ouders STERIJEN. ordeellg tarief, eek Zaterdag 9 December 1916. TWEEDE BLAD. No. 143 Overwegingen in den Advent, Rlkmaar en Omgeving in den ouden tijd. De Mongo vrouw. ONS BLAD. E en ROTTERDAM, oven f25.kosteloos, jer. aan de Costerstraat en electrisch licht Aanvaarden 1 Fe- ationsweg 120. AND TE KOOR: redenen, een SCHIP* i MOTOR en FOÜRa* itwelk jaren een geleverd. .N WESTER, schipper- I PLANTEN. i BESTE TIJD. eeft wederom flinke voor- ar. inlichtingen, üeleefd aanbevelend, C. DE BOER, dd Oude-Niedorp- DE iHEILIGE BOETGEZANT JOANNES DE DOOPER. 2e ZONDAG1. Wij zagen dien vorigen ziondiag het eer- [ste optredien van' Joannes dieni Dooper [zijne vervulling van dien H. Geest zijne ranging der erfzonde zijne besnijdenis M de korte samenvatting zijner leer: „Doet boetvaardigheid^ want het Rijk der Heme len is nalbiji." Wij zagen diep heiligen man, in kemelshaar gekleed!, niet een lederen gordel om- dd lendenen, zichi voedend met [groote sprinkhanen ien wildiep honig. Wij [ragen talrijke schamen uit de geheele Jor- daanstreölc, uit garnsch Judiea en voorname lijk uit Jeruzalem, naar de oevers van de [rivier satmenstroomen; om Jaonnes te zien [en te hooren. 0! In diep tijd!, waarin de verwachting [van den beloofden Messias onder de Joden hoo levendig was; in dien tijd, waarin men wist, dat dia groote belofte, dioor God aan de Vaderen gediaan, hare vervulling nabij Lnoest wenen, iln dien fijd kon het niiet I airiers, of bij1 'vele Israëlieten moest de [gedachte opkomen, dat 3e buitengewone I Qodsgezant, dlie bij den Jordlaan predikte en doopte, dè Christus, dait iB' dlè Gezalfde les Heeren en dè Verlosser der wereld' was. £oodra de nedierige m'ain dit bemerkte, [sprak hij' tot die schamen, om alle mis- vatting voorgoed! weg te nemen: „I k'doop wel met water ter boetvaardigheid, maar I Hi ij, die na mij komen zal, is machtiger dan ik den riem van zijme schoenen ben ik niet waardig, geknield (zelfs) te ont- I binden! Hij zal u doopen met den H. [Geesten met vuur," Welk een iels voor ons van waarheid lievendheid en diepe nederigheid! Ziet! De Voorlooper, in die volle over- I tuiging zijner onvergelijkelijke minderheid [tegenover Dengene, wiens weg hij bereidde, [plaatste zichzelven en zijde bediening ge- Heel op den, achteigrondl Etaidelijk ook [onderscheidde hij zijn boötedloop, die geen zonidieii-vergiffenis schenken kon, van het [Doopsel, dat Christus zou Instellen' en [waaraan Hij1, diie miaiohtig is, "kracht en tde zou verletenen, om den "H. Geest [taede te dteelen ie» die zonden des d'oope- [Jings als door vuur te verteeren, Qelij'k blijkt kende Joannes den Messias, Üe weldra in het openbaar zou optreden, [zoowel onder opzicht van Zijne persoon lijke verhevenheid als van Zijne vtrlds- sende werkzaamheid! Ook kende hij Hem' als dien toekomsti- [gen Rechter, die allen, weiike Hem'niet [als Verlosser wiiïlén aamtitemien, tra de eeu- [wigheidl straft. Bij dezelfde -gelegenheid todb kondigde I de Boetgezant, dm alle pmheetvaardigen [schrik in te boezemen, dlien vreeselijken [Rechte-r aan, en zeide in eene gelijkenis: [„Hij (de Heer) heeft zijne wan in zijne [hand en Hij zal zijnen dorsohvloer zuiveren, en zijne tarwe zal''Hij to