»ayglop,
tnaar.
-Capes.
uwfeesten
0 ii<J es.
E. Kath. Xienws* exa Advertentieblad
voor Noord-Holland.
De humaniteit dezer eeuw,
MAAR,
Jsptember 1913.
_September 1913.
•werk.
T
Zaterdag 20 Sept. 1913.
7e Jaargang
FEUILLETON:
Onrechtvaardig verkre
gen geld gedijt niet.
r bestaat de I
iaa.g'.
Ivaart van
en versierde
i, om drie
zen.
zijn geoorloofd.
der vaartnigen:
11, N -Holl. Kanaal,
ds VA uur.
1 ALSMAAB
9 winkel voor Ju-
Kruizen en Krufa-
uden Armbanden,
alskettingen, Paarl-
n V erlovi ngsringen
*k
Verschijnt DliSDAS, DONDERDAG m ZATERDAS.
•ia
ons en 7 ct. per ons.
21% ets. per pond.
1 ct«. per stuk.
op
den heer D, VISSER,
schebrug.
BOOGH, Secretaris.
maar.
MES in schitterend
ijn inlichtingen te
met VRIJDAG 19
913, bij den heer
J. J. BOOGH,
etaris Feestcommissie.
blijft PIET OUDES
de Juweelen, Bloed-
en. Goud en Zilver
ffel zich verontschuldi-
naar huis gaan. Chris-
alle stukken van den
gebracht worden. Ik zal
die u kunnen helpen."
i.g zuchtte diep. Wei-
dat van al de men-
Jis wachtten, wel niet
onden worden, de be
rieden want allen wil-
g op den hof blijven,
ladden ontvangen, ont
mogelijk heen te gaan.
t haar echtgenoot het
;uwige had verwisseld,
luidelijk dit voornemen
zen, Slechts met moeite
eid onderdrukt gewor-
morren was haar niet
nederende uren wacht-
uiskomst, dat wist zij
I inboezemende lijk van
elfs in den dood haar
veest, was weggedra-
:he onheil zonder ge
breken. Allen hadden
id zij te geven. Wlat
immer over het verlies
:e vreeselijke uren, die
zij als eene bedelares
rzorgde kinderen van
1 werd. O, welk eene
r, I I i i'
(Wiordt vervolfld.1
ONS
BLAD.
ABONNEMENTSPRIJS:
75 ct p, 3 maanden franco huis; 105 ct met geiliustreeiicl
Zondagsblad. Te betalen ln het begin van leder kwartaal.
Afzonderlijke nummers van de courant3 cent,
Van het Zondagsblad 5 cent
Uitgave van de Naaml. Vennootschap „ONS BLAD".
BUREAU: Breedstraat 12, tegenover de R. K. Kerk, te Alkmaar.
Telefoon No. 433.
ADVERTENTIEN
Vain 1—5 regels30 cent,
Elke regel meer6
Reclames per regel15
Kleine advertenties van 130 woorden, bij vooruitbiet, 25
„Humaniteit", 't zal wel geen nadere
aanduiding' behoeven, wat dat woord be-
teekent.
W.eet ge, wie het monopolie daarvan
opeischen?
't Zijn de humatiteitsmannen, de z.g.
verlichten dezer eeuw, die steeds het dap
perst de bleekblauwe vaan zwaaien van de
vage, sentimenteele, niets kostende, en toch
zoo uiterst net, zoo gekleed staande hu
maniteit
Verkondigen zij niet de verdraagzaam
heid, de philantropie, de dierenbescher
ming, kortom de humaniteit in al hare
onderdeelen.
Het geloof is heel mooi, maar dat brengt
niet de ware humaniteit; een ongeloovige,
die „waarlijk mensch" is, staat veel hoo-
ger bij hen aangeschreven.
Een Pams werd door de humaniteits-
mannen in Frankrijk naar voren geschoven
om te dingen naar het ambt van President
der Republiek. Niemand had den naam van
Pams tevoren .gehoord.
En vraagt gij, waarom hij? Heeft hij
beroemde wetten helpen samenstellen?
Heeft hij het leger of de vloot verbe
terd? belangrijke uitvindingen gedaan?
