E» Kath. Nieuws- en Advertentieblad
voor Noord-Holland.
No. 5.
FEUILLETON.
De T ooveres van Astarotlt
Woensdag 19 Januari 1910.
4<le Jaargang
Verschijnt Woensdag en Zaterdag.
„LIJKE STAND.
Eedsweigering niet meer
strafbaar.
BUITENLAND,
Bete)»Ga een» even
of de hangklok nog
it teing met de bood-
>t, pa, msar h(j kwispelt
■o—
ihoolkinderen)»Nu heb
le en gele steenen laten
nu een steen noemen,
heeft
lorsteer, meeeter I'
o—
Fiiteja): «Maar, Frits,
jeboor je mij toch goeden
ma, we kennen elkaar
[want die lijn weer aan
\erkje.
rENDOOS.
maken, neemt men een
Irondom met geelachtige
gaas overtrokken, waarop
idigs kruisteek versiering
in een andere steek uit-
ïrd glanegaren of sijde
Sn swaar karton gesneden,
voor doorlating van het
[belde z\jden met Aïdeetof
trokken en rondom met
of lint omboord. Het
jullie maken naar eigen
i mogelijk, dan het stuk
teken om de bus naaien
van baud of lint versieren,
tsel aan een plaats vaat
kleinen strik en banden
aan.
te zien aan ons Bureau,
rkje gereed heeft, mag het
onstelling inzenden, maar
als jullie geduld gebruiken
u te druk met de vele
[prijsraadsels, die binnen
ren (jongens en me'sje»)
ieuwe, n.l. 2 kaartjes met
jullie deze nit de krant
op karton of bordpapier
later wel een» vertellen,
Ir hebiets leuks, hoor
m6er, dus uitgekeken.
A.
7
9
11
13
15
23
25
27
29
31
19
41
43
45
47
1
35
57
59
61
63
71
73
75
77
79
37.
89
91
93
95
B.
7
10
11
14
15
23
26
27
30
31
39
42
43
46
47
55
58
59
62
63
71
74
75
78
79
87
90
91
94
95
ik kreeg verscheidene
m9 gevraagd werd of de
er ook eene in het Zon-
Eindigt. Kijk eens op het
en ge vindt het antwoord,
briefje van een meisje:
de redacteur, ik zou wel
1 willen schrijven, maar mijn
tandje laat dit niet toe.
k versje, dat in Ons Blad
id. Maar ik heb al veel
om het raadsel te vinden
Iaat in de goede hoop, het
ek 5 centjes nit mijn spaar-
b ik er wel voor over. Wij
Bd honden, nog een prijsje
|deren daar bij TT kunnen
Maar ik kom nooit in
èieu Mijnheer, het andere
.est.
Wa. JS.
ONS
BLAD.
ABONNEMENTSPRIJS
60 ct. per 3 maanden franco huis90 ot. met Zondagsblad.
Te betalen in het begin van ieder kwartaal.
Afzonderlijke nnmmers van de courant3 cent.
Yan het Zondagsblad5 cent
Uitgave van de Naaml. Vennootschap „Ons Blad".
BUBEAUBreedstraat 45, tegenover de B. E. Eerk, te Alkmaar.
Telefoon No. 433.
ADVERTENTIËNt
Yan 1—5 regels30 eest.
Elke regel meer 6
Reolames per regel 15
Eleine advertenties van 130 woorden, bij vooruitbet. 25
ik vind het leuk van je,
centen uit je spaarpot daar-
k hoop met je, dat je een
Doe je best en dan zal
en... dan zal je ook een
kinderen, tot de volgende
'urmerend.
euois, z. van Abraham Jonge-
tha Magdalena XJpem».
Theodorus Oscar Joseph
Theresia Maria Dionisia
IHzabeth Maria Mathilda, d.
Itoalinger en Mathilda Hen-
Ken.
Boelif Schipper, 74 jaar,
lletje Slegt,
Verleden week stond voor de recht
bank te Haarlem een koetsier, J Hoog
land, uit Schoten terecht, die in een
misbandelingzaakje, waarin bij als ge
tuigen moest optreden, weigerde den
eed af te leggen. Op vordering van het
0. M. werd hij in gijzeling gezet.
De Haarlemsche rechtbank ontsloeg
den man van alle rechtsvervolging.
In bet vonnis wordt overwogen, dat vol
gens den bistoriechen achtergrond van art.
