Lg
leieren
Koster,
R. Kath. Nieuws- en Advertentieblad
tttiaat.
SC« WARENHUIS.
en Achterstraat.
voor Noord-Holland.
No. 32
Zaterdag 13 April 1912.
6de Jaargang
betreft,
ins.
FEUILLETON?
nv@rko@p
fMBORG Co.
i Haarlem
r.
eerde
Gummihakken.
Weken van Angst.
Hoek PAYGLOP.
ALKMAAR
Lerk,
eil Linoleums,
Gordijnen en
3.80.
aer paar 16 ot.
is 25 ,i
Verschijnt DINSDAG, DONDERDAG en ZATERDAG.
Lozing van Pater Bor-
romaeus de Groeve.
oederen van
o.
GEN,
SIJZEN.
arktnoteorirg te PUR-
wesk:
reenigde Eierhaudelaara.
6UMML
rertr©ffoa,ar.
dan dé tweede.
■als boven gezegd, de stof
- het Iocmi, kan hier toch
at t e machinale regel wor
ld et kan voorkomen, dat
ajsiuk bijzonder bewerkt wü
lanig geval komt den werk-
ïr loon toe. Wij hebben
remeenen regef ingevoerd,
n aoch' nooit onder stan-
gehonoreerd worden. Het
loon geschiedt bij ons min
eurs, maar altijd volgens
rkoap- of confectionneeraï-
afwijking 'door het hoofd
chefs. Veet is er geschre-
wis industrie in ons vak en
ontkennen, dat er ook veel
zijn moest. Toch is een
el .gevaarlijk. De meesteit
;ers hangen sterk aan tie
waarover zij thuifa naar be-
besehikken en het kader
:t anders dan tevreden zij"
m, osndat ze geregeld en
d werk hebben. Verdedigen
.unsimdusirie niet, doch toe-
iiie er ter propageering voor
-orden bijgehaald, zijn ons
ven loonen en bijzonder-
►ornamelijk op ons hoofd -
iam, maar worden ook op
met enkele wijzigingen n>
aangetroffen.
ONS
ABONNEMENTSPRIJS
75 «t, per 3 maanden fratioo hiAs; 105 ofe met geïllustreerd
Zondagsblad. Te bctiltti b het begin van ieder kwartel.
Afzonderlijk* nummer» van de courant Q
Van het Zondagsblad
3 cent,
5 cent.
Uitgave van de Naaml. Vennootschap „ONS BLAD".
BUREAU; Breedstraat 12, tegenover de R. K. Kerk, te Alkmaar,
Telefoon No. 433.
ADVERTENTIEN;
Van 1—5 r egels30 sod,
Elke regel meer E B j
Reclames per regelÏS
Kleine advertenties van 1—30 woorden, Bij vooruitbet, 29 j
(GddeeftelijS geplaatst nft de stadseditie
van ons vorig nummer.)
Woensdagavond werd de laatste lezing v.
dit seizoen gehouden in den Kath, Kring,
Het spreekwoord „lest best" was ditmaal
van toepassing, een talentvolle spreker toch
al» de ZeerEerw, Pater Barromaêus de
Qreeve met een onderwerp' als het onderha
vige: „De Schoonheid van ons Heilig Ge
loof", waarin de moderator geheel opgaat,
rijr. „het neusje van den zalm". Heerlijke,
genotvolle avonden bereidde de K. K. zijn
leden gedurende het seizoen 1011-12 maar
Woensdagavond overtrof alle vorige.
Doch laten wij kort zijnonze woorden
nachten den heerlijken indruk der lezing
verzwakken^
De Katholieke Kring, aldus- ving de
ZEerw, Pater de Greeve zijne lezing aan,
heeft ten doel het Kath-, denken, het Kath
voelen te ontwikkelen. Het gekozen ander-
werp ligt dus rechtstreeks in het doel der
vereen De schoonheid van cms Heilig Ge
loof 1 e-idt tot liefde, "de liefde, die de
Stuwkracht és van ons geestesleven, En
dan stelt spr; voorop d« reinheid en
Schoonheid van onzen eeretfienst, door
(Jat stukje van ons H, Geloof reeds te
I briiehten, wonden we beter Katholiek,
Een menschenzsel is van nature godsdien
stig, zelfs christelijk. Vele mienschen, dfe
siet heeten te geiooven, zijn toch' niet te
vreden met htet puur materialisme; zij bé
dden in zich een ingeboren godsdienstig
gevoet.
