Oudes,
werker.l
E. Kath. Nieuws- en Advertentieblad
voor Noord-Bolland.
Naar aanleiding van een ingezon-
k stak aver lijkverbraadiag.
Zaterdag 11 Oct. 1913.
7e Jaargang
^ygiop,
maar.
er jasjes
iten.
Lsvormj
inrland,
sehe Crediet
etenbank,
TlttmUL
FEUILLETON
17 Octobei
NO. 118.
no BERICHT.
He soorten
sbogen, enz.
st, Alluiiu11'!
Onrechtvaardig verkre
gen geld gediit niet.
verkoopen:
'RAAT A 45,|
21 ALIMAAB
winkel voor ju-!
id, Kruizen en Kruis* I
ouden Armbanden,]
ialskettingen, Paarl-1
en V erlovingsringen I
!OUWEN.
jen, zoowel in|
soorten
worden desveM
s door mij be*|
bederf,
;brou werstraat
Verschijnt DINSDAG, DONDERDAG en ZATERDAG,
euren
ns,
ons en 6 ct. p. 0n| I
en groote stukke,, I
BOS, te Hoorn, zal I
palen plaats en da» kl
er 1913 1
taren uitmuntend
gemeente KOEDIJK I
Jen heer J. OUD té
ieate Koedgk. Te veilen
oald bg nadere ad ver-1
en breeder zal worden)
foon 439.
erkoopt Effecten.
blijft PIET OUD»
ude Juweelen, Bloed*
gen. Goud en Zilver,
in de eerste 4 klassen I
ireet een nieuw nummer,
3. ROSKHP Oi.,
deskaat 51, Alkmaar.
LEND.
ouds „De Korenbeu" i
T KLUFT nemen»»
van Bloem!»
do Eigenheimers, Bravoi
Enter Petküeer Keu»»'
dikkop Tarwe,
soort Roea en Groen»
zaden.
ermeldingen
Bood'l
ONS
BLAD.
ABONNEMENTSPRIJS:
75 ct R. 3 maanden franco hjuis; 105 d, met geUDustreertJ
Zondagsblad. Te betalen In hét begin van leder kwartaal,
Afzonderlijke nummers van de courant3 cent,
Pan het Zondagsblad 5 cen^
Uitgave van de Naaml. Vennootschap
BUREAU: Breedttraat 12, tegenover de R.
Telefoon No. 433,
„ONS BLAD".
K* Kerk', te Alkmaar.
ADVERTENTIEN
Vam 1—5 regels30 «rat,
Elke regel meerB
Reclames per regel15
Kleine aidivwrtenties van 1—30 wiaoiilen, bij vooruitbet 25
In de Alkm. Crt. van 1 Oct. 1.1. kwam
een ingezonden stuk voor van den heer
0. Nobel te Alkmaar, die de inwijding
van het Crematorium bij de bekende be
graafplaats „WiesterveM" ,r itc.i bij
woonde en daarvan verslag gaf.
Aan dit verslag voegde de inzender eenige
regelen toe,, waaruit o.i. duidelijk hot pro
pagandistisch karakter van het stuJc Sle'elc';'
zij luidden: „Nu zou ik kunnen eindigen
ware het niet dat ik een doel had.
U zult het mij niet ten kwade duiden,
dat het mij niet alleen te doen was om
u en uwe lezers een genoegen te
doen, maar ik zou ook gaarne eenig re
sultaat willen hebben voor de vereeniging
waarvan ik lid ben."
Die vereeniging was dan „de Vereeni
ging voor Facultatieve lijkverbranding".
In ons hoofdartikel van Zaterdag 1.1, doel
den wij hierop.
Waar nu de inzender in de Alkm. Cou
rant met zijn vollen naam teekende en
wij dus zijn adres kenden, zonden wij hem
een exemplaar van Ons Blad van Zaterdag
1.1,, wij achtten dat in dem vorm.
Het gevolg daarvan was, dat genoemde
heer ons in den loop dezer week een
ingezonden stuk zond, dat wij hieronder
laten volgen.
