ouders
STERIJEN.
ordeellg tarief,
eek
Zaterdag 9 December 1916.
TWEEDE BLAD.
No. 143
Overwegingen in den
Advent,
Rlkmaar en Omgeving
in den ouden tijd.
De Mongo vrouw.
ONS BLAD.
E en ROTTERDAM,
oven f25.kosteloos,
jer.
aan de Costerstraat
en electrisch licht
Aanvaarden 1 Fe-
ationsweg 120.
AND TE KOOR:
redenen, een SCHIP*
i MOTOR en FOÜRa*
itwelk jaren een
geleverd.
.N WESTER, schipper-
I PLANTEN.
i BESTE TIJD.
eeft wederom flinke voor-
ar.
inlichtingen,
üeleefd aanbevelend,
C. DE BOER,
dd Oude-Niedorp-
DE iHEILIGE BOETGEZANT
JOANNES DE DOOPER.
2e ZONDAG1.
Wij zagen dien vorigen ziondiag het eer-
[ste optredien van' Joannes dieni Dooper
[zijne vervulling van dien H. Geest zijne
ranging der erfzonde zijne besnijdenis
M de korte samenvatting zijner leer: „Doet
boetvaardigheid^ want het Rijk der Heme
len is nalbiji." Wij zagen diep heiligen man,
in kemelshaar gekleed!, niet een lederen
gordel om- dd lendenen, zichi voedend met
[groote sprinkhanen ien wildiep honig. Wij
[ragen talrijke schamen uit de geheele Jor-
daanstreölc, uit garnsch Judiea en voorname
lijk uit Jeruzalem, naar de oevers van de
[rivier satmenstroomen; om Jaonnes te zien
[en te hooren.
0! In diep tijd!, waarin de verwachting
[van den beloofden Messias onder de Joden
hoo levendig was; in dien tijd, waarin men
wist, dat dia groote belofte, dioor God aan
de Vaderen gediaan, hare vervulling nabij
Lnoest wenen, iln dien fijd kon het niiet
I airiers, of bij1 'vele Israëlieten moest de
[gedachte opkomen, dat 3e buitengewone
I Qodsgezant, dlie bij den Jordlaan predikte
en doopte, dè Christus, dait iB' dlè Gezalfde
les Heeren en dè Verlosser der wereld' was.
£oodra de nedierige m'ain dit bemerkte,
[sprak hij' tot die schamen, om alle mis-
vatting voorgoed! weg te nemen: „I k'doop
wel met water ter boetvaardigheid, maar
I Hi ij, die na mij komen zal, is machtiger
dan ik den riem van zijme schoenen ben
ik niet waardig, geknield (zelfs) te ont-
I binden! Hij zal u doopen met den H.
[Geesten met vuur,"
Welk een iels voor ons van waarheid
lievendheid en diepe nederigheid!
Ziet! De Voorlooper, in die volle over-
I tuiging zijner onvergelijkelijke minderheid
[tegenover Dengene, wiens weg hij bereidde,
[plaatste zichzelven en zijde bediening ge-
Heel op den, achteigrondl Etaidelijk ook
[onderscheidde hij zijn boötedloop, die geen
zonidieii-vergiffenis schenken kon, van het
[Doopsel, dat Christus zou Instellen' en
[waaraan Hij1, diie miaiohtig is, "kracht en
tde zou verletenen, om den "H. Geest
[taede te dteelen ie» die zonden des d'oope-
[Jings als door vuur te verteeren,
Qelij'k blijkt kende Joannes den Messias,
Üe weldra in het openbaar zou optreden,
[zoowel onder opzicht van Zijne persoon
lijke verhevenheid als van Zijne vtrlds-
sende werkzaamheid!
Ook kende hij Hem' als dien toekomsti-
[gen Rechter, die allen, weiike Hem'niet
[als Verlosser wiiïlén aamtitemien, tra de eeu-
[wigheidl straft.