de schuur ver zamelen, maar het kaf zal Hij met onuit- [bluschbaar vuur vedbrandeln." Persoonlijk echter én vain aanzien kende I de Dooper Christus niet. Wel wist hij, dat [hij den Messias eerlang zou aanschouwen. [Bovendien was hem' een onfeilbaar teeken [aangewezen, waaraan hij Hem' zou kunnen [erkennen. God) toch; die hem gezonden [had om te doopen, haril tot hem gezegd: „Degene, op Wien gij dien, H. Geest zult [zien nederdalen en blijven, Hij is het, [Die doopt met dien H. Geest, Zeker evenwel kon' Joannes piet ver- wachten, dat de persoon, dien hij aan dat verheven teeke» erlkieinineln moest, in de [gedaante van den boetvaardigen zondaar [tot hem zou komen, om' door hem gedoopt te worden. En toch dit was bij God besloten. Jezus had Nazareth reeds verlaten en [Zich naar Judea begeven, en, terwijl Jo annes wedler laan Velen z ijp doopsel toe- door LEO SPEET. If. TER AANVULLING. Onze lezers herinneren zich ongetwijfeld de bijdrage van den heer G. T. M. van ■den Bosch onder „Alkmaar en Omgeving |in den oude» tijd!" to oins blad van 18 November 1.1.: die naam Alkmaar zoude I afkomstig zijn van „Alke mare" „Alke" [zoude beduiden: heilige plaats, de plaats, [waar de heidensche afgodspriesters offer den, „Heiligdotnsmeer" zou derhalve de ver maling kunnen wezen van „Alkmaar". Inmiddels werden wij erop gewezen, waar [de heer ,Van den Bosch blijkbaar deze [Verklaring vond bijl zelf immers wist [zich zulks niet meer te herinneren, „Dat Alcmaers heiige wijk en 't woud van Harrago Geschonden werd en viel;",... zoo lezen wij' in Hofdijk's dramatisch ge- d'icht: „Griffo de Saliër". 1) Welnuhierbij vinden wij aangetikemd de meening van ,Van dan Bergh, 2) „Van plaatsnamen, die de beteekenis van J^upel of heiligdom schijnen te bevat- Fpn, mag mem met zekerheid aaiinemetn, dat daar heilige plaatsen onder het hei ligdom geweest ?njn, Hiertoe rekent men diende, trad' ook Jezus nader, om gedoopt te worden. Op dat oogenblik ontvangt Joannes pene openbaring Gods, en pene inwendige stem zegt hem, wie het is, die Zich daar op dien oevfer vain den Jord'aani vertoont. D|oor eerbied ten heiligen schroom over meesterd, houidt Joannes dien Messias Tegen en roept Hem toe: „I Ik heb noodig' door U gedoopt te worden en G ij komt tot ntijl" Doch Jezus antwoordt en zeide: „Laat het nu toe, want aldus behooren wij allé gerechtigheid te vervullen, d! i. Gods wil geheel te volbrengen, Ik dbor gedoopt te worden, gij 'door Mij' te dbopen." Die nederige Boetgezant gehoorzaamt en gaat met Jezus naar de rivier. Daar daalt onze Verlosser af en wordt gedoopt; dé onetodlig Heilige, Idite onze ongerichtigheid op Zich genomen had, ontvangt den doop der boetvaardigheid; Evenals op den achtsten dag, bij Zijne Besnijdenis, neemt Christus, door het ont vangen van den dloop der boetvaardigheid eene plaats to onder de zondaars; heer lijke bevestiging der verhevene en troost volle waarheidi, dat Hij;- 'die door God ge zonden was in gelijkheid van het vleesch dier zonde, waarlijk de plaats dier zondaren bekleeden, hunne schuld! op Zich '.'