TWEEDE BLAD.
Zaterdag 4 Maart 1911,
No. 18
Ons Geïllustreerd Zondagsblad.
DRANKBESTRIJDING.
Alcohol ea hst zenuwstelsel
Van een pandoeravond
en een konkelpot.
Uiet tsskenen - wat daa
KINDERRUBRIEK.
Al te kras!
BLAD.
..beter doer, beseffen de maar al te veel
„veronachtzaamde plichten van eene ver
standige, edelmoedige en werkzame naas
tenliefde".
Het Geïllustreerd Zondagsblad van deze
week bevat:
Platen: Bloemententoonstelling te Over-
veen De eerste R,. K. Openb. Leeszaal!
in ons Vaderland. Voetbalwedstrijd te Haar
lem (twee fotoi's) Winter in de koekbak-
kerij. Jubileum Warmerdam. Jonge Room-
sche 'Propagandisten in de hoofdstad. Jong
ste 'hengstenkeuring te Haarlem,. Strummi-
kow, de wereldkampioen op üe schaats.
's-Qravenhag edat verdwijnen gaat. Russi
sche landverhuizers te Rottendam (drie fo
to's) Bij het-overlijden van Pastoor Sl Wit
te te Uitgeest (drie foto's). Collectantencol
lege „St. Lambertus" te Rotterdam.
'Tekst: De eerste Katholieke Openbare
Leeszaal, Eind goed, al goed (met pTaat)
Zijn moeder. Een broederdienst. Allerlei.
Voor onze jongens en meisjes.
KALENDER
voor de dagen der week.
5 Maart. Zondag. Iuvceablt. EvangelieJezus
wordt bekoord in de woestijn. Mattbem
IV: 1-11.
6 Maart. Maandag. H. Coleta, Maagd.
7 Maart. Dinsdag. H. Thoma» van Aquino,
Beljjder.
8 Maart. Woensdag. Quatertemper H. Joans ea
de Deo.
9 Maart. Donderdag. H. FrarcUca, Weduwe.
10 Maart. Vrijdag. Quatertemper. Feest van
de H.H. Lam en Nagelen ontei Herren
40 H.H. Martelaren van Bebaste.
11 Maart. Zaterdag. Quatertemper. H. Vin-
dieiacuf, Binchop en Belijder.
6 M&ART.
Eerste Zondag van de Vasten.
Eerste Zondag der Maand.
Les uit den tweeden brief van den H.
apostel Panlus aan do Korlnthiërs;
VI, 1-10
Broeders! Wij vermanen uj, dat gij de
genade Gods niet te vergeefs ontvangt.
Immers zegt Hij: in den aangenamen tijd
fieb Ik u verhoord en op den dag des
H'eils [heb Ik ,u geholpen!. Ziet, nu is
[het de aangename itijtt, ziet, nu ia het
fle dag des [heils! Aan niemand geven wij
eenigen .aanstoot, opdat onze bediening niet
gelaakt w-orde; maar laten wij ons in alles
gedragen als dienaren G'cdsi in veel ge
duld, in verdrukkingen, in nooden, in be
nauwdheden, in slagen, in gevangenissen,
in arbeid, in waken, in vasten, in zuiver
heid1. in kennis, in lankmoedigheid, in
minzaamheid, in den Heiligen Geest, in
ongeveinsde liefde, in het woord Ider waar
heid, in id'e kracht Golds, jdjooir de wape
nen der gerechtigheid ter rechter- en ten
linkerzijde, [bij eer 'en pneejr, bij kwaden;
M bij goeden naam; als verleiders en noch
tans waarheid sprekend; als onbekend, en
nochtans bekend; als -stervend -en ziet,
wij leven! als gekastijd, en niet ter dood
gebracht; als bedroefd, en toch altoos ver
heugd; als arm, en toch velen rijk makend;
als niets (hebbend1, en alles bezittend.
Evangelie volgens den H. Mattbeus
IV, 1-11.
