Zaterdag 25 December 1909. TWEEDE BLAI). Zalig Kerstfeest. Evangelie volgen* den H. Matthene; APOLOGIE. GEMENGD NIEUWS. ONS BLAD. KALENDER voor de dagen der week. 26 Dec. Zondag. 2e Kerstdag H. Stepbanug, Diaken en le Martelaar. EvangelieDe hardnekkig heid der joden berispt Matthene XXIII: 34 - 39. 27 Maandag. H. Joanne#, Apoetel en Evangeiiat. 28 Dinsdag. H H. Onnooxele Kinderen. 29 Woensdag. H. Thomae van Kantelberg, Bieachop en Martelaar. 30 Donderdag. H. Engeniua. 31 Vrijdag. H. Silvetter, Fane en Bel. 1 Jan. Zaterdag. Nieuwjaarsdag. Evang. Het Kind wordt besneden. Lucae II21. HOOGFEEST VAN KERSTMIS. Les uit den brief van den H. apostel Paulua aan Titus; II, 11 15. Veel beminde! De genade van God on zen Zaligmaker is voor alle menschen ver schenen, ons leerenjdie, dat wij, met verza king van de goddeloosheid en de we- reldsche begeerlijkheden, matig, rechtvaardig en godvruchtig leven in deze wereld, ter wijl wij de zalige hoop verbeiden en de komst der heerlijkheid van onzen grooten God ten Zaligmaker Jesus Christus, dieZicjh1 zeiven voor ons gegevfcnh 'teeft om ons van alle ongerechtigheid vrij te 'koopen en om voor Zich een behagelijk volk te reinigen, dat zich met ijver toelegt op goede wer ken. Spreek dit en vernam hiertoe, in Chris tus Jesus onzien Heer. Evangelie volgens den H. Lucas; II, 1-14. Te Üien tijde ging er een gebod uit van keizer Augustus, idat de geheele wereld moest worden opgeschreven. Deze eerste opschrij vingi s geschjed door Cyrinus, landvoogd van Syrië. En allen gingen om zich aan te geven, ieder naar zijne eigene stad. En ook Jozef trok op van Galilea uit de stad Nazareth naar Judea, naar David's stad, die Bethlehem genoemd wordt, dewijl hij uit het huis en geslacht van David was, om zich aan te geven met Maria, zijne ver loofde vrouw, die zwanger was. En het geschiedde, toen zij daar waren, dat de dagen vervuld werden dat zij baren zou. En zij baarde haren eerstgeborenen Zoon, en Wikkelde Hem in doeken, en legde Hem neder in eene kribbe; want er was voor hen geen plaats in dte herberg. Er waren nu in dezelfde streek herders, die waakten ien Ue nachtwacht hielden over hunne kudde. En zie, een engel des Hee- ren stond naast hen, en de heerlijkheid GodS omstraalde hen; en zij vreesden met groote ijreeze. En Ide engel zeide hun: vreest niet! want zie, ik verkondig u eene groote blijdschap, die voor al het volk we zen zaldat u heden geboren is de Zalig maker, die Christus de Heer is, in de stad van David1. En dit zij u ten teekengij zult vinden een Kind, in doeken gewonden en neergelegd in eene kribbe. En eens klaps vereenigde zich met den engel eene menigte van het [hemelsch heirleger, God lo vend en zeggend: glorie aan God in den allerhoogste! en op aarde vrede den men- schen van goeden wil! 26 DBOBMBEB. Vierde Zondag der Maand. Lea uit de Handelingen der apostelen VI, 8-10; VII, 54-59. In die dagen deed Stephanus, vol van ge nade en kracht, wonderen en groote tee- kenen onder het volk. Nu stonden er eenigen op uit de synago ge, welke genoemd wordt die der Liber tijnen en der Cyreneërs en der Alexan drijnen en dergenen, die van Cilicië en Azië waren, ten hielden twistredenen met Stephanusen zij konden der wijsheid en den Geest, die sprak, niet wederstaan. Zij nu, Id it hoorende, werden verschëuid in hunne harten en knersten met de tanden tegen hem. Daar hij echter vol was van den Heiligen Geest, zag hij, ten hemel sta