nh
voor één Loterij,
!0NDJI61? NOV.
U-
Ho. 90
Zaterdag 11 November 1911
5*,e Jaargang
Bctenfaank.
IA".
igen
ma's,
wogramma.
klkmaar.
pk
II is.
HL SCath. Nieuwe- ei JLdirertetttiefolaci
voor Moord-Bolland.
De rede van Kapel. Hoosemans.
FEUILLETON*
m
f 1,- per maand
1/2) Staatslot
luiten land
belasting,
GEBIED,
Verschijnt Woensdag en laterdag.
"„Toetie Walther,"
De Groenkwestie,
isse geplitst worden
en 499.
films uit de
ar ijs.
cira.
Courant.
Mahonie,
rk, Kristal,
[arandeerde
en en Beel-
om vattend.
chterstraat.
BUITENLAND.
1 SJBfe"
■xt - MSmmr
ïtsIotOQ.
natraat 16 en
Mijlhoff, Payglop A 23
A. Kooy, A. Kwantea
Bosmante Warmen-
•emeente Oude Niedorp,
Jeertjeste Akersloot
bij C. Bregmante
Inskerk bg H. Bakker.
m
h drama,
ekleurd drama.
ia.
elden.
l\D
JNTJES.
WATERSTOVEN.
MISNT 19.
f
KEMPEN.
door interoommanale
ONS
BLAD.
ABONNEMENTSPRIJS
60 ct. per 3 maanden franco buis; 90 ct. met geillustreend
Zondagsblad. Te betalen in het begin van ieder kwartaal.
Afzonderlijke nummers van de courant 3 cent.
Van het Zondagsblad 5 cent.
Uitgave van de Naaml. Vennootschap „ONS BLAD".
BUREAU: Breedstraat 12, tegenover de R. K. Kerk, te Alkmaar.
Telefoon No. 433.
ADVERTENTIEN:
Van 1—5 regels 30 ceiife
Elke regel meer1 w
Reclames per regel15 ,y
Kleine advertenties van 1—30 woorden, bij vooruitbet. 25 j
Elders in dit blad vinden onze lezers
afgedrukt de rede,, welke de Eerw. kape
laan Hoosemans uit Rotterdam, voor de
R. K. Middenstands vereen, alhier dezer da
gen heeft uitgesproken.
In verschillende opzichten heeft de ziens
wijze van den Eerw. spreker ons voldaan
vooral, waar hij op zulk eene duidelij
ke wijze uiteenzette het nut dar coópera-
ttie maar meer nog, waar hij de houding
\aji den kith, middenstand ten opzidite
van de Taiefwet verdedigde. Die verdedi
ging liet niets te wenschen over.
Tceh heelt heigeen kapelaan Hoosemans
ons vco.ze.ite niet gesmaakt: het eten was
te sterk gepeperd.
We willen slechts op een paar punten
(dus niet alle) uit zijn rede wijzen.
't Gaat o.i. niet aan in eene kleine plaats
als Alkmaar zoo hard van wal te steken, de
gevolgen blijven niet uit; men komt di
rect in botsing met den oever aan de
overzijde enbeschadigt daardoor zijn
■eigen vaartuig. Dat gaat wel in eene stad
met eene breede stroom als de Maas voor
zich, daar kan men wel flink van wal ste
ken en varen naar links en rechts, voor en
achterwaarts.
E11 dan dit: verdient een man
die spr. ten voorbeeld aanhaalde en wer
kelijk in een of andere stad leeft (Z.E. heeft
ons toch niet in 'het rijk der phantasiënj
gevoerd) niet meer waardeering dan dat
hij als een waardeloos stuk papier in el
kander wordt gefrummeld en in de pa
piermand geworpen of hoe men bet
noemen wit als 'een Jan Klaasen ten too
neele wordt gevoerd?
Verdient hij, een Katholiek, die toch door
zijn lidmaatschap van St. Vineemtius-vereen,
en Armbestuur, de christelijke en maatschap
pelijke deugd van naastenliefde op buiten
gewone wijze beoefent, op dergelijke wij
ze aan de kaak 'te worden gesteld?
Hij rncge in de oogen van den spr. feilen
hebben, zijn goede hoedanigheden mag men
niet totaal negeeren 'en belachelijk maken.