Bij dezelfde -gelegenheid todb kondigde
I de Boetgezant, dm alle pmheetvaardigen
[schrik in te boezemen, dlien vreeselijken
[Rechte-r aan, en zeide in eene gelijkenis:
[„Hij (de Heer) heeft zijne wan in zijne
[hand en Hij zal zijnen dorsohvloer zuiveren,
en zijne tarwe zal''Hij to de schuur ver
zamelen, maar het kaf zal Hij met onuit-
[bluschbaar vuur vedbrandeln."
Persoonlijk echter én vain aanzien kende
I de Dooper Christus niet. Wel wist hij, dat
[hij den Messias eerlang zou aanschouwen.
[Bovendien was hem' een onfeilbaar teeken
[aangewezen, waaraan hij Hem' zou kunnen
[erkennen. God) toch; die hem gezonden
[had om te doopen, haril tot hem gezegd:
„Degene, op Wien gij dien, H. Geest zult
[zien nederdalen en blijven, Hij is het,
[Die doopt met dien H. Geest,
Zeker evenwel kon' Joannes piet ver-
wachten, dat de persoon, dien hij aan dat
verheven teeke» erlkieinineln moest, in de
[gedaante van den boetvaardigen zondaar
[tot hem zou komen, om' door hem gedoopt
te worden.
En toch dit was bij God besloten.
Jezus had Nazareth reeds verlaten en
[Zich naar Judea begeven, en, terwijl Jo
annes wedler laan Velen z ijp doopsel toe-
door
LEO SPEET.
If.
TER AANVULLING.
Onze lezers herinneren zich ongetwijfeld
de bijdrage van den heer G. T. M. van
■den Bosch onder „Alkmaar en Omgeving
|in den oude» tijd!" to oins blad van 18
November 1.1.: die naam Alkmaar zoude
I afkomstig zijn van „Alke mare" „Alke"
[zoude beduiden: heilige plaats, de plaats,
[waar de heidensche afgodspriesters offer
den,
„Heiligdotnsmeer" zou derhalve de ver
maling kunnen wezen van „Alkmaar".
Inmiddels werden wij erop gewezen, waar
[de heer ,Van den Bosch blijkbaar deze
[Verklaring vond bijl zelf immers wist
[zich zulks niet meer te herinneren,
„Dat Alcmaers heiige wijk en 't woud
van Harrago
Geschonden werd en viel;",...
zoo lezen wij' in Hofdijk's dramatisch ge-
d'icht: „Griffo de Saliër". 1)
Welnuhierbij vinden wij aangetikemd
de meening van ,Van dan Bergh, 2)
„Van plaatsnamen, die de beteekenis van
J^upel of heiligdom schijnen te bevat-
Fpn, mag mem met zekerheid aaiinemetn,
dat daar heilige plaatsen onder het hei
ligdom geweest ?njn, Hiertoe rekent men
diende, trad' ook Jezus nader, om gedoopt
te worden.
Op dat oogenblik ontvangt Joannes pene
openbaring Gods, en pene inwendige stem
zegt hem, wie het is, die Zich daar op
dien oevfer vain den Jord'aani vertoont.
D|oor eerbied ten heiligen schroom over
meesterd, houidt Joannes dien Messias Tegen
en roept Hem toe: „I Ik heb noodig' door
U gedoopt te worden en G ij komt tot
ntijl"
Doch Jezus antwoordt en zeide: „Laat
het nu toe, want aldus behooren wij allé
gerechtigheid te vervullen, d! i. Gods wil
geheel te volbrengen, Ik dbor gedoopt te
worden, gij 'door Mij' te dbopen."
Die nederige Boetgezant gehoorzaamt en
gaat met Jezus naar de rivier. Daar daalt
onze Verlosser af en wordt gedoopt; dé
onetodlig Heilige, Idite onze ongerichtigheid
op Zich genomen had, ontvangt den doop
der boetvaardigheid;
Evenals op den achtsten dag, bij Zijne
Besnijdenis, neemt Christus, door het ont
vangen van den dloop der boetvaardigheid
eene plaats to onder de zondaars; heer
lijke bevestiging der verhevene en troost
volle waarheidi, dat Hij;- 'die door God ge
zonden was in gelijkheid van het vleesch
dier zonde, waarlijk de plaats dier zondaren
bekleeden, hunne schuld! op Zich '.'.emeu,
voor hen de straf dragen ten Gods recht
vaardigheid verzoenen wilde, om hun ver
volgens deel te geven aan Zijne eigene
rechtvaardigheid en heiligheid
In dankbare aanbidding erkennen wij den
hoo-gen zin in dé woorden, welke Christus
tot Joannes sprak: „Aldus behooren wij
alle gerechtigheid te vervUlillen."
