11, Alkmaar. TWEEDE BLAD. Zaterdag 6 Augustus 1910. No. 62 het mogelijk elijking dan its voor rijwielen. an Kempen!! zen. raag fraaoo op zioht. ERDAM. AR. n5 ie J ou re Ons Geïllustreerd Zondagsblad. De zwaluwen. "gemengd nieuws' ONS BLAD. 57 uur, aan aparte i r s. hotel N. A. C. ran 8 10 uur, op de !!e voorkomende werk- I. Platen: De vliegtocht te Heerenveen (6); het nieuwe retraitenhuis te Noordwij- kerhout (3)de wreeselijke oudermoord te Lohem: de pleiziertocht der R. K. Metaal bewerkers te Rotterdam (2); een nieuw reddingsapparaat; geillusstreerde annecdo- ten (3). II. Tekst: De eerste vliegproeven in Ne derland: Hoogmoed komt vóór den val (slot): Wet retraitenhuis te Noordwijkerhout Schoonmama lals redder in den nood: Uit het dagboek van een Franschen priester: Ter elfder ure (slot). KALENDER voor de dagen der week. 7 Auguitui. Zondag. H. Oajetanus, Belijder. EvangelieDe barmhartige Samaritaan. Lucae X: 23—37. 8 Anguitm. Mamdag. FTH. Cyriacue en Ga tellen, Martelaren. 9 Auguitui. Dinsdag. H Petrus Banden. 10 Augustus. Woensdag. H. Lanrentius, Mart. 11 Augustus. Donderdag. H. Antonlus Maria Zaccarla, Belijder. 12 Augustus. Vrijdag. H. Clara, Maagd. 13 Augustus. Zaterdag. H. Joannes Berch mans, S. J,, Bel. Vastendag 7 AUGUSTUS. Twaalfde Zondag na Pinksteren. Eerste Zondag der Maand. Les uit den tweeden brief van den H. apostel Paulus aan de Korinthiërs III, 4-9. Broeders! Zoodanig, een vertrouwen heb ben wij door Christus bij God. Niet als wa ren wij uit ons zeiven genoegzaam om iets te denken als uit ons zeiven, maar onze genoegzaamheid is uit God, die ons ook bekwame bedienaars gemaakt heeft van een Nieuw Testament, diet door letter, maar door den Geest; de letter immers doodt, maar ide Geest maakt levend. Indien nu de bediening des doods, met letters in stee nen gegrift, in heerlijkheid geweest is, zoo dat de zonen Israëls hunne oogen niet konden vestigen op het aangezigt van Mo zes, wegens de heerlijkheid zijns gelaats, welke te niet gaat, hoe zal niet veelmeer dc bediening des Geestes in heerlijkheid zijn. Want indien de bediening der veroor deeling (hjeerlijkheid is, veelmeer is de be diening der gerechtigheid overvloedig in heerlijkheid. Evangelie volgens den H. Lucas; X, 23—37. Te dien tijde sprak Jesus tot zijne leer lingen; zalig de oogen, die zien wat gij ziet !Want Ik zeg u, «lat vele profeten en koningen verlangd hebben te zien wat gij ziet, en zij hebben het niet gezienen te hoo ren wat gij hoort, en zij hebben het niet gehoond. En zie, een zeker wetgeleerde stond op om Hem op ,de proef te stellen en zeide: Meester! met wat te doen zal ik het eeuwig leven bezitten? En Hij sprak tot hem: Wat staat er in de wet geschreven? Hoe leest g'j? Hij antwoordde en zeide: gij zult den Heer uwen God liefhebben uit geheel uw hart en uit geheel uwe ziel en uit al uwe krachten en uit gëheel uw verstand; en uwen naaste als u zeiven. En Jesus sprak tot hem: gij hebt goed geantwoord; doe dit ai gij zult leven. Doch hij, zich zeiven wil lende rechtvaardigen, zeide tot Jesus: en wie is mijn (naaste? Jeisus [nu nam het woond °P en sprak: leen zeker mensch ging van Jeruzalem af naar Jericho en viel in de handen van roovers, idie hem ook uitschud den en wonden toebrachten en heengingen, terwijl zij hem halfdood lieten liggen. Het gebeurde nu dat een priester denzelfden weg [afkwam en, hem gezien hebbende^ voorbijging. Insgelijks ging ook ©en Le viet, toen