161, 2e lid van het W. v. Strafvordering,
wel is aan te nemen dat de wetgever van
1838 in verband met hetgeen uit de toen
vigeerende Grondwet voortvloeide, de be
doeling heeft gehad, te bepalen, dat slechts
zij die behoorden tot een Kerkgenootschap
dat bet doen van een eed verbood, zooals
de Doopsgezinde Gemeente, konden volstaan
met de belofte.
Dat evenwel naar het oordeel van de
rechtbank niet noodzakelijk is om voor de
uitlegging van een artikel dat meer dan
zeventig jaar ond is en geschreven onder
andere omstandigheden dan thans, den hls
torischen weg te volgen veeleer, wanneer
dat mogeljjk is, het de taak van den rechter
Is de wet nit te leggen in den sin die de
tijdsomstandigheden en nieuwere opvattingen
vergen en zonder de wet geweld aan te
doen, die te ontwikkelen en haar evolutionaire
kracht toe te kennen,
Overwogen wordt, dat de omstandigheden
zich zóó hebben gewijzigd, dat er een talrijke
gioep van personen bestaat, die niet tot
eenig Kerkgenootschap behosren en dat de
redactie van art. 161, 2e lid, zoo is, dat
voor deze groep van personen, die niet op
de wijze van hunne godsdienstige gezindte
den eed kunnen doen, geen wettelijke ver
plichting bestaat lot het doen van den eed,
hebbende onze wet destijds met hen geen
rekening gehouden.
Ook bestaat er nog een andere groep van
personen die, hoewel tot een Kerkgenootschap
behoor ende, tegen het doen van den eed
gemoedsbezwaren hebben.
Dit acht de rechtbank niet in strijd met
het bebooren tot een Kerkgenootschap, wijl
er Kerkgenootschappen zijn, die geenszins
den eed voorschrijven of regelen en dus hun
lidmaten in dit opzicht vrijlaten.
Ben anomalie zou het zijn, hen, die niet
tot een Kerkgenootschap behooren, vrij te
stellen als zij gewetensbezwaren hebben en
anderen die dezelfde bezwaren hebben maar
tot een Kerkgenootschap behooren dat den
eed geenszins verbiedt, daartoe wel te ver
plichten.
Uit een godsdienstig oogpunt is het als
een godslastering te beschouwen, menschen
die niet in een God geloovetr, toch tot het
geschiedkundig verhaal uit het
MIDDEN DER DERDE EEUW
I 3) door E. S. VAN LUIK.
„Ten eerste, omdat men met iemand
t moet beginnen, vervolgens, omdat de Se
nator wel verdient, dat men zich met hem
j bezig houdt en ten laatste, omdat hij eenj
I man is, die het vertrouwen van het volk
I bezit."
„En wanneer de keizer verlangt, dat
|hij blijft leven?"
„Ik ga, pu inaar den keizer, en binnen
tien minuten zal' hij verlangen, dat hij ster-
v-e, wees er zeker van."
„Ik houd mij aan u en geef u denl
I eersten prijs voor al onze schelmerijen; Ajax
[krijgt den tweeden en ik den derden."
„Voor uw Ideel zijt gij met weinig te-
Ivreden; maar het ifs goed, ik dank u."
„Het 'js geen idankje waard, maar
I ik zou vergeten te zeggen, dat Laetitia ons
I Wil doen ophangen."
„Hoe weet gij dat?"
Daarop verhaalde Tigris de samenspraak
(die hij van de beide echtgenooten aj-
Igeluisterd had.
„Dit verdient een dolkstoot, ant-
lïWoorekle Felex, maar zooals gij weet, of
j misschien. ni#t weet, ik heb een natuur-
aHeggen van den eed te verplichten.
Deze verplichting is ook in strijd met de
volkomen vrijheid in het belijden van een
godsdienstige meening, welke vrijheid door
de Grondwet is gewaarbergd.
Overwogen wordt voorts, dat het woord
.gezindheid' geenszins dwingt dit uit te
leggen al» .gezindte* of .Kerkgenootschap',
maar te verstaan behoort te worden als
'iemands godsdienstig begrip', d. i. wat m6n
denkt, gevoelt, gelooft of in den zin heeft
over den godsdienst.
Wanneer men spreekt van iemands poli
tieke gezindheid, bedoelt men daaimede niet
dat deze zich vereenigt met de statuten
eener vereeniging waarvan hij lid is, maar
zijn persoonlijke politieke overtuiging.