Dat gevoej zoeken zij te bevredigen ju de
kunsttempels, in de werken van Beethoven,
Strauss a.d.
Zij zoeken godsdienst in de schoonheid,
wij echter vinden de schoonheid ïrt den
De dienst der schoonheid en kunst von-
I den ook wij vroeger sterk geprononceerd,
k Missen van Vüotta; 't Gevolg daarvan
I was, dat cfe Kath,, die de uitvoa-ilng hoor
den, niet zeiden „Wat is God toch schbotn"
j maar uitriepen „Wat zingt die koorzanger
toch schoon!" Gelukkig dit is veranderd:
i met gfranietblokken is thans deze wieg afge
haald tfoor het Motu Rroprlo des Pausen!
I Spr. wijst er op hoe men in „de sajcms"
van de huizen der rijken Madonna's aan-
heft, waaraan niets heiligs is dan aleen het
J onderschrift. i
Ontwikkelde Kath. lezen avonden lang
j verzen, dwepen met romanschrijvers en
doen zoo uren achtereen niets dan mijmeren
léver het schorste, dat ze daarin vinden ze
I vilden de weemoedige stemming, waarin
Ize dan geraken „heerlijk" Doth dat alles
lis zonder licht en zonder kracht! Spr. be-
jammert het, dat Kath1. daaraan meedoen;
Kath. hebben meer: zij bezitten de schoon-
l*o)
Door M. KRAMER.
We volgen, Kees,
Na eemjge minuten és hij op boerderij
|Daar Jigt nog de doode hond. Arme Bello!
Op het erf ziet Kees zijn baas niet. Hij
treedt het huis binnen, maar zoekt ook hier
"trgeefs, Kees ts vreemd te moede, 't Is
stil in de groote boerderij, en de
verwarring, die er heerscht en de bengelen-
Ine doodsklok maken die vreemde stilte zoo
fe'rgstig. Dat is het huis niet meer, waar
dagen zoo glezettig waren. Een paar
Walen roept Kees aan Duiineveid, maaraitt-
"d krijgt hij niet en hij wordt haast
van rijn eigen gepiid. Ook de solda-
®n zijn er niet. Het groiote huis lijkt uit-
jeatorven, Hoe heeft het oorlogsgeweld de
ze vreedzame woroing geteisterd
i Waar is Durneveld? Dood misschien? Ge
sneuveld in de duinen? Arme vrouw dan,
l®nne kinderen!"
eens roept Kees,
Geen antwoord volgt. De knecht gaat op
■Ben zolder kijken. Misschien slaapt zijn
T'as, Eén bfik echter cp het bed van hooi
«^dekken overtuigt hem1 dat daar nie
ten l'igf. Mismoedig daalt Kees weer de
ddor af,
he'd van den godsdienst,
In die s choonheid wensciit spr, 'de aanwe
zigen dezen avond t e doen verheugen. Spr,
hoopt, dat allen zullen heengaan met het
hoofd omhoog, moed Sn de ziel, liefde in tfie
ziel voor de schoonheid van ons Heilig
Geloof. i
Als dit spr, dezen avond mag gelukken,
dan meent hij waarlijk een „goed" woord
tc hebben gesproken.
Na deze inleiding komt spr, tot de eigen
lijke behandeling van zijn onderwerp
De waarheid van ons H. G. straalt uit
naar alle zijden. Ziet hoe ons H> G. over
de Wereld wordt beledenGeeft het niet
aan duizenden licht, kradit en macht?
Onze zie} hijgt naar waarheid, het eigen
voorwerp der rede, De mensch wil ont
dekken, reeds van jongsaf aan. Ziet het
kind op moeders schoot, het bespeurt iets
nieuws, betast het, brengt het aan don mond
aan het oor en vraagt: Wat is dat? Heel
het leven door zoekt het naar .waarheid;,
De stervende Goethe vraagt plicht meer
licht!" i
De waarheid is den rnensch een behoefte
En toch, vraagt spr,, wat is er nai zooveel
duizenden van jaren?
We hebben de eerste bladzijden der na
tuur pas gelezen, over het wezen en de
oorzaak kennen we nog maar Weinig, En
dit betreft alleen maar het natuurlijke, nog
niet eens het bovennatuurlijke.