.emeu, voor hen de straf dragen ten Gods recht vaardigheid verzoenen wilde, om hun ver volgens deel te geven aan Zijne eigene rechtvaardigheid en heiligheid In dankbare aanbidding erkennen wij den hoo-gen zin in dé woorden, welke Christus tot Joannes sprak: „Aldus behooren wij alle gerechtigheid te vervUlillen." Bij den doop van Christus werd; door die aanraking van Zij'n heilig Lichaam, het water gewijd; dat hét lichaam der Zijnen in het Heilig Sacrament des Doopsels zou afwasschen, om Ihunne zielen te reinigen van de smet der erfzonde. Terwijl Jezus uit het water opstijgt en Zijn gebed tot den Hemelschen Vader op- j zendt, opent zich de hemiel boven Zijn hoofd, die H. Geest daalt in de lichame lijke zichtbare gedaante eener duif op Hem neder eb blijft op Hem' rusten en tegelijk spréékt eene stem uit de wolke'n Hem toe; „Gij zijn mijn welbeminde Zoioin; to U heb Ik mijn welbehagen." Deze verheven woorden, welke wij be schouwen moeten in verband met de uit spraak van Jehova jm den tweeden Psalm van koning Dtavid: „Gij zijt mijn Zoon; Ik heb U heden geteeldi,". leveren het be wijs, dat Hij, die in den Jordlaan gedoopt was, die zelfde Persoon is als de éénige Zoon Gods, vóór alle eeuwen irit den Vader geboren en mu onmiddellijk door dien Vader zeiven tot het verlossingswerk plechtig ge wijld. Die zichtbare nederdaling des H. Geest es was die heerlijke vervulling der profetie van Isaias: „Op Hem zal rusten de Geest dies Heeren; de Geest van wijsheid en ver stand'; de Geest van raad en sterkte; de Geest van Vetenschap en godsvrucht, en de G'eest van de vreejze des Heeren zal Hem vervullen," Wij hebben de nederigheid' van den Boet gezant gezien tegenover allen, die tot Hem kwamen en Hem voor den Messias hielden, alsmede zijne ootmoedigheid bij den doop dés Heeren. Bewonderen wij in hem' nog diezelfde j deugd', toen hij door de gezanten van den Ai oiogen Raad ondervraagd! werd. Deze hoogste kerkelijke rechtbank kwam liét toe te onderzoeken, met welk recht Joannes als buitengewoon Godsgezant op trad, en vooral op welk gezag hij aan Israë lieten het doopsel toediende. Want het was wel een gebruik: bij de Joden, dat Heide nen, die tot het Jodendom' overgingen, ge doopt werden, 'maar het doopen van Is raëlieten was een vergrijp tegen de wet van Mozes, indien ten mitaste de dooper niet eene bijzondere zéndfag en opdracht van boven had' ontvangen!. Zulk een Godsgezant nu kon, volgens de zulke, die den naam van Haren, Herk, Harg, Larien, Blaar, Aal en Alk voeren. In het noorden heette een tempel h rgr; in dé Ripuarische wet vindt men fc a r a h of harabus, waardoor zeker gebouw op het mallum (de dingpfaats) aangeduid wordt, misschien een soort van kapel, maar dat geheel deze Idle vorm is. Hiermee stemt overeen Onze dorpsnaam Har gen to Noord-Holland, in de lijst der Utrechtsche kerkgoederen van- omstreeks 866 Haragum genoemd en in charters van 1063 en 1083 3), Har a go, Harra- gon. Bij de Gotlien wordt het Griekschevaog (dat tempel beteekent), door a 1 h s ver tolkt; in den Heliand heet het al ah; hiermede stemmen overeten ouid-Hoogduit- sche plaatsnamen als alahstat en alah- dorp. In Nederland-heeft men Ala- tinghe in 838, Alfourch in 880 en A1 cm e r e (Alkmaar) in 1083, Hier bevestigt dus het taalkundig onder zoek dé overlevering, die in de 17e eeuw op een bord in de St.