TWEEDE BLAD.
No. 38
[Zaterdag 1 April 1916.
De wonderbare
Broodvermenigvuldiging.
BOEFJE.
BOONTJES
Ons Blad
t van „Ons Blad"
;s bij advarteeren.
ave overgaat
.vaar ge voor
o ons terrein,
oon besparen.
Gelijk wij, op de bruiloft te Gana in, Ga-
Itilea, den Heer Zijne scheppende almacht
in da verandering van water in wijn zien
Iopenbaren, zoo zien we Hem, in het hui-
|diu Evangelie, dezelfde sclieppen.de almacht
[betonnen, in de vermenigvuldiging dier broo-
|deii en visschen.
In onze dagen van twijfelzucht en onge-
[loof, wensch ik de vraag te stolen:
Is' het niet tegen het verstand', tegen
Ide rede zulke' wonderen te galooven?
Te gelooVen, dat Christus, daar int jdlet
woestijn, met vijf brooden en twee vis-
Ischen, vijf duizend mannen, plus de vrou-
v)en 'ren. de kinderen, koude verzadigen
on wei zóó, dat er nog twaalf korven
.net brokkelingen voor de apostelen over-
Ibleven? Is het niet tegen het- verstand,
Itcgen de redte aan te nemen, dat Christus
|te" Cana het water in wijn herschapen
eeft?
Zulke teekenen te aanvaarden is gewis en
[beslist tegen het verstand en tegen de
[rede, als men met de atheist™ of godl
oochenaars den almachtigen God wegcijfert,
I of met de deisten ale bovennatuurlijke open
[baring verwerpt, of met ide Israëlieten de
[Heilige Schrift des Nieuwen Verbondls loo-
[chent, of in het algemeen met dei niet-
christenen Christus' Godheid ontkent.
Maar als wij van de schepselen tot den
Mmachtigen Schepper opklimmen, als wij
Ban het zichtbare tot den Onzichtbare bie-
sluiten, als wij, op geschiedkundig em ker
kelijk en goddelijk gezag, de Heilige Schrift
|en de Goddelijke Overlevering als onom-
[stootbaar waar aannemen, als wij, vooral
[ter wille van Christus' wonderen' en voor
spellingen, getooven in Christus' Godheid
dan is het allerminst tegen het verstand,
dan is het volstrekt niet tegen 'die- rede
aan te nieinen: dat Hij, dJie allies wat be
staat, voortbrengt, ook wijn en brood kan
voortbrengen en daartoe niet de groei-
kracht der aarde, niet den koesterenden
gloed der zon, noch ook die kiemkracht van
het zaad en evenmin idle hulp der men-
[schen behoeft, daar Hij zelf en aarde en
[zon cn zaad en mensch uit het niet heeft
(voortgebracht. i
Maar tegen het verstand is het ontegen-
zegge lijk; het eindige verstand zelf te ne-
[men als maatstaf van begrip van hetgeen
oneindig, van hetgeen ver boven het ver-
I stand verheven is.
De ware Christenen gelooven niets van
[hetgeen tegen bet verstand of die rede
is, maar veel en vastelijk wat b o v e m de
[rede is.
Bovendien nemen zij ook stellig aan, dat
I er tusschen geloof en wetenschap geen wer-
kelijke strijd kan bestaan omdat geloof en
wetenschap 2 stralen zijn v.d. zon der eeuwi
ge waarheid, God, twee stralen, die de licht
sterkte van ons kenvermogen ten zeerste
I Verhoogen, terwijl God nooit of tenimmer
met zichzelven in tegenspraak of strijd
[kan komen. Hoogstens kan mien stuiten
I op schijntegenstrijdigheden, welke door de
Kerk, de zuil der- Waarheid, opgelllost wor-
I den.
Nu is het waar, -dat die lieden, daar
I in de woestijn, met zooveel inspanning,
[vermoeienis en opoffering Jesus volgden,
omdat zij, zegt de H, Evangelist Joam-
mesde teekenen zagen, die Hij aan de
I klanken deed; zoodat mogelijk de verzuch-
I ting in ons kan opkomenA c hware
[het ook m ij gegeven teekenen
[jte zien! 1
Daarop antwoord ik u, da t h a tig l
slechts van u zei ven af die te
I zien.
