R Kath. Nieuws- en Advertentieblad voor Noord-Holland. >LEN H. Communie, kil tnhuis, Het Xiesrechtvraagstuk. kitenstraat ooflijksti prijzen. ISEN. No. 24. Zaterdag1 25 Maart 1911. 5"e Jaargang FEUILLETON I 524 3 OP, Verschijnt Woensdag en Zaterdag. Juliaan en Juliane, RMEREND. voordeel. and 5Vi ct. 67, de 5 ons jgbaar. ;ieuze-, ijfbehoeften, bokken en 'es teeg, Verstelwerk. en, ma 40 a 50 pCt ierstraat 49* Uitgave van de Naaml. Vennootschap „Ons Blad". eeat Bit summer bestaat uit 8 bladz, Kloosters en Cultuur. Jtó y k n pn non N 69 ct. 3ELICHTJES •aosparant 69 ÜITDOOZEN ftel en deksel 49 H met nikkelen en sigaren- 17' iEMERLAMP s n support ea pleet f 2 75. LADES met 45 c M (je- 50) 3 90. 40 c.M., idem 3.60. ONS BLAD. 80 ot. ABONNEMENTSPRtfS 3 maanden franco huia90 ct. met geïllustreerd per d n adafsblad. Te betalen in het bef in ran ieder kwartaal. Afzonderlijke nummers ran de courant t Zo; Zond Afzo Tan het Zondagsblad5 cent, 3 cent. BÏÏBIAUBnsdstrsat 12, tsgenovcr de 3. E. Eerk, te Alkmsu. Telefoon No. 483. ADVSRTENTIËN Tan 1—5 regels 80 Elke regel meer 5 Reclames per regel 1 j 15 Kleine advertenties van 130 voorden, bij vooruitbet. 25 Zij die zich tegen 1 April op ONS BLAD wenschen te abonneeren, ontvangen de tot dien datum verschijnende nummers gratis. Dit geldt ook voor het Zondagsblad. In mijn eerste artikel voor het ge zinshoofden kiesrecht werd geschreven „De socialisten willen verandering van onze tegenwoordige Kieswet, maar dit willen wij Katholieken ookhet algemeen stemrecht, zooals en waarom de socialisten het willen is geen ver betering,... het is verder doorvoeren der liberale beginselen, en om deze reden, kunnen wij Katholieken nooit voor A. K. zijn, zooals de socialisten dit willen." Deze woorden sluiten duidelijk in, dat de Kath. het A. K. om geheel andere redenen nog niet onaannemelijk behoeven te vinden, zoodat mijne ver wijdering steeg bij de bestrijding mijner artikelen te moeten lezen, dat men tot gedwongen en sofistische redeneeringen komt om dat gezinshoofden kiesrecht als het eenig ware panacée aan te bevelen; de schrijver scheen dit later zelf te bemerken en terugkrab belend kwam in zijn tweede deel„Het „wil me nl. voorkomen, dat de heer T. „alleen het gezinshoofden kiesrecht „principieel verdedigbaar" acht voor „een Katholiek. Ik ben het daarmede „niet eens," Nu, ik ook niet; want al strijdt de y eene novelle DOOR MATHILDEi 29) „Laat ze los, Amat, en geef mij] uw hand, Ik zou gaarne wat verder gaan, het ruisdhen van dat bamboes maakt mij ver drietig." „Waar wil Sinjo naar toe? Naar de herten?" i„Neen, Amlat, ik wil- naar huis. 't Is zou koukf." „En de zon schijnt zoo helder". „Schijnt de zon? Ja, ik voel haar wel, maar 't gras is tcch nat, niet waar? Het heeft gisteravond immers ook geregendzeg eens, Amat, vertel mij hoe de b'oomen er vandaag uitzien." „Ze zijn groen." '„Ja, -groen, wat is dat groen? Als ik 's nachts droomj, idan zie ik alles ook >vei in bonte kleuren, maar over dag dan zott ik 'zoo gaarne willen weten wat groen lv'as en wat rood; majar ik kan "t mij' "iet herinneren." ii,De rozen zijn rood." „De rozen? Ik geloof als, ik zien kon, Amat, dat ik spoedig een roos van een kenanga zou kunnen onderscheiden." ji&tl ik voor êinjo wat roaan plukken?" opzet der socialisten met onze begin selen, toch zijn verschillende kiesrecht- vormen voor ons verdedigbaar. Hiermede, valt tevens deze opzet van •den heer Yeltmanis het gezinshoofden kiesrecht het eenigst juiste; (dat be hoeft het niet te zijn) dan moet men het ooi juist toepassendus uitsluitend en alleen hoofden van gezinnen