hij nabij d eplaats was en hem zag', voorbij. Doch zeker reizend Samaritaan kwam nabij hem, zag hem en werd door medelijden bewogen. Hij ging tot hem, verbond zijne wonden, waarin hij' olie en wijn goot, legde hem op zijn eigen lastdier, voerde hem naar de herberg en droeg zorg voor hem. En des anderen daags nam; hij twee denariën en gaf ze den waard, zeggendezorg voor hem! en wat gij ver der moogt te kosten leggen, zal ik u bij roijfle wederkomst teruggeven. .Wie van de ze drie was, dunkt u, de naaste van hem, diei n de handen der roovers gevallen was En hij zeide: die barmhartigheid aan hem gedaan heeft. En Jesus sprak tot hemga en doe gij eveneens! EEN 80HETS. Wie als vreemdeling zich 's avonds zoo usschen licht en donker vermeit in een wandeling buiten de kom van 't dorp; wie angs die mulle zulle wegen en paden schijn aar zoo doelloos ronddoolt, terwijl hij toch geniet van de heerlijke avondkoelte, wordt in «en rijd zich zelf scans pjotselipg be wust door een luidruchtige drukte. Zijn oog waart rond naar links, naar rechts; njets dan duintopjes merkt hij. Hij houidt halt, ten einde het geluid wat nauw keuriger jjp te vangen, j Geen klagend hulpgeroep, 't Is blij ge j schater, 't zijn vreugdevolle klanken, al klin ken ze wat rauw. Bij een nauwlettend toe luisteren lost al dat geluid zich op in ver staanbare taal. Ik vind er een! Ik zie er twee! Ik heb er drie! Wanneer men op dat oogenblik oogge tuige was van de woeligheid en druktevan dq wan- en afgunst, die nu onder dat joelend volkje heerscht en daarbij een open zin heeft voor wat des kinds is, men zou zich verbazen, waarvan hier het jeugdig harte blaakt. Hij zet koers in de richting vanwaar het luidruchtig gejoel zijn oor treft. Hij waagt zich op verboden terrein de vele bord jes, die den vrijen toegang tot het duin verbieden, weerhouden hem niet, de hoogte deS duins weerstaat hem niet, hij over- klimt ze, en daar ziet hij de drukte, de oorzaak van dat leven voor zich. Opgeschoten jongens en meisjes tieren en vliegen er rond; ze zwaaien, met zakdoe ken, slaan met takken van zich af, vallen voorover op handen en knieën, duwen el kander op zij en zoeken wat op van den grond. Uit het gedrang treedt er een zegevie rend op, hij wordt omstuwd door meer hebzuchtige dan nieuwsgierige kornuiten; met een ,,Laat zien! Laat zien!" ,,'t Is een koninkje" verdwijnt de kever in een mogelijk nog leege doos. Geen smeekbede klinkt zoo vertederend, dat 't sjilpend dier wordt afgestaan aan den meewarigen stak ker, die spijtig op zijn leege kist neder ziet. Het diertje zoo pas gevangen, is buiten het duingebied een vreemdeling. Velen, lief hebbers en verzamelaars van insecten, kijken eerst vreemd op, wanneer ze höoren spre ken van Julikevers. Ze denken aan Mei kevers, praten oeei Junikevers, maar heb ben den naam Julikever nooit gehoord. Die naam is evenwel zeer gepast, juist in die maand vertoont het dier zich's avonds zoo tusschen licht en donker, gonzen en 1 zoemen ze ter hoogte van een paar me ters boven den beganen grond door de lucht. Wie er niet op voorbereid is en zich even na zonsondergang in de duinen waagt, tien tegen een, dat hij een oogen blik verbluft stand houdt, en rondwaart, wat hem daar overkwam. De bons mag al niet pijnlijk zijn; 't is griezelig zoo maar een tor, van ongeveer 4 c.M. lengte in Zijn gezicht 'te krijgen, daarbij dragen de laatste leden van den voet een paar stevige klauwen, Idie