Gij hebt uwe oogen maar te openen.
De zedelijke wereld, bijvoorbeeld) in de
Brijden, die wij beleven, is vol van die
gteekenerr, vol van allerschitterendste open-
[baringen van Golds wijsheid en Voorzie-
pnigheid.
De ver v ul li ng eener prod e t ie of
voorspelling, ziedaar omgetwij-
feld een ider zekerste teekenen.
Welnu, de profetiën Gods gaan in ver-
valling. Ik zal, zoo heeft de Heer ge-
jsproken, Ik zal de wijsheid »an de
w ij ze n dezer wereld beschamen.
Welnu, is aan deze wijsheid wel ooit
dieper beschaming ten deel gevallen, dan
juist in onze dagen? Die wijsheid van
de wijzan dezer wereld zou, zoo beweert
I ze, sinds ruim een eeuw: iederen bijzon-
öeren mensch in het genot stellen der
Meest onbeperkte vrijheid; de volmaakte
I Kelij k h eid tussdhien die mienschen in het
leven roepen en de aligeimieene v er br oe-
dering tot stand brengen. Ik vraag niet,
zij woord gehouden heeft. Want, zoo
goed als ik, weet gij, dat de bloedige
oorlogen, die gevoerd worden, en mieer
sfechtoffers eischen, dan ooit te voren het
Seval is geweest van geen verbroede
ring der volkeren getuigen; en dat de
de onverzoenbare haat, welke, over
al ter wereld, de minderen der meerderen
toedragen, 'die armen allerwege tegen de
rijken opzet, de proletariërs tegen die ka
pitalisten opstookt waarlijk geen blijk
is van gelijkheidf dat zelfs die ware vrij
heid van de aardie verdwenen is en plaats
heeft moeten maken:: hier voor losbandig
heid, ginds voor dwingelandij. Die rust
in de orde is verbroken.
De wijsheid van de wijzen dezer wereld
met de Vredesconferentie incluis is bankroet
Maar God had het voorspeld: „Ik zal de
wijsheid van die wijzen diezer wereld be
schamen". Ziedaar wet een aanbiddelijk tee-
ken voor een iegelijk, die oogen heeft om
te zien. Geve de goede God', dat het
Vredespaleis niet wordle een tweede toren
van Babel.
Alkmaar, den ben April 1916.
M. P) A., OOMS,
Deken en, Pastoor.
Langzaam, met z'n handen in z'n zakken,
slenterde hij naar school, 't Was vandiaag
verhooging. Nou hij zou toch wel niet
overgaan, wist ie veel te goed. Hij was
de domste van de klas, kom maar niet
begrijpen al die moeilijke dingen! 't Kon
hem eigenlijk niks sketen: hij hoefde geen
professor te worden. Als ie 13 jaar was,
zou hij wel naar de P;. s. of naar Fluks
gaan; kon ie direkt 3 gulden verdienen.
Zat ie fijn den heelen dag1 op de fiets.
Wiat had ie d'r eigenlijk aan, om op school
te gaan? Ze lachten er todh maar om-
als ie wat doms zei of schreef.
Die meester niet, die werd er enkel maar
nijdig om, dlaar kon ie een stomp of een
draai om z'n ooren van krijgen. O, dat
lachen, dat had 'em vroeger zoo gehin
derd, daar had ie wel eens stiekum om
gehuild. -
D'r moest nou heel wat gebeuren, wou
ie gaan huilen, 't Was toch zeker zijn
schuld niet, dat ze allemaal- zoo knap wa
ren en hij zoo 'dom. 't Kon 'ein, nou niks
meer skellen of ze 'em uitlachten, ze kon
dien voor zijn part allemaal! naiair de pomp
loopen
Toen ie 's middags thuis kwam, had
z'n moeder opgespeeld „Zoo'm stommeling!