rend, de heerlijkheid Gods en Jesus, staan de aan Gods rechterhand. En hij zeide: ziet, ik zie de hemelen geopend en den Zoon fdes menschen staande aan de rechter hand Gods Maar zij, met luide stem sqhreeu wend, stopten hunne ooren en vielen een parig op |hem laan. En zij wierpen hem buiten de stad ien steenigden hem- en de getuigen legden hunne kleederen (neder aan de voeten Van ben 'jongen man, diie Saulus heette. En zij steenigden Stephanus, terwijl hij bad en zei de: Heer Jesus! ontvang mijnen geest! En °p zijne knieën vallend', riep hij met luide atem: Heer! (reken hun deze zonde piet toe! En na dit gezegd te hebben, ontsliep hii in Iden Heer. XXIII, 34-39. Te Idien tijde sprak Jesus tot de schrift- Beleerden en Pharizeën: ziet, Ik zend tot u Profeten en wijzen en schriftgeleerdenen v»n hen zult gij er dooden en "kruisigen, tn van hen zult gij er geeselen in uwe synagogen en vervolgen van stad tot stad; opdat op u kome al het rechtvaardig bloed dat op aarde veigoten werd, van het bloed van (den rechtvaardigen Abel af tot het bloed van Zachari'as, Baracjhias' zoon, dien gij gedood hebt tussdhen den tempel en het altaar. Voorwaar, Ik zeg u: dit alles zal komen op dit geslacht Jeruzalem, Jeruza lem, dat de profeten doodt en hen steenigt, die tot u gezonden zijn! Hoe dikwijls heb Ik uwe kindieren willen vergaderen, gelijk eene hen hare kiekens vergadert onder hare vleugelen! En gij hebt niet gewild. Ziet, uw huis zal u woest gelaten worden! Want Ik zeg u: gij zult Mij van nu af niet meer zien, totdat gij zeggen zult: gezegend Hij, die komt in den naam des Heeren! li. 1. Wat was voor de Apostelen aanleiding om „diakens" aan te stellen? Nadat de Hooge Raad der Joden, de Apostelen, na hen gegeeeseld te hebben, in vrijheid had gelaten, hielden zij niet op, dag in, dag uit zoowel in de huizen der geloovigen als in den tempel, het volk te onderrichten, Door Gods genade en hun prediking groeide het aantal der leerlingen dagelijks aan. Ofschoon al deze bekeerlingen uit de Jo den waren, werden Zij onderscheidein in Hebreërs en Griekende Hebreërs spra ken Ide taal der Joden het Hebreeuwsdh' of eigenlijk Urameesch de Grieken, bui ten Palestina geboren, Grieksch. Deze laatsten nu meenden reden tot kla gen te hebben; denkend, dat hunne wedu wen weiden achtergesteld bij het uitdeelen van onderstand en de gemeenschappelijke lieftiemaaltijden, Idat zij minder in tel wa ren (dan de'anderen uit de Hebreërs. Deze liefdemaaltijden, „Agapen" genoemd een woord' aan 't Grieksch ontleend waren broederlijke maaltijden waaraan allen deel namen, van eiken pang en standi, en die verbonden waren aan het vieren der Hei lige Geheimen, het ontvangen der H. Com munie. Tot nu toe was de zorg voor de armeni door de Apostelen aan niemand in 't bij zonder opgedragen. 1 Toen nu deze oneenigheid den Apos telen wierd bekend gemaakt, riepen zijde menigte der leerlingen, d.i. de geheëfe chris tengemeente van Jerusalem bijeen, en spraken: „Het past niet dat wij de ver kondiging van Gods woord staken, om ons te bemoeien met tafels te bedienen, d.i. toe zicht houden over de spijs-uitdeeling aan de 'gemeente. Ziet uit naar zeven mannen, uit uw; midden van goede getuigenis, vol van den H. Geest en van wijsheid die wij voor (dit werk kunnen aanstellen. En wij, wij zullen in het gebed en de bediening| des woords volharden." Dit woord be haagde aan de geheele menigte. Zij kozen er nu zeven; waaronder op de eerste plaats Stephanus genoemd wordt, een man vol van geloof en van den H. Geest. Zij brachten de zeven uitgekozenen voor de Apostelen. Dezen nu baden over hen en legden hun de handen op, wijd den hun tot diakens. 