Daarna behandelt spjr, de twee gro-ote
levensvragen: Wat zijn wij zelf? en Wat
zegt gij van den Christus.
WAT ZIJN WIJ ZELF?
Hoeveel vragen laten zich hierop vogen?
Waarheen? Waarvan? Wanneer?
Waarom?
Waarom moet ik op strata Iggen en hij
op dons? Waarom is hij genoodzaakt op
het ziekbed te blijven liggen en speelt
een ander met de lenteblos op' zijn wan
gen?
Waarom hij verf droefheid en een an
der met de lente in zijn ziel? Waarom?
Ook het 4,Waarheen" is een vraag van
het hoogste belang In ons zielsleven? En
toch hoeweinigen ridhten tot zich zelf die
vraag!
Wat zoudt ge zeggen van iemand, die in
den trein gezeten, niet wist waarheen hij
ging langs die ijzeren lijnen? Ge zoudt
zeggen: zoo iemand is krankzinnig!!
ja, waarachtig, roept spr, uiit, als ik niet
wist, waarheen ik ging langs dit teven, was
ik krankzinnig!
Ziet die zieke vrouw, in eenzaamheid ligt
zij daar op het ziekbed uitgestrekt, zij ver
geet haar jeugd, zij vraagt rich af: Waar
heen? i
Die oude grijze vader vraagt zich af:
A.j ik de oogen didht doe, waarheen?!
Ons Geloof geeft het antwoord en uit
dat antwoord straalt schoonheid voor wat
wij nu zijn.
Kees verlaat de boerderij. Zijn baas zal
uitgetrokken zijn, denkt hij, naar duinen
om de dooden te helpen begraven. Mis
schien zoekt hij daar naar zijn knecht).
Ook kan hij haar Beverwijk getrokken zijn,
naar vrouw en kinderen. Daar komt een
der sofdaten naar de boerderij terug. Kees
klampt hem aan en vraagt naar zijn baas.
„Van mijn part figt hij onder het
zand; moet ik op hem passen?" Met die
afsnauwing kan Kees heengaan.
Aanstonds is hij weer opi Iden weg, waar
langs zijn vader zal huiswaarts keeren. Het
duurt niet lang, of hij kcwnt terug, maar
zoo mogelijk nog treuriger gestemd dan
straks,
„Jongen, nu moet Neeitje vandaag al
begraven worden. En niet op het kerkhof.
De schout zegt, dat de oorlog nog niet
uit is, maar dat het 'vechten e(k ©ogenblik
weer beginnen kan. Aan een gewone begra
fenis kan nu niet gedacht worden." Treu
rige mededeeiimgen, die ook Kees geweldig
aangrijpen, Zoo'n grievende gedachte is het,
de dierbare doode zonder kist in het iduin
te moeten begraven, zooafe de doode sol
daten op het slagveld.
Zwijgend weer wordt een gedeelte van
den weg afgelegd. Dan deelt Kees mede,
dat hij zijn baas niet gevonden heeft, .De
ongelukkige vader hoort het niet, voit als
hij is van de schrille gedachte zelf zijn kind
te moeten begraven. Maar bij Kees wordt
de ongerustheid' grooter over het lot van
zijn baas, Hij rekent zich verplicht te on-
Spr, beeldt in heerlijke bewoordingen uit'
dep rnensch in al zijn schoonheid: een
onschuldig, Kef kind, Wfd hebt ge nu?
Een allerliefst kind. Maar zet het nu in de
afstraling van ons H, Geloof, Hoe heer
lijk is dat kind. dan
Een treffend tafreej rijst in onze gedach
te op, als Z.B, verhaalt van, een materialist,
die een arend, gevangen hebbende, het dier
bewondert In de kracht zijner klauwen, de
scherpte van zijn bik, enz, als „de triomph
car. het stof"? Als die materialist huis
waarts is gekeerd, vindt hij daar zijn kind
a«u de voeten zijns moeders biddende„On
ze Vader, die in den hemel zjjt". Dat beeld
treft hem; 't Ss de schoonheid des Geloofs
njn kind is dus van God en voor God£
Vervolgens behandelt spr. de vraag: WAT
ZEGT. GE VAN DEN CHRISTUS?
