11, Alkmaar.
TWEEDE BLAD.
Zaterdag 6 Augustus 1910.
No. 62
het mogelijk
elijking dan
its voor rijwielen.
an Kempen!!
zen.
raag fraaoo op zioht.
ERDAM.
AR.
n5 ie J ou re
Ons Geïllustreerd Zondagsblad.
De zwaluwen.
"gemengd nieuws'
ONS BLAD.
57 uur, aan aparte
i r s.
hotel N. A. C.
ran 8 10 uur, op de
!!e voorkomende werk-
I. Platen: De vliegtocht te Heerenveen
(6); het nieuwe retraitenhuis te Noordwij-
kerhout (3)de wreeselijke oudermoord te
Lohem: de pleiziertocht der R. K. Metaal
bewerkers te Rotterdam (2); een nieuw
reddingsapparaat; geillusstreerde annecdo-
ten (3).
II. Tekst: De eerste vliegproeven in Ne
derland: Hoogmoed komt vóór den val
(slot): Wet retraitenhuis te Noordwijkerhout
Schoonmama lals redder in den nood: Uit het
dagboek van een Franschen priester: Ter
elfder ure (slot).
KALENDER
voor de dagen der week.
7 Auguitui. Zondag. H. Oajetanus, Belijder.
EvangelieDe barmhartige Samaritaan.
Lucae X: 23—37.
8 Anguitm. Mamdag. FTH. Cyriacue en Ga
tellen, Martelaren.
9 Auguitui. Dinsdag. H Petrus Banden.
10 Augustus. Woensdag. H. Lanrentius, Mart.
11 Augustus. Donderdag. H. Antonlus Maria
Zaccarla, Belijder.
12 Augustus. Vrijdag. H. Clara, Maagd.
13 Augustus. Zaterdag. H. Joannes Berch
mans, S. J,, Bel. Vastendag
7 AUGUSTUS.
Twaalfde Zondag na Pinksteren.
Eerste Zondag der Maand.
Les uit den tweeden brief van den
H. apostel Paulus aan de Korinthiërs
III, 4-9.
Broeders! Zoodanig, een vertrouwen heb
ben wij door Christus bij God. Niet als wa
ren wij uit ons zeiven genoegzaam om
iets te denken als uit ons zeiven, maar
onze genoegzaamheid is uit God, die ons
ook bekwame bedienaars gemaakt heeft van
een Nieuw Testament, diet door letter, maar
door den Geest; de letter immers doodt,
maar ide Geest maakt levend. Indien nu
de bediening des doods, met letters in stee
nen gegrift, in heerlijkheid geweest is, zoo
dat de zonen Israëls hunne oogen niet
konden vestigen op het aangezigt van Mo
zes, wegens de heerlijkheid zijns gelaats,
welke te niet gaat, hoe zal niet veelmeer
dc bediening des Geestes in heerlijkheid
zijn. Want indien de bediening der veroor
deeling (hjeerlijkheid is, veelmeer is de be
diening der gerechtigheid overvloedig in
heerlijkheid.
Evangelie volgens den H. Lucas;
X, 23—37.
Te dien tijde sprak Jesus tot zijne leer
lingen; zalig de oogen, die zien wat gij
ziet !Want Ik zeg u, «lat vele profeten en
koningen verlangd hebben te zien wat gij
ziet, en zij hebben het niet gezienen te hoo
ren wat gij hoort, en zij hebben het niet
gehoond.