Bij den doop van Christus werd; door
die aanraking van Zij'n heilig Lichaam, het
water gewijd; dat hét lichaam der Zijnen
in het Heilig Sacrament des Doopsels zou
afwasschen, om Ihunne zielen te reinigen
van de smet der erfzonde.
Terwijl Jezus uit het water opstijgt en
Zijn gebed tot den Hemelschen Vader op- j
zendt, opent zich de hemiel boven Zijn
hoofd, die H. Geest daalt in de lichame
lijke zichtbare gedaante eener duif op Hem
neder eb blijft op Hem' rusten en tegelijk
spréékt eene stem uit de wolke'n Hem toe;
„Gij zijn mijn welbeminde Zoioin; to U heb
Ik mijn welbehagen."
Deze verheven woorden, welke wij be
schouwen moeten in verband met de uit
spraak van Jehova jm den tweeden Psalm
van koning Dtavid: „Gij zijt mijn Zoon;
Ik heb U heden geteeldi,". leveren het be
wijs, dat Hij, die in den Jordlaan gedoopt
was, die zelfde Persoon is als de éénige
Zoon Gods, vóór alle eeuwen irit den Vader
geboren en mu onmiddellijk door dien Vader
zeiven tot het verlossingswerk plechtig ge
wijld.
Die zichtbare nederdaling des H. Geest es
was die heerlijke vervulling der profetie
van Isaias: „Op Hem zal rusten de Geest
dies Heeren; de Geest van wijsheid en ver
stand'; de Geest van raad en sterkte; de
Geest van Vetenschap en godsvrucht, en
de G'eest van de vreejze des Heeren zal
Hem vervullen,"
Wij hebben de nederigheid' van den Boet
gezant gezien tegenover allen, die tot Hem
kwamen en Hem voor den Messias hielden,
alsmede zijne ootmoedigheid bij den doop
dés Heeren.
Bewonderen wij in hem' nog diezelfde j
deugd', toen hij door de gezanten van den
Ai oiogen Raad ondervraagd! werd.
Deze hoogste kerkelijke rechtbank kwam
liét toe te onderzoeken, met welk recht
Joannes als buitengewoon Godsgezant op
trad, en vooral op welk gezag hij aan Israë
lieten het doopsel toediende. Want het was
wel een gebruik: bij de Joden, dat Heide
nen, die tot het Jodendom' overgingen, ge
doopt werden, 'maar het doopen van Is
raëlieten was een vergrijp tegen de wet
van Mozes, indien ten mitaste de dooper
niet eene bijzondere zéndfag en opdracht
van boven had' ontvangen!.
Zulk een Godsgezant nu kon, volgens de
zulke, die den naam van Haren, Herk,
Harg, Larien, Blaar, Aal en Alk
voeren.
In het noorden heette een tempel h rgr;
in dé Ripuarische wet vindt men fc a r a h
of harabus, waardoor zeker gebouw
op het mallum (de dingpfaats) aangeduid
wordt, misschien een soort van kapel, maar
dat geheel deze Idle vorm is.
Hiermee stemt overeen Onze dorpsnaam
Har gen to Noord-Holland, in de lijst
der Utrechtsche kerkgoederen van- omstreeks
866 Haragum genoemd en in charters
van 1063 en 1083 3), Har a go, Harra-
gon.
