R. Kath. Nieuws- en Advertentieblad voor Noord-Holland. No. 00. Zaterdag- 30 Juli 1910. FEUILLETON 4d* Jaargang DDERSTRAAT 17. Verschijnt Woensdag en Zaterdag. Bit nummer bestaat uit 8 bladz, Jesuieten-Fabeltjes. De T ooveres van Astaroht BUITENLAND. ummer 245. verkrijgbaar STOOF- ,0, 35, 40, 45, 50 et. id, in den i, DEKKER. Telefoon 182. ONS BLAD. ABONNEMENTSPRIJS 60 et. per 3 maanden franoo huis90 ot. met geïllustreerd Zondagsblad. Te betalen in het begin ran ieder kwartaal. Afzonderlijke nummers ran de courant 3 oent. Tan het Zondagsblad 5 oent. Uitgave van de Naaml. Vennootschap „One Blad". BUBBAU: Breedstraat 12, tegenover de B. E. Eerk, te Alkmaar. Telefoon No. 433. ADVERTENTIÊNt Van 15 regels Elke regel meer Reclames per regel Kleine advertenties ran 1 i e I 'I 30 woorden, bij vooruitbet. 80 15 25 eeM. Aan Hein. Er is nu eenmaal niets aan te üoen. Het ongeluk heeft ons getroffen, dat Hein de Ainsterdamsche briefschrijver van de „Scha- ger Courant" na onze verdediging van Tet- zel, zijn uitgever verzocht heeft, hem „Ons Blad" niet meer te zenden. Polemiseieren wil hij niet. Hij heeft „geen tijd" daartoe. Genoeg voor wie begrijpen wil. Wij editer willen er den tijd dan maar wel eens voor nemen; nu om Hein te vol gen op ander terrein. Het zou ondenkbaar wezen dat een dubbel overgehaalde anti-clericaal als hij, niet voor en na aanvallen te doorstaan had van de Rabies J e s u i t i ca. De zwaarste en de naarste Anti-clericale droomen, welke Wem in den laatsten tijd ver ontrusten, zijn wel die, waarin als hoofd persoon voor hem handelt het wezen op wiens naam een kreet van haat antwoordt. Sinds drie eeuwenin wien vleeschgewonden I is het laagste en het verachtelijkste dat in een mensch samenvloeien kan de Je- suiet. Alles wat Idoor de Kerk sinds drie eeu men misdreven werd door heerschzucjht, gruwbare wreedheid, vuigen laster en wat een fel anti-clericaal haast tot razernij zou op zweepen daarvan draagt schuld de Jesuief, altijd de Jesuiet. „Zij weten ladles, durven alles, kunnen alles, doen alles." Vraagt men naar bewijzen geen zweem er van wordt geleverd. Woonden en nog eens woonden die Hein tusschen een paar drukkende Anti-clericale droomen in neer pende anders niets. Pius IX Leo XII,1 nu Pius X hebben allen zich moeten krommen onder den heerscherstaf van den generaal der Jesuieten. Pius IX vlucht Rome uit naar Qaeta niet de revolutie-mannen ld wongen hem daar toe, wat de waarheid is, neen de Jesuieten. Het bewijs daarvan echter is voor Hein zoekt geraakt! Wie hebben toch eigenlijk den Paus in '70 onfeilbaar gemaakt? wel' de Jesuieten Van de Apostolische Vaders af, de onmidde lijke opvolgers der Apostelen is dat geloof aan 's Pausen onfeilbaarheid in de Room scire Kerk beleden door de Kerkvaders, door bijzondere en algemeene Kerkvergaderingen, uitgedrukt in historische feiten als deze dat de Pausen steeds als bekleed met het Op perste Gezag in Zaken van O|eloof en Ze den optreden, dat men in vraagstukken in Geioofs- en Zedeleer hunne uitspraak ais beslissend beschouwde dat men der halve eeuwen lang vóór de Jesuieten bestonden in d eRoomsdhe Kerk aan de On- AlISTBBSi - Haaw® GESCHIEDKUNDIG VERHAAL UIT HET MIDDEN DER DERDE EEUW, door E. S. VAN LUIK, „Dat weten wij al lang, beste man, weet gij niets meer?" j>Hii is gestorven, terwijl hij zijn vriend I en vertrouweling vermorzelde." „telex?" „Ja, mevrouw." „Ah, dat is wat nieuws, vertel spoedig I beste man." „De herhaalde aanvallen op de stad ble- ven z°nder uitwerking; de krachtige tegen stand der inwoners had ons leger tot moe deloosheid gebracht, en de opgewonden - huid des keizers tot woede doen overstaan. Maximinus gaf zich aan dronkenschap over Volgens zijne gewoonte kwam Felex bij um» om hem tegien zijne soldaten op te zetten, die, zeide hij, samenspanden met den v'jand in de stad, en van hen veel goudgeld °nt\ingen, tot loon voor hun verraad. A's de gunsteling zijn gal had uitgespuwd, ge- eurda het dikwijls, dat Maximinus in zijne 'onkenschap zijn zware wapenrusting aan deed «n eenc wandeling door het kamp maakte. Wee dan den soldaat, dien hij °P zijn weg ontmoette; zijn hoofd werd zonder genade in tweeën gekloofd. Ter .wijl d jekeizer op deae wijze zijne wandeling feilbaarheid van den Paus geloofde het telt voor Hein alles niets. De Jesuieten moeten den Paus Onfeil baar jh|ebben gemaakt. Als men dat niet meer zeggen kan gaat er immers zoo'n mooie post van hun Debet af! Het meest beklagenswaardig van de drie laatste Pausen is evenwel Paus Pius X Aan handen en voeten gebonden, over geleverd aan de Jesuieten, die hiervan na tuurlijk gebruik maken „om de heele we reld naar hunne hand te zetten" Wonderlijk is het toch wiel, dat die Paus onder Zijne Kardinalen niet één enkelen Je suiet telt en 'dat bij de hervorming der Romeinsche Congregaties door dien Paus de Jesuieten zoo weinigen der hunnen be noemd zagen tot Consultor, terwijl de Dominicanen die Hein op wijsgeerig en theologisch gebied als Thomas van Acjuino het naaststaande tamelijk vrij van Jesuietis me acht, het grootst aantal vacatures be zetten. „Genoeg alles te zeggen wat op ons op 't harte ligt kunnen we niet en willen we niiet" besluit Hein. Maar om nog eens goed te doen zien wat men van de Jesuieten te wachten heeft wil hij nog' even aan een paar data herin neren die ook weer boefcdeeten (vol fa beltjes dan) spreken: „Mag ik 'n paar data in herinnering! brengen? Den 10 Juli 1584 werd Willen de Zwij gei' vermoord door Balthasar Gerands, 'n Groote som gouds brieven van adeldom en de eeuwige zaligheid waren hem voor het plegen van 'dien moord toegezegd. Toen 't bericiht van den sluipmoord, te Debt gepleegd, Rome bereikte, werd er in den Sint Pieter 'n „Te Deum" aangeheven. Den 23 .Juli 1773 onderteekende Paus Clemens XIV het breve ter algemeene op neming van de orde der Jesuieten, „als zijnde deze orde en hare bedoeningen in strijd met den godsdienst en de beginse len van Jezus' leer." Den 22 September 1774 stierf diezelfde Paus onde rgroot vermoeden van vergiftigd te zijn. ,,Éen uur na zijn verscheiden was zijn lijk zwart als steenkool." Den 12 Juli 1906 werd Dreyfus vrijgespi'O' ken., O, we zouden Hein aan rond honderd van deze Jesuietenfabeltjes desverkiezenU kunnen helpen. Maar fabeltjes zijn Bet allen, met de historische waarheid klopt er geen enkel. lo. Wat de schuld der Jesuieten aan den moord betreft op Willem den Zwij ger, in eene authentieke verklaring bij na onmiddelijk na zijne gevangenneming afgelegd en door Bakhuijzen van den Bripk (Studiën en Schetsen I 581) gepubliceerd verklaarde Balthazar Geralds' dat hij zijn plan om den Prins te dooden had bloot tusschen de tenten voortzette, was Felex op een afgelegen plaats bezig de krijgs helden opmerkzaam te maken o-p het ge drag des keizers, en hen aan te zetten tot bloedige wraakneming, zeggende: „Wat een schande voor He eerste en dapperste soldaten der geheele wereld, zoo behandeld te worden doör een woesteling die hun hoofd is! Zou men niet zeggen, dat hij zijne soldaten uitkiest, om hen aan zijne luimen op te offeren? Het is hetzelfde, of het wat vroeger of later gebeure, wij moeten toch sterven onder de vreeselijke slagen van dezen tiran. Zijn haat is bere kend naar de hoeveelheids bloeds, dat wij gestort hebben, om zijne zaak te steunen. Arme zaak. Afrika heeft den ouden pro consul Gordianus tot Cesar uitgeroepen. De senaat van Rome heeft Balbinus die eer gegeven, beiden wachten Van ujde beslissing Gij echter vecht nog voor Ajax, die on gehooide offers van ons verlangt. Wat zullen wij doen?" Een man was daar, die geheel anders sprak; hij volgde Felex van den eenen groep tot den anderen en zocht de gemoederen tot bedaren te brengen; deze man was kapitein Miniatus. „Ik zal mij wel wachten de misdaden van Maximinus te verschoonen," zeide hij, „of zijn gedrag te rechtvaardigen; maar toch zal ik hem, die zijne hand aan den keizers laat, als een moordenaar beschou wen, en als ik kan, zal ik mijn keizer ten koste van mijn eigen leven verdedigen." Maar Miniatus moest naar zijn post, want hij had het bevel over eene kompagnie. getegid aan „een zeker persoon, die lid is der Sociëteit van Jesus in Het College van Trier". Maar'f.