't was nou, al voor de dlerdie1 maal dat ie
was blijven zitten O 'r zou wat van 'em
terecht komen; een. luiwammes, een lor, net
als z'n vader was! Zwijgend had ie 't
aangehoord!, was het schelden van moe
der allang gewoon. Toen was ie vlug» de
deur uit geloopen. 't Wcrdi 'em daar te
benauwd, liet z'n moeder in d'r eentje
razen.
Arme vrouw! Vroeger ,was ze heel an
ders geweest: een aardlig deerntje met
een blozende kop. Al de menschen haddein
schik in d'r gehadl omdat ze zooi vol
grapjes zat, zoo helder en blij kon, lachen.
Maar Kees Post had zeker wel die meeste
schik in d'r gehad), "want op een mooien
Zondag was Ie met z'n nieuwe pak en. een
paar splinternieuwe hardgele schoenen aan
naar d'r toegegaan, en gevraagd of ze met
'em uitging.
Ze had di'r niks tegen gehad, vond
Kees een „leuken" knul vol grappen. Hij
hield w-élMs-waar van, een stevige borrel,
maar dat kon d'r minder schelen; 'twas
oen vroolijke jongen vooral als ie een
borreltje op had en zij hield nou eenmaal'
niet van die saaie pieten, die nooit 's een
café ingaan.
Zoo was zij ook vol moed met 'Kees
het huwelijksbootje ingestapt. Toen kleine
Kees geboren werd, was het een heel'féést
geweest. Groote Kees was wat in z'n. schik
geweest met z'n kleinen jongen. Maar alU
lengs was z'n vreugde verminderd. Kleine
Kees kon een. keel opzetten van jawel,
en het nieuwtje was d'r gauw af. Hij kou
het niet lang in' huis uithouden. „Als een
mensch den ganschen dag gesjouwd en
geploeterd heeft, moet ie tochi wat heb
ben." In huis sterven de meeste mebschen
en ie zou d'r heusch niet van bedierven,
als ie 's avonds z'n neutje nam. Z'n wijf
kon toch warachtig .niet verlangen dat ie
altijd bij cfr zat. Hij zei d'r ook niks van
dat ze eiken Maandag en Vrijdag de markt
op ging.
Die omkeer bij hem had heel wat storm
verwekt. Zij was weliswaar een vroolijke
vrouw, maar bezat in 't geheel geen, tact.
Den eersten, avond, dlat ie „half om" thuis
kwam, had ze 'em uitgescholden voor al
wat feelijk is en hij daar tegen, in; niet
zoo'n 'beetje! Hij was zelfs tot handtaste
lijkheden overgegaan! Hij bad d'r in z'n
drift een klap gegeven, maar zij, niet malsch,
had 'em met d'r nagels bewerkt en, kleine
Kees had in z'n wiegje liggen kraaien
van plezier, vond het schijnbaar aardlig
dat tooneeltje tusschen vadler en moeder....
Zij had na dlat voorval in geen drie
weken tegen hem gesproken en hij had
z'n plezier in de kroeg gezocht.
Later verbeterde idle toestand wel wat,
maar het was niet het ware tusschen
hen geworden. Hij bleef drinken en zij i
schelden. Er was minstens ééns per week
ruzie. En van die vroolijke, goedliachsche
meid was een kijfzieke vrouw geworden,
die nooit-of-te-nimmer meer haar heldie-
re lach deedl klinken
Keesje groeide voorspoedig op, maar zijn
opvoeding liet veel te wenschen over. Z'n
vader bemoeide zich niet met die „aap"
en moeder schold en sloeg voor het min
ste en geringste, 'dat ie in haar oog niet
goed deed.
Nou, hein een zorg; dat schelden was
heel gewoon, hoorde hij amper. Als moe
der het te bont maakte, liep ie die deur
uit, net als ie nou gedaan had
Langzaam liep ie 't hofje uit, luid flui
tend het vaderlandsche lied van: „ik heb
een blommetje geplukt at op de hei!" Te
gen een muur geleund, stond! een jongen,
ongeveer van Kees z'n leeftijd, wiens kauw
spieren druk aam het werk waren. Keesje
bleef staan. „Zeg Gerrit la mijn 'es eten?"
vroeg ie.