En zie, een zeker wetgeleerde stond op
om Hem op ,de proef te stellen en zeide:
Meester! met wat te doen zal ik het eeuwig
leven bezitten? En Hij sprak tot hem: Wat
staat er in de wet geschreven? Hoe leest
g'j? Hij antwoordde en zeide: gij zult den
Heer uwen God liefhebben uit geheel uw
hart en uit geheel uwe ziel en uit al uwe
krachten en uit gëheel uw verstand; en
uwen naaste als u zeiven. En Jesus sprak tot
hem: gij hebt goed geantwoord; doe dit
ai gij zult leven. Doch hij, zich zeiven wil
lende rechtvaardigen, zeide tot Jesus: en
wie is mijn (naaste? Jeisus [nu nam het woond
°P en sprak: leen zeker mensch ging van
Jeruzalem af naar Jericho en viel in de
handen van roovers, idie hem ook uitschud
den en wonden toebrachten en heengingen,
terwijl zij hem halfdood lieten liggen. Het
gebeurde nu dat een priester denzelfden
weg [afkwam en, hem gezien hebbende^
voorbijging. Insgelijks ging ook ©en Le
viet, toen hij nabij d eplaats was en hem
zag', voorbij. Doch zeker reizend Samaritaan
kwam nabij hem, zag hem en werd door
medelijden bewogen. Hij ging tot hem,
verbond zijne wonden, waarin hij' olie en
wijn goot, legde hem op zijn eigen lastdier,
voerde hem naar de herberg en droeg zorg
voor hem. En des anderen daags nam;
hij twee denariën en gaf ze den waard,
zeggendezorg voor hem! en wat gij ver
der moogt te kosten leggen, zal ik u bij
roijfle wederkomst teruggeven. .Wie van de
ze drie was, dunkt u, de naaste van hem,
diei n de handen der roovers gevallen was
En hij zeide: die barmhartigheid aan hem
gedaan heeft. En Jesus sprak tot hemga en
doe gij eveneens!
EEN 80HETS.
Wie als vreemdeling zich 's avonds zoo
usschen licht en donker vermeit in een
wandeling buiten de kom van 't dorp; wie
angs die mulle zulle wegen en paden schijn
aar zoo doelloos ronddoolt, terwijl hij toch
geniet van de heerlijke avondkoelte, wordt in
«en rijd zich zelf scans pjotselipg be
wust door een luidruchtige drukte.
Zijn oog waart rond naar links, naar
rechts; njets dan duintopjes merkt hij. Hij
houidt halt, ten einde het geluid wat nauw
keuriger jjp te vangen,
j Geen klagend hulpgeroep, 't Is blij ge
j schater, 't zijn vreugdevolle klanken, al klin
ken ze wat rauw. Bij een nauwlettend toe
luisteren lost al dat geluid zich op in ver
staanbare taal.
Ik vind er een!
Ik zie er twee!
Ik heb er drie!
Wanneer men op dat oogenblik oogge
tuige was van de woeligheid en druktevan
dq wan- en afgunst, die nu onder dat
joelend volkje heerscht en daarbij een open
zin heeft voor wat des kinds is, men zou
zich verbazen, waarvan hier het jeugdig
harte blaakt.
Hij zet koers in de richting vanwaar het
luidruchtig gejoel zijn oor treft. Hij waagt
zich op verboden terrein de vele bord
jes, die den vrijen toegang tot het duin
verbieden, weerhouden hem niet, de hoogte
deS duins weerstaat hem niet, hij over-
klimt ze, en daar ziet hij de drukte, de
oorzaak van dat leven voor zich.
Opgeschoten jongens en meisjes tieren en
vliegen er rond; ze zwaaien, met zakdoe
ken, slaan met takken van zich af, vallen
voorover op handen en knieën, duwen el
kander op zij en zoeken wat op van den
grond. Uit het gedrang treedt er een zegevie
rend op, hij wordt omstuwd door meer
hebzuchtige dan nieuwsgierige kornuiten;
met een ,,Laat zien! Laat zien!" ,,'t Is
een koninkje" verdwijnt de kever in een
mogelijk nog leege doos. Geen smeekbede
klinkt zoo vertederend, dat 't sjilpend dier
wordt afgestaan aan den meewarigen stak
ker, die spijtig op zijn leege kist neder
ziet.
Het diertje zoo pas gevangen, is buiten
het duingebied een vreemdeling. Velen, lief
hebbers en verzamelaars van insecten, kijken
eerst vreemd op, wanneer ze höoren spre
ken van Julikevers. Ze denken aan Mei
kevers, praten oeei Junikevers, maar heb
ben den naam Julikever nooit gehoord.