Of heeft de maatschappij ook geen be
hoefte aan Vincentianen, Regenten van Arm
besturen
Ook in bet sarcasme, waarmede Z.E. sprak
over het op „apengapen" liggen eener mid-
denstandsvereeniging, kunnen wij 'hem niet
volgen. Waar dit bet geval is bij
de Alkmaarsche Winkeliersvereen^ 'was dit
o.i. niet „Ie ton qui fait la musique"
Maar bovendien spr. 'is Ihier in strijd met
zijn eigen teer. Hij wil da;t de midden
stand dus al le middenstanders zich
vereenigen. Is het dan niet in het belaqg
van -eene plaats als Alkmaar, dat naast
de R. K. vereen, eene goede vereen, van
niet-Kath. winkeliers staat? 'Nu staan de
R. K. vrijwel1 alleen; maatregelen treffen
in het belang 'van alle middenstanders in
Alkmaar gaat moeilijk, omdat de A, W. V.
niet meer werkt. 'Er zijn todh; Verschil
lende algemeene belangen bisZondagsrust,
oneerlijke concurrentie, vliegende winkels,
enz.! Trouwens spr. is zelf voor samenwer.
king in zul'ke zaken
Of is niet het besluit verleden jaar geno
men door beide vereen, in zake het ni'et-
opinemen van advertenties door 'uitgevers
van cquranten aangeboden door vliegende
winkels, een doode letter geworden? Wij
wetend aar alles van!
Oaat het nu aan met zooveel sarcasme
te spreken van op „apengapen," liggen?
Men moge de Kath. weren uit de neutrale
vereen, te vuur en te zwaard, miaar doet
het dan „sans reproehe". Volgt niet de
tegenstanders in hunne strijdwijze,
Tenslotte heeft ons dit bijzonder getrof
fen: De WelEerw. heer Hoosemans haai'.de
voorb. aan van een kapelaan, diehij
zelf is. Dat zeggen niet wij, dat vertelt
u heel' de R. K. Middenstand dat is een
„puM'iek-geheim".
In het l'idht van dit feit, beschouwen
wij dit voorbeeld te onpas om geen ander
woord te noemen. Meer hierover niet men
leze ons verslag er op na.
Waarlijk, in a anmerking genomen den on
dergrond van spreker's betoog, waarover
wij vol lof zijn, "spijt bet ons deze opmer
kingen te moeten maken.
Immers kapelaan Hoosemans is van plan
deze rede op verschillende plaatsen in het
diocees te houden een tournee te ma
ken. 1
Dat Z.E. dezen, onzen oprecht gem eend en
in bet belang van den R. K. Midden
stand, waarvoor ZE. zooveel ijver aain den
dag legt, gegeven raad aanvaarde: doe
niet te veel peper in uw eten, dat prikkelt op
den tong. 1
4G)
Hoe zou het oordeel zijn? Nooit, zoo ver ze
wist, had |hij. zich ami God of godsdienst
bekommerd, zich 'nooit aan Zijn geboden
gestoord, en zijn laatste daad was daar het
sprekendst bewijs van. Haar teere;, gel'oo-
vige ziel leed duldeliooze smart. Toein kwa
men haar 'woorden in de gedachte, die zij
eqns had hooren spreken. Ze wist niet door
wie, noch' waar.
„Zoo Uiig er leven is, is er hoop."
O, als ze Teddy nog maar met God
mocht verzoenen, als hij nog maar zóó
lang leefde. Zij moest zich met geweld
beheersdhen, sterk zijn, haar wachtte well,
tichit nog een zware taak. Ze mocht niet
toegeven aan baar smart. Dat was laf: „Zoo
lang er 'leven was, was er hoop!" En haar
gedaidhten tot God verheffend, smeekte ze
Hem, Teddy niet te laten sterven, alvorens
bij zich :nnet Hem verzoend had. Hierdoor
voelde zij zich kalmer, sterker, en was
haar trèd 'veerkrachtig en vast, toen ze
den heer Bronvn volgde, twee trappen op,
een lange 'gang door, nu stond hij stil voor
een geopende deur, waaruit ha'ar een sterke
u '"cht van 'karbo! en ether tegemoet stroom
de. Even stond ze stil, en lei de hand op 't
hart. ,Die eigenaardige lucht bracht baar
e afgrijselijke 'daad van Teddy, met al
de ischrikkelijk'e gevolgen, met ontzettende
In ons nummer .van Woensdag schre
ven wij hierover. In vervolg daarop deeien
wij mede, wat aan de Msb. uit Leiden
wordt gemeld.