Te dien tijde werd Jeeus door den Geest
naar de woestijn geleid, om Öbor den dui
vel bekoord te worden1. Nladait Hij nu
Veertig dagen en veertig nachten had ge
vast, had Hij ten laatste honger. En dé
bekoorde naderde en sprak (tot Hem: in
dien Gij Gods Zoon zijt, zeg dan dat deze
steenen brood worden! Hij antwoordde en
zeide: er staat geschreven: de menschleeft
niet van brood alleen, maar van alle woord'
dat uit Gciis mond voortkomt;. Toen nam
(de Iduivel Hem op riaajr iele heilige stadi
en plaatste Hem op ide (tinne des tem
pels en zeide tot Hem: indien Gij Gods
Zoon zijt, werp Ui Idlan! paar beneden!
vvjant er staat geschreven, dat [Hij zijinej
engelen aangaande u bevalen heeft, en zij!
u op de (handen zullen nemen, opdat gij
uwen voet som® niet stooten; zou|dt tee
gen eenen steen, Jesus zeide hem: ao|k
söiAt er geschreven: gij zuil dien H[eer
uwen God niet op de proief stellen. We
derom nam 1de duivel Hem top naar een-
zeer hoogen ib-erg en toomde -Hem al' de
koninkrijken der [wereld, en hurjne pracht,
en zeide Hem: (dit allejs [zal ik u ge
ven, tabs Gij, neervallend, mij aanbidt. Toen
sprak Jesus tot hem: ga weg, Satan! want)
er staat geschreven: den Heer uwen Godi
zult gij aanbidden en Hem alleen dienen,
[Toen [verliet de -duivel Hem; en zie, de
engelen kwamen en dienden Heni
Da Vastos brieven van H.H D.D
den Aartsbisschop vsn Utrecht en
de Bisschoppen van 'sHeitogen-
bosch en Eoermond
handelen evenals die van Z. D[. HL den
Bisschop over ons diocees, welke wij; op
','g- 1, van ons hoofdblad in extenso he
ien afd fikken, over het Decreet van 2.
H. den Paus omtrent üe eerste H. Commu
nie van kinderen.
Waar Z, D. H. de bisschop van Breda
in het vastenamendement van het vorig jaar
de aandacht vestigde op het groote gevaar
der slechte lectuur, heeft Z, DL HL thans
DE GOEDE LECTUUR
tot stof van zijn schrijven gekozen.
Eerst geeft 'Z. D;. HL aan het nut van
goede lectuur in het algemeen, (daarna wor
den -jneer in het bijzonder genoemd en aan
bevolen de Leesbibliotheken, maar
vooral de godsdienstige werken, die
rechtstreeks beoogen Ide godsdienstleer te
verklaren en ons in staat stellen 'de kennis
van het heilig gjeloof en van alles, wat
daarmede verband houdt, uit te breiden. Z.
D. iHL wijst er op, dat de beoefening der ge
loofsleer onder de kath. niet de belangstel-
ling, welke zij verdient, ondervindt; met het
noodzakelijke gevolg, dat ook de geloofs
kennis te Kvenschen overlaat en zich bij
velen kenmerkt (door groote oppervlakkig
heid en verregaande onvolledigheid.
Dok wordt gewezen op een gebrek aan
kennis bij de Kath. omtrent het kerke-
1 ij k leven. 1) te weinig is hun bekend
van het Kerkelijk jaar met zijne verschil
lende feesten en plechtigheden; te weinig
vooral dringen zij door in de beteekenis
van Gods verborgenheden, die hun wor
den -uitgedeeld, van het hoogheilig Mis
offer met zijne ceremoniën, waaraan zij
dagelijks deelnemen, van de HLH. Sa
cramenten, die zij zooi dikwijl-s ontvangen.
En wat is het gevolg? Dat h'et godsdienst-
leven degelijken grond en de beste levens
sappen imist; [dat ide heiligste zaken veel
verliezen van hare beteekenis, de heiligste
plichten dikwijls fnet een soort van sleur
worden verricht, en d eziet verstoken blijft
van -een gro-o-t gedeelte Ider kostelijke vruch
ten, welke een wèlbegrepen geloofsleven
haar bezorgen zou.
iTwee soorten van godsdienstige lectuur
beveelt de Kerkelijke overheid op bijzondere
wij'ze aap in ide eerste plaats de metho
disch behandelde en in 't kort saamgevatte
godsdienstleer of den Catechismus.