2. Bestond nu hierin alléén de werkkring der diakens? Neen zeker niet. Uit hetgeen de H. Schrift over (die eerste diakens (letterlijk vertaalidj „bedienaren" mededeelt, weten wij niet zeker idat zij ook een meer geestelijke be diening hadden. Verschillende malen toch worden zijdoor de Apostelen vooruitgezonden om het Evan gelie te verkondigen.; j Zoo kunnen wij uit het Epistel van de zen feestdag den heldh'aftigen moed be wonderen van den H. Stephanus en de wijs heid, die sprak uit zijne woorden. Uiteen andere plaats in Ide „Handelingen der Apos telen" blijkt dat ook het toedienen van het Doopsel tot het ambt der diakens moet gerekend worden, want zoo lezen wij in het VlIIste Hoofdstuk; dat de diaken Philippus, eene Ethiopiër, een machtig ka merling en staatsdienaar van de Ethiopi sche koningin Kandaoe, nadat deze plech tig zijn geloof in Jezus Christus beleden had, „doopte" in den naam des Vaders en des zoons en des H. Geestes, Vervolgens, Idlat vele mannen en vrouwen in Samaria op de prediking van Philippus het geloof aannamen en zidh lieten doo- pen. De diakens waren dus de wegbereiders en medehelpers der Apostelen. Niet alle geestelijke werkzaamheden mochten of kon den zij verrichten; getuige hetzelfde hoofd! stuk der genoemde „Handelingen der Apostelen". „Toen", zoo lezen wij daar „de Apostelen vernamen, dat de stad Sama ria het woord Gods had aangenomen, zon den zij Petrus en Joannes daarheen om het door Philippus begonnen werk te vol tooien. De Apostelen baden over hen, leg den hun de handen op (toediening van het H. Vormsel) en zij ontvingen1 den H. Geest- n. Op den vooravond van het heilige Kerst feest is het en de oude handelsstad B... staat reeds in het teeken van Kerstmis. Op de straten loopen de menschen met geheim volle, omwikkelde pakketten, elkander voor bij'. Kinderen drukken hunne neusjes tegen de spiegelkasten der uitstalkasten plat, waar achter voorwerpen opgestapeld liggen, die voor hun kinderlijk gemoed het ideaal van Kerstmis' heerlijkheid vormen. Overal be gint men feestvreugde en feesfglans te be merken, tot zelfs op dfe hooge, oude hui zen met hunne spitse gevels, waarop de sneeuwvlokken, jdie er den vorigen dag op gevallen zijn, als diamanten beginnen te schitteren- Zooeven ha|d Wet toren-uurwerk op het oude raadhuis het derde middaguur gesla gen ten het schijnsel van de ondergaande Kerstmiszon overdekt voor de laatste maal alles met een rozigen gloed'. Vervolgens verdwijnt evenwel het lieflijke daglicht, en van het groenblauw gekleurde winter-fir mament daalt de schemering naar beneden. Nu weerklinken ook Van de torens der,stad de klokken, om het vredefeest in te lui den, Zij klinken, verre, boven het gewoel in (de straten en op de pleinen der stad uit dragen zij de boodschap des vredes tot op den landweg, waarop een oude man, gehuld in de kleeding, zooals men veer tig jaar geleden droeg, langzaam, heel lang zaam ten voorzichtig komt aanloopen. Zijne dagelijksche 'wandeling is het, van de stad uit naar een idorp in de nabijheid en weer terug. Vreemd', hij 'kent den weg (hij legt hem sinds omstreeks twintig jaar bijna dagelijks af maar zóó ver, zóó ver moeiend als heden, is hij hem nog nooit