„Ad valVias academiae" is Donderdagmidd.
aangeplakt de volgende puiblikatie:
„Afschrift van de toespraak van den Rec-
tor-Magnificus, gehouden tot een tiental stu
denten in een xjergadering van Rector en
assessoren op 6 November 1911 en open
baar gemaakt ter voldoening aan den wensich
van den academischen Senaat.
Krachtens art. 117 der H. O.-wet, heb ik,
na ingesteld onderzoek U hier ontboden
om U wegens het gebeurde op 9 October in
Zomerzorg te berispen. 'Gij staat thans voor
mij, overtuigd, van hoogst laakbare han-
klaairheid Lvoor oogen. Toen trad ze dapper
de jcamer 'binnen. Van uit de helder ver
lichte gang, in 't halfduister komend, kon
ze de eerste oogenblikken niets recht dui
delijk onderscheiden. 'Het vertrek zag er
wanordelijk ,uit. Op: den grond, bebloed,
linnen, verbandwatten, 'kammen met anti
septische vloeistoffen. Op tafel, instrumen
ten, .flessehen, zwachtels, alles dooreen, afs
in baast 'neergezet. Bij 't bed' stonden de
dokter en een verpleegster. Teddy's moe-
yder boog er zich over heen,
„Toe, Toetie", hoorde ze plotseling kreu
nen.
„Teddy, arme Teddy", antwoordde ze,
terwijl ze haastig op 't bied toesnelde, en
zich over den zieke boog. Er trilde zóó
veel teeder medelijden in haar stem, dat
de aanwezenden ontroerd opkeken. Bijna
als een bovenaardsche verschijning stond ze
vóór 'hen, in 't 'wazig-witte kleed, met de
j schitterende, reine kinderoogen. De doods-
angst e n 't medelijden, die dat teere gelaat
weerspiegelde, .'trof hen geweldig.
Op den klank van haar stem, ging er
een siddering door den zieke, en sloeg
hij de oogen op.
„Toetie 1"
Hij trachtte de hand naar baar uit te ste
ken, 'maar de krachten ontbraken, hij kon
ze slechts even oplichten. Teeder nam ze die
tussChen 'de hare, en knielde naast het bed
neder
„Hier ben ik, Teddy. Is 't nu goed?*'
Een flauwe glimlach was zijn antwoord,
zadht drukte bij haar hand,
delingen. Ik zal tie wanden vain dit ver
trek niet ontwijden 'met eene opsomming
der haast ongelooflijke dingen die één deel
.van U h eeft 'uitgedacht en tooneelmatig ge
schikt, een ander deel' onder zijne verant
woordelijkheid heeft geduld, tataar niet mag
ik nalaten U 'hier nog eens opmerkzaam
te maken op den vollen omvang der recht
matige ergernis door uw bedrijf gewekt.
Dat sommige studenten onder elkander er
behagen in vinden door hun gesprekken
zich een atmosfeer van ontuchtige gedach
ten en gevoelens 'te scheppen rraoge, om hun
nentwille, hun ernstigen vrienden leed doen,
die dingen alleen geven den Rector geen
bevoegdheid, op te treden krachtens zijn
wettelijk gezag. Zij vergrijpen dus hande
lend zich aan hun eigen ziel, maar eene
ontoelaatbare gemeenheid is het volgens
alle weidenkenden, wanneer Zij jonge man
nen, van uw 'l'eeftjjd, met opzet in zoo'n
atmosfeer binnen brengen, aankomende jon
gens, die vier tot vijf jaren minder tellen.
Dan toch vergrijpen zij-zich aan de ziel
der jongeren, het schaamtegevoel' diep kwet
send, waar het sterk, het verstikkend waar
'bet zwak mocht zijn. Die gemeenheid, mij
ne heeren, 'hebt gij gedaan en dit nog
wel onder verzwarende omstandigheden. Gij
waart niet het eerste het beste groepje dat
toevallig zich tegenover een pjaar aank'o-
mefingen vergat, gij waart eensdeels bet
Collegium Supremun zich .gereedmakend tot
de eerste officieele ontmoeting met uw aan
staande kameraden; gij waart anderdeels
vijf geziene studenten door het Collegium
uitgelezen tot de t aak, de opluistering dier
samenkomst voor te bereiden- En boe is die
opluistering geschied?