Op die gronden neemt de rechtbank aan,
dat onder iemands godsdienstige gezindheid
behoort te worden verstaan zijne persoonlijke
godsdienstige overtuiging, zijn individueel ge
voelen.
Bekl., Roomsch-Katholiek zijnde, heeft zijn
pastoor meegedeeld dat hij wensebt op te
honden Roomsch-Katholiek te zijn. Hij ver
klaart in geen God te gelooven en bezwaar
te hebben tegen het afleggen van den eed.
De rechtbank besliste ten slotte dat, al
verbreekt de gewone opzegging van een
pastoor niet den band met hat R. K. Kerk
genootschap wat hier niet ter zake doet
op den bakldie verklaart niet in een God
te gelooven en bezwaar te hebben den eed
af te leggen, niet de wettelijke verplichting
rast den eed af te leggen, en bij had be
hooren toegelaten te worden tot het afleggen
van de belofte dat hij de waarheid zou ge
tuigen.
Bekl. is mitsdien niet strafbaar en wordt
ontslagen van alle rechtsvervolging.
De eisch van het Op. Min. was één dag
gevangenisstraf
Art 161, 2e lid van het Wetboek
van Strafrecht zegt: „De getuige doet
„hierna op straffe van nietigheid naar
vde wijze zijner godsdienstige gezindheid
„den eed of de belofte van de geheele
„waarheid en niets dan de waarheid te
„zullen zeggen."
Deze wet nu dateert van 1838, is
dus ruim 70 jaar oud. Steeds hadden
de woorden „godsdienstige gezindheid"
de beteekenis van godsdienst en nu
komt de Haarlemsche rechtbank met
de bewering dat het woord „gezind
heid" niet behoeft te beteekenen „ge
zindte" of „kerkgenootschap" maar een
voudig „iemands godsdienstig begrip".
De rechter zou volgens dit idee niet
meer moeten vragen: Tot welk Kerk
genootschap behoort gij maar „Hoe
denkt u eigenlijk over het bestaan van
een God?" Hoe is uw „persoonlijke"
idee daaromtrent Zegt de getuige, dat
hij aan geen God gelooft, dan behoeft
hij ook geen eed af te leggen. Wei,
zegt de rechtbank, dat is bij politieke
lijken, grooten afschrik van bloed; endaajr
orn ware het beter zich voldoening te ver
schaffen door een ander middel, bijvoor
beeld, als gij haren echtgenoot eens op
de hoogte bracht, dan zou hij er zelf wel
goede orde op w'eten te stellen, zonder dat
er een dolk bij noodig was."
„Met groot genoegen zie ik," ver
volgde Felex, „dat de tiran meer van
ons houdt dan van zijne vrouw; veront
rust u dus niet Tigris, mijin oog zal haar
Idoen en laten bewaken, en, mocht het de
moeite loon en, dan zal Caecata niets liever
doen, Id an ons een kalmee'rdrankje te schen
ken, dat haar voor altijd onschadelijk zal
maken. Ga dus en bevochtig uw dolk
goed, ik voor mijl ga, mijn taak beginnen,
met mij naar Maximinus te begeven.".
Hij- wacht aji een half uur op u."
„O, in Idit geval," zeide Felex, terwijl
hij zich aan het werk begaf, „is het ook
niet noodig mij zoo te haasten."
Een half uur na deze samenspraak kwam
hij bij Maximinus aan, in dezelfde zaal,
die wij zooeven hebben verlaten. Reeds
lang was de keizer ongeduldig geworden
en ieder ander dan zijn gunsteling zou zich
als een verloren man beschouwd'hebben
bij het zien van zijn gefronst voorhoofd,
terwijl hij vol ongeduld op den grond
stampte. Maar indien de moordenaar van
Alexander-Severus deel had in zijn' gezag,
zijne kracht en wreedheid, Felex daaren
tegen had de welbespraaktheid, doortrapte
sluwheid en het bedrog voor zijn aandeeh
gezindheid ook het ge ralwanneer men
spreekt van politieke gezindheid, be
doelt men daarmede niet, dat men zich
vereenigt met de statuten eener ver
eeniging waarvan men lid is, maar zijn
persoonlijke politieke overtuiging. Een
tamelijk ongeschikt voorbeeld Een kie
zer die lid is van eene kiesvereeniging
deelt de politieke overtuiging met haar.
