Lg leieren Koster, R. Kath. Nieuws- en Advertentieblad tttiaat. SC« WARENHUIS. en Achterstraat. voor Noord-Holland. No. 32 Zaterdag 13 April 1912. 6de Jaargang betreft, ins. FEUILLETON? nv@rko@p fMBORG Co. i Haarlem r. eerde Gummihakken. Weken van Angst. Hoek PAYGLOP. ALKMAAR Lerk, eil Linoleums, Gordijnen en 3.80. aer paar 16 ot. is 25 ,i Verschijnt DINSDAG, DONDERDAG en ZATERDAG. Lozing van Pater Bor- romaeus de Groeve. oederen van o. GEN, SIJZEN. arktnoteorirg te PUR- wesk: reenigde Eierhaudelaara. 6UMML rertr©ffoa,ar. dan dé tweede. ■als boven gezegd, de stof - het Iocmi, kan hier toch at t e machinale regel wor ld et kan voorkomen, dat ajsiuk bijzonder bewerkt wü lanig geval komt den werk- ïr loon toe. Wij hebben remeenen regef ingevoerd, n aoch' nooit onder stan- gehonoreerd worden. Het loon geschiedt bij ons min eurs, maar altijd volgens rkoap- of confectionneeraï- afwijking 'door het hoofd chefs. Veet is er geschre- wis industrie in ons vak en ontkennen, dat er ook veel zijn moest. Toch is een el .gevaarlijk. De meesteit ;ers hangen sterk aan tie waarover zij thuifa naar be- besehikken en het kader :t anders dan tevreden zij" m, osndat ze geregeld en d werk hebben. Verdedigen .unsimdusirie niet, doch toe- iiie er ter propageering voor -orden bijgehaald, zijn ons ven loonen en bijzonder- ►ornamelijk op ons hoofd - iam, maar worden ook op met enkele wijzigingen n> aangetroffen. ONS ABONNEMENTSPRIJS 75 «t, per 3 maanden fratioo hiAs; 105 ofe met geïllustreerd Zondagsblad. Te bctiltti b het begin van ieder kwartel. Afzonderlijk* nummer» van de courant Q Van het Zondagsblad 3 cent, 5 cent. Uitgave van de Naaml. Vennootschap „ONS BLAD". BUREAU; Breedstraat 12, tegenover de R. K. Kerk, te Alkmaar, Telefoon No. 433. ADVERTENTIEN; Van 1—5 r egels30 sod, Elke regel meer E B j Reclames per regelÏS Kleine advertenties van 1—30 woorden, Bij vooruitbet, 29 j (GddeeftelijS geplaatst nft de stadseditie van ons vorig nummer.) Woensdagavond werd de laatste lezing v. dit seizoen gehouden in den Kath, Kring, Het spreekwoord „lest best" was ditmaal van toepassing, een talentvolle spreker toch al» de ZeerEerw, Pater Barromaêus de Qreeve met een onderwerp' als het onderha vige: „De Schoonheid van ons Heilig Ge loof", waarin de moderator geheel opgaat, rijr. „het neusje van den zalm". Heerlijke, genotvolle avonden bereidde de K. K. zijn leden gedurende het seizoen 1011-12 maar Woensdagavond overtrof alle vorige. Doch laten wij kort zijnonze woorden nachten den heerlijken indruk der lezing verzwakken^ De Katholieke Kring, aldus- ving de ZEerw, Pater de Greeve zijne lezing aan, heeft ten doel het Kath-, denken, het Kath voelen te ontwikkelen. Het gekozen ander- werp ligt dus rechtstreeks in het doel der vereen De schoonheid van cms Heilig Ge loof 1 e-idt tot liefde, "de liefde, die de Stuwkracht és van ons geestesleven, En dan stelt spr; voorop d« reinheid en Schoonheid van onzen eeretfienst, door (Jat stukje van ons H, Geloof reeds te I briiehten, wonden we beter Katholiek, Een menschenzsel is van nature godsdien stig, zelfs christelijk. Vele mienschen, dfe siet heeten te geiooven, zijn toch' niet te vreden met htet puur materialisme; zij bé dden in zich een ingeboren godsdienstig gevoet. Dat gevoej zoeken zij te bevredigen ju de kunsttempels, in de werken van Beethoven, Strauss a.d. Zij zoeken godsdienst in de schoonheid, wij echter vinden de schoonheid ïrt