Die naam is evenwel zeer gepast, juist in
die maand vertoont het dier zich's avonds
zoo tusschen licht en donker, gonzen en
1 zoemen ze ter hoogte van een paar me
ters boven den beganen grond door de
lucht. Wie er niet op voorbereid is en
zich even na zonsondergang in de duinen
waagt, tien tegen een, dat hij een oogen
blik verbluft stand houdt, en rondwaart,
wat hem daar overkwam. De bons mag al
niet pijnlijk zijn; 't is griezelig zoo maar
een tor, van ongeveer 4 c.M. lengte in
Zijn gezicht 'te krijgen, daarbij dragen de
laatste leden van den voet een paar stevige
klauwen, Idie we! niet verwonden, maar
toch! zeer onaangenaam aandoen.
Naast tien 'naam Julikever is ook Ide naam
duinkever een algemeen gangbare. Hoewel
het gebied zich beperkt tot de duinen, is
het dier ook verre buiten die grenzen be
kend. Toen voor ruim een kwart eeuw'
de coloradokever berucht werd om zijn ge
duchte verwoestingen onder de aardappelen
en een vreemdeling in Egmond aan Zee
voor 't eerst kennis maakte met den Juli
kever, bedacht deze de aardigheid een be
kend insectenkundige eens een kool te sto
ven. Hij zond een paar Idezer kevers op, met
het voorwendsel, dat deze door een vriend
waren meegebracht uit Amerika, als groo
te exemplaren coloradokevers, en dat hij
die thans gaarne te zijner beschikking stelde.
Ofschoon die geleerde verre buiten het duin
gebied woonde, werd de postzending met
spoed ^iaetoiuneerd. In het doosje met
kevers lag een briefje: gewone exemplaren
Melolonlha fulla of Duinkever en gedenk:
Gij staiat in uw Leven soms voor een
ophaalbrug, bereken dan fluks wat beter
is omloopen of wachten.
Het Idler is overdag niet te zien. Het zit
tusschen de dichte twijgen van den duin
doorn, aan den voet van de slanke helm
halmen en ook vaak in het losse duinzand
bijna geheel onder in 't zand bedolven.
Maiar pas is de zon onder, of er komt leven,
een geluid als dat van jonge spreeuwen
in het nest doet ons zoeken en weldra
bemerken We het. De tor spreidt de dekschil
den ter zijde; de vliezige vleugels anders
onder de harde vleugels verborgen, ter
wijl ze in de breedte geplooid en in de
lengte omgevouwen zijn worden al sjil
pende ontplooid, en een paar seconjden;
later vliegt het dier rond. Van zijn twee groo
te samengestelde oogen schijnt het niet
zooveel dienst te hebben, als wel noodig
lijkt. Het vliegt tegen schuttingen en ra
men, de veerkracht van de chitine, 't uit
wendige geraamte verhoogd dooi' de met
lucht gevulde tracheeën bewaart het dier
zeker voor doodelijke schokken en stooten
Het heeft wel een paar sprieten inzon
derheid voor 't gjevoel bestemd deze schij1
nen echter niet zoo gevoelig als bij menig
ander dier. De sprieten hebben veel over
eenkomst met die van den meikever, zijn
kort en dragen aan het eind een 7-tal blaad
jes, die waaiervormig uitgespreid kunnen
worden, doch in rust op elkander liggen als
de bladen van een boekwerk. De dekscbil
den zijn bruinrood met een kleur die naar
grijs zweemt; andere exemplaren zijn don
ker met witte vlekken gemarmerd. Op
de kleur van 't dier berust bij de jeugd, die
deze torren met den plaatselijken naam van
„ruitepapieren" bestempelt, de onderschei
ding in koninkjes en mannetjes. Van elke
soort zijn grootere en kleinere, de laatste
heeten dan koninginnetjes en vrouwtjes.
Is de jeugd zoo 's avonds druk in de weer,
dadelijk hei kennen ze het gevangen dier als
een koninkje, koninginnetje, mannetje, of
vrouwtje.
Den anderen dag een groot aantal van
die dieren te (hlebber], geldt bij de jeugd,
als een maatstaf van vlugheid en behendig
beid. Er bestaat zelfs een soort van han
del in, meermalen worden ze per stuk ver
handeld. Welk ander genot heeft de jeugd
er in, zoo'n tor te bezitten? Zij gebruikt
het dier tot vermaak, en is daarbij zeer
hardvochtig, zonder «enigszins te beden
ken, dat ook die beestjes gevoel hebben. Het
sjilpende geluid, dat het dier maakt door
met het harde achterlijf langs den vleugel
rand te wrijven, of het gegons, door de
vliezige vleugels met een verbazende snel
held, op en 'neer te slaan, is het interessante.