voorgekomen. Nu en Ictan blijft de ongeveer zes-en-zeventig-jarige, eenzame wandelaar staan en haalt moeilijk adem. Het asthma, het booze asthma, dat het ook volstrekt niet meer wijken wil!.... Vervolgens gaat hij verder, langzaam, tred voor tred. Op nieuw blijft hij staan, doch dezen keer luis terend, de klokketonen uit de stad dringen in zijn oor. „Kerstmis! op nieuw eenmaal!" fluiste ren vervolgens zijne lippen en een zonder ling, bijna bitter lachtje speelt om zijn mond. Doch ;al sdhaamtiie hij zich over zijne ontroering, neemt hij onmiddellijk zijn oud- motilisdhen hoed af, en, de handen vouwend, zegt hij fuisterend: „Vrede den menschen, die van goeden wille zijn!" Daarna stapte hij wieder voort in het zelfde vermoeide, langzame tempo, totdat hij' de voorstad bereikt heeft. „Goeden avond, mijnheer Snisler." klinkt het Wem Mier van alle kanten tegen; „en een gezond; vroolijk feest!" Gewoonlijk zijn het arme, tot den ar beidenden stand behoorende vrouwen, die deze vertrouwelijke groeten uitspreken, wel ke regelmatig, met een vriendelijken hoofd knik beantwoord worden. Nu komt een schaar armoedig gekleede kinderen uit eene volksschool stormen, waar zooeven Kerstgeschenken zijn uitgedeeld. Mogen 'wij komen, mijnheer Snisler, blijft het daarbij?" vragen zij en omringen den tengeren ouden heer, zoodat deze moeite heeft op de 'been te blijven en zijn stok als steunpilaar moet gebruiken. „Zeker moogt gij komen", zegt hij, daar op toet innemende stem, en een vriendelij ke glimlach verheldert zijn gerimpelde ge laatstrekken. „haast u, opdat Wet niet al te donker wordt." „Dat zal prachtig wezen! Lang leve de goede mijnheer Snisler!" roept nu de vroo- lijke schaar en stuift henen, om de reeds ontfangen Kerstgeschenken naar Wun ar moedig tehuis te brengen. „Wie is die zonderlinge oude, die er uitziet als »een overblijfsel uit vroegeren tijd?" vroeg intusschen een jong onderwij zer, Idie pas korten tijd geleden in de stad benoemd was, aan een ouder collega, in wiens gezelschap hij !het schoolgebouw ver- laten had; Tegelijkertijd keek hij mijnheer Snisler na, die langzaam over het plein) loopt. JtEen zonderling schijnt het te wezen." „Dat is hij inderdaad", verklaarde de oudere onderwijzer „Mijnheer Snisler, die tal Van jaren eerste boekhouder in een ban kiershuis was <en nu sinds ongeveer tien jaren gepensioneerd is, omgeeft eeniger- mate teen geheimzinnige sluier. Verscheidene menschen houden hem voor een gierigaard Hem moet in zijn jeugd een tamelijk aanzien lijke erfenis ten deel gevallen zijn, doch niemand weet iets mede te deelen omtrent de plaats, waar, die geborgen is. Velen gelooven, dat hij geheime schatten bewaakt en slechts uit hebzucht zulk een armelijk bestaan leidt. Dit laatste wordt echter te gengesproken door het feit, dat hij bui tengewoon milddadig is ten meer weldoet, dan zijne omstandigheden gedoogenzijne weldaden bewijst hij evenwel in het verbor gen. Het is ook genoegzaam openbaar ge worden, Idat ide arme menschen, vooral de kinderen 'in de voorstad, hem evenals een heilige vereeren. In zijne jeugd moet hij eene verloofde gehad hebbenwaarom hij haan fci»iet heeft gehuwd, is nooit opgehel derd. Edn feit evenwel is, dat hij lange lange jaren trouw voor zijne oude moeder en twee zieke zusters gezorgd heeft Met andere menschen omgaan doet hij niet. Met slechts weinige personen wisselt hij inden, loop van het jaar maar enkele woorden, en andere