Bij de Gotlien wordt het Griekschevaog
(dat tempel beteekent), door a 1 h s ver
tolkt; in den Heliand heet het al ah;
hiermede stemmen overeten ouid-Hoogduit-
sche plaatsnamen als alahstat en alah-
dorp. In Nederland-heeft men Ala-
tinghe in 838, Alfourch in 880 en
A1 cm e r e (Alkmaar) in 1083,
Hier bevestigt dus het taalkundig onder
zoek dé overlevering, die in de 17e eeuw
op een bord in de St.-Laurensfcerk van
Alkmaar dééd schrijven:
„Omtrent geleden duysend iaer
Wert hier gesticht kerek en altaer
Den Heidenschen afgoden" -•
Na déize eenigszins hinderlijk onderbre
king welke de Jezer ons gelieve te
vergeven! vervolgen wijl wederom ons
verhaal.
Na de voogidiij-regeering vata hertog God-
fried II kvvaja bij dien» doodl in 1076
meening der Joodsdhte priesters, niemand
anders wezen dan öf de .Messias zelf öf
diéns Voorlooper, die profeet Elias, of de
Profeet, dien Mozes voorspeld' had'. Deze
ttiééning, ofschoon' in den grond' waar,
was ondier twee opzichten valsch. Vooreerst
hielden zij den door Mozes voorspelden Pro
feet voor onderscheiden van den Messias,
en ten tweede verwarren zij o'e tweede
komst van Christus mét Zijne eèrste.
Die gezanten begonnen dbn met de isit-
nocdiigtog: Joannes zo,u hun zeggen, of
hij wellicht zè'ff de Messias was?
De nederige man, verschrikt en versla
gen, dat zijn persoon tot een zoo nood
lottig 'misverstand aanleiding had kunnen
geven, haast zich op de meest rondborstige
wijze te verklaren, dat hij de Messias niet
is: „«n hij bel-eid en loochende het niet
en hij beleed: Ik, ik ben de Christus
niet."
Dit herhalen Van zijd ontkennend ant
woord, in altoos verschillende vormen; zegt
ons duidelijk, hoeverre hij er af was, van
voor iets gehouden te willen worden, wat
hij niet was, of van zich zijns Meesters
eeren te willen toeeigentn.
Als de gezanten; door deze ondubbel
zinnige verklaring van Joannes, met c kerheid
te weten waren gekoinen, dat hij zelf de
Messias niet was, gjingen zij: voort met
vragen: „Wie dan? Zijt gij Elias, die den
Messias moet voorafgaan?"
Het was d'en afgezanten slechts' te doen,,
om te weten, öf Joannes Elias in per
soon was.
Bewonderen wij hier wederom den nede-
rigen main! Ofschoon bijl zidu op den geest
en de kracht van Elias kon. beroepen, ant
woordt dé Dooper: „Neen! Ik hen Elias
niet!"
Een heilige aandrift bezielt hem; oin te
zeggen, wat hij ïlièt is, om' zidh' zoo diep
mogelijk te vernederen en te vernietigen.
„Maar zijt gij dlan de profeet?" her
vatten de gezondenen uit de Joden.
Joannes wist zeer goed', wien zij door
deze .aanduiding bedoelden. Mozes toch had
tot Israël gesproken: „Etenen profeet uit
uiw volk en uit uwe broederen aan mij
gelijk z,al de Heer God u verwekken."
De profeet in deze voorzegging bedoeld,
was geen andere, dan de groote Profeet
van Nazareth, Christ us-Jezus; de beloofde
Messias.
En wederom klinkt het antwoord ont
kennend': „Neen! Ik ben dè Profeet niet1"
Dat hij; volgens het eigen getuigenis van
Christus, meer is dan de profeet, verzwijgt
de nederige man.
En zóó waren d'e afgezanten eigenlijk
nog 'niets gevorderd. Vel wisten zij' nu,
wat Joannes niièt was; maar op de vraag
aelve: .„Wjie zijt Giij?" wiellke z)j toch in
last hadden aan Joiannes te stelten, hadden
zij nog geen antwoord bekomen. Daaiom
hervatten zij met nieuwen en steeds lriim-
meraden aandrang: „Zeg ons toch, wie ge
zijt, wat gij zegt van u zeiven, want wij
moeten een antwoord' overbrengen aan hen,
die ons gezonden hebben!"