Dit moet Wet elk oogenblik op 't verlan
gen van den bezitter doen. Gaiat zulks
niet direct, dan wordt het arme dier er wel
zoolang toe aangezet, dat de kleine dieren
plager zijn zin heeft.
De duinkever, of Julikever, Melolonthai
fulla behoort tot Ide bladsprietige kevers,
hij is schadelijk, als volkomen insect, door
dat het dier zich voedt met de zachtste
deelen van de jonge blaadjes, 'maar reel groo
lijs Wet nadeel, dat (de larve in den grond
aanbrengt de wortels en wortelstokken van
het helm. Deze larve ontwikkelt zich uit
de eieren, die de kever ten getale van
een 20-tal legt. Ze zijn grijsbruin, ter grootte
van een hennipzaadje. De larve blijft van
2 tot 3 jaar in den grond; ziet er zeer
onoogielijk uit en gelijkt wel op de engerling
van den meikever. In 't voorjaar, zoowel
alsi n den zomer spit men ze vaak uit het
duinzand. Als pop wordt het Idus ook gevon
den. Deze is omgeven door een hard om
hulsel, zonder spinsel.
De toren en larven vooral zijn een ge
liefkoosd voedsel van kraaien en meeuwen
diel er dan ook een menigte wegvangen,
ook smullen de kippen er in.
H. R. O.
I,
Achter de kaestobbe op 't kaesend staat
een aardig boerinnetje te fijnen, te klie
nen, of hoe ge het fijnmaken van de ge
stremde melk ook nog anders wilt noemen
Als met de (grootste aandacht beweegt ze
de koperen kliender door de gelei-achtige
massa, die splijten gaat in smalle strooken
en, waartusschen de lichtgroene wei mooie
steepen maakt. Kruiselings op de eerste
lijnen en schuins er door, ja in alle richtin
gen, trekt de vaaTdige hand van ons boerin
netje nieuwe groeven, die dadelijk, zich
vullen met het licht gekleurde vocht. Heer
lijfce harmonie van teere tinten daar in die
zoo alledaagsche kuip: de cremewrongel en
zeegroene weivormen met den lichtblauwen
binnenkant der tobbe een fraai geheel van
teere mooiheid, nog verfijnd door het frisch
roóde Randje, dat in scherpen cirkel de
zachte tinten omsluit.
Bewondert ook Geerte, zoo heet ons boe
rinnetje, die fijne kleurenpracht, dat ze bij
wijlen den kliender laat stilstaan en pein
zend tuurt naar het mooie mengsel van ere
me-wrongel en zeegroene wei? Och neen,
te dikwijls reeds hebben haar oogen dat tee
re mooie aanschouwd. En al is haar pein
zende blik, op de kaestobbe gericht, ze
ziet geen wrongel, ze ziet geen wei: en
als ze aanstonds met schijnbare aandacht
den kliender steeds vlugger beweegt, dan
verricht ze haar arbeid geheel werktuiglijk
en 'in haar gedachten is ze niet op 't
kaesend niet bij de tobbe.
Wat is het, dat Geerte zoo. ernstig bezig
houdt, dat alweer de kliender blijft stilstaan
en ide wrongel, reeds sterker verdeeld, ge
heel met wei bedekt wordt?
Denkt ze aan buurmans Wouter, die zoo
vaak het erf passeert juist toevallig als Geer
te aan 't klienen is? Denkt ze aan dien
leukert, die laatst zoo grappig vroeg, of
hij dat (ruitertje mocht wezen, „die in 'r
dat scheepje zat en die zoo naar V zin
was", toen Geerte zoo blijd ezong van
„Neerlands bergen" en Wouter plotseling
voor het geopende raam van 't kaesend
stilhield. Of denkt ze aan het „Pinksterrij1
den", waarvoor Wouter haar gevraagd
heeft?