Neen, neen, antwoordt men u en
met verheffing van stem deze man,
dien wij willen is rijk, zeer rijk en zeer
liefdadig!
Deze eeuw wordt de" eeuw van het kind
genoemd: congressen over kinderopvoe
ding, schoolartsen, vacantie-kolonies enz.
enz. zijn daar om het te bewijzen,
„Beschaving" wil men brengen bij het
kind; „geen domperij!" heet het. „Het
is niet noodig of nuttig, het kind te zeg
gen: gij inoogt niet liegen omdat God
het verboden heeft of iets dergelijks. Wij
vvenschen, dat het kind het goede doet uit
liefde tot het goede in zich zelf" aldus
sprak "de 'heer 'Buisson, deputé van het
Seine-departement te Parijs, toen hij ver
leden 'jaar te !s-Gravenhage eene rede hield
voor de aanhangers der z.g. leekenmoraal.
„De eeuw van het kind!", dezelfde eeuw,
die op weg is den naam van de „kin-
dcrlooze" eeuw te verdienen.
„De eeuw van het Eind!" de eeuw waar
in bijna als bittere ironie klinkt dat schoo-
ne gedicht van den vèel gevierden Fran-
schen poëet Victor Hugo:
Lorsque l'enfant parait, le cercle
de familie
Applaudit a grands cris. Son doux
regard qui brille
Fait briller tous les yeux
„Als 't kind zijn intree doet, juicht
itdereen het toe" zoo gold het een 80
jaar geleden, maar thans in „de eeuw
Hare vuist balde zich, haar hoofd boog
zich dieper in den nek. Als ze maar niet
beheerscht werd door dien ontembaren
trots, die de komende ellende nog bit
terder maakte. Als dat onbestemde gevoel
maai' niet leefde in hare borst, hetwelk
baar iederen weg, die naar de afhanke
lijkheid en in de vernedering leidde, on
mogelijk maakte!
„Ik wil werken, dat mij de vingers bloe
den, maar mijne teergeliefde kinderen, mijn
atgod, wat zal er van hen geworden? Niet
in de dienstbaarheid, dat verdraag ik niet!"
ueunde zij krampachtig en de tranen
stroomden haar over de wangen.
„Gij lijdt, mama?" Richard had zijnbroe-
ef en zijn zusje vooruit gezonden, en
gmg nu diep medevoelend met zijne moe-
er naast dezen voort. „Geef u niet over
aam de vertwijfeling. Gij hebt ons immers
!10g, gelden wij uw hart dan niets?"
Eenige jaren geleden had Richard het
ouderlijke huis voor de kadettenschool in
verlaten. Nog nooit had hij bemerkt in
ue,ie netelige omstandigheden zijne ouders
Z1 bevonden en zelfs nog op dit uur
hij daarover in twijfel; dat hij den
verkelijken toestand niet vermoedde, be-
Wec« zijn» vraag,
van het kind"!?
Zoo zouden wij door kunnen gaan met
het humamiteitsbegrip der z.g. vrijzinnigen
uiteen te zetten. W|ij besluiten met
de korte geschiedenis eener terechtstel
ling, welke geschiedenis ons indertijd is
verhaald door Mgr. Klönne, doch die ons
nog steeds is bijgebleven, omdat ze zoo
treffend karakteriseert het valsche human-
teitsbegrip zooals wordt voorgestaan door
vele vrijzinnigen, die z.g. „volstrekt niet
legen den godsdienst" zijn.
Na een dubbelen manslag gepleegd te
hebben viel de moordenaar in de handen
der Parijsche politie. Onder het getuigen
verhoor gaf hij geen enkel teeken van
berouw en zijn doodvonnis vernam hij met
akelige koelbloedigheid. Naar de gevange
nis gevoerd, onderging hij de onteerende
behandeling der gemeene misdadigers. Het
hoofdhaar werd hem afgeknipt, de baard
geschoren, en in het armelijk wanbuis ge
stoken, stapte hij zijne cel binnen. Daar
vervaardigde hij aanstonds zijn smeekschrift
om gratie, dat weldra aan het Elysée be
rustte, waar de man. woont, die het sou-
vereine recht van leven en dood in zijn
handen draagt.