wandelingen kent hij niet, dan 's 'morgens naar de H. Mis en 's namid dags, hetzij zomer of winter naar O. op het 'kerkhof. Daar moet iemand begraven liggen, idïe hem in het leven lief was. „Arme, oude man," antwoordt daarop de jongere onderwijzer, en werpt den oude, die iets romantisch voor hem heeft, een deelnemenden blik achterna; „in ieder geval heeft hij meer geleden en ondervonden dan wij allen vermoeden." Mijnheer Snisler is intusschen verder ge gaan, heeft het plein overgestoken, waar van een eeuwenoude Mariakerk het sieraad is, ten is eene zijstraat ingeloopen. Hier, in leen der oude huizen, woont hij, hoog, ontelbare malen is hij naar boven geklom- boven op de vierde verdieping. Zonderling ontelbare malen is hij naar boven geklom men gedurende de bijna vijftig jaren, dat hij daar woont, maar zulk eene vermoeie nis als vandaag, beseft hij nog nooit be speurd. Het gebrek aan de ademhalings werktuigen, dat hem buiten op den landweg zoozeer heeft gekwelidl, wordt op de smal le trappen nog angstwekkender.. Eindelijk, eindelijk heeft hij zijn doei bereikt. De sleutel wordt omgedraaid en hij treedt het kamertje binnen, dat geen ander uitzicht heeft dan op daken en sdhoorsteenen, waar boven (de hemel welft. Nu mijnheer Snisler zijn zwaren, oudmo dischen kapmantel heeft afgelegd en ide) gewone kamerlucht inademt, schijnt hij zich beter te gevoelen. Met bijna jeugdige haast loopt hij tussdhen de eenvoudige, oude meu belen rond, zet een tafel recht, spreidt daarover een wit tafellaken uit en verdwijnt danf !n leen belendend kamertje. Nu een ge heimzinnig knappen en ruisdhen van pa pier, daarop een Kerstmisachtigen geur van dennetakken en peperkoeken. Daar verschijnt mijnheer Snisler opnieuw. Een klein den- neboompje met kaarsijes bestoken draagt hij en plaatst het midden op de ta fel. Nog een paar malen wordt het verdw'ij nen in het zijvertrek herhaald', en na elk terugkomen wordt de tafel meer en meer gevuld. Daar ligt van alles! Peperkoeken appelen, noten, leien, griffels, schrijfboeken kousen, schoenen, hemden, prentenboeken speelgoedallemaal dingen, die een kin derhart verblijden. Is het werkelijk de weinig spraakzame, menschensdhuwe zonderling, die zulk een rijken Kerstboom heeft opgesteld? Nu kijkt hij met gevouwen handen op zijn werk neder, en weer verschijnt de glimlach op zijn gelaat, die de harte trekken zachter doet schijnen. Niemand 'weet, vermoedthet immers, hoezeer de eenzame grijsaard de arme, onverzorgde, zooveel onberende kin deren van de straat in zijn hart draagt! Nu steekt hij een wasdraad aan en spoedig straalt het kamertje van den glans der klei ne (kaarsen, die het kerstboompje versieren en (de kleine kribbe verlichten, die aan den' voet van het boompje geplaatst is... Daar wat is flat?.... Weder zijn het de pijnlijke steken in de borst, die sinds eenige dagen bijna regelmatig terugkeeren en eene zoo onbegrijpelijke zwakte in het lichaam van den ouden man achterlaten. Ook nu moet hij afgemat op -een stoel gaan zitten, zeld zaam ïs het, hoe zwak de beenen, die zoo lang hebben standgehouden, opeens gewor den zijn Doch mijnheer Snisler bezit geen tijd ge noeg, om daarover lang na te denken. Wel dra komt het de trap op; tap, tap, tap. Nu Iwondt de deur geopend en de kleine vrienden Van den eenzamen oude komen, binnenstroomen, doch blijven dicht opeen gedrongen en verlegen staan, knapen en meisjes, tien tot twaalf in getal. Verblind