ook kiesrecht. Dat dust niet. Volgens de voorstanders van het gezinshoofden kiesrecht, wordt aan ge zinshoofden kiesrecht verleend, als ver tegenwoordigers hunner huisgezinnen om zijn organisch karakter vormt de Staat zich, zooals in de oudheid reeds Aristoteles, en Leo XIII in onze dagen leeraarden, niet uit individueele per sonen, evenmin al beschouwt men deze als sociale wezens, maar uit huisge zinnen, die de kleinste en volledige organen zijn, waaruit de Staat wordt opgebouwd. Wil men van christelijke zijde een goede regeling treffen tot verkiezing van mannen, die het Staatshoofd helpen in zijn bestuur, dan is het zeker een goede weg de deelen (huisgezinnen) op te roepen ter stemming waardoor de personen worden aangewezen om het geheel (de Staat) te besturen. Dit is ongetwijfeld een goede op vatting op christelijk standpunt van het kiesrechtomdat volgens de chris telijke Staatsopvatting de huisgezinnen de kleine organen zijn, die den Staat vormen; maar daaruit volgt niet dat men alleen en uitsluitend de hoofden der gezinnen moet oproepen ter stem ming volgens dit zelfde systeem komt ook zeker aan de priesters het stem recht toe; is het huisgezin het nood zakelijk en opbouwend orgaan in den Staat, volgens dezelfde christelijke be ginselen is de priester eveneens een noodzakelijk en essentieel en een onmis bare factor in de christelijke staatsop vatting en hij verliest dit karakter geenszins door zijn ongehuwden staat, welke de Kerk hem voorschrijft; zoo zullen aan alle personen, welke onmis bare elementen zijn in den Staat, vol gens de christelijke opvatting in hunne verplichte ongehuwde levenswijze, om dezelfde reden het stemrecht verwerven, als het gezinshoofd, dat zijn familie vertegenwoordigt. „De Staat", zegt Mr. Dr. Raaymakers, S. J., „is wel voornamelijk en op de eerste plaats, uit gezinnen samengesteld, maar niet uitsluitend". Zoo zullen per sonen, die gerekend kunnen worden geheel in een gezin in te wonen, geen stemrecht ontvangen, wanneer dit stel sel na de overgangsjaren, tot zijn volle recht zou gekomen zijn; maar daarom „Neen, dank je, Amat, vandaag'1 zijn ze nat en geuren niet." |,,Waar zal ik Sinjo brengen? Naar de apen, die zijn zooi aardig! als ik zie een pisang geef, dan idoen ze als de men-, sehen en scihillen die eerst half af en dan; (doen ze zoo er in'ee en dan zoo),, o 't is zoo ardig j,,Oqb, Amat, wat zou ik graag zoo'n dier willen zien, maar liever nog zag ik die lieve vogeltjes, die kleine vliegvtogel- tjes bij voorbeeld." „O, die zijn zoo klein, even klein als de pink vian Sinjo en ze hebben: kleu ren als de blaren en .als de Tozen ejtr als de kapel van zoo even. Ik wou| dat ik zoo'n Vogeltje vangen kon." „Neen, Amat, dat moet gij niet trach ten te doen; die vogeltjes zouden ster ven, als gij ze in een kooi opsloot." „Ik zou ze niet opsluiten; ik wilde ze maar eens van nabij bekijken en eens we ten of de kleuren; er ook v|an af vliegen evenals ivian .de vlinders." „Ziet gij die vogeltjes nu?" jja, maar ze zijn zoo vlug, ik z)al ze nooit kunnen vangen." „Des te beter, ik zou graag' zoo'n vo geltje willen zijn, Amat; maar het liefst zou ik een meniscb wezen, een mensch! echter, zooals gij], die zien tón." „Ja, maar ik ben geen Sinjo blanda" (1) „Ik geloof dat ik; tevreden zou zijn, ■1) Hollandses* jongeheer. behoeft ieder ander, die niet zoo geheel in een gezin leeft, nog niet noodzakelijk te worden uitgesloten. Een ander onder geschikt punt is de vraag of op de weduwe het stemrecht overgaat; men kan zulk een huisgezin beschouwen als abnormaal, en daarom het stemrecht intrekken of