De President der Fransche Republiek
doorbladert het dossier der rechtbank en
neemt onveranderlijk het besluit, om het
zwaard der gerechtigheid niet in de schee-
de te steken, maar de doodstraf te doen
voltrekken.
Maar van dit oogenblik af
zal j,de humaniteit" de grondregel wezen,
waarnaar de moordenaar tot aan zijne te-
jechtstelling toe zal worden behandeld. Om
hem de angsten der laatste levensuren en
de verschrikkingen der dood te besparen,
mag geen sterveling hem het geheim „ver
raden", en moet het noodlottig besluit
van den President der Republiek voor den
ongelukkige verborgen blijven.
Ook de priester, met de troostelooze
bediening der gevangenen belast, mag niet
weten of vermoeden wat op het Elysée
onherroepelijk werd besloten, hij mocht an-
dgrs den veroordeelde wijzen op een leven
hierna, hem spreken over den ontzaglijken
rechterstoel van God's wraak, hem ziels
angsten aanjagen, die bij den verstokten
zondaar het berouw voorafgaan. De man
nen der „humaniteit" wilden den veroor
deelde die wreede foltering sparen. De
onbarmhartigenVoor hen zijn de onuit
sprekelijke geneugten van een rouwvol hart
een geheim; zij kennen de zielsverrukking
niet van de tranen der boetvaardigheid
Inmiddels leeft de moordenaar die voor
de rechtbank geen bewijs van rouw had
gegeven, in onboetvaardigheid voort, re
kenende op gratie; want zjjne moorden
waren geen sensatie-moorden, het dynamiet
Treurig schudde mevrouw Wedding het
hoofd. In stomme smart wrong zij de
handen.
„Ge doet mij schrikken, mama, wilt ge
u dan in 't geheel niet laten troosten?"
De arm van den jongen kadet omvatte
zacht de gestalte der moeder. Zijn schoon
hoofd leunde vast tegen haar schouder,
en zoo schreed hij, haar vol zorg steu
nend, met haar door de lindenlaan naar
den Weddinghof.
Aan de hand-van haar tweeden broeder
Georg ging Ehrentraut een goed eind voor
hen uit en vertelde hem zacht het voorval
bij den vijver.
„Het was de erfprins van daar ginds!"
zeide Georg knikkend, toen de kleine haar
verhaal had geëindigd.
„Dat een prins? Dat kan niet zijn."
„Ja wel, ik ken hem zeer goed, alsook
prins Fred",. sprak Georg. Zijne gedach
ten schenen echter door iets anders te
worden beziggehouden, want weldra be
gon hij:
„Hebt gij bemerkt, hoe de Gerolds ons
meden, en hoe zij zich de laatste dagen
verre van ons hielden?"
„Laat hen toch, wij mogen ze immers
ook niet."
„Ja, maar papa verzocht Gerold drin
gend nog daags voor zijnen dood, ons
niet te verlaten en ons ten minste voor
den eersten tijd een onderkomen te ver
schaffen."
„Een onderkomen? wij hebben toch on
zen Wleddinghof", vraagde de kleine, ver
wonderd opkijkend,
was zijn wapentuig niet geweest. Met een
gewoon mes had hij een paar gewone
menschen om het leven gebracht. Waar
om 'zou hem de gunst worden geweigerd,
die in zoodanig geval bijna altijd gebo
den werd?
In die zoete hoop wordt hij versterkt
door den cipier, die, het geheim verne
mende, tevens van hoogerhand de lastge
ving ontving, om het vertrouwen op ge
nade bij den veroordeelde levendig te hou
den en "hem de gevangenisstraf zoo dra
gelijk mogelijk te maken.
Tengevolge daarvan mag hij bij zijn maaltijd
het voorgeschreven menu wijzigen en met
eene omelette aanvullen. Aan zedelooze lec
tuur ontbrak het hem niet. In allerlei pi
kante bladen mocht zijn diep bedorven
hart nog misdadig voedsel zoeken.
Maar den priester, die hem spreekt over
berouw en boete, wijst hij beslist af. Zóó
ver is het hog niet.
