R. Kath. Nieuws- en. Jkd^rertentiefelad
voor Af oord-Ooiland.
No. 54
Zaterdag 9 Juli 1910.
4"* Jaargang1
FEUILLETON.
DeTöoveresvanAstaroht
Verschijnt Woensdag m Zaterdag»
Uitgave van de Naaml. Vennootschap „Ons Blad".
BUREAUBreedetraat 12, tegenover de B. E. Eerk, t9 Alkmaar.
Telefoon No. 433.
ADVERTENTlftN:
Dit nummer bestaat uit 8 bladz
Hein van de Schager
- Aflaathandel. - Luther.
Tetzel. - Kevelaar.
geschiedkun dig verhaal uil het,
xix.
felix en agapia-.
BINNENLAND.
ONS
BLAD.
ABONNEMENTSPRIJS
60 et. per 3 maanden franoo huis90 ot. met geïllustreerd
Zondagsblad. Te betalen in het begin van ieder kwartaal.
Afzonderlijke nummers van de oourant3 cent.
Van het Zondagsblad5 oent.
?an 1-—5 regela 80 Hit
Slke regel meer
Reclames per regeli .15
Kleine advertenties van 130 woorden, bij vooruitbet. 25
over
Er is letterlijk niets van aan, als Hein in
zijn laatsten Amsterdamschen brief van de
Schager Courant meent, dat wij boos waren
geworden om zijn gemoedelijk praatje over
de Encycliek.
Hein kan er gerust op "wezen, we hebben
ons een beetje vroolijk gemaakt. Als je zoo
veel wijsheid te verduwen krijgt dan
houdt de beste 'bet niet.
Laat Hein bedoelden Amsterdamschen
brief maar eens aan Spinoza voorlezen,
dia daar met zijn stroef-ernstige trekken'
op een der 1 laagsche pleinen staat te pein
zen en laat hij jdan eens afwachten, of die
zich goed kaïn honden
Intusscben blijkt Hein een van dat slag
van menschen, die als je wat goeds van hen
zegt er zelf nederig tegen opkomen.
Tamelijk ontevreden is hij ier zelfs over, Idait
we hem -een bolleboos noemden. En dat hij
zelf zoo als vele anderen, Idie er zwaar over
redeneeren de Encycliek niet gelezen zou
hebben dat heet hij, heel parlementair lie
gen'.
Best zoo, Wij meenden het best te doen
door te veronderstellen, dat Hein eigenlijk
de Encycliek niet gelezen had.
We nemen gaarne akte van Hein's verkla
ring: Maar nu wordt' Idie "zaak :er niet beter op.
Als Hein de Encycliek w e 1 gelezen heeft
dan heeft hij haar niet goed gelezen.
Hoe kan hij anders die aangevochten
passages op de Hervorming en de Hervor
miers in het algemeen laten slaan, terwijl
de Paus, waarde Apostolisch-Vicaris van
Saksen Mgr. Schaefer zoo juist opgewezen
heeft de toestanden op het terrein der werk
zaamheid van Carolus Borroinaeus n.l. het
toenmalige bisdom Milaan op het oog had?
Daarbij, wat Hein den Paus op pag. 13
der Encycliek laat zeggen daar rept de
Paus op die pagina niets van.
En daar, waar de Paus iets dergelijk zegt,
spreekt Hij toch anders dan H. zoogenaamd
letterlijk citeert. Spreekt de Paus weer over
modernisten dan bedoelt hij, als duidelijk
blijkt uit den contekst, de modernisten, die
in de kerk blijven maar Hein stelt zich
aan, als of de Paus alle modernen vonnist,
die zich zelf buiten de kerk plaatsen
en scheldt Hem een lasteraar. 1
Of hij de Encycliek (dan ook goed gelezen
heeft! Maar Hein is daarmede niet klaar.
Hoor hem eens:
„Heeft de wereld ooit grooter schandalen
aanschouwd dan den handel in aflaatbrie
ven? dan den verkoop van de goedheid
en de genade Gods voor geld?" En is 't
MIDDEN DER DERDE EEUW,
47) door E. S. VAN LUIK.