we! niet verwonden, maar toch! zeer onaangenaam aandoen. Naast tien 'naam Julikever is ook Ide naam duinkever een algemeen gangbare. Hoewel het gebied zich beperkt tot de duinen, is het dier ook verre buiten die grenzen be kend. Toen voor ruim een kwart eeuw' de coloradokever berucht werd om zijn ge duchte verwoestingen onder de aardappelen en een vreemdeling in Egmond aan Zee voor 't eerst kennis maakte met den Juli kever, bedacht deze de aardigheid een be kend insectenkundige eens een kool te sto ven. Hij zond een paar Idezer kevers op, met het voorwendsel, dat deze door een vriend waren meegebracht uit Amerika, als groo te exemplaren coloradokevers, en dat hij die thans gaarne te zijner beschikking stelde. Ofschoon die geleerde verre buiten het duin gebied woonde, werd de postzending met spoed ^iaetoiuneerd. In het doosje met kevers lag een briefje: gewone exemplaren Melolonlha fulla of Duinkever en gedenk: Gij staiat in uw Leven soms voor een ophaalbrug, bereken dan fluks wat beter is omloopen of wachten. Het Idler is overdag niet te zien. Het zit tusschen de dichte twijgen van den duin doorn, aan den voet van de slanke helm halmen en ook vaak in het losse duinzand bijna geheel onder in 't zand bedolven. Maiar pas is de zon onder, of er komt leven, een geluid als dat van jonge spreeuwen in het nest doet ons zoeken en weldra bemerken We het. De tor spreidt de dekschil den ter zijde; de vliezige vleugels anders onder de harde vleugels verborgen, ter wijl ze in de breedte geplooid en in de lengte omgevouwen zijn worden al sjil pende ontplooid, en een paar seconjden; later vliegt het dier rond. Van zijn twee groo te samengestelde oogen schijnt het niet zooveel dienst te hebben, als wel noodig lijkt. Het vliegt tegen schuttingen en ra men, de veerkracht van de chitine, 't uit wendige geraamte verhoogd dooi' de met lucht gevulde tracheeën bewaart het dier zeker voor doodelijke schokken en stooten Het heeft wel een paar sprieten inzon derheid voor 't gjevoel bestemd deze schij1 nen echter niet zoo gevoelig als bij menig ander dier. De sprieten hebben veel over eenkomst met die van den meikever, zijn kort en dragen aan het eind een 7-tal blaad jes, die waaiervormig uitgespreid kunnen worden, doch in rust op elkander liggen als de bladen van een boekwerk. De dekscbil den zijn bruinrood met een kleur die naar grijs zweemt; andere exemplaren zijn don ker met witte vlekken gemarmerd. Op de kleur van 't dier berust bij de jeugd, die deze torren met den plaatselijken naam van „ruitepapieren" bestempelt, de onderschei ding in koninkjes en mannetjes. Van elke soort zijn grootere en kleinere, de laatste heeten dan koninginnetjes en vrouwtjes. Is de jeugd zoo 's avonds druk in de weer, dadelijk hei kennen ze het gevangen dier als een koninkje, koninginnetje, mannetje, of vrouwtje. Den anderen dag een groot aantal van die dieren te (hlebber], geldt bij de jeugd, als een maatstaf van vlugheid en behendig beid. Er bestaat zelfs een soort van han del in, meermalen worden ze per stuk ver handeld. Welk ander genot heeft de jeugd er in, zoo'n tor te bezitten? Zij gebruikt het dier tot vermaak, en is daarbij zeer hardvochtig, zonder «enigszins te beden ken, dat ook die beestjes gevoel hebben. Het sjilpende geluid, dat het dier maakt door met het harde achterlijf langs den vleugel rand te wrijven, of het gegons, door de vliezige vleugels met een verbazende snel held, op