Zoo dikwijls het akelig schrikbeeld des
doods zich aan hem poogt op te dringen
zoekt hij verstrooiing in de reddende ge
beurtenissen, die zijne verbeelding hem voor
den geest toovert.
Maar het noodlottig uur der terechtstel
ling ging slaan. .De laatste zon, die over
het hoofd van den ongelukkige haren loop
voltooide, zonk in het Westen. De niets
vermoedende moordenaar strekte zich uit
op zijne legerstede en sliep den slaap der
argeloozen. Middelerwijl traden de beul-
knechten de gevangenis binnen en brachten
in ti'oodsche stilte de guillotine op de
binnenplaats der gevangenis in gereedheid
en beproefden den gang der valbijl. De
gevangene sliep.
Bij het aanbreken van den dag
voerden twee rijtifigen de rechters aan,
onder wier oogen het vonnis moest wor
den voltrokken. De vrienden van beul en
cipier komen mede op de binnenplaats der
gevangenis en scharen zich rondom de
guilotine om van de machinale onthoof
ding getuigen te zijn.
Alles is gereed. De moordenaar slaapt
Nu treden de dienaren des gerechts de
cel van den veroordeelde binnen, om hem
uit de slaap te wekken, met de verplet
terende tijding, dat genade hem is ge
weigerd en het doodvonnis zonder uitstel
moet volvoerd worden. De rampzalige rijst
overeind. Hij slaat een wilden blik in het
rond, niet wetende, of hij met een droom
dan wel met werkelijkheid te doen heeft.
Beurtelings staart hij op zijne legerstede
en op de onverbiddelijke beulsknechten, die
den gerechtsdienaar vergezellen. In zijn ver
bijstering staat hij als vernageld aan den
grond en sprakeloos laat hij zich kleeden
door de knechten, die geen oogenblik in
werkeloosheid verspillen. Zij reiken hem
een teug bouillon en onmiddelijk daarop
Georg beet zich op de lip.
„Was papa maar bij ons gebleven, dan
was alles goed. Zie eens, hoe schoon de
hof daar voor ons ligt."
En inderdaad het was een prachtig land
goed. Om den cirkelronden hof verhie
ven zich flink gebouwde, vriendelijke werk
huizen. Het statige woonhuis kwam met
zijne zijgebouwen imposant in het front
uit, en boven de hooggewelfde ingangs
poort prijkte het oude wapen der Wed
dings, een leeuwekop met wilde manen.
Achter het drievleugelige heerenhuis strekte
zich langs de geheele breedte van den hof
een groot park uit, dat de zeldzaamste
boomen bevatte en met zijn hemelsch schoo-
ne lanen en stille vijvers een klein para
dijs geleek. Het frisch groene grasveld,
dat als glad gestreken zand met zijne ver
sierde plekken 'voortliep tot in de don
kere schaduw der boomen, omgaf het ach
terste gedeelte van het huis gelijk kostbare
tapijten, waardoor zich witte kiezelwegen
heenslingerden. Onder de eerste boomen-
groep zweefde eene smalle schommel aan
sterke touwen heen en weer. Een tafel
met eenige tuinstoelen, waaronder men een
zwaren ziekestoel bemerkte, bewezen, dat
dit plekje als speelplaats der kinderen en
tot in den laatsten tijd als rustplaats voor
den lijdenden heer des huizes had ge
diend.
De twee kinderen der weduwe Wad
ding stonden plotseling stil.
„Weet ge nog, hoe we voor acht da
gen uw verjaardag vierden en daar allen
verzameld waren?"
een glas wijn. Hoe meer spoed, hoe meer
„humaniteit".
Tot bezinning kan en mag de ongeluk
kige niet komen» E>e halsboord wordt hem
doorgeknipt en in weinige seconden is heel
het werk in de cel afgeloopen.
Onder het kommando: Aux armes gaat
de deur der cel open, en onder wapen
gekletter treedt de veroordeelde tusschen
de dubbele rij van soldaten te voorschijn»
Daar wacht hem de priester, voor wien
men de terechtstelling had verborgen ge
houden en die zijn verheven ambt niet
naar behooren mocht vervullen. Wat zal hij
vermogen op het gemoed van den moor
denaar bij diens tocht naar de strafplaats?