Aan de Red. van Ons Blad.
WelEd. Heer.
Ik gevoel mij gedrongen UEd. mijn op
rechten dank te betuigen voor de toezending
van uwe Courant van j.l. Zaterdag, om
meer dan éen reden. Eerstens omdat het
mij ongevraagd aanleiding geeft om wat
u noemt mijn propaganda-maken nog even
door te zetten, waarvan ik hoop een ge
past gebruik te maken. Tweedens om
een paar opmerkingen te maken naar aan
leiding van uw hoofdartikel „Lijken-schen
nis".
ik zal met uwe Redactie niet in discussie
treden over lijkverbranding om de eenvou
dige reden, dat u- dat punt uitsluitend be
schouwt uit een godsdienstig oogpunt, en
ik meen dat Wij den godsdienst er gerust
buiten kunnen laten. Een gevolg hiervan
is, dat wij het er toch niet over eens zullen
worden en wij in deze niets nader tot
elkander zullen komen, Eu nu mijn opmer
kingen.
Eerstens zou ik u willen vragen, wat ver
band er bestaat tusschen lijkenschennis en
lijkverbranding?
Lijkensohennis is naar mijne meening een
H
„Is het gevaar voorbij?" Het doodsblee-
ke gezicht der weduwe bopg zich diep
over het liefelijke gezicht van haar kind.
Huiverend sloot het de oogen. Een angst
kreet steeg op uit de beklemde borst, en
a's om hulp smeekend tastte de kleine hand
naar den trouwen huisvriend.
„Qa heen, mevrouw Wedding, Ehrentraut
heeft rust noodig, zij is uiterst opgewon
den, Ik zelf zal de eerste uren bij haar
blijven", sprak de dokter.
„O God, denkt ge, dat ze het mij niet
vergeven zal?"
"Voorloopig geloof ik nog niets, maar
verlang de grootst mogelijke rust voor
Ehrentraut."
Met zachten tred verwijderde zich de
Weduwe.
In de gang stond de groote Christoffel
knoopte met grenzenlooze verlegenheid
2lin rok open en dicht.
itZijt gij in die kamer geweest?" vraagde
de dame op strengen toon.
De trouwe blik Van den ouden man ont
week den haren maar bijna onmiddellijk
knikte hij met het hoofd.
„Geen woord daarvan! verstaan?"
w SCledcr knikte de groote Christoffel.
groot, en daarbij een leelijk* woord. Ik ben
geen rechtsgeleerde, maar meen toch wel
te weten, dat de strafwet op lijkensohennis
een nog al belangrijke straf legta en nu zal
ik, en zeker ook wel uwe redactie, er zich
nog wel tweemaal op bedenken eer wij
ons daaraan zullen bezondigen.
Moet dat groote woord nu alleen dienen
om uw geloofsgenooten een afschuw te doen
krijgen van lijkverbranding dan heb ik er
'jplop rede mede, als t. mij maar ,.iit
toegeven, dat het met lijkverbranding niets
heeft uit te staan.
^_Jü|kverbranding daarentegen is een maat-
^a^elijFMf^ftfk'tfaf'saTr^e'eorde is, en
dal d'aarvan niet zal worden afgevoerd
voor en aleer een ieder er naar eigen
keuze al £f niet gebruik van kan maken.
Mijn tweede opmerking is deze, wat ter
wereld heeft de loge te maken met mijn
propaganda? Men behoeft toch geen lid
van de Loge te wezen om in beginsel
voor lijkverbranding te zijn, men kan ze vin
den in elke richting, ook in de R. Kath.ik
en zeer waarschijnlijk ook u Red. zijn geen
lid van de Loge en vermoedelijk weten
wijl er evenveel of wilt gij liever
even weinig van wat het innerlijke van de
Loge beteekent.
En toch schijnt het mij toe, dat ons oor
deel ook daaromtrent zeer ver uit elkander
zal loopen, u ziet er in het verbannen van
het geloof uit de Maatschappij en ik kan er
met den besten wil niets van bespeuren.