En ziet! Met dézelfdte boetvaardigheid!,
ja gretigheid, waarmede Joannes beleden
liad, wat hij niét was, giaat hij nu zeggen,
wat hij' wèl" is. Waarom? Omdat het hem
wederom eene koisitelijke gelegenheid aan
biedt, Om ziohzelven zoo. diep mogelijk
te vernederen.
Hij zeide dan: „Ik ben de stem eens
roependen to de woestijn: Maakt den weg
des Heeren recht, gelijk Isaias, de pro
feet, voorspeld heeft." Eene stem, niets
moer, ik ben die dienaar van den Messias,
mij is die taak opgediragen u te verkon
digen, dat Hij in aantoidhltis, ja, en reeds
daar is. Ziedaar mijne eémige en gaosche
roepingi
O, Heilige Joannes! O, waardige Gods
gezant! Hoe bewonderen wij uwe diepe
nederigheid! Wij willen het zehter toet
bij 'bewondering alleen laten; maar Ihlis be
ijveren uw voorbeeld na te volgen en er
kennen, wat we wèl zijn en belijden, v.at
we niét zijn. Hoezeer toch zijn we allen
geneigd ons te verheffen, en, in de oogen
dier mensehen door te gaan voor meer en
beter, dan< wij inderdaad zijn. En worden
we soms gedwongen de eer en de achting,
die men ons betoont, af te wijzen, uit
vreeze voor leene de® te diepere les cha
ining, die zelden zal uitblijven •- welnu,
knot 'wat tegenzin en slechts ten deele
wijzien we die lofprijzing dan niet af?
Hét hart zelf, waaraan het toch alleen
op aan komt, heeft aan die afwijzing niet
hiet minste deel. Laten we liever rond
borstig en volmondig belijden wat we wèl
p—BB—«3—eg»aw»iaBBa«gmjajp
graaf Dirk V aan het bewind' over deze
lande»; van. dezen graaf onder wiens
regeeri,ng weinig vermeldenswaardigs voor
Alkmaar voorviel moet nog een giftbrief
ten behoeve der EgmOndscbe abdij be
staan, waarin hij zidh noemt, „door
Gods Genade, Graaf der HolianJeren,"
waaruit voorzeker wel blijken' kan, iioe
onafhankelijk deze graaf zich gevoelde.
Graaf Dirk V werd' opgevolgd door zijn
zoon Flores II (den .Vette); van dezen
Flores verhaalt Eikelenberg 4): „Diat Flo
res de Vette in 't Jaar elfhonderd! veer
tien den Alkmaarderen ontheeven hebbe van
zeekere belasting, die hen wegens de be
graving wierdt afgeparst, vtodie ik in een
Handschrift, voor tweehonderdt Jaaren ge-
schreeven. De onithefbrief, die, door tus-
S'chenspraak -van dien Egmondiiein Klooster
voogd! Adelaerdt verkregen, op den S es-
tienden van Hooyinaendt, des Jaars elf-
honderit sestien, in de Kerke van dien Bloed
getuige Laurens wierdt bekragtigdt, ver-
schoondt egter den Bjurgeren niet van dien
Last dan op beding, dat ze de Tien
den van alle vrugten van hun
Landt, e'n van huninie Veulens,
Kalveren, Lammeren, Biggen- en
jonge Ganzen zouden betaalen".
Of deze bevrijding van die begrafenis-
belasting door de Alkmaarders van 't jaar
1100 zoozeer als een gunst zal zijn be
schouwd, valt té betwijfelen.
Toen graaf Flores de Vette in 't jaar
1122 „to de kragt zijner jaaren" was ge-
•torv-M, werd1 ijn toon Dirk VI onder
zijn, onwetende, zwakke stervelingen, die
allen in vele zaken te kort schieten. Er
kennen we en belijden we in ootmoed en
rouwmoed des harten, dat we nietswaardige
zondaars zijn.
Laten we, in dezen heiligen tijd van den
Advent, alle berg en iieuvel van ijdeiheid
en hoogmoed slechten: zóó zullen wij' den
weg d'es Heeren kunnen1 bereiden "n Jezus'
komst -met Kerstmis gerustelijk verbeiden,
Die gaarne vertoeft met de eebvoudigen en
oprechten van harte.