Maar waarom zingt Geerte dan nu niet,
waarom lacht ze niet nu door het raam
de frissche Meiludht binnenstroomt en de
geur der seringen van langs het bleekveld
nu 't zoo zonnig is daar buiten over de
groene velden, nu alles lacht en alles zingt,
op dezen inooien lentedag?
Zie Geerte in 't gelaat als ze een oogen
blik het hoofd opheft en merk hoe droevig
haar mooie Igfezicfatje staat. Maar wat is
er dan toch met Geerte, (die onder haar werk
altijd het [hoogste lied zingt en nu zoo
weemoedig; daar op 't kaesend staat achter
de tobbe en gansdh werktuiglijk den klien
der beweegt? Mag ze misschien niet uit.
„Pinksterrijden" met buurmans Wouter? Is
ze nog te jong naar den zin van vader en
moeder? Of vinden ze het verkeerd, idat
Geerte met hem zal omgaan Het eerste zou
kur.nen, daar Geerte nog maar even ide
achttien is gepasseerd. Maar niet ide min
ste aanmerking kunnen Raar ouders hebEen
op Wouter, die een degelijke ernstige jon
gen is
Wéér staat de kliender stil en met ang
stige oogen tuurt Geerte naar boven, naar
het hooge binnendak der boerderij, naar
de drukke zwaluwen, die al maar het ge
opende dakraam in- en uitvliegen om wormp
jes te brengen naar de luid piepende jon
Igen. Zij luistert met gespannen aandacht
naar het blijide geschater in üe talrijke nes
ten daar hoog in den nok aan da zware
balken. En als weer een zwaluw naar bin
nen scheert, en nog een, en nog een,
met wormpjes zoo versdh uit de wei, en
het hongergepiep der jongen een oogen
blik verstomt, dan glijdt ©en weemoedig
maar hoopvol lachje over Geertes lief ge
zicht. Dan gaat de kliender weer vlugger
door de wrongelmassa, die bezonken ligt
heel laag onder de mooie zeegroene wei.
Er is wat met Geerte! Ia, zeker, maar
niet met Geerte alleen. Daar drukt een
angstige vrees op de heele boerderij. In
de grootste verslagenheid doet ieder zijn
werk; daar dreigt iets ernstigs te gebeuren,
daar wordt geleefd tusschen vrees en hoop.
En ik héb u Geerte voorgesteld, omdat in
haar, het levenslustige deerntje, de versla
genheid -het sterkst uitkomt.
In ide „keuke" ligt vader pp 't ziek
bed. In de kracht van zijn leven is hij
plotseling aangegrepen door een geweldige
ziekte.....,!
Begrijpen we, waarom Geerte zoo droevig
is? En zijt ge bekend, waande lezer(es),
met liet aandoenlijke bijgeloof, Idat in Ken
nemerland bestaat ten opzichte der zwalü
wen? Dan begrijpt ge ook, waarom Geerte
zoo angstig opziet naar de drukke vo
geltjes, die aldoor het hooge dakraam in- en
uitvliegen om steeds maar wormpjes te bren
gen aan het piepende fiongervolkje. De
zwaluwen hebben vrijen toegang tot het
binnendak der boerderij. Geen hand zal on
barmhartig het „kistgat" sluiten om ze
af te weren, tie tioenige diertjeswant zegen
brengen ze, die lieve, trouwe zwaluwen
en zoolang ze de 'hoeve uit eigen aan
drang verlaten, zal een zieke niet sterven.
En nog, hoe treurig, het met vader is,
nog klinkt het luide gepiep helder als ooit
over de leege hooiberg en wijde darsch en
het kaesend, waar Geerte vol spannCngj
aan het klienen is en met blijmoedige hope,
het gejaagde, [het aanhoudende in- en uit
vliegen der oude gadeslaat. Ze blijven nog,
ze blijven nog, jubelt het een oogenblik in
haar hart; vader zal niet heengaan, maar
beter worden, en weer sterk zijn. En vlug
ger gaat de kliender tot de wrongel fijn
genoeg verdeeld is en Geerte Wet deksel
op tie tobbe legt om rustig de kaasstof te
laten bezinken en vast worden. Dan gaat
ze met kloppend hart den stal door naar
de „keuke" om een oogenblik te luisteren
te vragen misschien, hoe het is met dien
armen, goeien vader
(Wordt vervalg|d)i.