door het licht in de ouderwetsche vertrek ken, blijven zij bij de deur staan, totdat mijn heer Snisler laat hooren: „Zingt voor het Kindje in de kribbe een lied." Niet tweemaal laat de kinderschaar zich' dat zeggen, en weldra klinkt het in koor: Stille nacht, heilige nacht! Alles slaapt. Eenzaam wacht Het gezegende, heilige paar, Wijl het goddelijk Kindeken daar D'oogen ten Hemel gericht Arm in Zijn kribbeken ligt. Stille nacht, heilige nacht! Jesus lief, o hoe lacht, Minlijk uw gezegende mond In Ideez' blijden, zaligen stond, Lang reeds en vurig verwacht Door gansch het vorig geslacht. Nauwelijks zijn Üe laatste tonen wegt- gestorven, of de gastheer wenkt met de hand, en nu komen zij nader, de kleine Kerstzangers, en vallen jubelend op de heer lijkheden aan, die liefde him bereid heeft. Mijnheer Snisler staat intusschen van ver re ien een zachte glans doet zijne oogen schitteren. „Vrede op aarde den menschen, die van goeden wille zijn!" fluisterden de oude lippen op nieuw. Als vervolgens dte kinderens naar hem toedringen, hem danken en de handen kus sen willen, weert hij hen af: „Weest braaf en oppassend, gehoorzaamt uw ouders, leert vlijtig, wordt rechtschapen menschen. Dat zal voor mij de schoonste dank zijn en den zegen over u tioen afdalen van het Kerst kindje, idat d(oor mij u deze gaven schenkt Gaat nu naar huis, verslaapt dte H. Nacht mis niet en krijgt geen ongeluk." Onmiddellijk daarop licht de eenzame man de rooi ijk heensnellende kinderen de trap af en keert vervolgens in het stil geworden' vertrek 'terug; zonderling, opnieuw voelt hij de stekende, beklemmende pijn in de borst Dezen keer is het zóó hevig, dat hij zich aan de tafel moet vastklemmen deugt hij dan in het geheel niet meer? Eigen lijk wil hij nog zijn gewoon, bescheiden, avondmaal bereiden, doch gevoelt zich ver moeid en uitgeput; rust is het eenige, waar naar hij verlangt. Behoedzaam blaast hij de verglimmende lichtstompjes uit en gaat dan naar den ouden leunstoel bij het venster, waarin zijne overleden moeder zoo menig jaar gezeten heeft. Afgemat zinkt hij ur de kussens en kijkt omhoog naar het nach J telijk firmament, waaraan ster naast steil vriendelijk staat te schitteren. Eenige oogenblikken ligt hij stil. Hij haalt kort adem en nu overloopt hem eene kooide rilling.... Weldra verdwijnt dat echter we der, en als de luchtstrooming hem een rest van den Kerstgeur toevoert, welke in de kamer is achtergebleven, voelt hij zich wel te moede. Vermoeid vallen de oogen toe en (daarna komt hij in den toestand tus- schen Waken en droomen, waarin de beel den van het verleden ons zoo gaarne voor den geest komen. „Kerstmis! Kerstmis!" klinkt het nog een maal door het vertrek en daarna is hét stil. Het tegenwoordige is vergeten en ver vlogen dagen rijzen op. (Wordt vervolgd). Do brand bij gebr. Koch. Uit Amsterdam meldt men: Woensdag, toen het dag werd, kon men eerst riecht de verwoestingen overzien, wel ke het vuur in de spiegel- en lijstenfabriek van Üe firma Gebrs. Koch Plantage-Fransche laan hoek Kerklaan, heeft aangericht. .Wei nig meer rest er van het groote gebouw, waarin 150 man werk vonden, dan eene ruine. Alleen het hoekhuis aan de Kerklaan waarin de bij de fabriek behoorende win kel gevestigd was, is niet geheel verbrand, De onderste verdieping staat nog, zij het idan ook in treurigen staat maar het kantoor- ten het fabrieksgedeelte zijn tot één puinhoop geworden. De