„Arme vriendin, ik had het moeten
verzijgen-."
„Ik dank u nochtans, Secundina, voor
het vertrouwen, dat gij in mij gestéld hebt
en de ontroering, die ik gevoel, zal weldra
verdwijnen. Ik hoop, dat, als ik u nu bij
uwe vrienden terugbreng, ik zeggen kan,
dat uwe ongesteldheid over is, ten min
ste, als gij er niets op tegen hebt, dat wij
hen op de hoogte stellen van hetgeen gij
mij gezegd hebt."
„Wij zullen zien wat ons te doen staat."
„Genoeg, Secundina, laat ons naar hen
toegaan; wenschen wij hun een goede nacht
rust ten laten wij deze zaken tot morgen
rusten.
Den volgenden dag openden beide vrien
«linnen de deur der groote zaal, waar, zoo
als zij meenden Zeno, Faustus en Spuri
us bijeen waren, toen zij plotseling terug
schrikten, bij het zien van een vreemdeling
die den zetel van Zeno hald ingenomen.,
Secunda trok Lucilla bij haar kleed om
haar terug, te doen gaan, toen de feeer
wonder, dat daar- 'n man (als Luther tegen op
kwam? En is 't wonder, Idat de menschen;
luisterden naar hem, als hij zei. „dat God
alleen zonde en schuld vergeven kan"
De onbeschaamdheid van Johannes Tetzel,
die de aflaatbrieven verkocht en met grof
geld betalen liet, heeft Luther wakker ge
schud, en hem in zijn „Stellingen" doen
schrijven„ieder, die waarachtig berouw
heeft over zijn zonden, ontvangt kwijtschei
ding van schuldook zonder aflaat
brieven. Want de eenige ware schat der
kerk is het heilig Evangelie der heerlijk
heid en der genade Gods".
A propos Hein. Daar Wordt ide historische
waarheid maar al te veel geweld aange
daan,
lo. Voor Tetzel, optrad, en anderhalf
jaar voor Luther zijn theses te Wittenberg
aansloeg heeft deze daar reeds eene- stelling
verdedigd over de rechtvaardigmaking door
het geloof alleen, welke de grondslag van
zijn theologisch systeem geworden is |en Idie
lijnrecht tegen de roo-msche leer over de
aflaten ingaat. Tetzel's „onbeschaamde aflaat
handel" heeft hem dus niet 'wakker geschud.
2o-. Luther schreef 31 October 1517 aan
den Aartsbisschop van Mainz, dat hij per
soonlijk Tetzel niet gehoord had en hij1 n i e t
zoozeer de uitlatingen der aflaatpredikers be
streed, als wel de valsdhe opvattingen die
het gewone, eenvoudige volk van
de aflaatleer had.
3o. Bekend is dat Luther zelf, toen Tetzel
onder den last (der valsdhe beschuldigin!
gen schier bezwijken op zijn ziekbed neerlag,
dezen liet weten, dat de aflaatstrijd
niet om hem (Tetzel) was begonnen,
maar uit geheel andere oorzaak.
Aldus de protestant Evers M. Luther
1 22.
4o. Op lasterlijke geruchten omtrent de
prediking van Tetzel heeft Luther ide be
kende 27ste stelling geformuleerd, die de
aanleiding gaf tot onnoemelijk veel legen
den over Tetzel de sneeuwbal die een
lawine werd.
Doch de protest ant Dr. Korner in zijn
werk Tetzel der Ablaszprediger zegt daar
vain:
Met zijn eigen ooren heeft de Hervor
nier dat niet gehoord. Er was hem volgens
zijn beweren verzekerd door mannen van
naam, dat op vele plaatsen zoo gepreekt
was en dat het overal Sn 'dien zin (als de 27
ste stelling bedoelt) was opgevat.
Maar niemand heeft die „mannen van
naam" genoemd en in geen enkel geschrift
van Luther staan zij vermeld.
