich'
dat zeggen, en weldra klinkt het in koor:
Stille nacht, heilige nacht!
Alles slaapt. Eenzaam wacht
Het gezegende, heilige paar,
Wijl het goddelijk Kindeken daar
D'oogen ten Hemel gericht
Arm in Zijn kribbeken ligt.
Stille nacht, heilige nacht!
Jesus lief, o hoe lacht,
Minlijk uw gezegende mond
In Ideez' blijden, zaligen stond,
Lang reeds en vurig verwacht
Door gansch het vorig geslacht.
Nauwelijks zijn Üe laatste tonen wegt-
gestorven, of de gastheer wenkt met de
hand, en nu komen zij nader, de kleine
Kerstzangers, en vallen jubelend op de heer
lijkheden aan, die liefde him bereid heeft.
Mijnheer Snisler staat intusschen van ver
re ien een zachte glans doet zijne oogen
schitteren. „Vrede op aarde den menschen,
die van goeden wille zijn!" fluisterden de
oude lippen op nieuw.
Als vervolgens dte kinderens naar hem
toedringen, hem danken en de handen kus
sen willen, weert hij hen af: „Weest braaf
en oppassend, gehoorzaamt uw ouders, leert
vlijtig, wordt rechtschapen menschen. Dat
zal voor mij de schoonste dank zijn en den
zegen over u tioen afdalen van het Kerst
kindje, idat d(oor mij u deze gaven schenkt
Gaat nu naar huis, verslaapt dte H. Nacht
mis niet en krijgt geen ongeluk."
Onmiddellijk daarop licht de eenzame man
de rooi ijk heensnellende kinderen de trap
af en keert vervolgens in het stil geworden'
vertrek 'terug; zonderling, opnieuw voelt hij
de stekende, beklemmende pijn in de borst
Dezen keer is het zóó hevig, dat hij zich
aan de tafel moet vastklemmen deugt
hij dan in het geheel niet meer? Eigen
lijk wil hij nog zijn gewoon, bescheiden,
avondmaal bereiden, doch gevoelt zich ver
moeid en uitgeput; rust is het eenige, waar
naar hij verlangt. Behoedzaam blaast hij de
verglimmende lichtstompjes uit en gaat dan
naar den ouden leunstoel bij het venster,
waarin zijne overleden moeder zoo menig
jaar gezeten heeft. Afgemat zinkt hij ur
de kussens en kijkt omhoog naar het nach
J telijk firmament, waaraan ster naast steil
vriendelijk staat te schitteren.
Eenige oogenblikken ligt hij stil. Hij haalt
kort adem en nu overloopt hem eene kooide
rilling.... Weldra verdwijnt dat echter we
der, en als de luchtstrooming hem een rest
van den Kerstgeur toevoert, welke in de
kamer is achtergebleven, voelt hij zich wel
te moede. Vermoeid vallen de oogen toe
en (daarna komt hij in den toestand tus-
schen Waken en droomen, waarin de beel
den van het verleden ons zoo gaarne voor
den geest komen.
„Kerstmis! Kerstmis!" klinkt het nog een
maal door het vertrek en daarna is hét
stil. Het tegenwoordige is vergeten en ver
vlogen dagen rijzen op.
(Wordt vervolgd).
Do brand bij gebr. Koch.
Uit Amsterdam meldt men:
Woensdag, toen het dag werd, kon men
eerst riecht de verwoestingen overzien, wel
ke het vuur in de spiegel- en lijstenfabriek
van Üe firma Gebrs. Koch Plantage-Fransche
laan hoek Kerklaan, heeft aangericht. .Wei
nig meer rest er van het groote gebouw,
waarin 150 man werk vonden, dan eene
ruine. Alleen het hoekhuis aan de Kerklaan
waarin de bij de fabriek behoorende win
kel gevestigd was, is niet geheel verbrand,
De onderste verdieping staat nog, zij het
idan ook in treurigen staat maar het
kantoor- ten het fabrieksgedeelte zijn tot één
puinhoop geworden. De schoorsteen, het
dak en de .zolders zijn ingestort; de ach
tergevel is door de brandweer omver ge
haald; en de voorgevel, beroofd van zijn
kroonlijst, neigt eveneens ten val. En ge
stadig stegen Donderdagmorgen nog uit den
rommel van verborgen machine-deelen, ver
kooide planken, lijstwerk, steenbonken enz.