'Z, DL >H. herinnert daarbij aan de uit
spraak van het Concilie van Utrecht:
„Laat de Pastoors zorg dragen, dat er in
„ieder huisgezin een Catechismus aanwe-
„zig zij en daar als de grondslag van alle
„gods-dienstig onderricht standvastig door
lezen en overwogen wonde. Want even-,
„als de Catechismus dient, om Ide kinderen
„te onderwijzen, zoo moeten de volwasse
nen ihem voortdurend blijven kennen, ten
„einde Ide uitvoeriger verklaringen van Gods
„woord goed te verstaan en standvastig
„te bewaren die leer, waarvan üe Zaligma-
„ker zegt: |D4t is het eeuwig leven dat
„zij u kennen, denjiénigen waren God, en
„dien gij gezonden hebt, Jezus Christus"..
[Ten tweede: het woord van God of de
H. Schrift Z. D. H, haalt hierbij aan de
woorden van pnzen Paus Pius X uit een
schrijven van (21 Jan. 1910 aan Kardinaal
Cassetta
„Daar wij alles willen herstellen in Chris
tus zoo schreef de Paus, kunnen Wij ze-
„ker niets vuriger wenschen, dan dat o-nze
„kinderen zorg dragen, exemplaren van de
„HL Hl -Evangeliën in hun bezit te heb-
„ben, en (dat zij de gewoonte aannemen,
„idaarin niet slechts herhaaldelijk, maar zelfs
„iaderen idiag te lezen. Iets wat tevens
„veel zal bijdragen tot wederlegging van
„de vatsche beschuldiging, dat de Kerk het
„lezen der H, Boeken in de moedertaal
„tegenwerken -of daartegen eenige belem-
„meringen stellen zou Het Evangelie, zoo
„voegde ide H (Vlader er bij is het Boek
„van pillen en voor allen; ik heb onder
„het volk geleefd en ken zijn smaak",.
(Z|. D. ,-H, schrijft dus
(leest toch pi.eer in de HL Schrift: leest
toch dikwijls Ide voortreffelijke Schriftver
klaringen, vooral van het Nieuwe Testament
Üie in onze taal bestaan; leest ook meer
de Geschiedenis van het Oude en Nieuwe
Verbonidl: leest vooral het po-putaire, on
der ieders bereik gebracht Werkje: „de
„Heilige Evangeliën en de Handelingen der
„Apostelen"en moge spoedig de tijd aan-
„breken, dat dit Hollandsch Bijbeltje, te
„zamen met den Catechismus in ieder ka-
„tholiek gezin aangetroffen en dagelijks ge-
„lezen worde! „Moge zoo het Evangelie
„met de andere H.H. Boeken, wederom
„voedsel voor ide zielen wonden, en deze
„zullen zich als bij tooverslag krachtig ge-
„sterkt gevoelenDe huisgezinnen zullen
„in zich ontwaren een frisschen adem van
„reinheid, niet minder dan voor het vader
lijk gezag. In onze maatschappij zal het
„Evangelie de armen leeren, zich niet onge
lukkig te wanen alleen omdat zij minder
„[bezitten dan 'de rijken, en Ide rijken zal' het
1) In verband hiermede nemen wij de
gelegenheid te baat om nog eens te wij-
Zen op de uitgave da' Ej. E(. PL P, Bene
dictijnen te Leuven „het Kerkelijk leven",
een tijdschriftje, dat tevens gebedenboek
is onder Ide H.. Mis en de Vespers. Intee-
kening bij: Djr. H. Bertens Korvel-Tilburg.
Redactie.
XIV
Dat er een nauw verband bestaat tusschen
drankmisbruik en zenuwziekte blijkt duide
lijk als ,we een zenuwachtig mensch met
een drinker vergelijkenwe nemen dezelfde
geestelijke afwijkingen waar. Eigenaardig
is 't |oo|kj dat ten slotte bij beiden de
zelfde ziekelijke werking der zenuwen zicb
vertoont: sombere gemoedsstemming, ge
paard met prikkelbaarheid; slapeloosheid;
voorts het beven der handen, bet trekken
der spieren van het aangezicht, etc.
[Evenals bij een zenuwzieke het verstand
schade ondervindt, de helderheid van geest
plaats imaakt voor oppervlakkigheid, zoo-lijdt
ook [het v""stand onder het gebruik, het
matig gebruik, reeds van alcohol. Zeer
teekenend noemt imén in het café de ta
fel, 'waar gewoonlijk de stamgasten om heen
geschaard zitten, Ide kletstafel.