Hij spreekt over Gods oneindige barmhar
tigheid en toont het heilig kruisbeeld. Maar
de veroordeelde staart zwijgend voor zich
heen; hij is als versteend. Nog verkeerende
onder den verpletterenden indruk der doods
tijding schijnt alle menschelijk gevoel bij
hem te zijn uitgedoofd. Het gebruikelijk
oeremoniëel la^t hij zich welgevallen en
ontvangt :de omhelzing van den priester;
maar geen zweem van gemoedsbeweging.
Eerst fóen hij tot aan de binnenplaats
was genaderd en daar de toebereidselen
voor zijne terechtstelling aanschouwde,
scheen het gemoedsleven in hem terug
te keeren. Maar het openbaarde zich met
een spotlach. Wijzende naar de guillotine
riep hij1: C'est (out ga...» Ah bien! en
hij stapte met haastigen tred voorwaarts,
beklom als een theaterheid de treden van
het schavot en schouwde een oogenblik
in den emmer met water, waarin een groote
spons dreef. Maar de beulen legden hem
op de plank der machine. Een oogenblik
daarna viel het mes, enaan de gerech
tigheid was voldaan.
Neen; aan de gerechtigheid was niet
voldaan! Daar was onrecht gepleegd, het
wreedste onrecht dat men denken kan.
Deze terechtstelling was een zedelijke moord
Zoo diep kan geen sterveling ooit vallen,
zoo talrijk en afschuwelijk kunnen zijne
misdaden nooit wezen, dat hij het recht
verbeurt, om zijne a»rme ziel te redden.
Bezorgheid voor hetgeen den ongelukkige
aan het aardsche bond; maar aan zijn on
sterfelijke ziel, die in gevaar verkeerde,
mocht niemand iets doen.
Wie daar zoo meedoogenloos, zoo wreed,
zoo misdadig wreed was, dat was, dat
is de „humaniteit der Loge, die heden ten
dage, in de fluweelen handschoen van ver
draagzaamheid gestoken, de menschheid de
hand toereikt om de ziel naar den afgrond
te leiden.
De stem van Georg beefde. Ziijne hand
wees naar het park, zijn oog echter zweef
de naar de wijd geopende vensters, naar
de vertrekken van zijn overleden vader.
De kleine Ehrentraut keek verschrikt op.
„Komt papa werkelijk niet meer nooit
terug?"
„Neen, nooit meer", antwoordde de knaap
op doffen toon.
'Luid snikkend wierp de kleine zich in
de armen van haar broeder. „Christoffel
heeft me toch gezegd, dat papa maar slaapt,
en dat hij terugkomt.
„Dat is figuurlijk gesproken; zijn lichaam
blijft in de aarde, zijne ziel gaat tot God.
Zeker komt hij eenmaal terug maar
dan zijn wij allen reeds lang bij hem."
Mevrouw Wedding was de weenende kin
deren zwijgend genaderd. Zij omarmde hen
en drukte ze vast aan haar hart. Hare
tranen schenen plotseling opgehouden heb
ben te vloeien, ten minste geen druppel
bevochtigde nu hare pijnlijk brandende oog
leden. Een trek van vastberadenheid lag
om haren mond. Het was eene vertwijfe
lende vastberadenheid, die zich van haar
meester maakte. De t reurende weduwe had
geen tijd meer, om zich aan hare smart
over te geven. De koude werkelijkheid stond
hier voor hare oogen, deze gebood haar
te handelen, ja te handelen met .vaste hand,
zonder aarzelen, gebood haar aan de moei
lijkste taak te beginnen met bevend hart
en gesloten lippen. Waarom zou zij klagen
tegenover hare sohuldeischers? Een ieder
eischte slechts zijn eigendom terug. Nu
moest zji hen doen zwijgen tot einde-
Het Kamer-bureau.
Borgesius, Troelstra, Van Nispen! For
meel is er niets op aan te merken, maar
spelt het goed geluk?
'Links was in Juni de winnende partij.