den De dienst der schoonheid en kunst von- I den ook wij vroeger sterk geprononceerd, k Missen van Vüotta; 't Gevolg daarvan I was, dat cfe Kath,, die de uitvoa-ilng hoor den, niet zeiden „Wat is God toch schbotn" j maar uitriepen „Wat zingt die koorzanger toch schoon!" Gelukkig dit is veranderd: i met gfranietblokken is thans deze wieg afge haald tfoor het Motu Rroprlo des Pausen! I Spr. wijst er op hoe men in „de sajcms" van de huizen der rijken Madonna's aan- heft, waaraan niets heiligs is dan aleen het J onderschrift. i Ontwikkelde Kath. lezen avonden lang j verzen, dwepen met romanschrijvers en doen zoo uren achtereen niets dan mijmeren léver het schorste, dat ze daarin vinden ze I vilden de weemoedige stemming, waarin Ize dan geraken „heerlijk" Doth dat alles lis zonder licht en zonder kracht! Spr. be- jammert het, dat Kath1. daaraan meedoen; Kath. hebben meer: zij bezitten de schoon- l*o) Door M. KRAMER. We volgen, Kees, Na eemjge minuten és hij op boerderij |Daar Jigt nog de doode hond. Arme Bello! Op het erf ziet Kees zijn baas niet. Hij treedt het huis binnen, maar zoekt ook hier "trgeefs, Kees ts vreemd te moede, 't Is stil in de groote boerderij, en de verwarring, die er heerscht en de bengelen- Ine doodsklok maken die vreemde stilte zoo fe'rgstig. Dat is het huis niet meer, waar dagen zoo glezettig waren. Een paar Walen roept Kees aan Duiineveid, maaraitt- "d krijgt hij niet en hij wordt haast van rijn eigen gepiid. Ook de solda- ®n zijn er niet. Het groiote huis lijkt uit- jeatorven, Hoe heeft het oorlogsgeweld de ze vreedzame woroing geteisterd i Waar is Durneveld? Dood misschien? Ge sneuveld in de duinen? Arme vrouw dan, l®nne kinderen!" eens roept Kees, Geen antwoord volgt. De knecht gaat op ■Ben zolder kijken. Misschien slaapt zijn T'as, Eén bfik echter cp het bed van hooi «^dekken overtuigt hem1 dat daar nie ten l'igf. Mismoedig daalt Kees weer de ddor af, he'd van den godsdienst, In die s choonheid wensciit spr, 'de aanwe zigen dezen avond t e doen verheugen. Spr, hoopt, dat allen zullen heengaan met het hoofd omhoog, moed Sn de ziel, liefde in tfie ziel voor de schoonheid van ons Heilig Geloof. i Als dit spr, dezen avond mag gelukken, dan meent hij waarlijk een „goed" woord tc hebben gesproken. Na deze inleiding komt spr, tot de eigen lijke behandeling van zijn onderwerp De waarheid van ons H. G. straalt uit naar alle zijden. Ziet hoe ons H> G. over de Wereld wordt beledenGeeft het niet aan duizenden licht, kradit en macht? Onze zie} hijgt naar waarheid, het eigen voorwerp der rede, De mensch wil ont dekken, reeds van jongsaf aan. Ziet het kind op moeders schoot, het bespeurt iets nieuws, betast het, brengt het aan don mond aan het oor en vraagt: Wat is dat? Heel het leven door zoekt het naar .waarheid;, De stervende Goethe vraagt plicht meer licht!" i De waarheid is den rnensch een behoefte En toch, vraagt spr,, wat is er nai zooveel duizenden van jaren? We hebben de eerste bladzijden der na tuur pas gelezen, over het wezen en de oorzaak kennen we nog maar Weinig, En dit betreft alleen maar het natuurlijke, nog niet eens het bovennatuurlijke. Daarna behandelt spjr, de twee gro-ote levensvragen: Wat zijn wij zelf? en Wat zegt gij van den Christus. WAT ZIJN WIJ ZELF? Hoeveel vragen laten zich hierop vogen? Waarheen? Waarvan? Wanneer? Waarom? Waarom moet ik op strata Iggen en hij op dons? Waarom is hij genoodzaakt op het ziekbed