Duidelijk doet spr, daarbij uitkomen, dat
erts een groep mensohen, die den Christus
hnldigt, een die hem niet kentf Er is dus
volgens spr, wel "degelijk eene antithese,
Arius loochent de Goddelijke leer. Nesto
ri us ontkent de Goddelijke natuur in Chris
tus, Sergius ontkent de vrijheid van wil,
zoo hebben verschil], dwaadeeren elkander
opgevolgd, Wat was er van den Chris
tus overgebleven, als de Kath'. Kerk Zijne
leer niet had bewaard?
Het ongeloof en het moderne heidendom
ziet in den Christus; de een teen wijs
geer, een tweede een staatkundige, een der
de een mythe, het nieuwste is een idylli
sch en dweper, een held;
Daarna wijst spreker op de versdhtltende
dichters van onzen tijd als: Bernard Kan-
ter, Jacques Perk, He [ene LapidothSwarih
e.a. die allen in hunne gedichten tastepini
het duister, vaak de wanhoop; ten prooi,
maar niet vinden, wat zij zoeken.
En wat is er verder een ongeloof! Het
Materialisme het Panteisme, het Scepteis-
me: dan heeten wij af te stammen van een
bloem, dan van een diar, van «en aap,
dan weer zijn vrij stukken van God (Pan-
teisme), dan blijft het bij het Ignorisme;
Wij weten het niet!
Men houdt zich. bezig roet het Spiritis
me als weleer de oude Egyptenareit
met orakelspreuken, met theosophie en
waagt antwoord na kloppen op een tafel.
Niet den persoon maar de schaduw zoekt
men.
Men belijdt een eeredienst van het „ik",
de stem der hartstochten is bet gebed.
Maar die gevoe[sgodsdreust voldoet niet,
't Gaat hun, als weleer den schippers die
de sterren aan den hemel tot hun gids ko
zen, maar als het donker werd en de ster
ren waren onzichtbaar raakten zij den koers
kwijt,
Wij bezitten evenwel een kompas in .ons
H. Geloof, dat kompas wijst altijd: naar
het noorden, wij weten waar Wij rijn;
wij kennen den Christus en op .een hoog
tijd knielen wjj neer en roepen uit Rabbi
derzoeken waar Duiineveid is, om hem bij
te staan, zoo hij hulp noodig heeft. En na
nog eenige minuten te zijn voortgegaan,
houdt Kees plotseling haft.
„VadeF', zegt hij, „ik moet terug. Ik
heb een gevoel, of het mijn baas miet goed
is. Hij was niet op de boerderij, lik moet
hem zoeken, wie weet, hoe hij me nocdig
heeft,"
Vader moet wel erkennen, dat het Kees
zijn plicht is terug te keeren, hoewel hij
zoo graag hem thuis had gehouden.
„Ga, jongen, maar kom toch in elk geval
terug, als van middag.Vader kan van
aandoening niet verder spreken. Peinzend
gaat hij alleen nu huiswaarts. Hoe zal hij
vrouw en kinderen voorbereiden op de
treurige gebeurtenis, die dezen dag nog
moet plaats hebben?
Kees, de trouwe knecht, begeeft zich
naar de duinen, waar het begraven der
slachtoffers nog fn vollen gang is. Reeds
veie graven rijn gevuld met dooden en weer
met zand gedekt. Een angstig vermoeden;
maakt zich van den jongen meester. Als
zijn baas daar ook eens een rustplaats ihad
gevonden! Hij vraagt hier en daar aan
mannen uit Castricum, of ook Duineveld
misschien gevonden is. Maar niemand heeft
zijn lijk op het doodenveld aangetroffen.
Nog een lange poos Zoekt Kees in de klei
ne boschjes tusschen de heuvefs, wiaar vele
dooden liggen, maar nergens vindt hij zijn
baas. Maar hij Zal dan hier niet zijn. En
Kees voelt rijn hoop groei#», dat Duineveld
„Goede Meester", Het licht van het ware
strekt als een streep langs het duister. Als
wij dan door ons Geloof weten imiet ze
kerheid waarheen, dan moeten wij ook met
zekerheid daarnaar leven. Theorie en prac-
tijk moeten bier met eikander samengaan;
dat is de apologie van de daad;
Geen vrijgedenk maai" ook geen vrijgedoe
Ons Geloof mogen wij niet „pasklaar"
maken voor den modernen mensch; als wij
de netten 'Uittrekken om; meer te .vangen,
dan worden de mazen grooter en. vallen
er .meer uit! i
Neen ons onverzwakt Kath. geloof moe
ten wij toonen door ons voorbeeld;
Daarmee dienen vrij den modernen mensch
te trekken, een voorbeeld, dat wij vast
moeten leggen langs de lijnen der Evan
gelische wet.