We kunnen niet al de verschillende ze
nuwziekten als gevolg van iden idrank be
handelen. 't Is bekenid, dat het delirium
een der afschuwelijkste is, en -o-o-k, dat
de imeeste dronkaards al grafwaarts zijn
gedragen, voor zij ido-or [die 'ontzettende mar
teling wonden getroffen.
Echter willen we een oogenblik stilstaan
bij Ide krankzinnigheid,
(Gelijk tie toestand van een zenuwlijder
zulk een ernstig karakter kan (aannemen, dat
verpleging in een krankzinnigengesticht
noodzakelijk wordt, zoo gaat het dikwijls
den (dronkaard, als hij .niet nog bijtijds de
kracht in zich gevoelt, om zijn vijand den
rug toe te keeren.
Het getal verpleegde krankzinnigen is
ihet grootst in de landen, waar het meest
gedronken wondt.
v Sterker: in het zelfde land treedt de
krankzinnigheid het (veelvuldigst -o-p in de
streken, waar het drankmisbruik het grootst
iS.
Bij 10 tot 40 pCt. der verpleegde krank
zinnigen moet geconstateerd worden dat
drankmisbruik Ide oorzaak is van hun treu-
rigen toestand.
)Te Meerenberg (bijv. werden in Ide ja
ren 1889—1002 verpleegd 488 krankzinni
gen; van dezen waren 205 drankzuchtigen.
(Hoe komt het, dat zoo-velen van kwaad
tot erger vervallen? Waarom niet den be
ker geweigerd- als imieh voelt dat het li
chaam -ondermijnd -wordt?
-Heel eenvoudig! Ais men tot een beter
inzicht is gekomen is (het, helaas, dik
wijls te laat. 'Men 'heeft het zoo kwaad
niet ingezien, -men dronk matig(!), men
voellde zich inderdaad verkwikt als men
zoo nu en dan een pakte toltmen
wel graag terug zou willen, doch daartoe
de -no-odige geestkracht mist; de mensch
is inaar ziel en lichaam verzwakt.
„Eerst neemt de man een borrel, dan
neemit de jmian nog een borrel, en -dan.
neemt tie (barrel den man", zegt de Ja
panner. En zoo- is 't. „Weersta in den
-beginne" ge'jdt ook hier.
Het lichaam vraagt ten laatste naar al
cohol lals naair elk ander voedsel. De dronk
aard snakt er niaar; hij 'kan er niet but
ton1; Ihet .eten laat hij gaarne staan voor
(den borrel: jdeze is vo-or hem, de eerste
levensbehoefte geworden. ,Vooral 's mor
gens moet ide machine eertst terdeeg ge
smeerd worden, |wil ze weer dienst kun
nen doen,
(Ziedaar de afschuwelijke eigenschap van
tien lalcohol! Men grijpt er naar om er
een oogenblik jdoor verkwikt te wonden
naar Üen geest en het lichaam weer in
staat te stellen tot den arbeid en helaas!
men sloopt de laatste krachten, die nog
restten. Het organisme is tegen geen ziek
te-aanval van eenige beteekenis meer be
sta nid. Doch hierover' later. R.
Pp den skoorstienmantel boven de heerd
brandt eenzaam 'n klein lampie. 't Geeft
voldoende licht om in de naaste omgeving
niet tegen [wat an te lioop-e. ,W|e bevin-
jden -ons pp 't z.g. stookfend in dé stal,
Het laatste was trouwens te merken zon
der 't lampie. De eigenaardige stalwarmte,
het zacht knarsende herkauwingsgeluid. het
stooten van harde horens tegen m-uur of
schutten, het geslobber van een koe, die
nog dorst heeft, het kirren der steertlijn,
als een dommelend dier zich behagelijk uit
rekt, enzal die staleigenaardigheden
zouden u direct doen weten, waar ge zijt.
Behalve die stalgehiiden mocht ge in
de boerderij een nachtelijke stilte verwach
ten; 't is toch al ver over twaalven, Maar
hoort ge wé', dat gejuich in de keuke?
Bont, Modderpoot en Hoornsman rijzen er i
schielijk van op. D ebeesten zijn danig in
de Iwar, ze denken, 'dat het voerdertljd wordt
Ook het lampie op den skoorstienmantel
geeft verwarring in het koeienbrein.