over laten gaan op den inwonende meerderjarigen oudsten zoon. Met deze opvatting gaan de Anti-Revol, ook accoord. Op deze ondergeschikte punten doelt de heer Yeltman, als hij meermalen laat doorschemeren, dat de meeningen zoo schromelijk verdeeld zijn; maar deze zijn onderdeelen van het vraagstuk, welke onder de besprekingen by in voering tot eene oplossing zouden komen. Het groote bewijs van den beer Yeltman tegen het gezinshoofden kies recht en voor A. K. binnen onze be ginselen, was de geschiedenis wijst aan dat telkens uitbreiding gevraagd wordt en daarom ligt A. K zeker in de toe komst, daar het gezinshoofden kiesrecht, als men het precies bij de hoofden der gezinnen laat, die uitbreiding niet geeft. Na de uiteenzetting hierboven gegeven, zal men moeten erkennen, dat dit gezinshoofden kiesrecht een flinke uit breiding medebrengt en daarenboven een goed geregelde. Want gaat men de ontwikkelingsgang na van ons sociale leven, dan zal men niet, zooals de heer Veltman wil, toch eens moeten komen tot A. K., maar wel tot organisch Kiesrechtder vereeniping der vakken, soort bij soort, zooals 'het gildenwezen in de middeneeuwen, zoo zullen de vakvereenigingen in de naaste toekomst de sociale wetten en -toestanden schep pen en het huisgezins Kiesrecht is de eerste stap naar het organisch Kiesrecht. De conclusie van deze geheele pole miek is kort samen gevat deze Het Alg. K. zooals de socialisten die willen, strijdt tegen onze beginselen, en de actie van hun volkspetit. is daar enboven ook een zuiver socialistische actiederhalve teekene geen goed Kath. man. Binnen de Kath. beginselen, is ruimte voor verschillende opvattingen, zooals A. K. en ook het huisgezins Kiesrecht dit laatste heeft zeker de beste toe komst, daar de Christelijke regeeiing reeds heeft aangegeven, niets van algem. stemrecht te willen weten, en dat zonder eenig verband alsnog, het huis- gezins Kiesrecht hare sympathie heeft. i - T- P.S. Aan de geachte Redactie. Van mynen kant sluit ik hiermede gaarne deze zaakrijke polimiek. T. wanneer ik maar eventjes dezen tuin kon zien, die booimien en idie rozen, die apen en die kapellen en ihet gezicht van mij|n| viaider. Even maar en ;als ik Idan weer blind werd, idan zou ik altijd aan dat oogenblik 1 denken." „Maar dan zal Sinjo nog. meer verlan gen om. altijd te kunnen zien." „Neen, neen, Amat; dan zoujdien mijne: draomen duidelijker worden. Zeg eens, Amat als je een van je oogen diqht maakt, kunt, g|e dan nog zien?" („O, ja" en 't knaapje hield een vinger op een zijner cogén, „evengoed als met twee." „Wiat zou ihet totcih pleizierig zijn, als ik een van jou oogen iroet een der mijnen ruilen kon." „Hé ja," riep Amiajt, als jhad hij een ingeving ontvangen. „Dan konden wij beiden zien. Dat ik er nooit aan gedlaldht heb; m|aar als papa' hier kornt, dan zal ik hem verzoeken het te doen." „Ik heb er noojit aan gedacht; zou ik h,et niet kunnen?" i„Neen, Amat, het zal pijn doen, als ze zelf het probeert!" J '„Dat is niets; ais ik! ma,air een mes ]h;aid'." („Wat zou je dan beginnen, Amat?" „Ik zou eerst mij'n oog] er uithalen en jdlan het uwe en Iwfe (gingen dan ruilen." „Neen, Amat, wacht totdat pjapaj weer hier komt; ik ben bang dat het niet goed is." Met belangstelling lazen wij onderstaand lartike! in de Maasbode. W|aar 'de schrijver blijkbaar evenals wij ten volie sympathiseert met de pogingen tot her stel kier Abidij van Egimond zelfs zoo vol moed 'daarvoor is, dat hij in de toekomst |den zoo zeer mjet ikloostervrees behepten Zeeuwschen afgevaardigde mr. Platijn nog eens teentje voor het herstel ziet bijdragen