Ons Hi Geloof moet ons schenken Je ra cht
tot handelen, .vruchtbaarheid tot
groote dadein.
Ons H. Geloof bezit instellingen, waar
in eene beoefening van deugden, die men
nergens vindt, Qroote daden rijn het be
wijs van Ons H, Oeloof.
Wat is een groote daad?
De publieke opinie zeide in de dagen
van Christus: Gezegend uw paleis; de jon
ge rabbi, Christus, leeraarde: gezegend de
armen; de publieke opinie zeide; gezegend
de Romeins che adelaar, de jonge man, die
Christus was, leerde: Zalig de barmhartigen;
de publieke opinie zeide: oog om oog tand
om tand, de jongeling leeraarde: bid voor
degenen, die u vervolgen-.
Het antwoord op evengenoemldie vraag,
hangt af van de levensopvatting: Christus
was de groote Reformator der wereld. Hij
nam de oude wereld zette ze om in zelf
verloochening en liet ze draaien tusschen
de polen van liefde en versterving, i
Alten rijn het er echter over eens, dat
voor een groote daad wordt veresebt ener
gie en moed.
De wetenschap zonder God leert zich
verheffen, de wetenschap des kruises rich
b.tigen; de wetenschap zonder God leert ge
nieten, de wetenschap des kruiises waarach
tig lijden. De wetenschap zonder God zendt
haar gezanten uit naar den vreemde om
goud te vinden, maar arbeiden er niet hon-
deraen Kath. in vreemde verre landen om
geen andere roemi te oogsten dan de roem
des'kruiises! De ongefoovige wereld wil wel
haar volgelingen uitzenden naar weldadig-
heidbazars, het geloof doet ze knieten aan
de voeten van arme zieken. Het ongeloof
zendt een coquet meisje om voor goud
liefdediensten te bewijzen, maar vermag met
geen hand vol goud de pestoorden op te
zoeken, 'k Zou er ook voor danken cm mij
er aan te wagen! roept spr, uit, als ik geen
ander doel had
Maar ziet: één telegram en 18 liefde
zusters zijn terstond bereid de pestlijders te
verplegen,
nog leeft. Maar waar kan hij dan toch
wezen?
De knecht begeeft zich weer naar de
boerderij. Onderweg vraagt hjj aan ieder
een, die rijn baas kent of ze hem ook ge
zien hebben. Daar weet een den zoeken
den knecht te vertellen, dat Duineveld giste
ren avond dezen weg is langs gegaan, ze
ker naar zijn huis. 1
Dat stelt Kees eenjigszins gerust en vol
hoop treedt hij aanstonds de boerderij
weer binnen, Maar overa! waar hij ook
zoekt, in den stal, in de woonkamer, in de
dorsch, in het voorhuis, in den kelder, ner
gens, nergens vindt de trouwe jongen zijn
baas,
Nog eens besluit hij naar boven te gaan,
Misschien dat Duineveld thans van groote
vermoeidheid zijn bed heeft opgezocht. En
ten tweeden male overtuigt één blik hém,
dat niemand op den zolder slaapt
Teleurstellende ontdekking! Maar waar
mag Duineveld dan todh; zijn, „Baas,
baas,Duineveld", roept Kees en wendt
den blik hoog naar het hoc*k Zou hij er
misschien op geklommen zijn om zich te
verbergen, denkt de knecht
Maar eenig gestommel in een hoek om-
der het schuine dak doet Kees omkijken,
„Baas, ben je daar?" En de knecht
loopt op den donkeren hoek toe, waar hij
het gestommel gehoord heeft.
„Kees,... Kees..,,." hoort hij Zadht zeg
gen op een toon van teedere verrassing.....
,Kee»Kees!" klinkt het luider ffl«t
Dat is de kracht des geloofs, wsa-
nee rvimd ik kracht ze te malen!
Wie kan het best de levenssmart dra
gen?