schoorsteen, het dak en de .zolders zijn ingestort; de ach tergevel is door de brandweer omver ge haald; en de voorgevel, beroofd van zijn kroonlijst, neigt eveneens ten val. En ge stadig stegen Donderdagmorgen nog uit den rommel van verborgen machine-deelen, ver kooide planken, lijstwerk, steenbonken enz. de rookwolken op, zoodat de brandweer moest voortgaan met spuiten. Eerst gister, ochtend om elf uur gelukte het haar den gastoevoer naar het verbrande gebouw af te snijden. Den geheelen nacht brandde de hoofdbuis met een .wilde vlam, en ver hoogde den fantastischen aanblik. Men. hoopt dat de brandkast met haar kostbaren inhoud gespaard is gebleven, daar zij geplaatst was tegen den buitenkant der kantoorlokalen. Zekerheid daaromtrent zal echter eerst verkregen kunnen worden als tot het ruimen van het jpuin kan worden overgegaan. Het personeel blijft voorloopig in dienst, wijl Üe firma hoopt te slagen in haar po gingen om het bedrijf zoo spoedig moge lijk elders voort te zetten. Een derailieerlng. Woensdagavond vond op het stationem placement der Hollandsche Spoor te Winters wijk (een derailieering plaats van een rangee renden trein. Een Hollandsche trein reed schuin op een binnenkomende Duitsdhe goe fderentrein in. De machines werden ver brijzeld eenige wagens omvergeworpen. Het verkeer ondervond vertraging. Den heeled nacht is tot opruiming gewerkt, maar men was gistermiddag er nog niet mee klaar ge komen. Geen persoonlijke ongelukken von den plaats, Vrijmoedig. In Watergraafsmeer is men aan tien Nieu wen Weg bezig huizen te bouwen. Architect van tie bedoelde huizen is de heer Gul den, oud-opzichter van onze Gemeentelijke Telephoon en Raadslid van Amsterdam. Op het te bebouwen stuk grond was vergun ning gegeven voor het bouwen van een tiental huizen; het Watergraafsmeersche bouwtoezicht kwam er dezer dagen ach ter, dat de architect, ongevraagd ongewei- gerd, elf huizen op dat stuk grond ging zetten. De 'architect, die tevens Amsterdamsch! Raadslid is, kreeg de vermaning om een weinig heter te rekenen met de door den Raad genomen besluiten en moet nu een aanvraag hebben ingeleverd om in plaats van tien, elf huizen ojp dat stuk grond te bouwen. Vrijmoedig toch. En ook wonderlijk, dat men als Raadslid in Amsterdam scherp toe ziet op die naleving der bouwverorderingv en tegelijk als architect in een naburige gemeente zoo allerhandigst tracht te smok kelen. Een speelhol, In d« laatste dagen zijn verscheidéne in gezetenen van Den Haag jonggezellen, ver blijd met de ontvangst van een briefje in het Fransch, waarin zij zeer beleefd wer den uitgenoodigd tot een avondmaaltijd el ken Zaterdag te middernacht door een „co mité". Dat comité is 't bestuur van het speel huis op (de Prinsegracht aldaar. En ingesloten) vinden ze verder een aparte kennisgeving), waarin allereerst wordt medegedeeld, dat de „club" het geheele jaar is geopend, en verder wordt, onder allerlei slechts voor een speler te begrijpen aanduidingen be treffende de roulette verteld, dat die mi nimum (inzdt 2 fres., dé maximum 3500 fres is. Een automobiel wordt beleefd ter be schikking van tie „leden" gesteld'. Naar wordt vermoed, wordt het bedrijfs kapitaal verschaft door een bekend finan cier, Wiens naam eenige jaren geleden werd genoemd in een zeer veel geruchtmakende strafzaak.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Ons Blad : katholiek nieuwsblad voor N-H | 1909 | | pagina 5