klaar nemen wij gaarne het betoog van Iden moedigen strijder in zijn gefheel op. Het zal wel zijn „winter naar de zee dragen" als ik ga trachten, om den heer Parijn te bekeeren, inaar „men kann 's mal probiren" en wianneer 't geen goed doet aan den geachten Zierikzeesdhen afgevaar digde, dan tón hetgeen, ik1 ga zeggen, misschien nog Wel goejd' zijl11 voor som mige huisgenaoten des geloofs, die soms, ook nog niet goed begrijpen, wtaarvoor al Idie kloosters tocjh wfel goed zijn. Diat nonnen, die zicfh aan het onderwijs) wijlden, of aan ziekenverpleging, niet iriu- telops zijn, dat gaat er bij sommigen nog wel in; dat Jesuieten knappe koppen zijn, zal 'zelfs Ide heer Patijn Wel niet (durven ont-j kennen en dat idie knappe koppjen tocjhj ook wel iets (doeni vloor de cultuur, kan de geadhte afgevaardigde gemakkelijk aan dé Sweet komen; maar wat of monniken jm in 's hemels naam nog voor de cultuur (dioen, dat zal, stel ik1 .mij yopr, Z'.E.d.i wellicht absoluut niet kunnen begrijpen. Daarom zou ik den scherpzinnigen afge vaardigde wel willen aanraden, om als hij' geivolg wil geven aan Minister Kolkman's uitnoodiging, om eens met Z.Excellentie op klooster-bezoek te gaan; >oimi een tochtje; te tniaken naar ide 'St. Paulusabdij te Ooster hout en daarna een bezoek te gaan bren gen aan de groote Kerk te Bjreda. Toen de Benedictijnen in ons laud ge noeg hadden gedaan voor dé cultuur, niet m,eer -„aan de eisicjben idles tijds" vol deden, hebben des heeren Patijn's voorva deren ze uit dankbaarheid weggejaagd; on- fdter meer niet alleen |de pfradhtige Abdij' van Egmond verwoest, maar ook deszelfs kostbare boekerij. Op andere wijze zou nu aan cultuur- worden gedaan. Niet (alleen de Benedictijnen echter, maar alle kloosterlingen en seculiere priesters werden verjaagd; niet alléén ide 'abdijen, maar ook de heerlijke Godshuizen, geboren tuUr faan ons volk geschonken, werden nies ontzien en jammerlijk geschonden, beroofd van allé sieraad, en onder die talloos vele was opk de grootte Kerk1 Van Blreda. Meer dan drie eeuwen zijn voorbijgegaan uiit den kunstzin, doojr (dm- monniken cul- en langzamerhand is m'en gaan inzien, dat (het toch wiat „at té" was gegaan. „Dan behoefde ik u niet meer te ver tellen hoe alles er uitziet en dan kon u hetzelf opmerken." „Wat zou het prettig zijn, Amiat! 114 hoop dat papa spoedig komt." „Dat zal zoo gauw niet gebeuren, Sinjo, u zal nog Hang moeten wachten, maar we konden eens naar dén dokter gaan." „Ja, en dien vragen het te doen, dat was misschien nog het beste, Amat, maar naar welken dokter?" „Ik weet iets," sprak Amat na een oogen blik van diepe overpeinzing; „ejr is een zeer knappe dokter u)it Hollanid,' in het logement; hij moet de kinderen vian den Toewan Besaar 1) genezen hebben en ik heb van mijn vader gehoord...." j,Wat dan, Amat?" Ja, er was een jongen Vrijdags in een klapperboom geklommenmijn moeder heeft mij (altijd gezegd dat dit verboden was, als m|en het doet, Idan krijgt men zeker een ongeluk." „Zou dat waar zijn, Amat?" „Zeker, Sinjo; nu, die jongen, ik weet 'niet hoe hij| heet, is Van den boom ge- vallen en toen had hij zijn been gebroken." „Arme jongen, kassian!" (2) :„Die jongen woonde dicht b'ijj het lo gement en door de beweging, die demen- schen maakten, hoorde de dokter wat het wtas; hij kwam zonder dat (men hem ge. De natuiur ging boven de leer en de weggejaagde monniken vindén, Gojd, lof, weer een te huis in ons Vaderland. Laat ons nu eens giajan den, wat de Benedictijnen idie sinds betrekkelijk zeer kor ten tijd in Oosterhout verblijven, sedert voor de cultuur hebben