Naar mijn bescheiden meeniing is haar stre
ven meer gebaseerd op volkomen vrijheid
van geloof. Doch ik herhaal: Wat heeft de
loge uit te staan met Lijkverbranding, waar
over blijkbaar ons geschil loopt?
Mijnheer de Red., zoo er bij u geen
bezwaren zijn, zag ik gaarne dit schrijven
in uw volgend nummer opgenomen.
Met dankzegging,
UEdw.
Alkmaar 6 Oct. '13. O. NOBEL.
W,ij zullen ditmaal eens van den gewonen
regel afwijken en niet beginnen met het be
gin, maar aan het slot hiervan antwoor
den op inzenders meening als zou hij nu
voor de zaak der lijkverbranding „pro
paganda-maken."
Dus dat tot 't slot van ons antwoord!
Maar laten wij nu den inzender op den
voet volgen.
Inzender meent „dat wij den godsdienst
er gerust kunnen buiten laten."
W|ij absoluut niet
Bij decreet van 15 Dec. 1886 is de lijk
verbranding veroordeeld en in dat decreet
staat het volgende te lezen: „,Z|. HL Paus
Leo XIII heeft na ontvangen mededeeling
bovenstaande antwoorden der hoogwaarde
Vaderen goedgekeurd en bekrachtigd, en
bevolen dezelve aan de bisschoppen mede
De sleutel draaide knarsend in het slot
en mevrouw Wedding stak hern in den
zak.
„En het kind?" vraagde Christoffel ont
steld.
„De vreemdeling is dood, en voor het
kind immers liet ik den dokter komen.
Wat zoekt ge in deze kamer?"
„Ik wilde zien, of men mijne hulp ver
langde. De anderen zijn weg, eenigen wach
ten nog in de keuken en maken een hei-
densch leven, omdat het zoo lang duurt."
„Wacht een oogenblik, ik zal u hun loon
overhandigen, zij moeten onmiddellijk den
hof verlaten, en als ge straks den dokter
naar de stad terugbrengt, gaat ge naar de
besteedster om andere dienstboden, Begre
pen?"
Christoffel "hield eenigszins verachtelijk
den mond open, maar toch knikte hij als
antwoord op de vraag.
„En het kind van den vreemden heer?"
zeide hij.
Eene schaduw vloog over het gelaat der
dame. „Ik zal het den dokter brengen."
Toen zij de kamer binnentrad, waarin
de doode lag, week zij verschrikt achter
uit. De knaap in den grijzen mantel had zich
opgericht en keek haar met een bangen
blik aan. Hij had een mager, leelijk gezicht,
dat eer op een masker geleek dan op het
gezicht van een mensch. Het dikke haar
boven de schuwe oogen stak omhoog als
dc 'haren van een borstel, en het lange
voorhoofd vertoonde zich daaronder als een
geelachtige band, Hij. maakte een terug-
te deelen, niet den last, dat zij de chris-
ten-geloovigen op gepaste wijze omtrent
het afschuwelijk misbruik der lijk
verbranding zullen doorlichten en de hun
toevertrouwde kudde met alle krachten
daarvan afhouden".
Uit bovenstaande blijkt wat voor waarde
de bewering van inzender heeft, dat er
R. K. gevonden worden, die voor lijkver
branding zijn.
Wij spatieerden in dat decreet eenige
woorden. „Een afschuwelijk misbruik" laat
hier het hoogste Kerkelijk Gezag de lijk
verbranding noemen.
De inzender zal 't ons nu heusch niet
meer kwalijk nemen, dat wij verleden week
boven ons hoofdartikel plaatsten het Iee-
Jjjke want dat is het overeenkomstig
de daad zelve woord „lijkenschennis."
Spreekt niet in ieders menschenhart de
eerbied voor een lijk; wanneer een begrafe
nis voorbijtrekt, zwijgt dan niet alle scherts
en luidruchtigheid; de omwoners laten de
gordijnen neer; degenen, die passeeren ont-
blooten eerbiedig het hoofd.