Een „libretto" is in druk verschenen,
waar een hoogste maat van vuil is samenge
perst binnen het kléinste bestek. De ver-
to'oning der uitvoering van dit l'ibtettoi op
te voeren, veronderstelde bij de vertooners,
deels dat zij zouden optreden uitgedacht
op een wijze of deelnemend aan een han
deling, of zingend eenMied, waartegen ieder
gezond jongelings'hart in opstand moest
komen, deels dar zij argeloos langs hun
gastheeren heenwandel'den in een omteeren-
de rol', die 'hen zelve onbekend, den le
zer v.h. tekstboekje stof bood tot misselijk
vermaak. Deze valsdhe achterbaksheid te
genover aanstaande commilitiones is haast
En nu de gastheeren het collegium!
nog verachtelijker dan de rest.
Uit eigen groenenervaring weet gij met
welke gevoelens de novitius tegen u om
hoog- zieit, hoe dubbel oplettend gij dus
moeit zijn op uwe gedragingen jegens hen.
Gij 'hebt den inhoud van dit libretto' groofen
deels 3 dagen tevoren gekend. Hadt gij
maar, toen het nog tijd was, u daarte
gen verzet al ware (het slechtsik ga
op dit teedere punt niet verder in uit een
elementair gevoel van int er-universitaire wel-
Sraeekend keek ze den dokter aan.
„Ik zal zijn hoofd wat opbeuren, freule,
tracht u hem een slokje uit dit glas in te
gieten, dat zal hem goed doen", beant
woordde deze dien blik..
Toen hij Teddy een weinig oprichtte,
kreunde deze als in hevige pijn. Ofschoon
Toetie 't 'hart bijna brak van medelijden,
bedwong zij zich heldhaftig, en bracht 't
glas aain zijn lippen.
„Dit zal je verkwikken. Ted. Probeer
eens te drinken."
Met groote inspanning opende hij den
mond, 'en goot ze lliem wat voioht in.
Behoedzaam liet de dokter hem weer in
de kussens terugzinken. Eenige oogenblik
ken lag Ni roerloos, toen was 't of er
meer kleur op zijn gelaat kwam, en hij
sfoeeg de oogen weder naar Toetie op.
„Blijf jie nu bij" me?" vroeg hij zadht.
„Ja, Ted, afe je goed doet."
„O, 200 goed, tiauk jie". Weer was bet
even stil, toen zei hij met duidelijke stem;
„Toetie, alles is voorbij, tataar ik kon
niet sterven vóór ik je nog eens bad ge
zien. Ik heb je zoo gemist. In mijn (wanhoop;
gaf ik me aan 'allerlei verkeerds over, maar,
o Toetie, denk toch' niet, dat ik slecht
was. Ik deed 't torn te vergeten. Ik was zoo
diep rampzalig."
Uitgeput, zweeg hij. Zacht streek Toetie
hem over voorhoofd en haar. Zij weende.
Zij was dus feitelijk de aanleiding ge
weest van deze 'ellende, 'en nog dringender
en vuriger stegen haar gebeden tot voor
Gods troon,
gevoeglijkheid.
Maar gij hebt het walgelijk spel om-
rigd door uwe gasten laten doorgaan
en niemand uwer heeft een woord van pro
test laten hooren. Een paar dagen daarna,
na de inwijding der nieuwe corpsleden,
hebt gij, mijnheer de praesis-ooilegii, on-
der den versdhen indruk van het gebeur-
de, zonder blikken of blozen, nog eens weer
de zotteklap h erhaald aangaande de waarde
der ontgroening ais voedingsmiddel en
de ouderen gedenkt voor hetgeen zij in
dien zin aan de jongeren hadden verricht.