te blijven liggen en speelt een ander met de lenteblos op' zijn wan gen? Waarom hij verf droefheid en een an der met de lente in zijn ziel? Waarom? Ook het 4,Waarheen" is een vraag van het hoogste belang In ons zielsleven? En toch hoeweinigen ridhten tot zich zelf die vraag! Wat zoudt ge zeggen van iemand, die in den trein gezeten, niet wist waarheen hij ging langs die ijzeren lijnen? Ge zoudt zeggen: zoo iemand is krankzinnig!! ja, waarachtig, roept spr, uiit, als ik niet wist, waarheen ik ging langs dit teven, was ik krankzinnig! Ziet die zieke vrouw, in eenzaamheid ligt zij daar op het ziekbed uitgestrekt, zij ver geet haar jeugd, zij vraagt rich af: Waar heen? i Die oude grijze vader vraagt zich af: A.j ik de oogen didht doe, waarheen?! Ons Geloof geeft het antwoord en uit dat antwoord straalt schoonheid voor wat wij nu zijn. Kees verlaat de boerderij. Zijn baas zal uitgetrokken zijn, denkt hij, naar duinen om de dooden te helpen begraven. Mis schien zoekt hij daar naar zijn knecht). Ook kan hij haar Beverwijk getrokken zijn, naar vrouw en kinderen. Daar komt een der sofdaten naar de boerderij terug. Kees klampt hem aan en vraagt naar zijn baas. „Van mijn part figt hij onder het zand; moet ik op hem passen?" Met die afsnauwing kan Kees heengaan. Aanstonds is hij weer opi Iden weg, waar langs zijn vader zal huiswaarts keeren. Het duurt niet lang, of hij kcwnt terug, maar zoo mogelijk nog treuriger gestemd dan straks, „Jongen, nu moet Neeitje vandaag al begraven worden. En niet op het kerkhof. De schout zegt, dat de oorlog nog niet uit is, maar dat het 'vechten e(k ©ogenblik weer beginnen kan. Aan een gewone begra fenis kan nu niet gedacht worden." Treu rige mededeeiimgen, die ook Kees geweldig aangrijpen, Zoo'n grievende gedachte is het, de dierbare doode zonder kist in het iduin te moeten begraven, zooafe de doode sol daten op het slagveld. Zwijgend weer wordt een gedeelte van den weg afgelegd. Dan deelt Kees mede, dat hij zijn baas niet gevonden heeft, .De ongelukkige vader hoort het niet, voit als hij is van de schrille gedachte zelf zijn kind te moeten begraven. Maar bij Kees wordt de ongerustheid' grooter over het lot van zijn baas, Hij rekent zich verplicht te on- Spr, beeldt in heerlijke bewoordingen uit' dep rnensch in al zijn schoonheid: een onschuldig, Kef kind, Wfd hebt ge nu? Een allerliefst kind. Maar zet het nu in de afstraling van ons H, Geloof, Hoe heer lijk is dat kind. dan Een treffend tafreej rijst in onze gedach te op, als Z.B, verhaalt van, een materialist, die een arend, gevangen hebbende, het dier bewondert In de kracht zijner klauwen, de scherpte van zijn bik, enz, als „de triomph car. het stof"? Als die materialist huis waarts is gekeerd, vindt hij daar zijn kind a«u de voeten zijns moeders biddende„On ze Vader, die in den hemel zjjt". Dat beeld treft hem; 't Ss de schoonheid des Geloofs njn kind is dus van God en voor God£ Vervolgens behandelt spr. de vraag: WAT ZEGT. GE VAN DEN CHRISTUS? Duidelijk doet spr, daarbij uitkomen, dat erts een groep mensohen, die den Christus hnldigt, een die hem niet kentf Er is dus volgens spr, wel "degelijk eene antithese, Arius loochent de Goddelijke leer. Nesto ri us ontkent de Goddelijke natuur in Chris tus, Sergius ontkent de vrijheid van wil, zoo hebben verschil], dwaadeeren elkander opgevolgd, Wat was er van den Chris tus overgebleven, als de Kath'. Kerk Zijne leer niet had