de rookwolken op, zoodat de brandweer
moest voortgaan met spuiten. Eerst gister,
ochtend om elf uur gelukte het haar den
gastoevoer naar het verbrande gebouw af
te snijden. Den geheelen nacht brandde de
hoofdbuis met een .wilde vlam, en ver
hoogde den fantastischen aanblik.
Men. hoopt dat de brandkast met haar
kostbaren inhoud gespaard is gebleven, daar
zij geplaatst was tegen den buitenkant der
kantoorlokalen. Zekerheid daaromtrent zal
echter eerst verkregen kunnen worden als
tot het ruimen van het jpuin kan worden
overgegaan.
Het personeel blijft voorloopig in dienst,
wijl Üe firma hoopt te slagen in haar po
gingen om het bedrijf zoo spoedig moge
lijk elders voort te zetten.
Een derailieerlng.
Woensdagavond vond op het stationem
placement der Hollandsche Spoor te Winters
wijk (een derailieering plaats van een rangee
renden trein. Een Hollandsche trein reed
schuin op een binnenkomende Duitsdhe goe
fderentrein in. De machines werden ver
brijzeld eenige wagens omvergeworpen. Het
verkeer ondervond vertraging. Den heeled
nacht is tot opruiming gewerkt, maar men
was gistermiddag er nog niet mee klaar ge
komen. Geen persoonlijke ongelukken von
den plaats,
Vrijmoedig.
In Watergraafsmeer is men aan tien Nieu
wen Weg bezig huizen te bouwen. Architect
van tie bedoelde huizen is de heer Gul
den, oud-opzichter van onze Gemeentelijke
Telephoon en Raadslid van Amsterdam. Op
het te bebouwen stuk grond was vergun
ning gegeven voor het bouwen van een
tiental huizen; het Watergraafsmeersche
bouwtoezicht kwam er dezer dagen ach
ter, dat de architect, ongevraagd ongewei-
gerd, elf huizen op dat stuk grond ging
zetten.
De 'architect, die tevens Amsterdamsch!
Raadslid is, kreeg de vermaning om een
weinig heter te rekenen met de door den
Raad genomen besluiten en moet nu een
aanvraag hebben ingeleverd om in plaats
van tien, elf huizen ojp dat stuk grond te
bouwen.
Vrijmoedig toch. En ook wonderlijk, dat
men als Raadslid in Amsterdam scherp toe
ziet op die naleving der bouwverorderingv
en tegelijk als architect in een naburige
gemeente zoo allerhandigst tracht te smok
kelen.
Een speelhol,
In d« laatste dagen zijn verscheidéne in
gezetenen van Den Haag jonggezellen, ver
blijd met de ontvangst van een briefje in
het Fransch, waarin zij zeer beleefd wer
den uitgenoodigd tot een avondmaaltijd el
ken Zaterdag te middernacht door een „co
mité".
Dat comité is 't bestuur van het speel
huis op (de Prinsegracht aldaar. En ingesloten)
vinden ze verder een aparte kennisgeving),
waarin allereerst wordt medegedeeld, dat
de „club" het geheele jaar is geopend, en
verder wordt, onder allerlei slechts voor
een speler te begrijpen aanduidingen be
treffende de roulette verteld, dat die mi
nimum (inzdt 2 fres., dé maximum 3500 fres
is. Een automobiel wordt beleefd ter be
schikking van tie „leden" gesteld'.
Naar wordt vermoed, wordt het bedrijfs
kapitaal verschaft door een bekend finan
cier, Wiens naam eenige jaren geleden werd
genoemd in een zeer veel geruchtmakende
strafzaak.