„gen o emid e J e s ui iet be ij v erd e zich m ij mijn plan uit het hoofd te praten". Bij het vierde verhoor echter voor den derden keer op de pijnbank uitge strekt verklaarde de moordenaar daarente gen dat de Jesuiet van Trier zijn plan had goedgekeurd. Op de p ij n b a n k alleen en eerst toen hij ten d e r den male gefolterd werd Heeft Balthazar Gerards schuld gelegd op den Jesuiet van Trier. Het is echter een eisch van historische critiek aan bekentenissen onder beulsmar teling afgelegd weinig of geen waarde te hechten, uitgezonderd wanneer het door ge tuigenissen van buiten bevestigd wordt. Die getuigenissen van b u i t e n ontbreken hier echter geheel en al. Daarbij op de pijnbank zou de mootde naar den Trierschen Jesuiet dan ook eene meening hebben laten uitspreken, „zoo in te gienspraak met de Roomsche leer en zoo dom dat hij nog alleen geschikt geacht zou kunnen worden om fabeltjes te Üich ten over de misdaden der Jesuieten voor Hein van de S c h a g er. Blijft dus de eerste verklaring vall 's Prinsen moordenaar staan": genoemde Je suiet beijverde zich mij mijn plan uit het hoofd te praten. 2o. Paus Clemus XIV. is niet ver giftigd, dus zeker ook niet door de Je suieten ziedaar de geschiedkundige waar Weid'. Er is geen enkel deugdelijk bewijs voor de vergiftiging van dezen Paus geleverd, terwijl juist vele getuigenissen legen deze lastering uitgesproken zijn. ZoO' schrijft koning Frederik II van Prui sen 6 Januari 1775: „Wie weet met volstrek te zekerheid, dat alle brieven uit Italië die hier aankomen zich tegen de vergiftiging uitspreken." De pi'otestansche geschiedschrijver Walch verklaart „Nog den Óen October 1774 schreef mij een vriend „Het wordt meer en meer bevestigd, dat het den Paus toegediende) vergif een praatje is en de geneesheereh lachen er om." Ook de meest gezaghebbende geschied schrijvers, welke dit tijdvak beoefend heb ben als Scholl, Lnfuente, Thriller, Masson, Reumont spreken zich met beslistheid te gen de vergiftigingsgeschiedenis 'uit. Reumont noemt o. a. die beschuldiging „laster, die geene weerlegging meer ver dient.wie er nog waarde aan hechten wil ondanks het getuigenis van 's Pausen biechtvader, de geneesheeren >en talrijke tijd genooten moet het dan maar doen." Zelfs de welberuchte „Evangelische Bund" verklaarde in 1895: „De vergiftiging" van Paus Clemens XIV is evenzeer een fabel." Felex maakte van zijne afwezigheid gebruik oui de krijgslieden te doen besluiten, Maxi minus te overvallen, zoodra hij zou zijn ingeslapen." „Waarom wilde Fe'ex den dood yan zijn meester?" vroeg Laetitia. „Omdat Maximinus aan Felex gezegd had, dat hij een groote hoeveelheid goud, dat van de gesmolten gouden beelden der afgoden was overgebracht, onder de foil damenten van het paleis te Rome had gebor gen.'" „En daarna?" „Felex vreesde, dat anderen, vóór hem te Rome aangekomen, zich van dien groo ten schat zouden meester maken; daar hij niet kon vertrekken, zoo lang Maximinus nog in leven was. „Eu Tigris, weike rol speelde deze in die comedie?" „Tigris, was adar, mevrouw, maar hij had een afkeer gekregen van het goud, en van bloed vergieten; bij iedereen onbekend, dien de hij onder kapitein Miniatus." „En werd Maximinus toen gedood?" „Toen het avond'geworden was, verwijder de Fielex al de soldaten in en toni de tent des- keizers, met uitzondering van Cajus Veras; en zoodra de slaap den dronkaard over meesterd had, kwamen vijf en twintig goed gewapende legioenaires, met het zwaard in de hand, Cajus het eerst aanvielen en ver moordden Door het geschreeuw van zijn zoon ontwaakt, sprong de reis op. De sol daten, die hem plotseling in zijne reuzen lengte voor zieh zagen, weken vol schrik Alzoo: Clemeus XIV is niet vergeven dus ook niet door de Jesuieten. 