-Laurensfcerk van Alkmaar dééd schrijven: „Omtrent geleden duysend iaer Wert hier gesticht kerek en altaer Den Heidenschen afgoden" -• Na déize eenigszins hinderlijk onderbre king welke de Jezer ons gelieve te vergeven! vervolgen wijl wederom ons verhaal. Na de voogidiij-regeering vata hertog God- fried II kvvaja bij dien» doodl in 1076 meening der Joodsdhte priesters, niemand anders wezen dan öf de .Messias zelf öf diéns Voorlooper, die profeet Elias, of de Profeet, dien Mozes voorspeld' had'. Deze ttiééning, ofschoon' in den grond' waar, was ondier twee opzichten valsch. Vooreerst hielden zij den door Mozes voorspelden Pro feet voor onderscheiden van den Messias, en ten tweede verwarren zij o'e tweede komst van Christus mét Zijne eèrste. Die gezanten begonnen dbn met de isit- nocdiigtog: Joannes zo,u hun zeggen, of hij wellicht zè'ff de Messias was? De nederige man, verschrikt en versla gen, dat zijn persoon tot een zoo nood lottig 'misverstand aanleiding had kunnen geven, haast zich op de meest rondborstige wijze te verklaren, dat hij de Messias niet is: „«n hij bel-eid en loochende het niet en hij beleed: Ik, ik ben de Christus niet." Dit herhalen Van zijd ontkennend ant woord, in altoos verschillende vormen; zegt ons duidelijk, hoeverre hij er af was, van voor iets gehouden te willen worden, wat hij niet was, of van zich zijns Meesters eeren te willen toeeigentn. Als de gezanten; door deze ondubbel zinnige verklaring van Joannes, met c kerheid te weten waren gekoinen, dat hij zelf de Messias niet was, gjingen zij: voort met vragen: „Wie dan? Zijt gij Elias, die den Messias moet voorafgaan?" Het was d'en afgezanten slechts' te doen,, om te weten, öf Joannes Elias in per soon was. Bewonderen wij hier wederom den nede- rigen main! Ofschoon bijl zidu op den geest en de kracht van Elias kon. beroepen, ant woordt dé Dooper: „Neen! Ik hen Elias niet!" Een heilige aandrift bezielt hem; oin te zeggen, wat hij ïlièt is, om' zidh' zoo diep mogelijk te vernederen en te vernietigen. „Maar zijt gij dlan de profeet?" her vatten de gezondenen uit de Joden. Joannes wist zeer goed', wien zij door deze .aanduiding bedoelden. Mozes toch had tot Israël gesproken: „Etenen profeet uit uiw volk en uit uwe broederen aan mij gelijk z,al de Heer God u verwekken." De profeet in deze voorzegging bedoeld, was geen andere, dan de groote Profeet van Nazareth, Christ us-Jezus; de beloofde Messias. En wederom klinkt het antwoord ont kennend': „Neen! Ik ben dè Profeet niet1" Dat hij; volgens het eigen getuigenis van Christus, meer is dan de profeet, verzwijgt de nederige man. En zóó waren d'e afgezanten eigenlijk nog 'niets gevorderd. Vel wisten zij' nu, wat Joannes niièt was; maar op de vraag aelve: .