Gerrit's groezelige hand verdween in z'n
zak, diepte er 'a kleverig stuk drop uit
op, dat spoedig in Keesjes' moind ver
dween. Jovel, niet? vroeg Glerrit, d'r
kwam een gorgelend geluid! uit Keesjes
mond dat zooveel als „ja"" moest voor
stellen. Toen ie eindelijk db taaie massa
naar binnen had gewerkt, vroeg ie „hoe
kom je daar aan?".
„Nou 'nog all wiedies, bij schele Amt ge
kocht!" en niet trots illi.et ie di'r op vol-'
gen: „ik heb nog 22 centen
Keesje stond paf22 'centen, wat een rijk
dom! Toen zei hij meer oprecht diaim beleefd:
„Nou daar kom je ook niet eerlijk an".
Gerrit knipte even met z'n oogen, wenkte
dat ie even mee moest gaan „Je kon 't
nooit weten. Als ze het soms 'es afluis
terden".
Toen ze samen, op een stuk bouwterrein
zaten, begon Gerrit: Mot je hoore, jó,
je weet wel, dat pakhuis van de „paar-
depoot" dat lig volt niet oud lood";
Gisteren toen de knecht effe weg was,
heb ik stiekum een stuk gegapt". Ik kreeg
d'r bij die lorrebaas 3 'bijsjes voor" „Nee
stil nou'es" „nou ben ik van pillan om
van --avond die deur open te maken, kan
best, zit enkel maar een hangslot op".
Maar alleen is 't te gevaarlijk". Als jij nou
op de uitkijk gaat staan of t'r soms een
agent ankomt nou je begrijpt 't
we deelen samen".
Maar Kees vond 't te gevaarlijk, je kan
niet weten, eneen dief was ie niet,
wou ie niet worden ook
„Nou hoor 'es", hndj Gerrit gesmaald!
„net een dominé. Maar, toen we met de
jongens peren gingen gappen bij deniboer,
toe was jij ook van de partij. En dat was
toch ook stelen, wat?"
Keesje had nog meer- bezwaren, Maar
Gerrit wist het zoo aan te kleeden, dat
Kees eindelijk toegaf. „Jö", hadl Gerrit
gezegd, minstens de man een gulden; as 't
meeloopt een daalder. Jonge een gulden,
't was toch waarachtig geen kleinigheid. In
z'n verbeelding zag ie de heele snoepkeet
van „schele Ant": die jove'le zuurballen,
de gebraaie boonen, de trekbrokken, hè het
water iliep z'n mond uit, as ie dl'r aan
dacht. En dan die biosooop
Nou, hij had wat 'n „ferme" plaat ge
zien, van een vent, die in eau kelder zat
met een heele hoop diamanten in z'n hand,
en een andere vent kwam met z'n kop
door een luik kijken, en dlie schoot met
een revolver op dien vent niet die dia
manten. Nee, hij zou van,avond vast met
Gerrit mee doen. Eu Genrit had 'em een
flinke v™t genoemd, hij wist wel, dlat Kees
tef had: En Kees was wat vereerd ge
weest dat z'n kameraad 'em zoo in de
hoogte stak.
t
-Ze hadden terecht gestaan die twee boef
jes, zouden tot di'.r ecn-en.twintigste-jaar
naar een tuchtschool gaan. Voordat zij
de zaal verlieten, gaf de rechter hen nog
een pootig standje, ,,'t Was een schandaal,
vond ie, zulke kwajongens, pas 12 jaar en
dan al te stélen." Maar toen ie keek in
die kindteroogen, die als om hulp zoekend
rond zich keken, toen was er een mede
lijdend klankje in z'n stem gekomen.