Wordt het menschehjk gevoel nu niet aan
gedaan, wanneer het denkt, dat het ont
zielde lichaam aanstonds aan het geweld
der vlammen zal worden prijsgegeven!
De dood beschouwen wij als een slaap
van rust na de vermoeienissen van den
arbeid. In het graf neergelegd schijnt het
lichaam daar te sluimeren in den schoot
des vredes; „hij ruste in vrede" zoo
spreekt men toch aan het graf!
En nu zou men het lichaam van den
doode „die daar zoo rustig ligt" als 't
ware uit de rust vvdlen wekken en het
aan de vlammen prijsgeven
En zegt ons Credo niet: „Ik geloof in
de verrijzenis 'des vleesches"!
Zelfs een Tertulliaan schreef over de
lijkverbranding: „het verbranden der lijken
is een ruwe en gruwzame handelwijze, niet
vereenigbaar met de zachtheid en de
menschlievendheid van het Christendom."
Het orthodox verbond van, rabbijnen vaar
digde, naar aanleiding van het debat van
de lijkverbranding in de Pruissische volks
vertegenwoordiging, in 1604 eene verkla
ring uit, waarin sub 2o te lezen staat
„Elke schending van lijken is streng ver
boden; dus ook op dezen grond het ver
branden van een lijk."
Wiij zijn dus lang niet de eenigen, die
lijkverbranding en lijkenschennis in ver
band met elkaar brengen.
Inzender is geen rechtsgeleerde, wij zijn
het ook niet, maar of lijkverbranding niet
strafbaar is, dat zal nog moeten blijken
Prof. Groenen wendde zich indertijd aan
gaande deze quaestie tot een rechtsgeleerde,
en ontving van dezen ten antwoord: „naar
mijne meening verbiedt art. 41 van onze be
grafeniswet wel degelijk de lijkverbranding.
stootenden indrukMevrouw Wedding over
won haar afkeer en nam hem op den arm.
Hij snikte hartverscheurend en riep met
zijn stemmetje in nooit gehoorde klanken
om zijnen vader.
„Van wien is dit kind?" vraagde de
dokter, nadat hij het zwakke lichaam onder
zocht en een versterkende medicijn voor
geschreven had.
„Zal het in leven blijven?"
Een veelbeteekenend schouderhalen was
het antwoord. „Ik twijfel er aan, of het
zelfs bij de zorgvuldigste verpleging zal
behouden blijven."
Iets als een vreugdestraal schitterde In
de oogen der weduwe. Zjj vertelde, welk
een zonderling bezoek zij vandaag had ont
vangen en van den dood van den vriend.
„Het is dus het zoontje van Darling?"
vraagde 'de huisdokter gespannen.
„Neen, de knaap is niet van hem. Dar
ling heeft mij uitdrukkelijk gezegd, dat
het zijn kind niet was. Hij kon helaas!
niet meer zeggen, de dood kwam te snel.
Mevrouw Wedding had snel gesproken,
de blik harer grijze oogen was hard.
„Jammer, dat hij de vreeselijke koorts
in zijne aderen heeft", zeide de dokter
medelijdend. „In weerwil van zijn vreemd
uiterlijk, schijnt hij toch vari Duitsche af-
.komst Hij zal omtrent zes jaar oud zijn,
misschien z^I hij later, als hij Duitsch
spreekt, kunnen zeggen, hoe hij heet."
Voorloopig kon men er niet aan denken,
den kleinen Indiër te ondervragen, daarvoor
was hij veel te ziek. De koortshitte be-
Van de zijde van juristen is dat, voor
zoover mij" bekend, ook nimmer betwist" 1)
Dan komen wij tot het cardinale punt
„Wat heeft de Loge uit te staan
met Lijkverbranding?"
Een heele boel, geachte inzender! Te
veel om alles in dit kort bestek op te
nemen, wij moeten dus zoo kort mogelijk
zijn.
„Het burger huwelijk" zoo schreef in
1885 Luigi Castellazzo, secretaris der loge
te Rome, „onttrekt hun jaan de Kerk en
aan den Paus) het huisgezin.