„Wjie zijt Giij?" wiellke z)j toch in last hadden aan Joiannes te stelten, hadden zij nog geen antwoord bekomen. Daaiom hervatten zij met nieuwen en steeds lriim- meraden aandrang: „Zeg ons toch, wie ge zijt, wat gij zegt van u zeiven, want wij moeten een antwoord' overbrengen aan hen, die ons gezonden hebben!" En ziet! Met dézelfdte boetvaardigheid!, ja gretigheid, waarmede Joannes beleden liad, wat hij niét was, giaat hij nu zeggen, wat hij' wèl" is. Waarom? Omdat het hem wederom eene koisitelijke gelegenheid aan biedt, Om ziohzelven zoo. diep mogelijk te vernederen. Hij zeide dan: „Ik ben de stem eens roependen to de woestijn: Maakt den weg des Heeren recht, gelijk Isaias, de pro feet, voorspeld heeft." Eene stem, niets moer, ik ben die dienaar van den Messias, mij is die taak opgediragen u te verkon digen, dat Hij in aantoidhltis, ja, en reeds daar is. Ziedaar mijne eémige en gaosche roepingi O, Heilige Joannes! O, waardige Gods gezant! Hoe bewonderen wij uwe diepe nederigheid! Wij willen het zehter toet bij 'bewondering alleen laten; maar Ihlis be ijveren uw voorbeeld na te volgen en er kennen, wat we wèl zijn en belijden, v.at we niét zijn. Hoezeer toch zijn we allen geneigd ons te verheffen, en, in de oogen dier mensehen door te gaan voor meer en beter, dan< wij inderdaad zijn. En worden we soms gedwongen de eer en de achting, die men ons betoont, af te wijzen, uit vreeze voor leene de® te diepere les cha ining, die zelden zal uitblijven •- welnu, knot 'wat tegenzin en slechts ten deele wijzien we die lofprijzing dan niet af? Hét hart zelf, waaraan het toch alleen op aan komt, heeft aan die afwijzing niet hiet minste deel. Laten we liever rond borstig en volmondig belijden wat we wèl p—BB—«3—eg»aw»iaBBa«gmjajp graaf Dirk V aan het bewind' over deze lande»; van. dezen graaf onder wiens regeeri,ng weinig vermeldenswaardigs voor Alkmaar voorviel moet nog een giftbrief ten behoeve der EgmOndscbe abdij be staan, waarin hij zidh noemt, „door Gods Genade, Graaf der HolianJeren," waaruit voorzeker wel blijken' kan, iioe onafhankelijk deze graaf zich gevoelde. Graaf Dirk V werd' opgevolgd door zijn zoon Flores II (den .Vette); van dezen Flores verhaalt Eikelenberg 4): „Diat Flo res de Vette in 't Jaar elfhonderd! veer tien den Alkmaarderen ontheeven hebbe van zeekere belasting, die hen wegens de be graving wierdt afgeparst, vtodie ik in een Handschrift, voor tweehonderdt Jaaren ge- schreeven. De onithefbrief, die, door tus- S'chenspraak -van dien Egmondiiein Klooster voogd! Adelaerdt verkregen, op den S es- tienden van Hooyinaendt, des Jaars elf- honderit sestien, in de Kerke van dien Bloed getuige Laurens wierdt bekragtigdt, ver- schoondt egter den Bjurgeren niet van dien Last dan op beding, dat ze de Tien den van alle vrugten van hun Landt, e'n van huninie Veulens, Kalveren, Lammeren, Biggen- en jonge Ganzen zouden betaalen". Of deze bevrijding van die begrafenis- belasting door de Alkmaarders van 't jaar 1100 zoozeer als een gunst zal zijn be schouwd, valt té betwijfelen. Toen graaf Flores de Vette in 't jaar 1122 „to de kragt zijner jaaren" was ge- •torv-M, werd1 ijn toon Dirk VI onder zijn, onwetende, zwakke stervelingen, die allen in vele zaken te kort schieten. Er kennen we en belijden we in ootmoed en rouwmoed des harten, dat we nietswaardige zondaars zijn. Laten we, in dezen heiligen tijd van den Advent, alle berg en iieuvel van ijdeiheid en hoogmoed slechten: zóó zullen wij' den weg d'es Heeren kunnen1 bereiden "n Jezus' komst -met Kerstmis gerustelijk verbeiden, Die gaarne vertoeft met de eebvoudigen en oprechten van harte. Mi. P. A. OOMS, D.l> Alkmaar, den Oen December 1916. In haaf benedenloop wringt zich de Con- goririvier met geweld dioor dé bergruggen, die haar aan beide 'kanten benauwen. Doch naarmate men hooger de rivier opgaat, wijken de bergen terug, totdat bij den 2en graad X. 