3o. De „Dreyfus-zaak" Rome was onder den invloed der Jesuieten schuldig aan de ze poging tot menschenmoord" altijd dan volgens Hein. Het bewijs is voor hem heel gemakke lijk op te zetten. Ziehier. Dreijfus' rech ters zaten in den Generalen Staf. Nu zaten eenige leerlingen der Jesuieten in den Generalen Staf. Derhalve z ij n de J e s u i e ten de schuld geweest van Dreijfus' ver oordeeling. Het zal voldoende zijn hier tegen aan te voeren, wat Graaf de Mun hier tegen in braciht. Onder de 180 officieren van den Genera len Staf van Bet Fransche leger, bevon den zich maar negen of tien leerlingen van Jesuieten'-Colleges. Onder de naaste omgeving van het hoofd van den Gene ralen Staf, generaal Boisdeffre, bevond zich geen enkel leerling der Jesuieten. even min als onder 'de officieren, die in de Dreyfus-zaak betrokken waren. Bij het proces te Reunes zijn officieren opgetreden, die wezen op het gebrek aan bewijs tegen den beklaagde daaronder waren er leerlingen der Jesuieten. De Krijgsraad te Reunes veroordeelde] Dreyfus met 5 tegen 1 stem. Die eene stem welke het wettig bewijs dus niet ge leverd achtte voor Dreyfus' schuld was., van eeen leerling der- Jesuielen. Maa:r genoeg. Er zijn er gelukkig ook onder de anders denkenden die juist idoor de studie itter geschiedenis tot milder oordeel over de Je suieten gestemd worden dan mensohen als Hein, die maar alle fabeltjes gelooven, ja ren herwaarts !a<l weerlegd;. Nog onlangs citeerde de nobele Prof. P. J. Blok. van belijdenis noch katholiek nodi zelfs Christen in Onze Eeuw bij de be spreking van Monoid's „Les Jesuites" de volgende conclusie van dit boek met de bijvoeging „leerzaam voor onze felle pa penvreters". „....misschien zijn wij, zonder het te wil len, te streng gefeest misschien integen deel, bij ons streven naar rechtvaardigheid, hebben wij gezondigd door overmaat van mildheid (excès d'indulgence). Wij zouden ons daarover gemakkelijk troosten. De Je suieten zijn Wet slachtoffer geweest vajn te veel door haat ingegeven oordeelvetlin gen, van te veel ongerechtvaardigde uit zo nd e ri ngs 111 a atregelenzij zij n te veel ver volgd en verguisd, dan dat niet een ge matigdheid, welke naar Welwillendheid over helt, voor de vrijdenkers en de Protestanten, die over hen spreken, een plicht van bil lijkheid weren zou." En hij schreef dat teekenend woord er bij die woorden zou ik gaarne tot de mijne maken." achteruit en wilden op de vlucht gaan, toen Felex hun den terugweg versperde, onder den uitroep: „Vooruit lafaards'. Ziet gij dan Biet, dat, als Wij ons nu ontsnapt, gij nog dezen nacht allen op barbaarsche wij ze ter dood gebracht zult worden!" En Fe lex, die op nieuw het teeken gaf, werd door allen gevolgd; zij vielen gezamenlijk aan en brachten (hjeni vele slagen toe. In den beginne zocht de keizer naar zijn zwaard, maar Felex, die zijne voorzorgen had ge nomen, had alle wapenen uit de tent ver wijdend. „Ellendige slaaf!" brulde Maximinus, „af schuwielijke verrader!" En terwijl de sol daten hunne slagen op den keizer verdub belden, pakte deze bij eene laatste inspan ning zijner verschrikkelijke woede Felex aan en drukte hem met beide handen zoo ge weidig, dat rug en borstbeenderen kraakten, terwijl zijne tong uit den mond hing en de ongelukkige geheel verplet den geest gaf." „En vervolgens?" „Twee minuten daarna, mevrouw, zag ik het lijk van uw gemaal van boven tot onder in stukken gehakt; maar het lijk van Felex was zoo vreeselijk geworden, dat een ieder die het