TWEEDE BLAD. No. 38 [Zaterdag 1 April 1916. De wonderbare Broodvermenigvuldiging. BOEFJE. BOONTJES Ons Blad t van „Ons Blad" ;s bij advarteeren. ave overgaat .vaar ge voor o ons terrein, oon besparen. Gelijk wij, op de bruiloft te Gana in, Ga- Itilea, den Heer Zijne scheppende almacht in da verandering van water in wijn zien Iopenbaren, zoo zien we Hem, in het hui- |diu Evangelie, dezelfde sclieppen.de almacht [betonnen, in de vermenigvuldiging dier broo- |deii en visschen. In onze dagen van twijfelzucht en onge- [loof, wensch ik de vraag te stolen: Is' het niet tegen het verstand', tegen Ide rede zulke' wonderen te galooven? Te gelooVen, dat Christus, daar int jdlet woestijn, met vijf brooden en twee vis- Ischen, vijf duizend mannen, plus de vrou- v)en 'ren. de kinderen, koude verzadigen on wei zóó, dat er nog twaalf korven .net brokkelingen voor de apostelen over- Ibleven? Is het niet tegen het- verstand, Itcgen de redte aan te nemen, dat Christus |te" Cana het water in wijn herschapen eeft? Zulke teekenen te aanvaarden is gewis en [beslist tegen het verstand en tegen de [rede, als men met de atheist™ of godl oochenaars den almachtigen God wegcijfert, I of met de deisten ale bovennatuurlijke open [baring verwerpt, of met ide Israëlieten de [Heilige Schrift des Nieuwen Verbondls loo- [chent, of in het algemeen met dei niet- christenen Christus' Godheid ontkent. Maar als wij van de schepselen tot den Mmachtigen Schepper opklimmen, als wij Ban het zichtbare tot den Onzichtbare bie- sluiten, als wij, op geschiedkundig em ker kelijk en goddelijk gezag, de Heilige Schrift |en de Goddelijke Overlevering als onom- [stootbaar waar aannemen, als wij, vooral [ter wille van Christus' wonderen' en voor spellingen, getooven in Christus' Godheid dan is het allerminst tegen het verstand, dan is het volstrekt niet tegen 'die- rede aan te nieinen: dat Hij, dJie allies wat be staat, voortbrengt, ook wijn en brood kan voortbrengen en daartoe niet de groei- kracht der aarde, niet den koesterenden gloed der zon, noch ook die kiemkracht van het zaad en evenmin idle hulp der men- [schen behoeft, daar Hij zelf en aarde en [zon cn zaad en mensch uit het niet heeft (voortgebracht. i Maar tegen het verstand is het ontegen- zegge lijk; het eindige verstand zelf te ne- [men als maatstaf van begrip van hetgeen oneindig, van hetgeen ver boven het ver- I stand verheven is. De ware Christenen gelooven niets van [hetgeen tegen bet verstand of die rede is, maar veel en vastelijk wat b o v e m de [rede is. Bovendien nemen zij ook stellig aan, dat I er tusschen geloof en wetenschap geen wer- kelijke strijd kan bestaan omdat geloof en wetenschap 2 stralen zijn v.d. zon der eeuwi ge waarheid, God, twee stralen, die de licht sterkte van ons kenvermogen ten zeerste I Verhoogen, terwijl God nooit of tenimmer met zichzelven in tegenspraak of strijd [kan komen. Hoogstens kan mien stuiten I op schijntegenstrijdigheden, welke door de Kerk, de zuil der- Waarheid, opgelllost wor- I den. Nu is het waar, -dat die lieden, daar I in de woestijn, met zooveel inspanning, [vermoeienis en opoffering Jesus volgden, omdat zij, zegt de H, Evangelist Joam- mesde teekenen zagen, die Hij aan de I klanken deed; zoodat mogelijk de verzuch- I ting in ons kan opkomenA c hware [het ook m ij gegeven teekenen [jte zien! 1 Daarop antwoord ik u, da t h a tig l slechts van u zei ven af die te I zien. Gij hebt uwe oogen maar te openen. De zedelijke wereld, bijvoorbeeld) in de Brijden, die wij beleven, is vol van die gteekenerr, vol van allerschitterendste open- [baringen van Golds wijsheid en Voorzie- pnigheid. De ver v ul li ng eener prod e t ie of voorspelling, ziedaar omgetwij- feld een ider zekerste