En dat hadl Kees goed) gedaanNiemand
had er ooit medelijden met 'em gehad op
school niet, enhij had nooit om -mede
lijden gevraagd. Maar nu ie hier stond) al
die heeren met hun strenge gezichten zag',
nou, was 't 'em zoo benauwd) zoo akelig
benauwd geworden, hadi ie willen vlucht™,
ver, ver weg..,....j. 1
LEUKE SNIJBOONEN.
UIT EEN REDEVOERING.
........en het is mij waar genoegen, U
namens onze Vereeniging dezen kleinen
lauriertak te overhandigen, als bewijs van
ons aller waardeering. Ik hoop, dlat u nog
veel van zulke lauriertakken moogt verga-
rein, zoodat zij te zameri een reuzeneik
vormen, die eenmaal uw welverdiende borst
zal sieren."
MODERNE DIENSTBODE.
Die huisvrouw tegen het nieuwe mieisje:
„Hoe was je naam' ook ailweer?"
„Zegt u maar: „juffrouw Blertha"
EEN GRAPPIGE CENSOR.
Een in Engel'sche gevangenschap ver
toevende Duitsche soldaat, kreeg vanzijn
dorpsgenooten een pakje versnaperingen ge
stuurd'. Op een briefkaart vertolkte hij zijn
dank aan die goedie gevers in het vader-
üand en om van zijn enthousiasme te doen
blijken, schreef hij er bij
„Es gibt nur ein Deutschland in der
Welt!"
De Engelsche censor liet deze patriotti
sche uiting goedmoedig passeeren, maar
schreef er guitig aahter:
„Gott sei Dank!"
EEN GOOCHEME CENSOR.
In Engeland was een jong vrijwilliger,
die vóór hij naar Frankrijk vertrok zijn
ouders beloofde 'te zullten schrijven, waar
hij in de loopgraven lag.
Daartoe nam hij een stuk papier mee,
precies even groot als het kaartje van
Frankrijk in zijn schoolatlas. De plaats waar
hij vocht, zou hij aangeven met een spel-
deprik.
Zoo gezegd zoo gedaan.
Maar toen de eerste brief kwam, zaten
er wel honderd speldeprikken in en onder
aan stond met een vreemde hand:
„De censor is niet zoo'n stomme uil als
u denkt.
TOPPUNT VAN BRUTALITEIT.
Landlooper (die, nadiat hij 'in -eenher-i
berg zijn genoegen heeft gegeten, en ge
dronken, het oogenblik ziet 'naderen, waar
op hem betaling zal worden gevraagd)
Anneme! Een uitsmijter'
LAGE KOERS.
Baron Rothschild:, die aan het hoofd stond
van die beroemde Engelsche bankiersfirma,
werd op negentigjarigen leeftijd ernstig ziek
cn voelde, dat zijn einde nabij was.
„Onzin, Baron", zei zijn geneesheer. God
zal u niet tot zich nemen vóór ge de
honderd gepasseerd bent".
„Neen, waardie vriend" antwoordde de
financier, „dat zou geen goede rekening
zijn. Want waarom zou Ood wachten tot
ik a pari ben, als hij me fegen 90 kan
krijgen
tN DE DORPSHERBERG.
Gast. Dat stukje lak is- .te tóein, dat
kan ik niet gebruiken. Ik brand mijn vin
gers er mee!
Bioerendienstmeid Wel, heb je ooit zoo
iets gehoord! Zeker wel zes heeren heb
ben het al gebruikt en die vonden het
alemaat goed genoeg, dus dan zal het
voor u ook wel goed zijn.
GOOCHEM.
Meester geeft de volgende som op:
Een rijk man laat bij zijn dood 200.000
gulden na, en wél i/5 aan zijn zoon, 1/6
aan zijn dochter, 1/7 aan zijn vrouw,
1/8 aan zijn broer en de rest aan een lief
dadige inrichting. Wiet heeft nu iedere
erfgenaam?
Kléine Sam: ,,'n Advocaat meester!"
TAALBLOEI.
Geknipt uit een Pirov. dagblad:
Wageningeu. Alhier zal een coöperatieve
varkensvereeniging worden opgericht.