Bij finantieeie rampen predikt de we
reld „niets aan te doen" het geloof zegt:
dat (is de Voorzienigheid. Het ongeloof
brengt bloemen aan de zieken, het geloof
de rozenkrans, de 1ste verwelken, de
blijft. De wereld, spuit den zieke morphine
4n om onbewust te worden^ het geloof wekt
hem op door de aanbiddelijke Eucharistie
Maar er is één ding waar inu toch de
wereld totaal niets aan kan doen! ;t Is
de gefolterde, vertrapte liefde. Daar te
genover staat ze machteloos, daarvoor heeft
ze geen poeders, geen zalfjesEen revol
ver slechts 1
Maar ons H; Geloof gu'.et balsem in Öe
wonde, een bfik naar het kruisbeeld en d«
smart wordt geleden.
O, poezie des geloofs, wat strooit ge een
bloemen door het leven!
Dit alles is in het klein de kracht dea
geloofs, maar zij is ook in het groot te eon-
6tateeren Zonder de Kruistochten zon de
wereld eene ontzettende harem geworden
rijn, het algemeen christelijk levensgeval
kwam in de Kruistochten het meest tot
uÈtingi
Daarna ging spr, de middeleeuwen na; en
wees hij op de onafzienbare rij van het»
liigen door haar voortgebracht, toen nog
zetelden heiligen qp den troon als een H;
Lodewijk, een H. Elisabeth e.a,
Spr. noemt nog de gijden, de godshuizen,
de herbergen voor vreemdelingen, de vete
liefdegestichten, thans aan protestanten be
hoor end e.
Spr. wijst op de gtroofe boetedoening
in Idien tijd; topwijf men nu denkt, dat
een rozenkrans bidden voor penitentie, groot
genoeg is voor iemand die ^jn vader ver»
moord heeft.
Kath, leeft in uw H, Geiooif!
Zeker: een athleet ta onze dagen .brengt
men ovaties, niet hem, die eerlijk door het
leven gaat. Met een held van het voetbal
veld heeft de wereld meer op dan met een
huismoeder die lijdt, maar dat doet er
niet toe.
Geen margarine-kafholtosme waar dentg-
gegraad is uitgenonrenGeen komedie!
Er wordt zoovaak komedie gespeeld: de
damie, die op ziekenbezoek gaat en met haar
parasol op de deiur tiiikt, vandaar vraagt
hoe het met de zieke gaat en dan den
volgenden dag haar dienstbode een bordje
soep laat brengen,
Franciscus van Assisië vinden we afge
beeld staan met een duif op rijn schouders,
een lam aan zijn zijde, haj1, nadert een.
bloem; kust die en jroepf uit: „God; ik'
dank U vo>or Uwe schoonheid". Hoe beesr-
Iijk beeld!
Doch de wereld plukt, vlecht, ruikt maar
denkt niet aan een God.
de blijde ontroering van een kind, dat
in nood verkeert en plotseling rijn vader
ter redding riet opdagen;
't Is Duiiinevefd.
Daar komt hij uiit den donkeren hoek te
voorschijn en treedt waggelend1 op Kees
toe, knelt hem de handen en met angst
op het gelaat smeekt hij hem: „Kees,blijf
toch bij m;e!" Vol vrees kijkt hij in het
rond, of geen vijanden op hem toevlfe-
gen.
I Kees kijkt zijn baas kafm) aan en zegt:
„Maar er geen gevaar riteer, de oorlog
zal wel uit wezen, denk ik, De dOodetï
worden begraven, de vijanden zijn gevlucht.
We hebben het gisteren gewonnen, flink
ook. Ga maar gerust mee naar beneden.
{>an zullen we voedsel zoeken; daar zal
je van opknappen." Maar Duineveld is nog
erg én de war en vaster nog klemt hij
Keep vast: „Blijf hier toch hij me, ze zullen
oria dood maken!"
Kees weet niet wat te beginnen, rijn baas
stelt zieh aan als een krankzinnige. „Maar
de oorlog todh' uit, hoor je dan schie
ten? De soldaten gaan allemaal weg. Mor
gen kan je je vrouw halen uit Beverwijk en
Jantje en Maartje."
„Die zijn dood! Allemaal dood!"
brengt de ongelukkige jammerend1 uit.
„Niet waar! Je bent in de war; ge
droomd heb je, erg gedroomd
(Wordt vervolgd.)