bewaard? Het ongeloof en het moderne heidendom ziet in den Christus; de een teen wijs geer, een tweede een staatkundige, een der de een mythe, het nieuwste is een idylli sch en dweper, een held; Daarna wijst spreker op de versdhtltende dichters van onzen tijd als: Bernard Kan- ter, Jacques Perk, He [ene LapidothSwarih e.a. die allen in hunne gedichten tastepini het duister, vaak de wanhoop; ten prooi, maar niet vinden, wat zij zoeken. En wat is er verder een ongeloof! Het Materialisme het Panteisme, het Scepteis- me: dan heeten wij af te stammen van een bloem, dan van een diar, van «en aap, dan weer zijn vrij stukken van God (Pan- teisme), dan blijft het bij het Ignorisme; Wij weten het niet! Men houdt zich. bezig roet het Spiritis me als weleer de oude Egyptenareit met orakelspreuken, met theosophie en waagt antwoord na kloppen op een tafel. Niet den persoon maar de schaduw zoekt men. Men belijdt een eeredienst van het „ik", de stem der hartstochten is bet gebed. Maar die gevoe[sgodsdreust voldoet niet, 't Gaat hun, als weleer den schippers die de sterren aan den hemel tot hun gids ko zen, maar als het donker werd en de ster ren waren onzichtbaar raakten zij den koers kwijt, Wij bezitten evenwel een kompas in .ons H. Geloof, dat kompas wijst altijd: naar het noorden, wij weten waar Wij rijn; wij kennen den Christus en op .een hoog tijd knielen wjj neer en roepen uit Rabbi derzoeken waar Duiineveid is, om hem bij te staan, zoo hij hulp noodig heeft. En na nog eenige minuten te zijn voortgegaan, houdt Kees plotseling haft. „VadeF', zegt hij, „ik moet terug. Ik heb een gevoel, of het mijn baas miet goed is. Hij was niet op de boerderij, lik moet hem zoeken, wie weet, hoe hij me nocdig heeft," Vader moet wel erkennen, dat het Kees zijn plicht is terug te keeren, hoewel hij zoo graag hem thuis had gehouden. „Ga, jongen, maar kom toch in elk geval terug, als van middag.Vader kan van aandoening niet verder spreken. Peinzend gaat hij alleen nu huiswaarts. Hoe zal hij vrouw en kinderen voorbereiden op de treurige gebeurtenis, die dezen dag nog moet plaats hebben? Kees, de trouwe knecht, begeeft zich naar de duinen, waar het begraven der slachtoffers nog fn vollen gang is. Reeds veie graven rijn gevuld met dooden en weer met zand gedekt. Een angstig vermoeden; maakt zich van den jongen meester. Als zijn baas daar ook eens een rustplaats ihad gevonden! Hij vraagt hier en daar aan mannen uit Castricum, of ook Duineveld misschien gevonden is. Maar niemand heeft zijn lijk op het doodenveld aangetroffen. Nog een lange poos Zoekt Kees in de klei ne boschjes tusschen de heuvefs, wiaar vele dooden liggen, maar nergens vindt hij zijn baas. Maar hij Zal dan hier niet zijn. En Kees voelt rijn hoop groei#», dat Duineveld „Goede Meester", Het licht van het ware strekt als een streep langs het duister. Als wij dan door ons Geloof weten imiet ze kerheid waarheen, dan moeten wij ook met zekerheid daarnaar leven. Theorie en prac- tijk moeten bier met eikander samengaan; dat is de apologie van de daad; Geen vrijgedenk maai" ook geen vrijgedoe Ons Geloof mogen wij niet „pasklaar" maken voor den modernen mensch; als wij de netten 'Uittrekken om; meer te .vangen, dan worden de mazen grooter en. vallen er .meer uit! i Neen ons onverzwakt Kath. geloof moe ten wij toonen door ons voorbeeld; Daarmee dienen vrij den modernen mensch te trekken, een voorbeeld, dat wij vast moeten