Daar klinken eenige harde slagen op de
tafel gevolgd door een uitbundig gelach.
Wc behoef zeker niet mede te deelen.dat
men in de keuke geweldig an 't pandoeren
is. Een „solo" is 'r net hij 't leste slag
nog in 'espeutd.
Schenkt nu niet te veel aandacht
aan [het kaart-lawaai daar binnen. Let
liever og de dingen, üie gebeuren gaan
op 't stook-end, somber verlicht door 't
lampie, dat eenzaam brandt op den skoor
stienmantel.
Rrrrrrrrt! Wat is dat!? Niets buitenge
woons, Alleen wondt snel üe deur geopend,
/die van uit de keuke naar dén stal voert
Dat ratelende geluid wordt veroorzaakt door
een wieletje, waarover het deurtouw loopt.
De deur m(ag niet blijven openstaanvoor
de „koewiasem".
Flap! Nou, het gewicht aan het deur-
touw is niet te licht, hoor! Ka, de meid,
verschijnt op het „stook-end". Door het
gejaagd zoeken naar klompen onder de tal
rijke exemplaren, die er nu staan, heeft ze
niet gemerkt, dat de snel dicht flappende
deur haar rok heeft gegrepen. Nu ze toch
moest „stil-zitten" kon ze „net.gouw.effies
h.ae de isukkela gaan kijke". W[at deksel,
Wat "n sput om je eigen ho-lfsblokke te
vinden. „Op 'n ien en 'n aar" zal ze maar
gouw nae [de heerd hinken. Weer rrrrrt
miaar nu is het niet de ideujr. De be
knelde rok isdaakt 'n wanhoopskreet.
„Dat moeit 'r werachtig nou nag bijkom-
me", mompelt Ka. Toch zoo érg nog niet
bij nader onderzoek, geen scheur er in,
alleen de rimpels er uit. Gouw naar de
melk kijken en „Iden weer sebiet an
't kaarte". Ka „verdient ze lekker".
Het lampie neemt ze van Üe skoo-rstien-
manteL Spookachtige schaduwen van koei-
enkoppen op den muur; in Iden heerd schit
teringen van den gladgeschuurden konkel
pot. ,,'t Gaat goed zoo", zegt Ka, „over-
koke ken ze onmogelijk; en zoo blijft ze
net goed heet tot strakkies". Het lam
pie gaat weer omhoog, schaduwen en schit
teringen verdwijnen. Ka verdwijnt ook. Rrrt!
Flap! De stalrust is teruggekeerd.
,W-as voor dit too-neeltje zo-o'n spannen-de
aandacht noodig? Weineen; maar ge hebt
eenvoudig ook niet alles gezien en gehoord
wat voorviel, evenmin als Ka, die eerstens
te verbouwereerd was Ido-or het gevalletje
met Ihaar rok en tweedens veel te ge
haast om maar weer „gauw an 't pandoe-
re -te komme". Hadt ge iniet naar (den heerd
mlaar naar 't groote raam 1) naast de
voordeur gekeken, ge zouldt de vraag niet
gedaan hebben.
Zoodra het gierend, ratelend geluid
tot zelfs buiten den stal te hooren was,
(had uw oor een zacht gestommel voor
dat raam kunnen waarnemen en een oogen
blik later hadt ge een menschenhoofti kun
nen zien verschijnen boven het houten luik.
Ik geef onmiddellijk toe, Hat het niet scherp
te onderscheiden .was; ide stalramen toch
warden 's winters niet „gedaan" en bo
vendien maken wasem, stof en hooitjes
de ruiten meer doorschijnend dan door
zichtig. Ook het binnenkijken was natuur
lijk moeilijk. De gluuroogen bo-ven het luik
hebben echter genoeg ontdekt; Het lam
pie van den skoorstienmantel iu den heerd,
weer op den skoorstienmantel, de deur ra
telen; klaar! Het terrein is voor een poos
veilig',
Cen van de twee jongens, die al ge-
ruimen tijd in de kou stonden te wach
ten, loopt gauw naar de „kéukeramen" en
luistert. Dadelijk keert hij bij zijn kameraad
terug: „nou ze bennen nog ürok an)
ide gang; we kennen 't Zoo tiet flikke!"