Het godsdienstlooze leekenonderwijs
onttrekt hun het aankomend ge
slacht. De burgerlijke begrafenis en
de lijkverbranding zulleni hun ook
nog de laatste aanspraken bij den dood
ontnemen: aldus zal de vooruitgang hen
zoo spoedig mogelijk vernietigd hebben" 2)
Op eene algemeene vergadering van het
Groot Oosten van Italië waarop 120 logen
waren vertegenwoordigd werd het voorstel
der loge- „La Ragione" van Milaag „de
vrijmetselarij moge de lijkverbranding-kwes
tie onder haar lioede nemen, met de groot
ste welwillendheid begroet en ondersteund"
In 1886 werd de lijkve rbranding
als wet der vrijmetselarij ver
klaard.
Na de pauselijke veroordeeling der lijk
verbranding (zie boven) werd een schrij
ven gericht tot alle vrijmetselaars waarin
deze zinssnede voorkomt: „De Broeders
moesten alle middelen aanwenden om het
gebruik der verbranding te verspreiden en
algemeen te maken. Tot dat doel zal men
in de steden en op het land comité's op
richten...,...^."'
De inzender kan met den besten wil niets
ervan bespeuren, dat de Loge er op uit is
het geloof uit de Maatschappij te bannen.
Als hij van goeden wille is, zal het
onderstaande hem wel tot andere gedachten
brengen. In 1870 toen Paus Pius IX het
Vaticaansch Concilie opende, waren er tege
lijkertijd te Rome 700 personen met aan
de wereld niet onbekende namen bijeen.
Een door den President van dit internatio
naal vrijmetselaars-congres onderteekende,
door geheel de vergadering bij acclamatie
aangenomen verklaring luidt als volgt: „in
zake van philosophic eti godsdienst vasthou
dend, dat de idee van eenen God de bron
en het steunpunt is van despotisme en
ongerechtigheid; verder dat de kath. gods
dienst de volkomenste en verschrikkelijkste
verpersoonlijking is van deze idee; dat
de inhoud van haar dogma's de ontkenning
van de maatschappij zelve isnemen de
vrijdenkers de verplichting op
zich door alle middelen, die hun
bevolen kunnen worden, revolu
tionair geweld niet buitenge.
roofde hem nu en dan van het bewustzijn;
daarom moest men het tót later uitstellen,
tenzij God een wonder deed en de verra
derlijke ziekte deed wijken.
III.
Stephan van Darling was naast den vriend
zijner jeugd op het dorpskerkhof begra
ven geworden. Dr. Linder had in naam der
weduwe de noodige aangifte gedaan bij
de overheid en de maatregelen voor de
begrafenis getroffen. Hij alleen met de
twee zonen Wedding had den vroegeren
vluchteling naar zijne laatste rustplaats ver
gezeld.
De echtgenoote van zijn trouwsten vriend
was sedert den dag, dat Darling in haar
huis was gekomen, zeer veranderd; haar
tot dan edele en waardige denkwijze had
plaats gemaakt voor een onbeschrijfelijken
trots, die al hare handelingen kenmerkte.
Nadat haar dochtertje hersteld was, had
zij zich zelfs weinig om- hare kinderen
bekommerd; den vreemden knaap, wiens
afkomst zij voorgaf niet te kennen, had
syj sedert den bewusten dag niet weerge-
zienn; het arme kind lag in een bed in
de meest afgelegen logeerkamer, het kon
niet leven en niet sterven. De koorts
verteerde zijn lichaam, woeste droomen
verzwakten zijn verstand maar altijd
weer worstelde het jonge leven met den
hardnekkigen dood, en eindelijk moest de
laatste langzaam wijken. Christoffel scheen
hem met zijne groote, ruwe handen te ver
jagen, want wanneer hij een van deze
sloten, te arbeiden aan een haas-
tig en radicaal uit den wtjg rui
men van het katholicisme 3) (Spat.
van ons) Zulk een middel was in hun oog
ook de lijkverbranding.