Ze won met vier fracties. De twee groot
ste van deze vier zijn de Unie-liberalen
met 22 en de Socialisten met 16 leden.
Tactisch kwam 'derhalve aan deze béide
fracties de eerste en de tweede candida-
tuur voor het praesidium toe. En waar,
gelijk vaste usantie is, de derde plaats
aan de geslagen partij met haar drie frac
ties gegund werd, sprak het evenzoo van
zelf, dat de Roomsch-Katholieke groep, die
alleen sterker was dan de beide anderen
saam, dén derden man leverde. Formeel
is alzoo 't driespan in den haak.
Maar bezie dit driemanschap nu nader,
en wie durft goed geluk profeteereri
Van den Voorzitter in de Tweede Kamer
wordt, physiek vooral, s.chier het bovenmen-
schelijke gevorderd. Kan nu gezegd, dat
Borgesius alsnog op zoo soliede physieke
kracht roemen kan? Neem aan, dat hij
in Naiiheim merkelijk aanwon, dan nog
blijft de vraag, of op den Voorzitterstoel
niet zeer spoedig verspeeld zal zijn, wat
hij in Nauheim won en aansterkte?
We hopen er het beste van, maar achten
het een waagstuk.
Juist daarom wordt de tweede keuze,
die op Troelstra viel, te bedenkelijker. Al
thans bij de Begrootingsdiscussie, die dit
jaar vooral breed uit zal dijen, zal Bor
gesius alle avondvergaderingen aan Troel-
stra moeten overgeven. Zijn arts zal 't
hem wel aanraden. En dan gjag toch ge
vraagd, of de Socialistenclub in 't eenig
goede spoor zal blijven, als ze Troelstra's
leiding telkens missen moet, en de Duijsen
het heft in handen krijgen, daargelaten nog
de andere vraag, of Troelstra de qualiteit
bezit om een gemengd gezelschap als de
Kamer te praesideeren?
Met Van Nispen staat Rechts ongetwijfeld
het sterkst, maar juist zijn praesideaat zal
nu slapen gaan.
Voor de Kamer verlies. (Stand,)
BINNENLAND.
Gift van de Koningin. Door HL
M. de Koningin is bij haar vertrek aan den
burgemeester van Amsterdam ter hand ge
steld een bedrag van f2000, voor de be
hoeftige ingezetenen dezer gemeente, en
f50 voor het Onderling Diamantslijpers-
Weduwen- en Weezenfonds, aldaar.
Het Kon. gezin naar het Loo.
Per Koninklijken salontrein vertrok Don
derdagmiddag H:. M. de Koningin met
Prinses Juliana, vergezeld van de dames
eti heeren der hofhouding, naar het Loo.
lijk en wat dan? dan, dan?
„O God, mijne kinderen, mijne arme
kinderen!" Het was een zoo hartverscheu
rende smartkreet, dat de weezen zich luid
snikkend vastklemden aan hunne moeden
Vriendelijk keek de middagzon neder op
de smartelijke groep onder de poort, zij
verdubbelde hare stralen en goot haar gou
den licht uit op de twee blonde hoofden
der twee knapen en op de donkere lokken
van moeder en dochter. Tevergeefs de
ze vier hield de smart aan elkander geke
tend. Zij gevoelden niets van den warmen
glimlach der zon, die door de dichte ka-
stanjeboomen gleed, om de treurende men-
schenkinderen te troosten. In de twijgen
ruischte het zacht, als steeg de geest der
Weddings langzaam omhoog tot aan de
hoogste kruinen en nu boog hij de
bladerrijke takken terug voor het oude wa
pen der Wjeddings, opdat een zonnestraal
dit zou kunnen verlichten, en zie, daar
schitterde het in blinkend zonnegoud, het
schild met den machtigen leeuwekop en
de woorden: „Eer! eer!" De eer der Wed
dings was spreekwoordelijk geworden in het
land en in het oude, rijke geslacht steeds
hoog gehouden, ja, als het hoogste be
schouwd. Daarom ook hadden zij „eer"
als leuze kunnen kiezen en als sieraad vart
hun naam boven de poort van hun huis
kunnen vasthechten.
WrvoladJ