Zou er ook ballotage zijn?
BUITENLANDSCHE STEMMEN.
Die „Nieuwe Courant", eenige uitingen
der Fransche pers over de „Tubantia" be
sprekende constateert, hoe onbetrouwbaar
de Fransche bladen omtrent de feiten, welr
ke hier te lande voorvallen, wordt in
gelicht.
Zoo weet de „Matin" te vertellen, dat
hier in Den Haag in een bioscoop-theater
het portret van den Duitschen Keizer ver
wijderd is moeten worden onder een storm
van gefluit. En dat troepen studenten dloor
de straten zijn getrokken onder het zin
gen van de „Marseillaise" en Duitsche be
zoekers metgeweld uit café's gegooid.
Daarentegen wordt in de „Débats" het
geval met het portret van den Keizer te
Amsterdam geplaatst en heeft het Mar-
seillaise-gezang in het Haagsche Bosch
plaats gehad „onder de toejuichingen der
voorbijgangers......"
EEN VRIEND'.
De grootste vriend 'der menschheid is de
auto. Dat instrument werkt ineens op alle
zintuigen tegelijk.
Op het gehoor door het jammerlijk ge
kerm der toethoorns.
Op den reuk door de héérlijke benzine
lucht.
Op den smaak door die dialicieuse stof
wolken, in straten en op pleinen opgejaagd1.
Op het gezicht door het verblindende
licht op donkere wegen.
En op het gevoel door eventueele aan-
en overrijding.
Kortom, de auto- is de grootste vriend
der menschheid en het beste middel om
zenuwen .te kalmeeren.
.j I I i BS** I I
Men wil de befeefdheidBpbrasies uit de
handelsbrieven weren.
Dat zal dus wordlen als het .eten aan
een ongedekte tafel.
a
Concurrentiestrijd dloet velen leven
Concurremtienijd nog meerderen sneven.
Alle artikels zijn in den tegenwoordigen
tijd zoo schrikbarend in prijs gestegen,
dat men gevoegelijk met „peperduur" iets
heel goedkooper kan aanduiden.
voor vereenigingsmannen.
- Sloopen kunnen ook de domst'en; maar
slechts de wijzen bouwen.
DFF1CIEEDB BERICHTEN.
LEVENSMIDDELEN-VOGRZ1ENING,
D® Burgemeester van Alkmaar brengt ter
kennis van belanghebbenden:
dat met ingang van Dinsdag' 4 April
a.s., het bureau voor levensmiddelen-voor
ziening- verplaatst wordt van Hbuttif no.
16 naar het perceel Limmerhoek no. 8,
Alkmaar, 29 Maart 1916.
De Burgemeester voornoemd, x
G. RIPPING.
ALKUAAR.
KEURINGSDIENST VAN EET- EN
DRINKWAREN.
Zooals wij Dinsdag M. nog kandien be
richten zijn thans bij den Raad dezer
gemeente de noodige voorstellen van B.
en W. ingekomen teneinde gemelden keu
ringsdienst in' te voeren.
Een der voorstellen luidt „Verordening op
de keuring vani eet- en drinkwaren."
De artikelen luiden ate volgt:
Art. 1, Deze verordening verstaat ondier
verkoopen van eet- en drinkwaren:
a. liet bereiden, behandelen, bewerken,
ten verkoop in voorraad hebben, te koop,
in ruil of om niet aanbieden, vervoeren, ver
koopen, verruiterij, of afleveren van e.et-
en drinkwaren;
'b. het Idoen verrichten der onder a. ge
noemde handelingen.