Ee,n loos gerucht alzoo gaf Luther aan
leiding tot zijne stelling en lasterlijke be
sohuldiging.
5o. want sinds het terugvinden van 01
decops CJironik uitgegeven door de Lite
rarisehe Verein te Stuttgart in 1891 is
met zekerheid vast te stellen, wat Tetzel
te Wittenberg gepreekt heeft.
des huizes eensklaps naar haar toekwam
en lachend zeide:
„Komt, hier, kinderen", en haar bij de
hand vattende, herhaalde hij„komt hier en
gaat den doorluchtigen heer Flavianus groe
ten, die ons wel de eer heeft willen aan
doen, Uit huis mét zijne hooge tegenvvoor
digiheid te vereeren."
„Heer Flavianus", voegde Zeno er
bij, „ik heb de eer u voor te stellen: Lu
cilla de edele en waardige dochter van den
patriciër Nemesius, en de goede Secun
dina!, Idtei k tot mijne (dochter heb aangeno
mep."
„Ik gevoel mij gelukkig," antwoordde
Flavianus, „terwijl hij een buiging maakte
voor de beide dames, „kennis te mogen ma
ken met de leden uwer 'familie en uwe
vrienden, heer Zeno. Indien mij Idit vroeger
verleend ware geweest, zou ik 'mij veel
verveling en verdriet bespaard hebben, want
ik zou in uw midden gevonden hebben,
wat de wereld niet geven kan."
„Het zou voor ons allen teen groote eer
geweest zijn," antwoordde Zeno, „uwe jhoog
Weid als familielid van keizer Gordianus
iii, wiens dood wij allen betreuren, eerder
gekend te hebben, om u in dit paleis de
eerste plaats te doen innemen."
Flavianus, die bij het begroeten der twee
dames was opgestaan, hernam zijne ge
wone plaats en zeide:
„Helaas! hoezeer ware het mij noodig
geweest, mij in den kring -eener familie te
bevinden, wier lede» ij? -al .wat goed is
Uit de Chronik blijkt, dat Tetzel voor
levenden om de aflaat te verdienen uitdruk
kelijk gevorderd heeft de berouwvolle
biecht.
Derhalve kon men niet voor
geld d e vergiffenis van.zij n e z o n
den verwerven zooals men tegen Tet
zei lastert.
En wat de toepassing van den aflaat op
de zielen der overledenen aangaat dit
moest men aan God overlaten.
Derhalve leerde Tetzel n-i e t wat het
bekende Duitsche rijmpje vervat: zoodra de
penning op den bodem van de offerkist
klinkt vaart de ziel voor wie geofferd wordt
ten hemel."
6o. In zijne 56ste Anti-thesis veroordeelt
Tetzel zelf de leer, welke hem in Luthers
27ste stelling werd' toegedicht.
7o. In zijne „Vorlegung von Bruder Jo-
hann Tetzel waarmede hij Luthers „Ser
mon von Ablasz und Gnade" beantwoordde,
herhaalt. Tetzel tot ze ven tien maal toe
dat aflaat geen kwijtschelding is van zon
den: maar van de tijdelijke straffen
der zonden dat die aflaat verdiend
wordt voor tijdelijke straffen van zonden
dier ou w m oedig geb i echt zij n
Van het koop-en van zondenvergievijngj
voor geld is derhalve bij Tetzel nooit sprake
Bovendien geen enkele instructie voor Ide
aflaatpredikers stelde het geven van een
aalmoes als conditio sine qua lion
om Idie aflaat te verdienen. 'De armen konden
volgens de instructie van Aartsbisschop Al
brecht van Mainz den aalmoes door vasten
en gebed vervangen.
7o. De protestant Passtor Seidemann
heeft voorlang bewezen, dat vele aneodoten
omtrent Tetzel louter verzinsels zijn.
Ook bewees hij, dat geestelijke en stede
lijk overheid van Halle waar Tetzel, preekte
verklaarde geen enkele van de hem aange
wreven ongerijmdheden uit zijn mond te
hebben vernomen.