teekenen. Welnu, de profetiën Gods gaan in ver- valling. Ik zal, zoo heeft de Heer ge- jsproken, Ik zal de wijsheid »an de w ij ze n dezer wereld beschamen. Welnu, is aan deze wijsheid wel ooit dieper beschaming ten deel gevallen, dan juist in onze dagen? Die wijsheid van de wijzan dezer wereld zou, zoo beweert I ze, sinds ruim een eeuw: iederen bijzon- öeren mensch in het genot stellen der Meest onbeperkte vrijheid; de volmaakte I Kelij k h eid tussdhien die mienschen in het leven roepen en de aligeimieene v er br oe- dering tot stand brengen. Ik vraag niet, zij woord gehouden heeft. Want, zoo goed als ik, weet gij, dat de bloedige oorlogen, die gevoerd worden, en mieer sfechtoffers eischen, dan ooit te voren het Seval is geweest van geen verbroede ring der volkeren getuigen; en dat de de onverzoenbare haat, welke, over al ter wereld, de minderen der meerderen toedragen, 'die armen allerwege tegen de rijken opzet, de proletariërs tegen die ka pitalisten opstookt waarlijk geen blijk is van gelijkheidf dat zelfs die ware vrij heid van de aardie verdwenen is en plaats heeft moeten maken:: hier voor losbandig heid, ginds voor dwingelandij. Die rust in de orde is verbroken. De wijsheid van de wijzen dezer wereld met de Vredesconferentie incluis is bankroet Maar God had het voorspeld: „Ik zal de wijsheid van die wijzen diezer wereld be schamen". Ziedaar wet een aanbiddelijk tee- ken voor een iegelijk, die oogen heeft om te zien. Geve de goede God', dat het Vredespaleis niet wordle een tweede toren van Babel. Alkmaar, den ben April 1916. M. P) A., OOMS, Deken en, Pastoor. Langzaam, met z'n handen in z'n zakken, slenterde hij naar school, 't Was vandiaag verhooging. Nou hij zou toch wel niet overgaan, wist ie veel te goed. Hij was de domste van de klas, kom maar niet begrijpen al die moeilijke dingen! 't Kon hem eigenlijk niks sketen: hij hoefde geen professor te worden. Als ie 13 jaar was, zou hij wel naar de P;. s. of naar Fluks gaan; kon ie direkt 3 gulden verdienen. Zat ie fijn den heelen dag1 op de fiets. Wiat had ie d'r eigenlijk aan, om op school te gaan? Ze lachten er todh maar om- als ie wat doms zei of schreef. Die meester niet, die werd er enkel maar nijdig om, dlaar kon ie een stomp of een draai om z'n ooren van krijgen. O, dat lachen, dat had 'em vroeger zoo gehin derd, daar had ie wel eens stiekum om gehuild. - D'r moest nou heel wat gebeuren, wou ie gaan huilen, 't Was toch zeker zijn schuld niet, dat ze allemaal- zoo knap wa ren en hij zoo 'dom. 't Kon 'ein, nou niks meer skellen of ze 'em uitlachten, ze kon dien voor zijn part allemaal! naiair de pomp loopen Toen ie 's middags thuis kwam, had z'n moeder opgespeeld „Zoo'm stommeling! 't was nou, al voor de dlerdie1 maal dat ie was blijven zitten O 'r zou wat van 'em terecht komen; een. luiwammes, een lor, net als z'n vader was! Zwijgend had ie 't aangehoord!, was het schelden van moe der allang gewoon. Toen was ie vlug» de deur uit geloopen. 't Wcrdi 'em daar te benauwd, liet z'n moeder in d'r eentje razen. Arme vrouw! Vroeger ,was ze heel an ders geweest: een aardlig deerntje met een blozende kop. Al de menschen haddein schik in d'r gehadl omdat ze zooi vol grapjes zat, zoo helder en blij kon, lachen. Maar Kees Post had zeker wel die meeste schik in d'r gehad), "want op een mooien Zondag was Ie met z'n nieuwe pak en. een paar splinternieuwe hardgele schoenen aan naar d'r toegegaan, en gevraagd of ze met 'em uitging. Ze had di'r niks tegen gehad, vond Kees een „leuken" knul vol grappen. Hij hield w-élMs-waar van, een stevige borrel, maar dat kon d'r minder schelen; 'twas oen vroolijke jongen vooral als ie een borreltje op had en zij hield nou eenmaal' niet van die saaie pieten, die nooit 's