gedaan. Bezield met de liefde voor het schoone, geboren uit de dagelijksche overpeinzing van, en den zoeten omgajnfel met Hem, fdlie dé bron van alle schoonheid is, heb ben die monniken een gebouw gesticht van zoo overweldigende schoonheid, dat niet alleen de katholieken, maar ook anders denkenden, die zoo ver mogelijk vjan heni afstaan, tot bewondering zijn gedwongen* Een monument is daar gesticht, dat tot in de verste (tijden zftl verkondigen, hoe (dat stille meditatieve leven nog immer als voor zoovele eeuwen, bron en oorzaak ia van eene beschaving, die bewondering en eerbied afdwingt, een monument, waarop met recht van toepsasing js ihet woord junqnuep sapidej y" psjuijnsd nap una „zelfs de steenen zullen spreken," En na dat bezoek, nopidig ik dan deni heer Parijn uit, om(, aitsi hij ze nog niet kent, kennis te gajan imlaken met de oudé Roomsche Kerk van Breda, Toen de nieuwe cultuur haar intrede deed is dit heerlijk kunstwerk ook „gezuiverd"* Als men binnentreedt, kornt een kille atmosfeer u tegen. Scheef, en schuin ligt de vloei-, verwa,arlaosd, zooals geen lief* hebber zijn paardenstal b'evloerldi zou| Wil len zien. Van kunstwerken, van weergalöoze pracht, van praalgraven van marmer en albast, géi tuigen de scherven nog vian, de vrees&i lijke woede, waarmede zij door zinnelooze beeldstormers zijn verwoest, Van Ide prach tige koorbanken is Ihet heerlijk snijwerk vernield, de blijde stemmende polychromie der wanden van weleer, hu gedeeltelijk ont. bloot, is met witkalk weggesmeerd. En te mjldiden van ai; die droeve ellende, heeft men in het $chip van de Kerk, door tus- isdhen de kolommen leelijk ibrujin geschil derde schotten te plaatsen, waarboven groe ne gordijnen hangen, een ongezellige ruimte afgescheiden, waar men de godsdienstoefe ning houdt, eene afscheiding die alleen ir» zooverre goed is, dat men de droeve res ten van zooveel jammerlijk vernietigd'schoon niet ziet. ]En als men in (die troostelooze ruimte ronddwaalt, 'en zich het hart voelt ineenkrim pen, afe men terugjdenk(t Bah het glorie vol overleden, toen in deze ruimfe het) geloovig roomsche volk, met zijn priesters, zijn Credo beleed, en. jnien gaat in zijne gedachten dén terug naar fie ernstige, ep toch zoo blijde schoonheid van Ide St. Pau- lus Abdij, dan geloof ik, dat zelfs Ide heei; Patijn zal moeten erkennen, dat nog in dé 1) 'Groote Heer, Gouvernein-Oeneraal (2) Een. uitroep wan medelijlden. roepen had en heeft het been zoo goed genezen, dat de jongen weer in de boo- men kan klimmen, maar hij doet het nooit ineer Vrijdags, dat verzeker ik u!.," 4 „En een been is toch moeilijker te ge nezen dan een oog te rtililien, gelooft ge niet, Amat?" „Betoel 1) Sinjo." „Zullen we dan naar dien dokter gaan „Heel goed; Sinjo," „Ben je niet bang pijn te lijden, Amat?1*'-" „O neen, Sinjo, de pij/u iduurt slechts een oogenblik, maar u dan „Och, ik zal dan kunnen zien; wat zal papa bljj zijn, als ik hem alleen tege moet kan loopen. Kornj Amat, laten wij maar zooi gauw mogelijk naar het loge, ment gaan," iDokter Rutscher was eene Duitsche spe- cialiteit in de geneeskunde, eerst sedert eenige maanden op Javla aangekomen; ent had daar op zijn reis mienige gelukkige genezing mogen doen. 1 (Toch had zijn tocht op het eiland meer zijn eigen onderrichting dan Wel iets an ders ten doel; hij wilde de geneeskundige planten, waaraan het eiland zoo. rijk is* bestudeeren en grondig leeren kennen. ïï- i$. ,J 9Z9 -ri -.Aim 1) Zeker, i iM, (Wordt vervolgd),

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Ons Blad : katholiek nieuwsblad voor N-H | 1911 | | pagina 1