En als gij eindelijk, gij allen, ontwaakt et tot
bezinning en tot een begin althans van
schuldgevoel, wat hebt gij, M. H„ toen ge-
gedaan? Hebt gij, dichters van het „libret
to" toen getoond diep te beseffen welk een
smet uw daad toen o.p de banier van uw
corp'S heeft geworpen? En gij leden van
het Collegium, hebt gij gemeend den op
komenden storm te kunnen bezweren met
eene ,corpsverga'dering", die na een „pec-
cavi" uwerzijds, u absolutie gaf? Achittet
gij de zaak afgedaan, mits zij werd geheim
gehouden?
Inderdaad, mijne heeren, zoo het u er
om te doen was geweest, om altijd zonder u
te bezoedelen aan schandalen van wer
kelijke ontucht de eer der universiteit ernstig
te krenken. Gij kondet geen doeltreffender
weg hebben gekozen dan heel dit weerzin
wekkend en lichtschuw bedrijf. Zoo is dan
door uw aller schuld aan den goeden naam
onzer Hoogesdhool i n wijden oimtrek schade
berokkend. Ik weet, gij pleit één verzach
tende omstandigheid. Gij hebt tot onze
smartelijke verbazing ons onthuld hoe
soortgelijke opluistering uwer Coljegiums-
recepties reeds sinds jaren niet ongewoon
is geweest.
Al' voegdet gij er aan toe, dat de kroon
toch ditmaal is gespannen door uw werk.
Dat echter anderen, zeer velen zelfs per
soonlijk voor den rector onbereikbaar, u
zijn voorgegaan op dit paid, verlicht uw
aansprakelijkheid, maair ontheft u van haar
niet.
Door dit woord, door mij als rector-mag-
nifious gesproken, zal het misschien niet
blijven. Wat de senaat, ook niet met het
oog op die ouderen zal' doen, is althains|
nog onbeslist. Ik 'heb vernomen, dat de
leden van het Collegium, hebben bestolen
af te treden. Niemand kan zeggen welken in
vloed dit op de besluiten van den senaat
zal hebben. Slechts zou ik aan mijn plicht
en aan de inspraak van mijn hart on
trouw worden, zoo ik u alleen met een be
risping van hier 'liet gaan.
Voor alle misdrijf is vergeven.! Slechts
wordt zij niet verdiend door woonden van
berouw. Wat u kan redden, maar dan ook
(ik vertrouw het) redden zal', het is een
ommekeer der gezindheid die zich in dia-
den uit. Hiertoe staat nog een leven vooir
„Je hebit er spijt van, niet waar, Ted?"
Hij knikte mat.
„Ja! maar ik 'kon niet anders. Ik was
zoo ongelukkig. Zonder jou kon ik niet le
ven."
Toetie stond duizend folteringen uit. Zij
zag zijn krachten 'verminderen.
„O, Gcd, red zijn ziel," smeekte ze,
zander ophouden.
jjWie worden later voor goed veree-
nigd, Teddy", klonk 't plotseling, zeldzaam
duidelijk en helder, van haar lippen.
Hij schudde ontkennend.
„Neen, Toetie, 't is met me gedaan,
ik word niet beter."
„Zóó bedoel i k 't niet. We vinden elkaar
bij God, in 'den hemel terug, waar geen
scheiding mogelijk is."
't Was of er een lichtstraal over zijn
galaat vloog, toen 'kreunde hij weer hevig
en lag onbeweeglijk stil.
„Toetie", zei 'hiij na eenige oogenhlikken,.
„Ja, Ted."
„Geloof je dat wezenlijk, dat we in den
hemel voor altijd vereenigd worden?"
Een teedere blïoa over toog haar gelaat,
■en haar stem trilde van diepe ontroering,
•toen ze antwoordde:
„Zeker, Teddy, jnits 'jij je met God ver
zoent, en dat wil j.e immers wel. Je hebt er
spijt van, dat je Hem beleedigde, leed
deedt, niet waar? 'Hij is zoo goed en barm
hartig, als je 'Hem maar zegt, dat 't je leed
doet, zal Hij 'je vergeven."
Een zacht gekreun was zijn einig antwoord
„Toe, dokter, laait hem, nog eens drinken,
u allen open, terwijl ik u de gelegenheid
geef heen te gaan, roep ik u toe: Jonge
mannen, herziet U ielfM
De Fraasch-Buitsche overeenkomst in
den Dultscben Rijksdag
a
In den rijksdag werd Donderdag be
raadslaagd, over de Fransch-Diuitsche over
eenkomst, betreffende Marokko en Midden-
Afrika, De vergaderzaal en de tribunes wa
ren zeer goed bezet. In de hofloge bemerkte
men Prins August Wilhelm.