en 'neer te slaan, is het interessante. Dit moet Wet elk oogenblik op 't verlan gen van den bezitter doen. Gaiat zulks niet direct, dan wordt het arme dier er wel zoolang toe aangezet, dat de kleine dieren plager zijn zin heeft. De duinkever, of Julikever, Melolonthai fulla behoort tot Ide bladsprietige kevers, hij is schadelijk, als volkomen insect, door dat het dier zich voedt met de zachtste deelen van de jonge blaadjes, 'maar reel groo lijs Wet nadeel, dat (de larve in den grond aanbrengt de wortels en wortelstokken van het helm. Deze larve ontwikkelt zich uit de eieren, die de kever ten getale van een 20-tal legt. Ze zijn grijsbruin, ter grootte van een hennipzaadje. De larve blijft van 2 tot 3 jaar in den grond; ziet er zeer onoogielijk uit en gelijkt wel op de engerling van den meikever. In 't voorjaar, zoowel alsi n den zomer spit men ze vaak uit het duinzand. Als pop wordt het Idus ook gevon den. Deze is omgeven door een hard om hulsel, zonder spinsel. De toren en larven vooral zijn een ge liefkoosd voedsel van kraaien en meeuwen diel er dan ook een menigte wegvangen, ook smullen de kippen er in. H. R. O. I, Achter de kaestobbe op 't kaesend staat een aardig boerinnetje te fijnen, te klie nen, of hoe ge het fijnmaken van de ge stremde melk ook nog anders wilt noemen Als met de (grootste aandacht beweegt ze de koperen kliender door de gelei-achtige massa, die splijten gaat in smalle strooken en, waartusschen de lichtgroene wei mooie steepen maakt. Kruiselings op de eerste lijnen en schuins er door, ja in alle richtin gen, trekt de vaaTdige hand van ons boerin netje nieuwe groeven, die dadelijk, zich vullen met het licht gekleurde vocht. Heer lijfce harmonie van teere tinten daar in die zoo alledaagsche kuip: de cremewrongel en zeegroene weivormen met den lichtblauwen binnenkant der tobbe een fraai geheel van teere mooiheid, nog verfijnd door het frisch roóde Randje, dat in scherpen cirkel de zachte tinten omsluit. Bewondert ook Geerte, zoo heet ons boe rinnetje, die fijne kleurenpracht, dat ze bij wijlen den kliender laat stilstaan en pein zend tuurt naar het mooie mengsel van ere me-wrongel en zeegroene wei? Och neen, te dikwijls reeds hebben haar oogen dat tee re mooie aanschouwd. En al is haar pein zende blik, op de kaestobbe gericht, ze ziet geen wrongel, ze ziet geen wei: en als ze aanstonds met schijnbare aandacht den kliender steeds vlugger beweegt, dan verricht ze haar arbeid geheel werktuiglijk en 'in haar gedachten is ze niet op 't kaesend niet bij de tobbe. Wat is het, dat Geerte zoo. ernstig bezig houdt, dat alweer de kliender blijft stilstaan en ide wrongel, reeds sterker verdeeld, ge heel met wei bedekt wordt? Denkt ze aan buurmans Wouter, die zoo vaak het erf passeert juist toevallig als Geer te aan 't klienen is? Denkt ze aan dien leukert, die laatst zoo grappig vroeg, of hij dat (ruitertje mocht wezen, „die in 'r dat scheepje zat en die zoo naar V zin was", toen Geerte zoo blijd ezong van „Neerlands bergen" en Wouter plotseling voor het geopende raam van 't kaesend stilhield. Of denkt ze aan het „Pinksterrij1 den", waarvoor Wouter haar gevraagd heeft? Maar waarom zingt Geerte dan nu niet, waarom lacht ze niet nu door het raam de frissche Meiludht binnenstroomt en de geur der seringen van langs het bleekveld nu 't zoo zonnig is daar buiten over de groene velden, nu alles lacht en alles zingt, op dezen inooien lentedag? Zie