Voor één van het tweetal breken zenuw
achtige momenten .aan. Behoedzaam opent
hij Ide voordeur, die los is: „(Met 'n
koppel volk) in [huis zelle ze werachtig
niet inbreke".
Maar „die lamme skel" aan de deur
maakt het tot een waar kunststuk om zon- j
klei' (gerucht in den stal te komen.
Ziezoo, het grootste werk is gedaan!
Met 'n paar stappen over 't stook-end
is Ide „inbreker" bij (den heeid. Snel grijpt
hij den konkelpot met sukkela, struikelt in
zijn haast nog bijna over de talrijke klom
pen vocir |de staldeur en is weer bij zijn
kameraad, üie onhoorbaar de deur weer
(dicht trekt.
I— „NO-u-, 't is 'ebeur-d, maar 'k zweet
werachtig as 'n peerd
(Slot volgt.)
il) De meeste lezers begrijpen wel, dat
ik lliet z.g. „stalletjesraam" bedoel, dat 's
winters gedeeltelijk met een luik bedekt is.
Niet alleen bij sociaal- en vrijzinnige de
mocraten, maar in bijna alle partijen, ook
cn niet het minst in de kath. partij, is
een drang naar uitbreiding van het kiesrecht
merkbaar. De wet van Houten, volgens zijn
eigen beweren: ,menschelijker wijs tech
nisch volmaakt" blijkt zooveel gebreken te
hebben, dat een algemeene ontevredenheid
er over niet t eontkennen is. Die gebre
ken eens melt den vinger aan te wijzen,
het zou ongetwijfeld een nuttig werk zijn,
maar dat ligt buiten het bestek van dit
artikel. Alleen dit: -de leemten en de fouten
in -de tegenwoordige kieswet zijn van dien
laard, Idat in de toekomst (naaste?) een
verandering ervan, of wel een geheel andere
kiesrechtregeling onvermijdelijk is.
IHoe en wannéér het kiesrechtvraagstuk
opgelost dient te worden, daarover wordt
verschillend gedacht, en speciaal in de R.
K. partij zijn de meeningen daarover zeer
verdeeld.
'Dit éllecn. klunen we met Zekerheid vast
stellen, idat het avergroote [deel der R.
K aan meerdere n, thans door de kies
wet v, H. uitgesloten het kiesrecht wil ge
ven uitbreiding dus.
Allen over de wijze, waaropdie uitbreiding
verkregen- moet worden is men 't oneens
(De (heer T, meent (zie Dus Blad 11 Febr.)
daartoe, het gezinshoofden-kiesrecht te moe-
tena lanbevelen. Wij vermeenen, dat dit ze
ker niet het geval is, indien n.l. het
gezinsh. kiesrecht zuiver wordt toegepast.
Behalve echter (dat We [door dit kiesrecht
geen uitbreiding van het kiezerstal zouden
krijgen, is er nog iets waarom' we tegen
dit stelsel zijn.
Het wil me n.l. voorkomen, 'dat de heer
T. alleen gezinshoofden kiesrecht „princi
pieel verdedigbaar" acht voor een katho
liek. Ik bén het daarmee niet eens. Naast
de stelling: de Staat is opgebouwd uit
vormld ido-or de individuen niet als zoodanig
gezinnen is de these: „staat wordt ge-
maar als sociale wezens" evengoed te ver
dedigen. Geen gezinshoofden-kiesrecht dus
wat (dan? Kort en bondig zij het ant
woord: „algemeen kiesrecht."
Voor wij overgaan tot het aangeven der
motieven, zij dadelijk ter geruststelling mee-
gedeeld, dat niet Üe reeds min of meer
versleten, leer jder volkssouvereiniteit ons
voor A. K. doet zijn. ML a.w. wij beschotr-
we nhet kiesrecht niet als een persoonlijk
recht, maar als een recht, dat door da
Overheid, het Staatsgezag, aan de personen
wordt toegekend, geschonken, omdat het
algemeen belang daardoor beter gediend
zou worden.
In de eerste plaats dan zijn wij vo-or Ai
K., omldat jojp iden duur dit stelsel toch
ma e t komen, en zoo-lang het er niet is,
er verdeeldheid -zal zijn en blijven. (Sn
wij de gesohiédenis eens 'na dan bujkt,
liat in Iden loop der jaren bij elke ver
andering van kiesstelsel er een uitbreiding
van het aantal kiezers kwam1. Ter wille
'van de eenheji in de RJ (KJ. partij, zal
het noodzakelijk zijn, dat de kiesrechtkwes
tie te eeniger tijd finaal wordt opgelost,
zóó Idat (de leden der 2de Kamfer, „uit
allen en door allen" worden gekozen.