Een lid van de kiesvereeniging stemt
toch op haren candidaat, deelt zijn po
litiek inzicht met haar- Trouwens vraagt
men aan iemand naar „zijn politieke
gezindheid" dan antwoordt hij Ik be
hoor tot de Kath. partij, tot de Anti rev.
enz. maar hij zegt toch niet op hoogen
toon Kijk eens mijn persoonlijke po
litieke overtuiging zal ik nu eens uit
leggen, zij is dezeIk ben voor den
vrijhandel, tegen de bijzondere school
enz. enz.
Onder „gezindheid" verstaat men in
politiek vooral een „partij", zoo ook in
den godsdienst beteekent het woord
partij d. i. gezindte, Kerkgenootschap.
Dat de rechtbank er dus de politiek
bij haalde, is verkeerd, het voorbeeld
keert zich juist tegen haar.
Bedenkelijk is ook de overweging in
het vonnis, dat de wet 70 jaar oud is
en dat de rechter de wet moet uitleg
gen naar den geest des tijds en haar
evolutionaire kracht toekennen. Op die
wijze wordt geweld gedaan aan de let
ter en aan den geest der wet, zoo gaat
het Ook met de Zondagswet, die reeds
lang blijkbaar op pensioen is gesteld
en waarmede men op alle manieren de
hand licht.
Wij zeggen echterwet is wet. De
wet moet gehandhaafd blijven. Als de
wet niet goed is, moet zij veranderd
worden, niet door een of ander rechts
college, maar door den wetgever zei ven
Zoolang zij echter van kracht is, moet
ze worden nageleefd en gehandhaafd.
Nog eens bedenkelijk noemen wij het,
dat het modernisme in ons rechtscollege
binnendringt. Wij schrijven „modernis
me" ook het modernisme door onzen
Paus veroordeeld, wil, dat de Kerk zich
in overeenstemming zal brengen met
de bestaande vormen der burgerlijke
maatschappijen, en zich plooie naar de
historische tijdsomstandigheden. Dat laat
ste nu eischit de Haarlemsche rechter
van de wet.
Wij zeggengeen „evolutie" aan de
wetten toegekend, want dan zou er
„revolutie" op rechtskundig gebied ont
staan.
Ojenbaar debat te Beverwijk.
„De Tijd" schreef 14 Jan. 1.1.:
„Ons wordt mededeeling verzocht van
„het volgend schrijven
„Waar kom je vandaafi, slaaf riep
de keizer, terwijl hij eenige stappen naar
Felex deed, die, langs den grond krui
pende, naar hem toekwam.
„Ik kom van Id'e hoofdstad van uw
rijk, groote meester."
„Ik heb Tigris gezegd, dat ik u noo
dig had. Wie van u beiden heeft mijne be
velen niet volbracht? Waarom heeft hij u
niet gewaarschuwd!? En als hij u mijn bevel
gebracht heeft, wiaarom laat gij mij dan'
wachten.... Antwoord mij slaaf, of ik zal
u Id'e hersenpan verpletteren."
Met een bleek en ontdaan gezicht, als
of hij geen tien kon tellen, bleef Felex on
beweeglijk voor Ide bedreigingen zijns mees
ters. Slaafsch ide knieën buigende, ant-
iwoorlddie hij met valste -doch doffe stem
„Heer, -het zal mij zoet zijn te ster
ven door uwe godenhand, maar ik bid u,
vergram u niet tegen Tigris, den ge|-
trouwsten en gehoorzaamsten van al uwe
slaven."
„Zijt gij dan de schuldige?"
„Ja, machtige meester der wereld, ik
ben het, Wie mij iniet in het paleis bevond,
toen ide getrouwe Tigris mij ide orders me
dedeelde uwer almacht."
„Waar waart gij op dat oogenblik?"
„Gij hebt mij' gisteren uw verlangen'
te kennen gegeven, te willen weten, wat
men te Rome zegt van den meester, diem
We igoden aan ide wiereld hebben geschonken.
Om mij daarvan te verzekeren, heb ik mij
in persoon daarheen begeven ten einde u
„Hooggeachte Redactie,
„In „De Tijd" van 8 Januari j.k, komt
„voor een kort verslag van idle rede van,
„iden heer Troelstra, den -dag te voren in
„Beverwijk g,ehoudfen.