Geerte in 't gelaat als ze een oogen blik het hoofd opheft en merk hoe droevig haar mooie Igfezicfatje staat. Maar wat is er dan toch met Geerte, (die onder haar werk altijd het [hoogste lied zingt en nu zoo weemoedig; daar op 't kaesend staat achter de tobbe en gansdh werktuiglijk den klien der beweegt? Mag ze misschien niet uit. „Pinksterrijden" met buurmans Wouter? Is ze nog te jong naar den zin van vader en moeder? Of vinden ze het verkeerd, idat Geerte met hem zal omgaan Het eerste zou kur.nen, daar Geerte nog maar even ide achttien is gepasseerd. Maar niet ide min ste aanmerking kunnen Raar ouders hebEen op Wouter, die een degelijke ernstige jon gen is Wéér staat de kliender stil en met ang stige oogen tuurt Geerte naar boven, naar het hooge binnendak der boerderij, naar de drukke zwaluwen, die al maar het ge opende dakraam in- en uitvliegen om wormp jes te brengen naar de luid piepende jon Igen. Zij luistert met gespannen aandacht naar het blijide geschater in üe talrijke nes ten daar hoog in den nok aan da zware balken. En als weer een zwaluw naar bin nen scheert, en nog een, en nog een, met wormpjes zoo versdh uit de wei, en het hongergepiep der jongen een oogen blik verstomt, dan glijdt ©en weemoedig maar hoopvol lachje over Geertes lief ge zicht. Dan gaat de kliender weer vlugger door de wrongelmassa, die bezonken ligt heel laag onder de mooie zeegroene wei. Er is wat met Geerte! Ia, zeker, maar niet met Geerte alleen. Daar drukt een angstige vrees op de heele boerderij. In de grootste verslagenheid doet ieder zijn werk; daar dreigt iets ernstigs te gebeuren, daar wordt geleefd tusschen vrees en hoop. En ik héb u Geerte voorgesteld, omdat in haar, het levenslustige deerntje, de versla genheid -het sterkst uitkomt. In ide „keuke" ligt vader pp 't ziek bed. In de kracht van zijn leven is hij plotseling aangegrepen door een geweldige ziekte.....,! Begrijpen we, waarom Geerte zoo droevig is? En zijt ge bekend, waande lezer(es), met liet aandoenlijke bijgeloof, Idat in Ken nemerland bestaat ten opzichte der zwalü wen? Dan begrijpt ge ook, waarom Geerte zoo angstig opziet naar de drukke vo geltjes, die aldoor het hooge dakraam in- en uitvliegen om steeds maar wormpjes te bren gen aan het piepende fiongervolkje. De zwaluwen hebben vrijen toegang tot het binnendak der boerderij. Geen hand zal on barmhartig het „kistgat" sluiten om ze af te weren, tie tioenige diertjeswant zegen brengen ze, die lieve, trouwe zwaluwen en zoolang ze de 'hoeve uit eigen aan drang verlaten, zal een zieke niet sterven. En nog, hoe treurig, het met vader is, nog klinkt het luide gepiep helder als ooit over de leege hooiberg en wijde darsch en het kaesend, waar Geerte vol spannCngj aan het klienen is en met blijmoedige hope, het gejaagde, [het aanhoudende in- en uit vliegen der oude gadeslaat. Ze blijven nog, ze blijven nog, jubelt het een oogenblik in haar hart; vader zal niet heengaan, maar beter worden, en weer sterk zijn. En vlug ger gaat de kliender tot de wrongel fijn genoeg verdeeld is en Geerte Wet deksel op tie tobbe legt om rustig de kaasstof te laten bezinken en vast worden. Dan gaat ze met kloppend hart den stal door naar de „keuke" om een oogenblik te luisteren te vragen misschien, hoe het is met dien armen, goeien vader (Wordt vervalg|d)i. Kleed eren van zeewi er. In de Australische zeeën zijn onlangs groote hoe veelheden ontdekt van een zeeplant, die