leggen langs de lijnen der Evan gelische wet. Ons Hi Geloof moet ons schenken Je ra cht tot handelen, .vruchtbaarheid tot groote dadein. Ons H. Geloof bezit instellingen, waar in eene beoefening van deugden, die men nergens vindt, Qroote daden rijn het be wijs van Ons H, Oeloof. Wat is een groote daad? De publieke opinie zeide in de dagen van Christus: Gezegend uw paleis; de jon ge rabbi, Christus, leeraarde: gezegend de armen; de publieke opinie zeide; gezegend de Romeins che adelaar, de jonge man, die Christus was, leerde: Zalig de barmhartigen; de publieke opinie zeide: oog om oog tand om tand, de jongeling leeraarde: bid voor degenen, die u vervolgen-. Het antwoord op evengenoemldie vraag, hangt af van de levensopvatting: Christus was de groote Reformator der wereld. Hij nam de oude wereld zette ze om in zelf verloochening en liet ze draaien tusschen de polen van liefde en versterving, i Alten rijn het er echter over eens, dat voor een groote daad wordt veresebt ener gie en moed. De wetenschap zonder God leert zich verheffen, de wetenschap des kruises rich b.tigen; de wetenschap zonder God leert ge nieten, de wetenschap des kruiises waarach tig lijden. De wetenschap zonder God zendt haar gezanten uit naar den vreemde om goud te vinden, maar arbeiden er niet hon- deraen Kath. in vreemde verre landen om geen andere roemi te oogsten dan de roem des'kruiises! De ongefoovige wereld wil wel haar volgelingen uitzenden naar weldadig- heidbazars, het geloof doet ze knieten aan de voeten van arme zieken. Het ongeloof zendt een coquet meisje om voor goud liefdediensten te bewijzen, maar vermag met geen hand vol goud de pestoorden op te zoeken, 'k Zou er ook voor danken cm mij er aan te wagen! roept spr, uit, als ik geen ander doel had Maar ziet: één telegram en 18 liefde zusters zijn terstond bereid de pestlijders te verplegen, nog leeft. Maar waar kan hij dan toch wezen? De knecht begeeft zich weer naar de boerderij. Onderweg vraagt hjj aan ieder een, die rijn baas kent of ze hem ook ge zien hebben. Daar weet een den zoeken den knecht te vertellen, dat Duineveld giste ren avond dezen weg is langs gegaan, ze ker naar zijn huis. 1 Dat stelt Kees eenjigszins gerust en vol hoop treedt hij aanstonds de boerderij weer binnen, Maar overa! waar hij ook zoekt, in den stal, in de woonkamer, in de dorsch, in het voorhuis, in den kelder, ner gens, nergens vindt de trouwe jongen zijn baas, Nog eens besluit hij naar boven te gaan, Misschien dat Duineveld thans van groote vermoeidheid zijn bed heeft opgezocht. En ten tweeden male overtuigt één blik hém, dat niemand op den zolder slaapt Teleurstellende ontdekking! Maar waar mag Duineveld dan todh; zijn, „Baas, baas,Duineveld", roept Kees en wendt den blik hoog naar het hoc*k Zou hij er misschien op geklommen zijn om zich te verbergen, denkt de knecht Maar eenig gestommel in een hoek om- der het schuine dak doet Kees omkijken, „Baas, ben je daar?" En de knecht loopt op den donkeren hoek toe, waar hij het gestommel gehoord heeft. „Kees,... Kees..,,." hoort hij Zadht zeg gen op een toon van teedere verrassing..... ,Kee»Kees!" klinkt het luider ffl«t Dat is de kracht des geloofs, wsa- nee rvimd ik kracht ze te malen! Wie kan het best de levenssmart dra gen? Bij finantieeie rampen predikt de we reld „niets aan te doen" het geloof zegt: dat (is de Voorzienigheid. Het ongeloof brengt bloemen aan de zieken, het geloof de