een café ingaan. Zoo was zij ook vol moed met 'Kees het huwelijksbootje ingestapt. Toen kleine Kees geboren werd, was het een heel'féést geweest. Groote Kees was wat in z'n. schik geweest met z'n kleinen jongen. Maar alU lengs was z'n vreugde verminderd. Kleine Kees kon een. keel opzetten van jawel, en het nieuwtje was d'r gauw af. Hij kou het niet lang in' huis uithouden. „Als een mensch den ganschen dag gesjouwd en geploeterd heeft, moet ie tochi wat heb ben." In huis sterven de meeste mebschen en ie zou d'r heusch niet van bedierven, als ie 's avonds z'n neutje nam. Z'n wijf kon toch warachtig .niet verlangen dat ie altijd bij cfr zat. Hij zei d'r ook niks van dat ze eiken Maandag en Vrijdag de markt op ging. Die omkeer bij hem had heel wat storm verwekt. Zij was weliswaar een vroolijke vrouw, maar bezat in 't geheel geen, tact. Den eersten, avond, dlat ie „half om" thuis kwam, had ze 'em uitgescholden voor al wat feelijk is en hij daar tegen, in; niet zoo'n 'beetje! Hij was zelfs tot handtaste lijkheden overgegaan! Hij bad d'r in z'n drift een klap gegeven, maar zij, niet malsch, had 'em met d'r nagels bewerkt en, kleine Kees had in z'n wiegje liggen kraaien van plezier, vond het schijnbaar aardlig dat tooneeltje tusschen vadler en moeder.... Zij had na dlat voorval in geen drie weken tegen hem gesproken en hij had z'n plezier in de kroeg gezocht. Later verbeterde idle toestand wel wat, maar het was niet het ware tusschen hen geworden. Hij bleef drinken en zij i schelden. Er was minstens ééns per week ruzie. En van die vroolijke, goedliachsche meid was een kijfzieke vrouw geworden, die nooit-of-te-nimmer meer haar heldie- re lach deedl klinken Keesje groeide voorspoedig op, maar zijn opvoeding liet veel te wenschen over. Z'n vader bemoeide zich niet met die „aap" en moeder schold en sloeg voor het min ste en geringste, 'dat ie in haar oog niet goed deed. Nou, hein een zorg; dat schelden was heel gewoon, hoorde hij amper. Als moe der het te bont maakte, liep ie die deur uit, net als ie nou gedaan had Langzaam liep ie 't hofje uit, luid flui tend het vaderlandsche lied van: „ik heb een blommetje geplukt at op de hei!" Te gen een muur geleund, stond! een jongen, ongeveer van Kees z'n leeftijd, wiens kauw spieren druk aam het werk waren. Keesje bleef staan. „Zeg Gerrit la mijn 'es eten?" vroeg ie. Gerrit's groezelige hand verdween in z'n zak, diepte er 'a kleverig stuk drop uit op, dat spoedig in Keesjes' moind ver dween. Jovel, niet? vroeg Glerrit, d'r kwam een gorgelend geluid! uit Keesjes mond dat zooveel als „ja"" moest voor stellen. Toen ie eindelijk db taaie massa naar binnen had gewerkt, vroeg ie „hoe kom je daar aan?". „Nou 'nog all wiedies, bij schele Amt ge kocht!" en niet trots illi.et ie di'r op vol-' gen: „ik heb nog 22 centen Keesje stond paf22 'centen, wat een rijk dom! Toen zei hij meer oprecht diaim beleefd: „Nou daar kom je ook niet eerlijk an". Gerrit knipte even met z'n oogen, wenkte dat ie even mee moest gaan „Je kon 't nooit weten. Als ze het soms 'es afluis terden". Toen ze samen, op een stuk bouwterrein zaten, begon Gerrit: Mot je hoore, jó, je weet wel, dat pakhuis van de „paar- depoot" dat lig volt niet oud lood"; Gisteren toen de knecht effe weg was, heb ik stiekum een stuk gegapt". Ik kreeg d'r bij die lorrebaas 3 'bijsjes voor" „Nee stil nou'es" „nou ben ik van pillan om van --avond die deur open te maken, kan best, zit enkel maar een hangslot op". Maar alleen is 't te gevaarlijk". Als jij nou op de uitkijk gaat staan of t'r soms een agent ankomt nou je begrijpt 't we deelen samen". Maar Kees vond 't te gevaarlijk, je kan niet weten, eneen dief was ie niet, wou ie niet worden ook „Nou hoor 'es", hndj Gerrit