Toch gaat men voort in Duitschland' ook
op vele plaatsen offerkisten te toon en die
alle de echte offerkist van Tetzel hee
ten kleine en groote, een zelfs zoo groot
die té Juterbog 'waar wel een ruiter te
paard in staan kan.
Als die alle door Tetzel gebruikt waren
dan kan hij wel een goederentrein van de
Holl. Spoor noodig gehad hebben om ze
mee te voeren, leefde hij hu nog.
8o. Eindelijk mag niet vergeten worden,
dat bij T-etzels eerste oplreden al va lsche
aflaatbrieven door zijne vijanden ver
spreid weiden.
Dat bewees Meuser voor jaren reeds en
dat werd nooit weerlegd.
Maar Hein heeft het nog over Kevelaer
Daar wordt nu dan toch nog zoo'n soort
handel gedreven. Als de Paus dat eens ge
zien had, wet „Hein er zag": handel in
Missen 2 mk. 't stuk, zes tegelijk 10 nik!
Verkeerd gezien, verkeerd gehoord, verkeerd
begrepen, verkeerd verteld Hein. En (daarbij
„ik vriendelijk behandeld klaagt Hein
omdat ik deftig gekleed was en de marken
rollen liet en een arni, sloovig moedertje.."
Laten we nu maar afscheid netnen van
Hein. Een die zich ergens aan dood ergert
er niets van gelooft en tooh „Zijn marken
rollen liet". zoo eentje Hein noemen
wij van zijn leven niet meer een „bolle
boos" maar een broertje van Miidas.
Als Apollo nog wat te vertellen had dan
liet hij zijn ooren ook nog tot ezelsooren
vergroeien zonder mankeeren.
overeenstemmen; die bij het verhaal mijner
kwellingen en mogelijkheden, mij zouden
geholpen hebben, ze beter te dragen. Eer
gisteren sprak ik met heer Faustus over
mijne tranen, die ik reeds vijftien jaren
gestort heb. Ik zeide hem, dat kwellingen
van alle soort mij onophoudelijk (het hart ver
scheurd hebben, gedurende den loop van
mijn treurig leven. Sedert die goede er?
beminnelijke vriend mij heeft verlaten, voert
een vreeselijk ongeluk mijnen rampspoed
weer ten top:
„Alweer een nieuw ongeluk?" vroeg Fans
tus met belangstelling.
„Ja, en dit ongeluk treft mij erg, want
dit ontneemt, mij de reddingsplank, waar
aan ik mij vast 'hield in de schipbreuk van
mijne verwachtingen en genegenheden.r
,,Fielix en Agapia, twee lieve kinderen
over welke ik u gesproken heb als zijnde
een schat, dien ik in Carthago heb achter
gelaten, moeten eerstdaags een vreeselijken
dood sterven."
Alle aanwezigen zagen op hetzelfde oogen
blik naar Secundina, die doodsbleek begon te
worden.
„Wat scheelt er toch aan mijne dochter?"
vroeg Zeno.
„Ik wilde wel eene vraag doen aan den
doorluchtigen heer Flavianus."
„Het zal mij een genoegen zijn u te
antwoorden, edele dame", haastte zich de
tweede zoon van den ouden Gordianus te
zeggen.
„Zou het van mij niet onbescheiden zijn,
YER&BLI JEINS.
De N. Haart. Ct. schrijft:
In Friesland is ide meerderheid der Prov.
Staten aan de linksdie partijen: gisteren
W-end-ein in 'het College van Gedep-ut. Sta
ten dier provincie gekozen één antirevolu
tionaiir, één christelijk-historische-, één so
cialist.
In "UtreCht is de merderheirt kier Staten
Rechtséén plaats werd afgestaan aan e-en
liberaal.
In Overijsel is de meerderheid Rechts
gisteren herkoos men er, behalve den aftre
denden Katholiek, twee liberalen.