zeer geschikt moet zijn om geweven en ge sponnen te worden. Tot dusver heeft men deze plant, die een soort zeewier is nog maar alleen aangetroffen in de Spencer golf, in het Zuiden van Australië. Daar moeten millioenen tonnen van dit gewas in 'het water drijven. Het schijnt bruikbaar te zijn voor velerlei doeleinden en, in ge zuiverden toestand of met wol vermengd, geschikt te zijn om gewezen of gesponnen te worden. Bijzonder waardevol is het feit dat tie aldus verkregen stof even goed geverfd kan worden als wol. Ook de hooge ontbranding's-temperatuur, die bij 190 gra den Celsius ligt, maakt de plant voor berei ding van kleedingstof zeer gescihkt. In Australië heeft men in weverijen, van deze plantenvezels reeds verschillende stoffen, in hoofdzaak grove weefsels ver vaardigd. Of zij inderdaad voor bereiding van fijne stoffen, in het bijzonder van klee dingstoffen, bruikbaar zijn, moet nog wor den vastgesteld. Reeds is een maatschappij opgericht met het doel, ide zeewieirmalssa: in de Spencergolf te ontginnen. Handels- m o r a' a II. In de „Londen schie Times" schrijft iemand uit Manches ter, met name Charles H. Fox, dat het grootste deel van de vruchten op flesschen, die tegenwoordig veel te koop worden ge boden, al in blik zijn geweest. Er zijn men schen, die bang zijn, dat bestanddeelen van het blik zich in het vruchtensap zullen men gen, en daarom bereid zijn den dubbelen prijs te betalen, als de vruchten op flesschén zijn ingemaakt. Maar de ananassen, abriko zen perzikken, peren enz. worden in blik in Engeland ingevoerd en daar in flesschen overgedaan. De schrijver durft zeggen, dat dit met 75 pCt. van de vruchten, die men te Londen in flesschen te koop biedt, is ge beurd. Een schijntje. Gemeentebesturen, die slechts met moeite het evenwicht weten te bewaren tusschen hun uitgaven en in komsten, zij ter navolging aanbevolen het voorbeeld, gegeven door de gemeente De nekamp, waar ie|en onderwijzer, die 2 maan den lang een vacature waarnam, een gratifi catie 'ontving, vanf 5 zijnde ongeveer 8 cent per dag. Br oe d e n deh a ai nl Als curiositeit vermelden we dat bij een landbouwer te Winterswijk een 6-tal kuikens door een kal koenschen haan zijn uitgebroed. De broed haan zorgt op uitstekende wijze voor zijn kindertjes. De Ezel uitden stal. In een wagon der derde klas reisde een juffrouw van Brus sel naar haar geboortedorp terug. De drie kleurige kokarde op hare borst verried, dat zij terugkwam van Lourdes. Dit had een reiziger ook weldra bemerkt en: Ha! Juf frouw gij komt ook van Lourdes Ja, mijnheer. Gij hebt daar vele sdhoone dingen ge- zien Ja, meer dan ik verwachtte. Zijt gij ia,an de fontein geweest? Jk heb zelf van het water gedronken.; En ook mirakelen gezien? Ja, verscheidene. O! gij hebt Onze Lieve .Vrouw ze ker ook ontmoet, voegde de reiziger ier spottend bij. De juffrouw nam de handschoen, haar toegeworpen, op en de reiziger strak be ziende, klonk het antwoord: Nog meier: ik zag geheel de H. Fa milie: met kindeken Jesus op den schoot van de H. Maagd; Sint Jozef in verrukking de herders en koningen in aanbidding. Er ontbrak toch iets, En dat was? De ezel uit den stal, maar die was uitgebroken, en dien vindt ik hier; zoo dat ik alles zal gezien hébben. De goddelooze krulde den neus, schudde zijne ezelsooren enzweeg. Een levende doode! Den heerW, J. van Wagtendohk hoofdcommies ter ge meente-secretarie te Amsterdam, vertelt in het „Hbld". Toen