„In dit verslag wondt ook vermeld, dat
„ik mij daar als debater opgaf, dioch, door
„dat èn Ide heer Troclstra èn mijn per
soon met iden laatsten trein huiswaarts
„moesten, op een nader vast te stellen da-
„tum een nieuw openbaar debat zou wor-
Jden gehouden tusschen den Sociaal-De-
„mocraat en mij.
„Ik stelde mij, daarvoor gevraagd, be
schikbaar.
„Nu wordt mij echter van hoogerhand
„dringend verzocht aan dit plan, geen ge-
„volg te geven, om alzoo een herhaling van
„een openbaar diebat met de S. D. A. P.
„te voorkomen.
„Ik mag Wit verzoek niet weigeren maar.,
„kan daardoor mijn woord in iet houden1*
„Van mijn besluit heb ik bereids a'an de
„afidleeling der S. Di. A. P. te Beverwijk
„bericht gezonden. Mag ik u vriendelijk;
„verzoeken door opname van dit stukje bee
„ïangstelienidien in te lichten met mijn be
sluit en Ide reden daartoe; het mocht hum
„soms door een andere pers misschien min-
„Ider juist worden meegedeeld.
„Met beleefden dank,
„Hoogachtend,
„Uw dienstwillige,
„B. TH. DE WOLF.
„Wij wensohan Iden heer de Wolf met
„het genomen besluit, om aan het vanhoo-
„ger hand aan hem gerichte verzoek ge-
„vol'g, te geven, geluk.
„Hij kon en mocht in het gestelde
„geval niet anders handelen. Dat hem dit;
„niettemin ieenjge moeite heeft gekost, zat
„iedereen begrijpen, die den heer de Wolf
„kent. Een strijder, geboren debater als hij!
„kan zelfs geen oogenblik ervan verdacht,
„worden, vrijwillig een tegenstander uit den;
„weg te zijn gegaan tenzij redenen va:n
„hoogeren aard hem daartoe noopten.
„Wij hebben vain het, den heer de Wolf
„toegekomen schriftelijke en uitvoerig toe-
„gelichte verzoek kennis genomen en daar-
„bij geconstateerd-, dat ide aangevoerde mo
tieven voor iemand van zijne bekende ka
tholieke beginselen geen keus overlie
ten; bij 'heeft gehandeld, zooals ieder
„waar katholiek, in zijne plaats gesteld, han,
„del-en moest.
Het Volk antwoordt hierop het volgende:
„AAN HET TOUWTJE.
„Onlangs wilde de heer B. Th. de Wolf,
,,-een bekende Roomsche -druktemaker, die
„O'.a. bij Id'e relletjes te Ouwerkerk a.'d. Am-
„stel was, tegen Troelstra debatteeren te
„Beverwijk.
„Het was echter voor dien avond te laat
„ien daarom werd ide afspraak gemaakt dat
„bet debat later plaats zou vinden,
„Thans deelt de heer De Wolf mede,
zekere berichten te geven. Tigris Weeft mij
gevonden bij de algemeene baden, toen ik
dienst ;d eed-voor mijn keizerlijken meester."
„Sta op en baast u mij het nieuws
mede te Ideelen-, dat gij vernomen hebt."
„Mag idlan een sterveling zich ver
stouten staande te blijven, bij Wem, die aam
de goden gelijk is?"
„Laat ide goden met rust, en spreek
maar van stervelingen; wat zeggen zij van
mij
„Dat gij de eenige zijt, die bekwaam
is, ide wereld te regeeren."
„Wat zeggen zij van Alexander-Seve
rus?"
„Dat ide legioenen zich voor het va
derland zeer verdienstelijk hebben gemaakt,
Hoor het rijk van dien christenhond te ver
lossen."
„Was Alexander dan christen?"
„Ja edele keizer, in zijne vertrek
ken hebben zij een beeld gevonden van
Iden gekruisigden God, en lederen nacht
stond (hij op om dat beeld te aanbidden. Bo
vendien weet u zoo' goed als ik, dat hij!
op alle openbare gebouwen het opschrift
heeft doen plaatsen: Wat gij niet wilt, dat
U geschiedt, idoe dat ook aan anderen niet."
„Zijn er nog partijgangers van Wem?"
„Ik ben bedroefd het te moeten zeg
gen: Ide senator Zeno vreest niet te zeggen,
en in het openbaar te herhalen, dat hij'
den dood van Alexander-Severus betreurt."