Art. 2. Het- is, onverminderd het be
paalde bij art. 330 van het Wetboek van
Strafrecht en bij de Boterwet, verboden
eet- en drinkwaren te verkoopen
a. die onrijp, bedorven of ondeugdelijk
van samenstelling zijn of vermengd zijn
met voor het doel waardelooze, ondeug
delijke of voor de gezondheid van den ver
bruiker epvan, schadelijke bestanddeielen
b. met onjuiste opgave omtrent huu
aard, hunne hoedanigheid of hunne hoe
veelheid; i 1 lij
c. waaraan voor de gezondheid van den
verbruiker ervan, schadelijke conserveer
middelen zijn toegevoegd;
d. die door Burgemeester en Wethouders
bij openbare afkondiging als gevaarlijk voor
de gezondheid der verbruikers ervan zijn
verklaard; 1 i I i1
De eet- en drinkwaren bovenbedoeld', kun
nen namens Burgemeester en Wethouders
vernietigd worden, tenzij de eigenaar bin
nen herkeuring verzoekt.
Art. 3. leider, dlie van hat verkoopen van
eet- of drinkwaren' zijn beroep maakt, is
verplicht
a. te zorgen, dat die localiteiten, waarin
de eet- of drinkwaren worden verkocht,
voortdurend in zindelijken staat verkeeren
en in aile opzichten aan het dloel beant
woorden j i i j
b. te zorgen, dat idle in; de- onder a.
bedoelde localiteiten aanwezige werktuigen
en gereedschappen, voor zoover dieze kun
nen gebruikt worden bij het verkoopen van
eet- of drinkwaren voortdurend in zindelij
ken staat vetkeeren en niet vervaardigd
zijn uit stoffen welke aan de eet- of drink
waren voor de gezondheid der verbruikers
van deze waren gevaarlijke bestandldeelen
kunnen mededieelen
c. te zorgen, dat in: die onder a ge
noemde localiteiten duidelijk zichtbaar zij
aangebracht een afdruk van dleze verorde-
ining em van alte afkondigingien en be
kendmakingen welke hem door Burgemees
ter en Wethouders wonden toegezond™;
d'. te zorgen, dat die eet- of drinkwaren
geschikt om in ongewijzigden toestand! te
worden verbruikt, zoowel in 'die localitei
ten boven bedoeld als tijdlems het vervoer
langs dén openbar™ weg op afdoende
wijze beschermd zijn tegen verontreiniging
door stof, vuil of insecten en dat het
papier, voor die verpakking der waren ge
bezigd en onmiddellijk daarmede in aan
raking komend1, zindelijk ejn niet aan de
binnenzijde bedrukt is;
c. het verkoopen van eet- of drinkwaren
te staken, wanneer Burgemeester en Wet
houders dit gelasten.
De last, bedoeld onder e, kan' atteenwor
dlen verstrekt, ten opzichte van eet- of
drinkwaren welke ongeschikt voor het ge
bruik of schadelijk voor die gezondheid
worden geacht te zijn.
Art. 4. Hiet is verboden plantaardige
voedings- en genotmiddelien, welke, onge
kookt genuttigd plegen te worden, andérs
dan met 'leidingwater af te spoelen of te
wasschen. I I i r
Art. 5. Het brood, dlat vervoerd) teil
verkoop voorhanden' gehouden bf wel ver
kocht wordt, zal behoudens het bepaalde
bij art. 330 van het Wetboek vaur Straf
recht, moeten zijn bereid uit meel, of bloem
van tarwe, of van rogge met melk of met
water, at of niet onder toevoegA^ vam keu
kenzout, of speciale bijmengingen, of van
een rijsmiddel.
Art. 6. Onder den naam van mejkbrood
mag sléchts verkocht worden brood, dat
een vetgehalte in de droge stof van het
kruim heeft van minsteins 3 pOt., terwijl
het getal der oplosbare vluchtige vetzuren
van het volgens Wieibull Blerntrop uitslui
tend uit het kruim: verkregen vet minstens
10 ntoet bedragen en' 'dat verder altestof-
fen bevat, die in' voilé tnelk voorkom™.
Art. 7. Bij waterbrood moeten aan dien
ohderkapt, in het middén, duidelijk delet
ters W;. Bi. ingebakken: zijn.
Art. 8. Hiet is aan een ieder, d/ie van
het verkoopen van eet- of drinkwaren zijn
beroep maakt, verboden om, waarneer in
de gebouwen waarin hfj of eenig in zijn
of woont, zich eem of meer van de in