ik nog werkzaam was op de seer© tarie te Rotterdam, kwam op het bureau burgerlijken stand een man, zeggende: Meneeren, ik heb in de courant ge lezen, dat ik dood ben; nu kom' ik u eens toonen, dat ik nog springlevend ben. Daar kijkt u vreemd van op, maar ik begrijp best, hoe de tv'ark in den steel zit. Mijn vrouw zou graag van me af en nu is er een drenkeling, opgehaald in welk lijk zij mij herkend heeft, En toen hebben ze mij in de boeken dood gemaakt. Natuurlijk werd den man de weg gewe zen om verbetering te verkrijgen van het ovierlij'c'ensregister, waarin zijn overlijden was ingeschreven. ,Wat was zijn antwoord? Daar verzet ik geen been voor! Jullie hebben m edood gemaakt; zie nu ook maar, idat je me weer levend maakt. Een veelvraat. In hét Londensdhe museum van de Royal College of Surgeons is een merkwaardig geschenk opgenomen van een heer te Para in Brazilië. Het is een Reusachtige haarbal, zeker ter dubbe le grootte van een voetbal, welke was aan getroffen in de maag van een alligator. Die bal bestond in hoofdzaak uit de on verteerbare stekels van een paccari. Deze varkensachtige dieren worden door alligators dikwijls met huid en haar verslonden. Maar de harde scherpe stekels kunnen dan niet altijd langs den natuurlijken weg worden geloosd, maar blijven in de maag achter, waar zij allengs als een prop samenballen. In dit bijzondere geval was de prop al Weel groot gewonden; zij had dan ook ge leid tot den dood van hét dier. Een Jan-plezier, die zijn naam oneer aandeed. Ze waren uit, de Am sterdammers, en ze reden in pen Jan-pla zier over onzen Wagenweg naar Zand voort Doch het was 's morgens al een beetje buiig geweest, daarna was de zon gaan bakken en steeds was het noodig geweest in een kapelletje aan te leggen. Zóó waren de heeren al nat, vóór ze zee hadden gezien en door al dat spraak water werden ze erg woelig in den Jan plezier. Eén wil opstaan, doch krijgt een gier en slaat pardoes uit den brik. Daar lag hij nu voor dood op den grond met een groote wonde in 't hoofd, waaruit 't bloed als bij stroomen vloeide. Het pleiziier was nu, geweken en sin jeur werd in een café gedragen. Waar de pret verkregen was, moest nu 't leed geboet woriden. N. H. Ct. Het vvassehen van s p i ie jg| e 1 ir] u, ;i ten. „Hoe vreemd het moge schijnen," zegt een winkelier in een Amerikaansch.' blaid, „toch bestaat er een goede en een verkeerde wijze om glazen te lappen en daarvelen er dikwijls tegen opzien, zal men v. het volgende willichtkennisnemen, vooral daar het tijd en arbeid bespaart. „Kiest een triestigen dag, of ten minste weer, als d ezon niet op de glazen schijnt want als dat het geval is drogen zij met strepen op hoe men er ook wrijft. Neemt met eeti schilderborstel van binnen en van buiten al het stof weg en boent het hout werk van binnen goed af, voor ge de glazen aanraakt. De laatste moeten langzaam met warm, water gewasschen worden, waarin ammo nium is opgelost. volstrekt geen zeep Veegt met een doek om de punt van een stuk gebonden het stof uit de hoeken droogt af met een stuk zacht katoen gebruikt geen linnen, daar dit strepen op het glas, maakt, als het droog is. Polijst met zijdenpapier of met een oude krant. Ge zult zien, dat dit de helft, minder tijd vraagt dan wanneer zeep gebruikt is en de ruiten zullen helderder zijn,"

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Ons Blad : katholiek nieuwsblad voor N-H | 1910 | | pagina 5