Mi. P. A. OOMS,
D.l>
Alkmaar, den Oen December 1916.
In haaf benedenloop wringt zich de Con-
goririvier met geweld dioor dé bergruggen,
die haar aan beide 'kanten benauwen. Doch
naarmate men hooger de rivier opgaat,
wijken de bergen terug, totdat bij den 2en
graad X. 'BI dte laatste heuvelen achter
den horizon verdwijnen; !Wat vóór u ligt,
zieggeii de'aardrijkskundigen, was eertijds
een reusachtige binnenzee. De golven bots
ten 'én klotsten ter over een oppervlakte
van dtiizenden vierkante anijldni. Doch moe-
dier natuur veranderde vam plan en eigener
initiatief en mto eigen- 'kracht legdie zij
'dlie geheele zee droog. Sinds hebben de
tropische zon én de dagelijksche regen
dit hekken omgeschapen, in één reusachtig
woud. IWiéken en wéken zal de boot u
voortdragen op dien stroom, en behalve
heit water en de ludht, zult ge niets zien
dan de altijd groene gordijnen, die den
geheelen horizon drapeeren. Torenhoog
klimmen de reuzevarens, bcwen de kruinen
der booimen, om breed uit hare sleepklee-
dieren te laten hangen tot to het water
van dien stroomt H-et is, ails ducht bet
woud de nieuwsgierige blikken 'dier buiten
wereld'. Zelfs alls de vaargeul u vlak langs
den oever voert en ge spant -iw oogen
am dat gordijn te doorboren; niets dat
u bet leven verraadt, dat zich afspeelt
in de donkerte van bét woudj niets dan een
nieuwsgierige aa-p, die, enfant terrible, een
kijkgat schuift in bét gordijn, en zich en
de zijnen verraadt. Zoek -ook tusschen het
■gras langs den oever: mogelijk ziet ge
er den breeden kop van .eem. nijlpaard; dat
de wacht houdt voor hét woud'.
'Het krioelt er in het woud. Miliioenen
wezens aanschouwen er bet levenslicht, dat
zich een weg boort door teen toevallige ope
ning in 'het bladerdiak. Zwermen papegaaien
kwekken en krassen jn de kruinen der hoo
rnen; zonder ophouden hoort men het ge
roep van den uil en het gekras der vleer
muizen en het gesuis en gezeur van sprink
hanen en allerlei kruipend! gedierte. Er
kruipen ooik grootere dioor hiet groen; de
sterke python belaagt er de wilde katten,
zelfs het pootige varken is machteloos^ in
de omarming vain de reuzenslang. Antilopen,
sommigen als lammeren zoo klein, anderen
groot als .ezels, draven en springen en
wringen ziieb door het dichte hout. De hy
ena ontrooft er d'en zwaikkeren tun prooi,
en vlucht op zijn beurt voor de gloeiende
oogen van den panter. Het bruischt er van
leven in de donkerte; zonder etodl woedt
er de strijd' oun het bestaan; telkens weer
gilt er de kreet van den zwakkeling, die
zijn vijand tem prooi valt..,. Het woud'
kent slechts één wet, één redht, dat van
den sterkste.
Er leven ook mensehen. in het woud.
Langs de rivier verraadt een enkele pri
mitieve hut, d'at ier mensdben wonen to
het woud'. Zij' hebben .moeten vluchten
voor een sterkeren vijand; h'èm hun rui
men -horizon, hun vaderland moeten prijs
geven; zij hebben zich verborgen in het
woud. Zij 'hebben de dieren des woudt doen
plaatsmaken, én zij hébben zich hutten
gebouwd' tusschen de ontoegankelijke moe
rassen van het etodelooze woud. Daar wo
nen zij de Monigo's, een.volk als gevloekt!
i Arme Mongo, dien de Ngombe „vrouw"
noemt -en de jompoke „dier".
Arme Mongo; opgejaagd tot m het hart
dier eindelooze moerassen, door andere»
nog sterker, nog woester, dan gij.
Arme Mongo, spijt en haat en wraak zijn
er in uw hart, omdat ge moest onderdoen.