De rijkskanselier nam het eerst het woord
Uitvoerig ging hij na de geschiedenis van
het tot standkomen der overeenkomst. Be
handelde daarna de zending van het oor-
ïogischip naar Agadir. „Dit had ten doel
het leven e n de eigendommen, van de
Dultschers te beschermen en tegelijk wil
den wij daarmee toonen, dat wij het recht
«n den wil! hebben onze onderdanen in
Marokko zelfstandig te beschermen."
Daarna sprak de rijkskanselier in bij
zonderheden over de onderhandelingen en
over de verschillende bepalingen der Ma-
rokko-O'vereenkomst. „Ik geloof dat", zoo
zeide hij, „onze onderdanen, die geïnteres
seerd zijn bij MaroikkQi met de overeen
komst tevreden kunnen zijn,"
De rijkskanselier eindigde:
„Het 'feit, dat wij met Frankrijk over
zoo'n gewichtige aangelegenheid tot een
vriendschappelijke oplossing zijn gekomen;
moet zeer hoog worden geschat. Op den
grondslag van dit verdrag zou mien in de
toekomst een betere verstandhouding' tot
Frankrijk kunnen verkrijgen. Het brengt
cdhter ook opheldering in onze verhou
ding tot Engeland. En ons aanzien als
groote mogendheid, dat niet kan dulden
dat het verdrag doof ons mede ondertee.
ikend. zonder onze toestemming veranderd
gelden. Het is de zaak van den rijks-
werd, heeft zidh met goed succes, doen
dag het voor en tegen te overwegen van
de politiek, die tot dit verdrag heeft ge
leid. Wij verwachten geen lof, maar vree
zen ook geen berisping.
Na den rijkskanselier sprak het eerst
namens het Centrum
fch. v. Hertting. Deze verklaarde: de terug
blik op onze Marokko-piolitek is niet verblij
dend. Sedert 1904 vult zij geen roemvol-blad
in het boek van Duitschland's geschiedenis
De onderhandelingen met Frankrijk; zijn
door het volk niet stijgend mishagen ge
volgd en dat mishagen ging in hevigen
toorn over, toien die ministerrede van de
overzijde van h et Kanaal vernomen werd.
Vandaag is Marokko een van Frankrijk
afhankelijke staat. De handhaving van den
vrede is t e duur gekocht, wanneer dat ail-
Zóó mag hij niet sterven," smeekte Toetie
met doodsangst in haar stem.
De arts trok meewarig de schouders op.
„We kunnen 't probeeren, doch ik vrees,
dat 's slikken niet meer gaat",.
Tegen zijn verwaahtingen in, lukte hun
pioging, en kwam Teddy weer walt bij. Hij
'trachtte zich op te richten, maar kon 't niet,
Teeder steunde Toetie zijn hoofd tegen
haar borst.
„Toetie, ik ken God zóó weinig. Ik heb
Ffern zoo zwaar beleedigd. Hij zal me niet
vergeven."
„Foei, Ted, twijfel hooit aan Gods barm
hartigheid. Zeg me inet je hart na, indien je
lippen 't niet meer kunnen: O, God, het
is me leed, luit den grond mijns harten^
U te hebben beleedigd en vergramd. Ver
geef me, en wees mij, armen zondaar, ge
nadig,"
Ze zag, hoe zijn oogen zich met tranen
vulden en zijn lippen bewogen. Na eeni
ge oogenblikken fluisterde hij
„O, kon ik alles goedmaken!" en zoe
kend dwaalde zijn blik (door de kamer.
Toetie begreep h em„ Zij wenkte zijn ou
ders, die dicht bij het bed stonden, na
derbij te komen.
„Mama, papa, vergeving", verzuahtte hij
Hevig ontroerd, boog zijn moeder ziahl
over hem heen, en kuste hem zacht op
't voorhoofd.
„Alles is vergeven, lieveling", snikte zij.
(Wordt vervolgd)^
ik 1
:.C?'I'--
|j