'BI dte laatste heuvelen achter den horizon verdwijnen; !Wat vóór u ligt, zieggeii de'aardrijkskundigen, was eertijds een reusachtige binnenzee. De golven bots ten 'én klotsten ter over een oppervlakte van dtiizenden vierkante anijldni. Doch moe- dier natuur veranderde vam plan en eigener initiatief en mto eigen- 'kracht legdie zij 'dlie geheele zee droog. Sinds hebben de tropische zon én de dagelijksche regen dit hekken omgeschapen, in één reusachtig woud. IWiéken en wéken zal de boot u voortdragen op dien stroom, en behalve heit water en de ludht, zult ge niets zien dan de altijd groene gordijnen, die den geheelen horizon drapeeren. Torenhoog klimmen de reuzevarens, bcwen de kruinen der booimen, om breed uit hare sleepklee- dieren te laten hangen tot to het water van dien stroomt H-et is, ails ducht bet woud de nieuwsgierige blikken 'dier buiten wereld'. Zelfs alls de vaargeul u vlak langs den oever voert en ge spant -iw oogen am dat gordijn te doorboren; niets dat u bet leven verraadt, dat zich afspeelt in de donkerte van bét woudj niets dan een nieuwsgierige aa-p, die, enfant terrible, een kijkgat schuift in bét gordijn, en zich en de zijnen verraadt. Zoek -ook tusschen het ■gras langs den oever: mogelijk ziet ge er den breeden kop van .eem. nijlpaard; dat de wacht houdt voor hét woud'. 'Het krioelt er in het woud. Miliioenen wezens aanschouwen er bet levenslicht, dat zich een weg boort door teen toevallige ope ning in 'het bladerdiak. Zwermen papegaaien kwekken en krassen jn de kruinen der hoo rnen; zonder ophouden hoort men het ge roep van den uil en het gekras der vleer muizen en het gesuis en gezeur van sprink hanen en allerlei kruipend! gedierte. Er kruipen ooik grootere dioor hiet groen; de sterke python belaagt er de wilde katten, zelfs het pootige varken is machteloos^ in de omarming vain de reuzenslang. Antilopen, sommigen als lammeren zoo klein, anderen groot als .ezels, draven en springen en wringen ziieb door het dichte hout. De hy ena ontrooft er d'en zwaikkeren tun prooi, en vlucht op zijn beurt voor de gloeiende oogen van den panter. Het bruischt er van leven in de donkerte; zonder etodl woedt er de strijd' oun het bestaan; telkens weer gilt er de kreet van den zwakkeling, die zijn vijand tem prooi valt..,. Het woud' kent slechts één wet, één redht, dat van den sterkste. Er leven ook mensehen. in het woud. Langs de rivier verraadt een enkele pri mitieve hut, d'at ier mensdben wonen to het woud'. Zij' hebben .moeten vluchten voor een sterkeren vijand; h'èm hun rui men -horizon, hun vaderland moeten prijs geven; zij hebben zich verborgen in het woud. Zij 'hebben de dieren des woudt doen plaatsmaken, én zij hébben zich hutten gebouwd' tusschen de ontoegankelijke moe rassen van het etodelooze woud. Daar wo nen zij de Monigo's, een.volk als gevloekt! i Arme Mongo, dien de Ngombe „vrouw" noemt -en de jompoke „dier". Arme Mongo; opgejaagd tot m het hart dier eindelooze