Kleed eren van zeewi er. In de
Australische zeeën zijn onlangs groote hoe
veelheden ontdekt van een zeeplant, die
zeer geschikt moet zijn om geweven en ge
sponnen te worden. Tot dusver heeft men
deze plant, die een soort zeewier is nog
maar alleen aangetroffen in de Spencer
golf, in het Zuiden van Australië. Daar
moeten millioenen tonnen van dit gewas
in 'het water drijven. Het schijnt bruikbaar
te zijn voor velerlei doeleinden en, in ge
zuiverden toestand of met wol vermengd,
geschikt te zijn om gewezen of gesponnen
te worden. Bijzonder waardevol is het feit
dat tie aldus verkregen stof even goed
geverfd kan worden als wol. Ook de hooge
ontbranding's-temperatuur, die bij 190 gra
den Celsius ligt, maakt de plant voor berei
ding van kleedingstof zeer gescihkt.
In Australië heeft men in weverijen,
van deze plantenvezels reeds verschillende
stoffen, in hoofdzaak grove weefsels ver
vaardigd. Of zij inderdaad voor bereiding
van fijne stoffen, in het bijzonder van klee
dingstoffen, bruikbaar zijn, moet nog wor
den vastgesteld. Reeds is een maatschappij
opgericht met het doel, ide zeewieirmalssa:
in de Spencergolf te ontginnen.
Handels- m o r a' a II. In de „Londen
schie Times" schrijft iemand uit Manches
ter, met name Charles H. Fox, dat het
grootste deel van de vruchten op flesschen,
die tegenwoordig veel te koop worden ge
boden, al in blik zijn geweest. Er zijn men
schen, die bang zijn, dat bestanddeelen van
het blik zich in het vruchtensap zullen men
gen, en daarom bereid zijn den dubbelen
prijs te betalen, als de vruchten op flesschén
zijn ingemaakt. Maar de ananassen, abriko
zen perzikken, peren enz. worden in blik
in Engeland ingevoerd en daar in flesschen
overgedaan. De schrijver durft zeggen, dat
dit met 75 pCt. van de vruchten, die men te
Londen in flesschen te koop biedt, is ge
beurd.
Een schijntje. Gemeentebesturen, die
slechts met moeite het evenwicht weten
te bewaren tusschen hun uitgaven en in
komsten, zij ter navolging aanbevolen het
voorbeeld, gegeven door de gemeente De
nekamp, waar ie|en onderwijzer, die 2 maan
den lang een vacature waarnam, een gratifi
catie 'ontving, vanf 5 zijnde ongeveer
8 cent per dag.
Br oe d e n deh a ai nl Als curiositeit
vermelden we dat bij een landbouwer te
Winterswijk een 6-tal kuikens door een kal
koenschen haan zijn uitgebroed. De broed
haan zorgt op uitstekende wijze voor zijn
kindertjes.
De Ezel uitden stal. In een wagon
der derde klas reisde een juffrouw van Brus
sel naar haar geboortedorp terug. De drie
kleurige kokarde op hare borst verried, dat
zij terugkwam van Lourdes. Dit had een
reiziger ook weldra bemerkt en: Ha! Juf
frouw gij komt ook van Lourdes
Ja, mijnheer.
Gij hebt daar vele sdhoone dingen ge-
zien
Ja, meer dan ik verwachtte.
Zijt gij ia,an de fontein geweest?
Jk heb zelf van het water gedronken.;
En ook mirakelen gezien?
Ja, verscheidene.
O! gij hebt Onze Lieve .Vrouw ze
ker ook ontmoet, voegde de reiziger ier
spottend bij.
De juffrouw nam de handschoen, haar
toegeworpen, op en de reiziger strak be
ziende, klonk het antwoord:
Nog meier: ik zag geheel de H. Fa
milie: met kindeken Jesus op den schoot
van de H. Maagd; Sint Jozef in verrukking
de herders en koningen in aanbidding. Er
ontbrak toch iets,
En dat was?
De ezel uit den stal, maar die was
uitgebroken, en dien vindt ik hier; zoo
dat ik alles zal gezien hébben.