zag, van schrik ach teruit deinsde." „En wat is er van Tigris geworden Weet gij dat ook pelgrim?" „Tigris is Christen geworden, mevrouw." „Tigris, Christen!" zei Laetitia, terwijl zij Tigrina aanzag. Deze begon te lachen en antwoordde Nog een getuigenis 'ter eere van Hein. De beruchte ex-Jesuiet die het dus uit eigen aanschouwing weet. Graaf Hoeiis- b'roech zegt in het tweede deel van zijn pas verschenen werk „Vier zehn Jahre Jesuit", het volgende: „lk aarzel niet te verklaren, dat achter de muren der kloosters zich zeer groote schatten verbergen van de zuiverste liefde tot God en Iden Christus en van heldhaftige I toewijding. Niet d te afkeer des levens heeft de duizenden kloosterlingen de be lofte van armoede, zuiverheid en gehoor zaamheid doen afelggen, maar integendeel de verhevenste moed, en energie, een sta len wit om te leven maar te leven het leven, waarvan geschreven staat: „lk leef, maar niet ik, doch Christus leeft in mij." Sprekende van de godsdienstige oefenin gen der Jesuieten, zegt Hoensbroech: „Zij zijn gebaseerd op de logica zelve en geïnspireerd door een verheven spy- chologie en esthetiek. De Jesuieten toonen daarin w are virtuosen der zelf discipline te zijn Wie nu ten minste meer waarheid over de Jesuieten wil vinden raadplege Monod en vooral Duhr Jesuiteil-Fabeln. Wie er niets van wil weten riclvte zich tot Hein, Amsterdamsdh briefschrijver van de SChager Ct. specialiteit in Anti-clericale artikelen. Voor Jesuietenfabeltjes je adres. FRANKRIJK. Een bijeenkomst van bisschoppen. Volgens enkele Fransche bladen moet dezer dagen te Parijs een congres hebben plaats gehad, van bisschoppen .Naar die bladen mededeelen zou op 'ckt congres nog maals de droevige achteriutgang geconsta teerd zijn in het getal jongelieden, die zich tot den geestelijken staat geroepen gevoe len. Werden voor 1906 nog jaarlijks 11.000 a 12,000 jonge seminaristen in de seminaries opgenomen, dit getal is sedert tot 5000 teruggegaan. Bovendien zoude op dat congres nog eens geconstateerd zijn de moeilijke om standigheden, waarin zich verschillende dio cesen bevinden. Verschillende overigens ijve rige Katholieken moeten jaarlijks niet meer dan 20 francs beschikbaar stellen enz. ENGELAND. Het wetsontwerp tot verandering van den Engelschen kroningseed en weglating van de voor de Katholieke beleedigende zinsnede daarin is gisteren door het Lager huis aangenomen nadat alle moties tot ver werping met de groote meerderheid van j 410 stemmen tegen 84 waren verworpen HEBi op onverschilligen toon: „Wees daarover niet verwonderd, me vrouw: toen ik mijn vader voor den laat sten keer zag, was hij als een dwaas." „En wat is er van hem geworden, goe de man, vertel ons dat eens." „Na den dood van Maximinus, legde hij het zwaard af, stak zich in het gewaald van den pelgrim en vertrok naar Jerasa lejn." „Wat een idee!" „Die gedachte was goed, mevrouw; zijne vele zonden waren hem vergeven, maar hem bleven nog vele tijdelijke straffen, die hij, of door boetvaardigheid hier op aarde, of door de vreeselijke vlammen van hét va gevuur uit te boeten had." „Begrijpt gij iets van die taal, Tigrina?" vroeg de vrouw des huizes. „Ik heb u reeds gezegd, mevrouw, ik geloof dat die man gek is." De pelgrim verhief het hoofd en de ge zeil in van Laetitia scherp beziende, met een blik vol vaderlijke teederheid, wend de hij zich tot haar en sprak op langzamen ernstigen toon deze woorden, die de ex- keizerin met nieuwsgierigheid zoo niet met genoegen (aanhoorde: „Neen, neen, Tigrina, ik ben niet gek., ik ben het geweest, maar God dank, ik ben het niet meer-sedert den nachtHer fnnert gij u Tigrina?. O! vreeselijke nacht van eeuwige ver vloeking voor haar! nacht van zegening voor mij! (Wordt vervolgd.) MM ■■Ml

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Ons Blad : katholiek nieuwsblad voor N-H | 1910 | | pagina 1