moerassen, door andere» nog sterker, nog woester, dan gij. Arme Mongo, spijt en haat en wraak zijn er in uw hart, omdat ge moest onderdoen. Gij, voor wie geen grooter schande is dan onmacht. Is er dan niemand op wien gij uw wraak kunt koelen; niemand dien ge de bitterheid uws harten kunt doen proeven. Daar zijn noguw eigen vrou wen. voogdijschap van zijn moeder Petronella, een heldhaftige en heerschzuchtige vrouw tot grafelijk opvolger benotemd; toen echter Difk VI den vereisciiten leeftijd be reikt had, werd hem de heerschappij over de Kennem'ers ien West-Friezen door zijn eigen broeder, Flores den Zwarten, af getroond' Over dé Kennemers had' Diiirk VI spoedig zijn macht teruggewonnen; ovier die West- Fri'ezen? Deze hadden vernomen, wat er. tusschen Difk VI en zijn broeder Flores dén Zwarte gaande was, én giean wbulder, dat deze broedertwist hier een welkome gelegenheid was tot weerwraak op de Ken- nemers, op de .Alkmaarders ook! Van Flores den Zwarte zoo meenden zij hadidan zij géén heenschersdwang te duchten; met hèm zoude» zij dus op trekken tegen den wdttigen graaf Dirk; zij droegen. Flores hét bevelhebberschap over hunne troepen op: 'hij aanvaardde zulks ende benden rukten op opis arme Alkmaar af. 't Was in 't jaar 1133. Graaf Flores behoefde zidh met zijn Frie- zenleger Weinig moeite te geven om Alk maar machtig te worden; hij plunderde het stadjé en hij stalk helt to brand'. Het vuur vernielde de Kerk en Markt, zegt Melis Stoke, „anderen zeggen, de ge heele plaatse; en ik agte, diat 'er doe ter tijdt behajven de Timmieraadjes, die de Markt Omringden, van welke de Vlam zig wijder verspreidt kan hebben, weinige an dere zijn geweest. i Dé Marktplaatsen ier» die Dorpen zijn ge meenlijk omtrent die Kerken; en de Koo renstraat, hier bij de K»rk gelegen; was Arme Moitgovrouw Als de zoon va» een veefwijver ongeveer veertien .jaar oudl geworden is, gaat hij naar zijn vader ien zegt: „Vader, geef me een vrouw". Ein zijn vader zal na duizend uitvlucliten, en na dagenlange onderhan- idlelimgen en na herhaalde pogingen om zoonlief met een oude vrouw af te sche pen, ten laatste noodgedwongen, afstand doen. van een zijner jongere vrouwen. Nu zal die vrouw misschien 'niet de belichaming zijn klassieker schoonheid, dit is idan ook piet de reden waarom zoonlief juist haar uitkoos, waaram papa juist haar zoo on gaarne afstond. De voornaamste eigenschap dié der vrouw waarde geeft in dte oogen harer mannelijke stamgenooten is 'haar ge schiktheid om een gezin te vormen. En ver der zijn de dingen, dlie .eten man het liefst dn zijn vrouw ziet, sterke armen, die kun nen weiken voor den meester en een goed humeur. (Slot volgt.) C, J- VAN TONGEREN, pr. miss. Basartkusu, Beg. Congo. Schrijver dezes keert einde December a.s. terug, naar zijne Missie in dén Belgische» Congo. Hij aanvaardt ooik die kleinste bij drage ter verbetering va» dien toestand der Mongo-vrouw met innige dankbaarheid. Tijdelijk adres: Weleervv. Heer C, J. VAN TONGEREN. Koediefslaan, Heemstede. Van 7. D. H. den Bisschop van Haar lem ontving 'de Pater-Missionaris de schrijver van bovenstaand1 artikel het Volgende schrijven, waarom wij meemeni de missie van Pater van Tongeren