gesmaald! „net een dominé. Maar, toen we met de jongens peren gingen gappen bij deniboer, toe was jij ook van de partij. En dat was toch ook stelen, wat?" Keesje had nog meer- bezwaren, Maar Gerrit wist het zoo aan te kleeden, dat Kees eindelijk toegaf. „Jö", hadl Gerrit gezegd, minstens de man een gulden; as 't meeloopt een daalder. Jonge een gulden, 't was toch waarachtig geen kleinigheid. In z'n verbeelding zag ie de heele snoepkeet van „schele Ant": die jove'le zuurballen, de gebraaie boonen, de trekbrokken, hè het water iliep z'n mond uit, as ie dl'r aan dacht. En dan die biosooop Nou, hij had wat 'n „ferme" plaat ge zien, van een vent, die in eau kelder zat met een heele hoop diamanten in z'n hand, en een andere vent kwam met z'n kop door een luik kijken, en dlie schoot met een revolver op dien vent niet die dia manten. Nee, hij zou van,avond vast met Gerrit mee doen. Eu Genrit had 'em een flinke v™t genoemd, hij wist wel, dlat Kees tef had: En Kees was wat vereerd ge weest dat z'n kameraad 'em zoo in de hoogte stak. t -Ze hadden terecht gestaan die twee boef jes, zouden tot di'.r ecn-en.twintigste-jaar naar een tuchtschool gaan. Voordat zij de zaal verlieten, gaf de rechter hen nog een pootig standje, ,,'t Was een schandaal, vond ie, zulke kwajongens, pas 12 jaar en dan al te stélen." Maar toen ie keek in die kindteroogen, die als om hulp zoekend rond zich keken, toen was er een mede lijdend klankje in z'n stem gekomen. En dat hadl Kees goed) gedaanNiemand had er ooit medelijden met 'em gehad op school niet, enhij had nooit om -mede lijden gevraagd. Maar nu ie hier stond) al die heeren met hun strenge gezichten zag', nou, was 't 'em zoo benauwd) zoo akelig benauwd geworden, hadi ie willen vlucht™, ver, ver weg..,....j. 1 LEUKE SNIJBOONEN. UIT EEN REDEVOERING. ........en het is mij waar genoegen, U namens onze Vereeniging dezen kleinen lauriertak te overhandigen, als bewijs van ons aller waardeering. Ik hoop, dlat u nog veel van zulke lauriertakken moogt verga- rein, zoodat zij te zameri een reuzeneik vormen, die eenmaal uw welverdiende borst zal sieren." MODERNE DIENSTBODE. Die huisvrouw tegen het nieuwe mieisje: „Hoe was je naam' ook ailweer?" „Zegt u maar: „juffrouw Blertha" EEN GRAPPIGE CENSOR. Een in Engel'sche gevangenschap ver toevende Duitsche soldaat, kreeg vanzijn dorpsgenooten een pakje versnaperingen ge stuurd'. Op een briefkaart vertolkte hij zijn dank aan die goedie gevers in het vader- üand en om van zijn enthousiasme te doen blijken, schreef hij er bij „Es gibt nur ein Deutschland in der Welt!" De Engelsche censor liet deze patriotti sche uiting goedmoedig passeeren, maar schreef er guitig aahter: „Gott sei Dank!" EEN GOOCHEME CENSOR. In Engeland was een jong vrijwilliger, die vóór hij naar Frankrijk vertrok zijn ouders beloofde 'te zullten schrijven, waar hij in de loopgraven lag. Daartoe nam hij een stuk papier mee, precies even groot als het kaartje van Frankrijk in zijn schoolatlas. De plaats waar hij vocht, zou hij aangeven met een spel- deprik. Zoo gezegd zoo gedaan. Maar toen de eerste brief kwam, zaten er wel honderd speldeprikken in en onder aan stond met een vreemde hand: „De censor is niet zoo'n stomme uil als u denkt. TOPPUNT VAN BRUTALITEIT. Landlooper (die, nadiat hij 'in -eenher-i berg zijn genoegen heeft gegeten, en ge dronken, het oogenblik ziet 'naderen, waar op hem betaling zal worden gevraagd) Anneme! Een uitsmijter' LAGE KOERS. Baron Rothschild:, die aan het hoofd stond van die beroemde Engelsche bankiersfirma, werd op negentigjarigen leeftijd ernstig ziek cn voelde, dat zijn einde nabij was. „Onzin, Baron", zei zijn geneesheer. God zal u niet tot zich nemen vóór ge de honderd gepasseerd bent". „Neen, waardie