Gij, voor wie geen grooter schande is
dan onmacht. Is er dan niemand op wien
gij uw wraak kunt koelen; niemand dien
ge de bitterheid uws harten kunt doen
proeven. Daar zijn noguw eigen vrou
wen.
voogdijschap van zijn moeder Petronella,
een heldhaftige en heerschzuchtige vrouw
tot grafelijk opvolger benotemd; toen
echter Difk VI den vereisciiten leeftijd be
reikt had, werd hem de heerschappij over
de Kennem'ers ien West-Friezen door zijn
eigen broeder, Flores den Zwarten, af
getroond'
Over dé Kennemers had' Diiirk VI spoedig
zijn macht teruggewonnen; ovier die West-
Fri'ezen? Deze hadden vernomen, wat er.
tusschen Difk VI en zijn broeder Flores
dén Zwarte gaande was, én giean wbulder,
dat deze broedertwist hier een welkome
gelegenheid was tot weerwraak op de Ken-
nemers, op de .Alkmaarders ook!
Van Flores den Zwarte zoo meenden
zij hadidan zij géén heenschersdwang
te duchten; met hèm zoude» zij dus op
trekken tegen den wdttigen graaf Dirk;
zij droegen. Flores hét bevelhebberschap
over hunne troepen op: 'hij aanvaardde
zulks ende benden rukten op opis
arme Alkmaar af.
't Was in 't jaar 1133.
Graaf Flores behoefde zidh met zijn Frie-
zenleger Weinig moeite te geven om Alk
maar machtig te worden; hij plunderde het
stadjé en hij stalk helt to brand'.
Het vuur vernielde de Kerk en Markt,
zegt Melis Stoke, „anderen zeggen, de ge
heele plaatse; en ik agte, diat 'er doe ter
tijdt behajven de Timmieraadjes, die de
Markt Omringden, van welke de Vlam zig
wijder verspreidt kan hebben, weinige an
dere zijn geweest. i
Dé Marktplaatsen ier» die Dorpen zijn ge
meenlijk omtrent die Kerken; en de Koo
renstraat, hier bij de K»rk gelegen; was
Arme Moitgovrouw
Als de zoon va» een veefwijver ongeveer
veertien .jaar oudl geworden is, gaat hij
naar zijn vader ien zegt: „Vader, geef me
een vrouw". Ein zijn vader zal na duizend
uitvlucliten, en na dagenlange onderhan-
idlelimgen en na herhaalde pogingen om
zoonlief met een oude vrouw af te sche
pen, ten laatste noodgedwongen, afstand
doen. van een zijner jongere vrouwen. Nu
zal die vrouw misschien 'niet de belichaming
zijn klassieker schoonheid, dit is idan ook
piet de reden waarom zoonlief juist haar
uitkoos, waaram papa juist haar zoo on
gaarne afstond. De voornaamste eigenschap
dié der vrouw waarde geeft in dte oogen
harer mannelijke stamgenooten is 'haar ge
schiktheid om een gezin te vormen. En ver
der zijn de dingen, dlie .eten man het liefst
dn zijn vrouw ziet, sterke armen, die kun
nen weiken voor den meester en een goed
humeur.
(Slot volgt.)
C, J- VAN TONGEREN,
pr. miss.
Basartkusu, Beg. Congo.
Schrijver dezes keert einde December a.s.
terug, naar zijne Missie in dén Belgische»
Congo. Hij aanvaardt ooik die kleinste bij
drage ter verbetering va» dien toestand der
Mongo-vrouw met innige dankbaarheid.
Tijdelijk adres:
Weleervv. Heer C, J. VAN TONGEREN.
Koediefslaan, Heemstede.
Van 7. D. H. den Bisschop van Haar
lem ontving 'de Pater-Missionaris de
schrijver van bovenstaand1 artikel het
Volgende schrijven, waarom wij meemeni
de missie van Pater van Tongeren in de
liefdadigheid ook van onze lezers te moe
ten aanbevelen
Bisdom van Haarlem,
25 Nov. 1916.
WelEerw. Heter
Getzien Uw schrijven van 24 Nov. >916
en de aanbeveling van dep Gen.eraal-Overste
Uwer Congretatie, verleenen Wij U.Wi.E.
bij dazen het noodiige verlof om tot 1
Januari '1917, binnen Ons Bisdom gelde
lijke bijdragen voor het Missiewerk te ver
zamelen.