In Zuid-Holland, waar Rechts een over
weltd-igende meerderheid heeft, herkoos men
gisteren den radicalen h'eer Mr. Lim'buig
Zoo is het overal in de provincies, waar
een gemengde bevolking samenwoont.
Overal behalve in Noord Holland.
De liberalen van Noord-Holland staan met
hun exclusivisme alléén.
Bezoek van Prins Hendrik a a n
de hoofdstad Z. K. H. Prins Hendrik is
met afwijzing van het aanvankelijk voorne
men, om Woensdagavond te vertrekken,
eerst Donderdagmorgen te 81/2 uur via Am
sterdam naar het Lo-o teruggekeerd, om
dat de Prins des avonds met zijn adju
-dant, kap- luit. t-etr zee jtir. Hooft Graaf
land ten diner is gegaan bij den Prins van
Thurh und Taxis, in het Grand Hotel te
Scheveningen.
Z. K. H. arriveerde Donderdagmorgen
11 uur per auto, vergezeld van zijn adju
dant aan het Amstelhotel. Om twee uur
begaf Z. K. 11. zich weer naar het Lo'o.
Hoog en Raad. St. Ct. 157 b-evat een
Kon. Besi. waarbij is benoem-d tot raadsheer
in den H oogen Raad der Nederlanden, mr.
A. M. Pleyte-, thans Advocaat-generaal bij
het gerechtshof te Amsterdam.
Onze ministers naar Brussel.
De drie Ministers zijn van hun bezoek aan
de tentoonstelling te Brussel teruggekeerd
allen met de aangenaamste herinneringen
en met de beste indrukken van de harte
lijke ontvangst, hun zoowel van de zijde
heer, u te vragen of deze Agapia, van
wie u spreekt, vroeger -den naam dro-egl
van La-elia
- ,,Dat kan wel mogelijk zijn, mijne
dochter", antwoordde Flavianus, levendig
getroffen door de vraag van Secundina:
„maar ongelukkiglijk zou ik het u 'niet kun
nen.zeggen; want toen ik Agapia, nu vijftien
jaren geleden, vond, was -dat kind niet in
staat, mij haar naam te zeggen. Wij, noch
zij, hebben ooit haar waren naam gekend."
- „Gisteren zeide men ons hier, dat u
dat kleine meisje bij de spelonk van Asta
roht gevonden hebt."
„Diatis waar, fed-el-e |dame."
„Dat zij -daar verlaten werd -door een
vader -en zijne dochter, die zich in de spie
ten eener rots, verborgen hebben, om a-an
de vervolging te ontsnappen van een man
van lange gestalte, met -een zwaard in de
vuist."
„Dat is ook waar."
„De vald-er -e-n -de dochter, hadden'
-het kind gestolen, doorluchtige h-eer, en 'die
lange man was de vader van La-elia."
Op het verlangen van al de aanwezigen
deed Secundina voor de tweede maal het
verhaal, dat wij in het vorige hoofdstuk be
schreven hebben, -en voegde er hij
„En kan u, heer Flavianus, mij nu zeg
gen, of die Agapia gaat sterven in het
geloof barer moeder?"
„Omdat ik mij op dit oogenblik bij
heer Zeno bevind, in het gezelschap van
menschen,. op wie ik 'geheel mijn betrouwen
van het Belgisch Koningspaar als vanwege
de autoriteiten ten deel gevallen.
Omtrent -een en ander kan nog worden
medegedeeld, dat Z.M. Koning Atbert op de
audiëntie aan de Nederlandsche Beparte
mentshoofden verleend, niet alleen Zijn ge-
noegen te kennen heeft 'gegeven over de
binnen eenige maanden naderende gelegen
heid om ide Koningin der Nederlanden in
ons land te bezoeken, doch tevens gein
form-eerd heeft naar onze koloniale toestan
den, en veel belangstelling toonrile in het
koloniale vraagstuk.
De rege-eringsautoriteiten en het tentoon
stellingsbestuur toonden zich hoogst dank
baar voor dl -eschi-lderijen van Rubens el?
van Dijck, die het Nederl. gouvernement
e-n kunstverzamelaars hier te lande ten b«
hoeve -der tentoonstelling van oudé kunst
in bruikleen hadden gegeven.