vriend" antwoordde de financier, „dat zou geen goede rekening zijn. Want waarom zou Ood wachten tot ik a pari ben, als hij me fegen 90 kan krijgen tN DE DORPSHERBERG. Gast. Dat stukje lak is- .te tóein, dat kan ik niet gebruiken. Ik brand mijn vin gers er mee! Bioerendienstmeid Wel, heb je ooit zoo iets gehoord! Zeker wel zes heeren heb ben het al gebruikt en die vonden het alemaat goed genoeg, dus dan zal het voor u ook wel goed zijn. GOOCHEM. Meester geeft de volgende som op: Een rijk man laat bij zijn dood 200.000 gulden na, en wél i/5 aan zijn zoon, 1/6 aan zijn dochter, 1/7 aan zijn vrouw, 1/8 aan zijn broer en de rest aan een lief dadige inrichting. Wiet heeft nu iedere erfgenaam? Kléine Sam: ,,'n Advocaat meester!" TAALBLOEI. Geknipt uit een Pirov. dagblad: Wageningeu. Alhier zal een coöperatieve varkensvereeniging worden opgericht. Zou er ook ballotage zijn? BUITENLANDSCHE STEMMEN. Die „Nieuwe Courant", eenige uitingen der Fransche pers over de „Tubantia" be sprekende constateert, hoe onbetrouwbaar de Fransche bladen omtrent de feiten, welr ke hier te lande voorvallen, wordt in gelicht. Zoo weet de „Matin" te vertellen, dat hier in Den Haag in een bioscoop-theater het portret van den Duitschen Keizer ver wijderd is moeten worden onder een storm van gefluit. En dat troepen studenten dloor de straten zijn getrokken onder het zin gen van de „Marseillaise" en Duitsche be zoekers metgeweld uit café's gegooid. Daarentegen wordt in de „Débats" het geval met het portret van den Keizer te Amsterdam geplaatst en heeft het Mar- seillaise-gezang in het Haagsche Bosch plaats gehad „onder de toejuichingen der voorbijgangers......" EEN VRIEND'. De grootste vriend 'der menschheid is de auto. Dat instrument werkt ineens op alle zintuigen tegelijk. Op het gehoor door het jammerlijk ge kerm der toethoorns. Op den reuk door de héérlijke benzine lucht. Op den smaak door die dialicieuse stof wolken, in straten en op pleinen opgejaagd1. Op het gezicht door het verblindende licht op donkere wegen. En op het gevoel door eventueele aan- en overrijding. Kortom, de auto- is de grootste vriend der menschheid en het beste middel om zenuwen .te kalmeeren. .j I I i BS** I I Men wil de befeefdheidBpbrasies uit de handelsbrieven weren. Dat zal dus wordlen als het .eten aan een ongedekte tafel. a Concurrentiestrijd dloet velen leven Concurremtienijd nog meerderen sneven. Alle artikels zijn in den tegenwoordigen tijd zoo schrikbarend in prijs gestegen, dat men gevoegelijk met „peperduur" iets heel goedkooper kan aanduiden. voor vereenigingsmannen. - Sloopen kunnen ook de domst'en; maar slechts de wijzen bouwen. DFF1CIEEDB BERICHTEN. LEVENSMIDDELEN-VOGRZ1ENING, D® Burgemeester van Alkmaar brengt ter kennis van belanghebbenden: dat met ingang van Dinsdag' 4 April a.s., het bureau voor levensmiddelen-voor ziening- verplaatst wordt van Hbuttif no. 16 naar het perceel Limmerhoek no. 8, Alkmaar, 29 Maart 1916. De Burgemeester voornoemd, x G. RIPPING. ALKUAAR. KEURINGSDIENST VAN EET- EN DRINKWAREN. Zooals wij Dinsdag M. nog kandien be richten zijn thans bij den Raad dezer gemeente de noodige voorstellen van B. en W. ingekomen teneinde gemelden keu ringsdienst in' te voeren. Een der voorstellen luidt „Verordening op de keuring vani eet- en drinkwaren." De artikelen luiden ate volgt: Art. 1, Deze verordening verstaat ondier verkoopen van eet- en drinkwaren: a. liet bereiden, behandelen, bewerken, ten verkoop in voorraad hebben, te koop, in ruil of om niet aanbieden, vervoeren, ver koopen, verruiterij, of afleveren van e.et- en drinkwaren; 'b. het Idoen verrichten der onder a. ge noemde handelingen. Art. 2. Het- is, onverminderd het be paalde bij art. 330 van het Wetboek van