Jn de tweede plaats zijn we voor AL,
K. uit een -oogpunt van gezonde demto-
catrie. Het lijdt geen twijfel, of (d'e sociale
arbeid zal wat beter Opschieten, indien de
wetgevende macht is gekozen idoor het
geheele volk.
In de derde plaats meenen wij, dat ons
lanid niet ten achter behoeft gerekend te
worden bij andere naburige landen. Welnu
in België, Frankrijk, Denemarken, Duitsch-
land, Oostenrijk, is A. K. Waarom flan hier
niet?
-Ten slotte zien wij in het toekennen
van A. K. een krachtige bestrijding der so>-
ciaaUdemocratie. Dit moge oogenschijnlijk
vreemd klinken: 't is onze vaste overtui
ging, dat door het A. K. ,,-de 'hervormingen
op het el-tuk der maatschappelijke recht
vaardigheid sneller zullen opschieten, waar
door het socialisme een machtig agitatiemid-
(del uit Üe handen wordt geslagen.
Onbesproken blijve hier, of de invoe
ring van A. K. op dit oogenblik urgent is
te achten. -Het wil ons echter toeschijnen
dat ide lajfdoening der sociale wetten op
't oogenblik in behandeling of die eerst
daags zullen werden ingediend, de voor
rang heeft. Maar -daartegenover staat, dat
todh in niet te verre toekomst AL IC
wordt ingevoerd.
B. Veltman.
(Thans is het woord aan Iden geachten in
zender T.)
.Voor onze kleine lezeressen en lezers heb
ben we ditmaal een aardig verhaaltje:
(Er leefde eens een koning, die beweer
de, dat hij nooit van zijn leven een enke
le leugen gezegd had. Daar hij voortdu
rend hoorde, (dat zijn hovelingen tot el
kander zeiden: „Dat is niet waar". „Gij
zijt een leugenaar", begon hém dat te ver
velen en zei [hij o-p éen goeden fdag:
Ik sta verbaastd over u: een vreem
deling, die u zoo hoorde spreken, zou zeg
gen, dat ik koning over leugenaars was.
Ik wil niet jneer op deze wijzje in- mijSnj
paleis hoctren spreken Hij, die mij tot
iemand zal hooren zeggen:
1— Gij zijt een leugenaar, zat mij alles
kunnen vragen, wat hij Wil, ja, ik zal hem
zelfs mijn mooiste kasteel geven.
Een herder, (die niet ver van -den ko
ning -asftond, en die deze woorden ge
hoord had, zei bij zich zelf:
Afgesproken wij zullen zien!
De -oude koning hield er van om de
liederen te hooren zingen en wonderlijke
verhalen te hooren vertellen. Hij ging
dikwijls na het avondeten naar de keuken
en luisterde miet genoegen naar de liede
ren en verhalen der meiden en knechts.
Ieder op zijn beurt zong of vertelde iets.
r- En gij, jeugdige herder, kent gij
niets? vroeg de koning eens op een avond
O, zeker Sire, antwoordde de herder.
Laat ons eens hooren, wat gij weet,
En de herder begon te vertellen,
c- Eens op een dag, toen ik door een
bosch ging, zag ik een prachtigen. haas
op mij afkomen. Ik had een balletje pik
in mijn hand. ik wierp dat naar den haas
toe en trof hent juist midden op het voor
hoofd, waar het balletje vastgekleefd
bleef. De haas zette (het op een loopen met
het balletje pik op zijn voorhoofd. Hij
kwam een anderen haas tegen, die van;
den an'deren kant kwam, zij stootten tegen
elkander met de voorhoofden en bleven
aan -elkander vastkleven, zo-odat ik Xe gemak
kelijk kon grijpen, H-oe vindt u dat Sire?,
Het is sterk, maar ga voort,
f— Vaoiridat ik als (herder aan uw hof
kwam, [Sire, was ik molenaarsknecht in
den molen van mijn vader en moest ik
dikwijls meel brengen bij de klanten^