Met alle hoogachting,
U.E. diien. to O. H.
t AUGUSTINUS JOSÉ RH US,
Bisschop v, Haarlem.
ALKMAAR.
HERKOZEN,
Tof Heemraad der polder Egmonderniéer
is herkozen de beer L'. Biurem.
RAADSQVERZICHT.
Het iis nu juist geen bijzander prettig?
surprise, waarmede hef College onzer
Vroede Vaderen in deze dagen van aange
name verrassingen de Alkmaarsche burgerij
verblijd' heeft.
Eigenlijk is het beeiemaal geen surprise,
want de kolénmoodi, waarin de voorstellen
tot verhiooging der lidhtprijzen wortelen,
is .al sinds maanden voorzien, was trou-
\vens verleden jaar een verschijnsel, dat
tot beperking «n bezuiniging aanleiding gaf:
wié herinnert zich niet de zuinige straat
verlichting, dte cursussen voor het doel
matig gebruik van hooikisten misgadters
van couranten "om het .eten warm te hou
den enz. eihz. Maar dat was in de eerste
dagen toen de schrik ons beving; want.
nadat ze gewéken was, zijn wij hoe langer
hoe minder aan gasbezutoigtog gaan den
ken: wie dacht er nog aan hooikisten of
eten koken in couranten?
Totdat nu, als uit dé lucht gevallen, de
circulaire van den Minister van L„ H,.
en N. is gekomen, waarin op bezuinigipg
wordt aangedrongen en' meegedeeld, dat
de gemeenten niet mogen terugdeinzen, voor
verhooging van gas- en "electriciteitstarie-
ven.
Ktersdrillende gémieenten gingen Alk
maar daarin voor. Donderdag (de Raad 'neeft
besloten voortaan op Donderdag te- ver
gaderen) bralk de gewichtige 'dag voor onze
stad aan,
Dat zé gewichtig was en eene verorde
ning als deze ingrijpt in bet maatschappelijk
leven, bleek wel ujt de opkomst van het
publiek op de publieke tribune. Wat een
belangstelling
Zou de leeuw boven een. der balustra
des, die zoo stevig die Alkmaarsche burcht
in zijn Iclauwep houdt omklemd, wel1 ooit
oulyk eene marktplaats vdlgens Gle over
leveringen, Over sii'iz, indien doe door 't
verbranden der Kerk en Mankt de geheele
plaatste verbrande, soo isze va» geringe
uitstrekking geweest, grooter egter vam. ver
mogen da» van omtrek, nadien Melis
Stoke '5) getuigdt, dat de plondleraars daar
eenen zwaaren roof hebben1 gekregen." 6)
Dit zou dus reedis de tweedte verbranding
van het Alkmteansdhe kerkje wezen in
901 im'mters zouden die Friezen net volgens
v, d. Woudia ook reeds in de iscn gelegd,
hebben. 1
Met de verwoesting en brandschatting
vari Alkmaar «n zijn kerkje nam Flores'
roof- e n plundertocht tegen zijn broer Dirk
VI echter nog geen einde; graaf Flores
trok dieper en dieper Kennemerland in;
„ende dit schuyntoeökende valck voorts
treckende, verbrandeden alle die oude blo»
ten lenide Kastelen tot Haerlem toe, die
de» Grave toebehoorden; maar tegen den
nacht traökem sij wedler na Vrieslandt." 7)
1) Pag. 56.
2) Woordenboek der Nederlands die My
thologie", pag. 235.
3) Bij van Mieris I. 65 en Kluit II, 12(3.
4) „Alkmaer en zijne Geschiedenissen"
pag. 37.
5) „Rijmkroniek" 44,.
6) „Alkmaer en zijne Geschiedenissen",
pag. 44.
7) „Kronijk van 'Alkmaer", pag. 15i,