„Is hij rijk?"
Hij bezit buitengewoon groote goede-
„idat hem „van hoogerhand" dringend ver
„zocht is aan dit plan geen gevolg te ge-
„ven en idat hij du|s zijn woord niet zal
„houden.
„Die „hoogerhand" weet wel zoo onge
veer wat ze doet!
.„Als olie op klie wonde neemt „De Tijd"
„in welk blad Ide Weer De Wolf het ge
wichtige nieuws in die ontstelde wereld
„slingert, iden armen kerel op Ide onge-
„nad'igste wijze in ide veiling, noemt hem
„een strijder, geboren debater" en brengt
„Wem de noodige hulde dat hij zich' zoo
„gewillig [a(an het touwtje liet leggen.
„Ten overvloede zij nog medegedeeld dat
Jdieze heer De Wolf geen jongen van 16
„of 17 jaar is, maar -een man van zes
„voet, niet een baard1."
Uit Iden toon blijkt al weer, hoe goed
het was van iden heer de Wolf om van
zijn plan af te zien, want een dergelijke
toon voorspelt de manier, waarop men zal
worden behandeld. „Het Volk" is zeer per
soonlijk en, wanneer een debat moet ge
voerd worden, diént men zijn tegenstander
toch loyaal te behandelen. Uit dit bericht
blijkt allerminst waardeering van 'den te
genstander.
Verder is ihet bericht onjuist om van
een ander woond niet te spreken. De toe
dracht der zaak is deze: de rede van denl
heer Troelstra duurde zoo lang, dat hiji
en Iden debater naar Iden trein moesten, zoo-
dat er voor den Weer de Wolf absoluut
geen tijd overbleef om goed te debate eren,
Nu beloofde 'hij op een nader te bepalen
datum te komen debatteeren. Dit voorne
men strekt hij in.
Wanneer hij weer naar Beverwijk trok
zou Ihij propaganda maken voor del S. D.
A. P. ini Iden regel is er van debatteeren,
met deze heeren weinig te verwachten. Zij
houiden het debat om daaruit propaganda
te slaan voor hunne partij.
ENGELAND.
De strjjd is begonnen n.l. de verkieslngs-
strijd, hier en daar klieken door den kruit
damp been zegekreten. De eerste dag is
voor de regeering vrjj slecht afgeloopen.
Tegenover de 18 liberale zetels, door de
conservatieven veroverd, kan de regeeriBgs-
partij er slechts 3 roteeren. Dat minister
Afquiih tot heden weinig succes heeft gehad,
blijkt uit bet telegram van Maandag, midder
nacht, gekozen waren toen 86 unionisten,
70 liberaleD, 14 arbeiders afgevaardigden en
13 nationalisten. De unionisten wonnen 34
zetels, de liberalen 7 en de arbeiderspartij
1 zetel.
Het geluk is dus tot heden aan de zjjde
der oppositie geweest.
Driekoningenfeest.
De wijzen uit het Oosten brachten het
kindeke Jezus goud wierook en mirre
ren, Heer,"
„Gij zult aan Tigris zeggen, dat Ze
no mij hindert."
Op idit oogenblik zwegen beiden plot
seling stil; zij meenden een licht gedruiscH
te hooren gelijk a,an het sleepen van. eenl
zijden dameskleed over den vloer. Felex
wierp snel zijn uilenblik na,ar Ide plaats, waar
te voren Tigris gestaan had, maar hij zag,
niets.
Het schijnt," zei Maximinus, „dat het
volk om brooid vraagt."
„Zeer goed, Heer! laat het volk dat
maar vragen, aan hem idlie het brood kan,
geven, of laten verdienen, dat zij het dus
vragen aan ide rijjken en dat dezen er
maar voor zorgen."
„Het is noodig, dat het volk brood
krijgt, Felex", zei de keizer op ernstigen
toon.
„Het volk zal brood krijgen in over
vloed, edele meester."
„Het is ook noodig, ja allereerst nood
zakelijk, dat mijne ijzeren kisten gevuld
wondien."
—■„Zij zullen gevuld worden, goddelijke,
keizer?"
„En op welke 'wijze zult gij dat wonder
verrichten
„De zware kisten der rijken zullen,
ide armen en het volk voeden, en belastin
gen zullen uwe kisten vullen."
(Wordt vervolgd).