rozenkrans, de 1ste verwelken, de blijft. De wereld, spuit den zieke morphine 4n om onbewust te worden^ het geloof wekt hem op door de aanbiddelijke Eucharistie Maar er is één ding waar inu toch de wereld totaal niets aan kan doen! ;t Is de gefolterde, vertrapte liefde. Daar te genover staat ze machteloos, daarvoor heeft ze geen poeders, geen zalfjesEen revol ver slechts 1 Maar ons H; Geloof gu'.et balsem in Öe wonde, een bfik naar het kruisbeeld en d« smart wordt geleden. O, poezie des geloofs, wat strooit ge een bloemen door het leven! Dit alles is in het klein de kracht dea geloofs, maar zij is ook in het groot te eon- 6tateeren Zonder de Kruistochten zon de wereld eene ontzettende harem geworden rijn, het algemeen christelijk levensgeval kwam in de Kruistochten het meest tot uÈtingi Daarna ging spr, de middeleeuwen na; en wees hij op de onafzienbare rij van het» liigen door haar voortgebracht, toen nog zetelden heiligen qp den troon als een H; Lodewijk, een H. Elisabeth e.a, Spr. noemt nog de gijden, de godshuizen, de herbergen voor vreemdelingen, de vete liefdegestichten, thans aan protestanten be hoor end e. Spr. wijst op de gtroofe boetedoening in Idien tijd; topwijf men nu denkt, dat een rozenkrans bidden voor penitentie, groot genoeg is voor iemand die ^jn vader ver» moord heeft. Kath, leeft in uw H, Geiooif! Zeker: een athleet ta onze dagen .brengt men ovaties, niet hem, die eerlijk door het leven gaat. Met een held van het voetbal veld heeft de wereld meer op dan met een huismoeder die lijdt, maar dat doet er niet toe. Geen margarine-kafholtosme waar dentg- gegraad is uitgenonrenGeen komedie! Er wordt zoovaak komedie gespeeld: de damie, die op ziekenbezoek gaat en met haar parasol op de deiur tiiikt, vandaar vraagt hoe het met de zieke gaat en dan den volgenden dag haar dienstbode een bordje soep laat brengen, Franciscus van Assisië vinden we afge beeld staan met een duif op rijn schouders, een lam aan zijn zijde, haj1, nadert een. bloem; kust die en jroepf uit: „God; ik' dank U vo>or Uwe schoonheid". Hoe beesr- Iijk beeld! Doch de wereld plukt, vlecht, ruikt maar denkt niet aan een God. de blijde ontroering van een kind, dat in nood verkeert en plotseling rijn vader ter redding riet opdagen; 't Is Duiiinevefd. Daar komt hij uiit den donkeren hoek te voorschijn en treedt waggelend1 op Kees toe, knelt hem de handen en met angst op het gelaat smeekt hij hem: „Kees,blijf toch bij m;e!" Vol vrees kijkt hij in het rond, of geen vijanden op hem toevlfe- gen. I Kees kijkt zijn baas kafm) aan en zegt: „Maar er geen gevaar riteer, de oorlog zal wel uit wezen, denk ik, De dOodetï worden begraven, de vijanden zijn gevlucht. We hebben het gisteren gewonnen, flink ook. Ga maar gerust mee naar beneden. {>an zullen we voedsel zoeken; daar zal je van opknappen." Maar Duineveld is nog erg én de war en vaster nog klemt hij Keep vast: „Blijf hier toch hij me, ze zullen oria dood maken!" Kees weet niet wat te beginnen, rijn baas stelt zieh aan als een krankzinnige. „Maar de oorlog todh' uit, hoor je dan schie ten? De soldaten gaan allemaal weg. Mor gen kan je je vrouw halen uit Beverwijk en Jantje en Maartje." „Die zijn dood! Allemaal dood!" brengt de ongelukkige jammerend1 uit. „Niet waar! Je bent in de war; ge droomd heb je, erg gedroomd (Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Ons Blad : katholiek nieuwsblad voor N-H | 1912 | | pagina 1