Smids-Temtoo-nstelling. De inte
ressante Nationale Tentoonstelling van het
Smidsbedrijf, te Groningen, wordt Zeer druk
bezocht, Dezer dagen werd' aan 700 per
sonen meerendieels vakmenschen toegang
verleend. Onder de bezoekers behoorde-ook
de Comm.. der-Koningin.
H elm o-nd- Men meldt aan het Centrum
Door mr. Swane is aan het uitvoerend!
bestuur der Kath. kiesvereenigfing, „Hel
mond" machtiging verleend, aan de kiezers
m-eded-eeh'ng te doen, dat hij in geen ge
val -een verkiezing zal aanvaarden. Tevens
verzoekt hij den kiezers de stem uit te bren
gen op den candid a at der R. K. Kiesver
eemiging.
In -de Zuid-Willemsvaart: is een schrij
ven geplaatst, o miert cck'en-d dom alte -pa
stoors uit het district, inhoudende een aan
beveling van den heer Fteskens, ate zijnde
de candidaat der R. K. Jci-esvereenigingji
De -drankweer van Helmond-heeft lin dank
de verklaring ontvangen van beide Candida
ten, hun ter onderteekening voorgelegd,
De Hanze- De- Algemeene Jaarvergade
ring van den Centralen Raad van „De
Hanze" bond van R. K. Vereenigingjen
van den Handeldrijvenden- cii Industrieëlen
Middenstand i n het Bisdom Haarlem, zal ge
houden worden op Woensdag 13 Juli a.s.
te Schiedam in het gebouw van -den R. K.
Volksbond, aan de Lange Haven aldaar-,
ten 11 uur.
Op de agenda komen o.a. voor de vol
gende punten: Jaarverslag van den Seere
taris; -rekening en verantwoording van «ten
Penningmeester; benoeming eener Commia
sie tot nazien van de rekening van Hen
Penningmeester, welke Commissie rapport
uitbrengt in de volgende Centrale-Verga-de
ring; verkiezing van 2 I-eden ivan het Hoofd
bestuur wegens periodiek aftreden van den
onder-voorzitter, den heer H. J. Visser, en
den len Secretaris den heer C. M. M. van
-d-en Berg, beide aftredend-en zijn terstond
herkiesbaar.
gesteld heb, en ik grootelijks inoodigheb, ver
zachting in mijne droefheid te bekomen,-zal
ik u in weinige woord-en zeggen, wat er
met Agapia in ide laatste vijftien jaren is
voorgevallen.;"!
Spreek, heer", zei Zeno, ,;en geloof
zeker, dat, als -het in onze macht is, het ieed
t-e verzachten, dat u drukt, gij ons niet cm
getroost zult verlaten."
,.,lk -dank, u, heierhet is mij reeds «ene
groote verzachting, dat ik mij in het gezel
schap bevind van personen, Idie mijne smart
begrijpen en trachten te verlichten.
„Toen ik vijftien jaar geleden in Car
thago aankwam, gaf ik de kleine Agapia in
handen van eene goede vrouw, aan wie Ik
geheel mijn vertrouwen geschonken had
-en -die het nog meer verdiende, dan ik
eenige jaren lang gedacht had. Deze vrouw
Martha -genaamd, bewoonde met den kleinen
F-elix, dien ik even-eens aan hare zorg haid
toevertrouwd, eenige vertrekken aan den
uitersten vleugel van het paleis „Cowljanus".
„le-edren dag bracht ik aan mijne beschef
melingen een bezoek, -en dikwijls bleef ik
tw-ee of drie uren met Felix kouten en de
-eerste stappen van Agapia leiden.
„Toen mijn vader, de proconsul tot
Cesar benoemd werd, was Felix zes en
Agapia drie jaren oud. Ik beminde hen
beiden, alsof het mijne eigene kinderen
waren.
(S5o»at vervolgd.^