De goddelooze krulde den neus, schudde
zijne ezelsooren enzweeg.
Een levende doode! Den heerW,
J. van Wagtendohk hoofdcommies ter ge
meente-secretarie te Amsterdam, vertelt in
het „Hbld".
Toen ik nog werkzaam was op de seer©
tarie te Rotterdam, kwam op het bureau
burgerlijken stand een man, zeggende:
Meneeren, ik heb in de courant ge
lezen, dat ik dood ben; nu kom' ik u eens
toonen, dat ik nog springlevend ben. Daar
kijkt u vreemd van op, maar ik begrijp
best, hoe de tv'ark in den steel zit. Mijn
vrouw zou graag van me af en nu is er
een drenkeling, opgehaald in welk lijk zij
mij herkend heeft, En toen hebben ze mij
in de boeken dood gemaakt.
Natuurlijk werd den man de weg gewe
zen om verbetering te verkrijgen van het
ovierlij'c'ensregister, waarin zijn overlijden
was ingeschreven.
,Wat was zijn antwoord?
Daar verzet ik geen been voor!
Jullie hebben m edood gemaakt; zie nu
ook maar, idat je me weer levend maakt.
Een veelvraat. In hét Londensdhe
museum van de Royal College of Surgeons
is een merkwaardig geschenk opgenomen
van een heer te Para in Brazilië. Het is
een Reusachtige haarbal, zeker ter dubbe
le grootte van een voetbal, welke was aan
getroffen in de maag van een alligator.
Die bal bestond in hoofdzaak uit de on
verteerbare stekels van een paccari. Deze
varkensachtige dieren worden door alligators
dikwijls met huid en haar verslonden. Maar
de harde scherpe stekels kunnen dan niet
altijd langs den natuurlijken weg worden
geloosd, maar blijven in de maag achter,
waar zij allengs als een prop samenballen.
In dit bijzondere geval was de prop al
Weel groot gewonden; zij had dan ook ge
leid tot den dood van hét dier.
Een Jan-plezier, die zijn naam
oneer aandeed. Ze waren uit, de Am
sterdammers, en ze reden in pen Jan-pla
zier over onzen Wagenweg naar Zand voort
Doch het was 's morgens al een beetje
buiig geweest, daarna was de zon gaan
bakken en steeds was het noodig geweest
in een kapelletje aan te leggen.
Zóó waren de heeren al nat, vóór ze
zee hadden gezien en door al dat spraak
water werden ze erg woelig in den Jan
plezier.
Eén wil opstaan, doch krijgt een gier
en slaat pardoes uit den brik.
Daar lag hij nu voor dood op den grond
met een groote wonde in 't hoofd, waaruit
't bloed als bij stroomen vloeide.
Het pleiziier was nu, geweken en sin
jeur werd in een café gedragen. Waar de
pret verkregen was, moest nu 't leed geboet
woriden.
N. H. Ct.
Het vvassehen van s p i ie jg| e 1 ir] u, ;i
ten. „Hoe vreemd het moge schijnen,"
zegt een winkelier in een Amerikaansch.'
blaid, „toch bestaat er een goede en een
verkeerde wijze om glazen te lappen en
daarvelen er dikwijls tegen opzien, zal men
v. het volgende willichtkennisnemen, vooral
daar het tijd en arbeid bespaart.
„Kiest een triestigen dag, of ten minste
weer, als d ezon niet op de glazen schijnt
want als dat het geval is drogen zij met
strepen op hoe men er ook wrijft. Neemt
met eeti schilderborstel van binnen en van
buiten al het stof weg en boent het hout
werk van binnen goed af, voor ge de
glazen aanraakt.
De laatste moeten langzaam met warm,
water gewasschen worden, waarin ammo
nium is opgelost. volstrekt geen zeep
Veegt met een doek om de punt van een
stuk gebonden het stof uit de hoeken
droogt af met een stuk zacht katoen
gebruikt geen linnen, daar dit strepen op
het glas, maakt, als het droog is. Polijst
met zijdenpapier of met een oude krant.
Ge zult zien, dat dit de helft, minder tijd
vraagt dan wanneer zeep gebruikt is en de
ruiten zullen helderder zijn,"