Dm nu aan het slot van ons antwoord
op het begin van het schrijven van den hr.
Nobel terug te komen, of u in Gns Blad
nu zooveel propaganda maakt voor lijkver
branding, och vraag het onzen lezers.
En hiermede hopen wij den geachten in
zender voldoende beantwoord te hebben
Tot slot nog dit: gaarne nemen wij een
ingezonden stuk, ook van andere zijde, op,
maar niet zonder eenig commentaar, wij
stellen beginsel tegen beginsel.
Wij wenschen ons standpunt uiteen te
zetten tegenover degenen, die ons wil
len geven een urn met asch, die ons wil
len ontnemen onze laatste rustplaats met
het teeken des kruizes daarboven want
ook daarom gaat het, zooals uit
bovenstaande wel gebleken zal zijn het
gaat niet enkei om lijkverbranding maar
het gaat ook wel degelijk om dat teeken
door Guido Gezelle zoo heerlijk bezongen
Dood was de stam van dat Kruise, en de
winden
voerden waar wete ik? het speel
zieke loof!
Nooit en zou 't blommen noch blaren meer
vinden,
nooit,"als in d' handen van 't
Christen Geloof.
Dood was het hout, maar het hout moest
herleven
dood was zijn blad, maar de Christene
Maagd
had het een blad en een blomme gegeven,
schoonder en beter .als it levende draagt:
blom v,an Geloof, «jat de ziel niet kan
sterven;
blomme van Hope op een zalig Hierna;
blomme van Liefde, die alles kan derven,
laat g' haar het Kruis, want het Kruis
is gena!
f II i N i- i I Mi
1) Lijkverbranding door P. G. Groenen,
no. 20 der uitgaven der ApoL Ver. Pe
trus Canisius Den Bosch C. N. Teulings.
2) Stimmen aus Maria Laach.
3) Civilta Cattolica.
Zouden ze nu al nattigheid
voelen?
„Het Volk" deelt mede^dat de heer DuyS
in den Zaandamschen gemeenteraad bij de
behandeling van het vverklieden-reglement
bij het slotartikel, waarin bepaald wordt,
dat het reglement binnen vijf jaar moet
worden herzien, als zijn voornemen te
kennen gaf, ernstig te zullen overwegen,
om, met het oog op een moge-
lijke minderheid in denr Raad,
op het kleine, angstige hoofdje legde, lag
dit onmiddellijk stil. En wanneer vreemde
angstkreten, jammerend en smeekend in
eene onverstaanbare taal, door de stilte
van den nacht klonken, nam Christoffel
slechts de van koorts ffevende kinderhand,
en onmiddellijk verstomde het geschreeuw
en de beelden der opgewonden verbeelding
vloden heen! Christoffel wist zelf niet,hoe
hij sjan deze rol van ziekenverpleger was
gekomen. Niemand had het hem gezegd,
en omdat niemand hem had weggejaagd,
was hij dag en nacht bij den vondeling
gebleven. Ook stoorde niemand hem in
zijne onvermoeide verpleging. De dokter
kwam eiken dag, schreef koortsstillende
middelen voor en liet het aan Christoffel
over,_ deze te halen.
Richard en Georg gehoorzaamden stipt
het bevel hunner moeder en traden nooit
de ziekekamer binnen. Ook werden zij door
de wonderlijke gebeurtenissen op den Wled-
dinghof zoozeer in beslag genomen, dat zij
weldra den trouwen verpleger en den zie
ken Indischen knaap vergaten. Alleen Ehren
traut kwam nu en dan binnengeslopen en
zette zich zwijgend neer op een stoel naast
het ziekbed. Bij haar bewerkte het ver
bod der moeder juist het tegendeel, van
hetgeen deze wilde. Op zekeren keer, dat
de leelijke koorts tot den hoogsten graad
steeg en vreeselijke krampen het arme klei
ne lichaam verwrongen, was zij op eelt
stoel geklommen en had onafgewend naar
den lijder gekeken.
(Wsrdt v trrolgcU j