Strafrecht en bij de Boterwet, verboden eet- en drinkwaren te verkoopen a. die onrijp, bedorven of ondeugdelijk van samenstelling zijn of vermengd zijn met voor het doel waardelooze, ondeug delijke of voor de gezondheid van den ver bruiker epvan, schadelijke bestanddeielen b. met onjuiste opgave omtrent huu aard, hunne hoedanigheid of hunne hoe veelheid; i 1 lij c. waaraan voor de gezondheid van den verbruiker ervan, schadelijke conserveer middelen zijn toegevoegd; d. die door Burgemeester en Wethouders bij openbare afkondiging als gevaarlijk voor de gezondheid der verbruikers ervan zijn verklaard; 1 i I i1 De eet- en drinkwaren bovenbedoeld', kun nen namens Burgemeester en Wethouders vernietigd worden, tenzij de eigenaar bin nen herkeuring verzoekt. Art. 3. leider, dlie van hat verkoopen van eet- of drinkwaren' zijn beroep maakt, is verplicht a. te zorgen, dat die localiteiten, waarin de eet- of drinkwaren worden verkocht, voortdurend in zindelijken staat verkeeren en in aile opzichten aan het dloel beant woorden j i i j b. te zorgen, dat idle in; de- onder a. bedoelde localiteiten aanwezige werktuigen en gereedschappen, voor zoover dieze kun nen gebruikt worden bij het verkoopen van eet- of drinkwaren voortdurend in zindelij ken staat vetkeeren en niet vervaardigd zijn uit stoffen welke aan de eet- of drink waren voor de gezondheid der verbruikers van deze waren gevaarlijke bestandldeelen kunnen mededieelen c. te zorgen, dat in: die onder a ge noemde localiteiten duidelijk zichtbaar zij aangebracht een afdruk van dleze verorde- ining em van alte afkondigingien en be kendmakingen welke hem door Burgemees ter en Wethouders wonden toegezond™; d'. te zorgen, dat die eet- of drinkwaren geschikt om in ongewijzigden toestand! te worden verbruikt, zoowel in 'die localitei ten boven bedoeld als tijdlems het vervoer langs dén openbar™ weg op afdoende wijze beschermd zijn tegen verontreiniging door stof, vuil of insecten en dat het papier, voor die verpakking der waren ge bezigd en onmiddellijk daarmede in aan raking komend1, zindelijk ejn niet aan de binnenzijde bedrukt is; c. het verkoopen van eet- of drinkwaren te staken, wanneer Burgemeester en Wet houders dit gelasten. De last, bedoeld onder e, kan' atteenwor dlen verstrekt, ten opzichte van eet- of drinkwaren welke ongeschikt voor het ge bruik of schadelijk voor die gezondheid worden geacht te zijn. Art. 4. Hiet is verboden plantaardige voedings- en genotmiddelien, welke, onge kookt genuttigd plegen te worden, andérs dan met 'leidingwater af te spoelen of te wasschen. I I i r Art. 5. Het brood, dlat vervoerd) teil verkoop voorhanden' gehouden bf wel ver kocht wordt, zal behoudens het bepaalde bij art. 330 van het Wetboek vaur Straf recht, moeten zijn bereid uit meel, of bloem van tarwe, of van rogge met melk of met water, at of niet onder toevoegA^ vam keu kenzout, of speciale bijmengingen, of van een rijsmiddel. Art. 6. Onder den naam van mejkbrood mag sléchts verkocht worden brood, dat een vetgehalte in de droge stof van het kruim heeft van minsteins 3 pOt., terwijl het getal der oplosbare vluchtige vetzuren van het volgens Wieibull Blerntrop uitslui tend uit het kruim: verkregen vet minstens 10 ntoet bedragen en' 'dat verder altestof- fen bevat, die in' voilé tnelk voorkom™. Art. 7. Bij waterbrood moeten aan dien ohderkapt, in het middén, duidelijk delet ters W;. Bi. ingebakken: zijn. Art. 8. Hiet is aan een ieder, d/ie van het verkoopen van eet- of drinkwaren zijn beroep maakt, verboden om, waarneer in de gebouwen waarin hfj of eenig in zijn of woont, zich eem of meer van de in

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Ons Blad : katholiek nieuwsblad voor N-H | 1916 | | pagina 5