in de liefdadigheid ook van onze lezers te moe ten aanbevelen Bisdom van Haarlem, 25 Nov. 1916. WelEerw. Heter Getzien Uw schrijven van 24 Nov. >916 en de aanbeveling van dep Gen.eraal-Overste Uwer Congretatie, verleenen Wij U.Wi.E. bij dazen het noodiige verlof om tot 1 Januari '1917, binnen Ons Bisdom gelde lijke bijdragen voor het Missiewerk te ver zamelen. Met alle hoogachting, U.E. diien. to O. H. t AUGUSTINUS JOSÉ RH US, Bisschop v, Haarlem. ALKMAAR. HERKOZEN, Tof Heemraad der polder Egmonderniéer is herkozen de beer L'. Biurem. RAADSQVERZICHT. Het iis nu juist geen bijzander prettig? surprise, waarmede hef College onzer Vroede Vaderen in deze dagen van aange name verrassingen de Alkmaarsche burgerij verblijd' heeft. Eigenlijk is het beeiemaal geen surprise, want de kolénmoodi, waarin de voorstellen tot verhiooging der lidhtprijzen wortelen, is .al sinds maanden voorzien, was trou- \vens verleden jaar een verschijnsel, dat tot beperking «n bezuiniging aanleiding gaf: wié herinnert zich niet de zuinige straat verlichting, dte cursussen voor het doel matig gebruik van hooikisten misgadters van couranten "om het .eten warm te hou den enz. eihz. Maar dat was in de eerste dagen toen de schrik ons beving; want. nadat ze gewéken was, zijn wij hoe langer hoe minder aan gasbezutoigtog gaan den ken: wie dacht er nog aan hooikisten of eten koken in couranten? Totdat nu, als uit dé lucht gevallen, de circulaire van den Minister van L„ H,. en N. is gekomen, waarin op bezuinigipg wordt aangedrongen en' meegedeeld, dat de gemeenten niet mogen terugdeinzen, voor verhooging van gas- en "electriciteitstarie- ven. Ktersdrillende gémieenten gingen Alk maar daarin voor. Donderdag (de Raad 'neeft besloten voortaan op Donderdag te- ver gaderen) bralk de gewichtige 'dag voor onze stad aan, Dat zé gewichtig was en eene verorde ning als deze ingrijpt in bet maatschappelijk leven, bleek wel ujt de opkomst van het publiek op de publieke tribune. Wat een belangstelling Zou de leeuw boven een. der balustra des, die zoo stevig die Alkmaarsche burcht in zijn Iclauwep houdt omklemd, wel1 ooit oulyk eene marktplaats vdlgens Gle over leveringen, Over sii'iz, indien doe door 't verbranden der Kerk en Mankt de geheele plaatste verbrande, soo isze va» geringe uitstrekking geweest, grooter egter vam. ver mogen da» van omtrek, nadien Melis Stoke '5) getuigdt, dat de plondleraars daar eenen zwaaren roof hebben1 gekregen." 6) Dit zou dus reedis de tweedte verbranding van het Alkmteansdhe kerkje wezen in 901 im'mters zouden die Friezen net volgens v, d. Woudia ook reeds in de iscn gelegd, hebben. 1 Met de verwoesting en brandschatting vari Alkmaar «n zijn kerkje nam Flores' roof- e n plundertocht tegen zijn broer Dirk VI echter nog geen einde; graaf Flores trok dieper en dieper Kennemerland in; „ende dit schuyntoeökende valck voorts treckende, verbrandeden alle die oude blo» ten lenide Kastelen tot Haerlem toe, die de» Grave toebehoorden; maar tegen den nacht traökem sij wedler na Vrieslandt." 7) 1) Pag. 56. 2) Woordenboek der Nederlands die My thologie", pag. 235. 3) Bij van Mieris I. 65 en Kluit II, 12(3. 4) „Alkmaer en zijne Geschiedenissen" pag. 37. 5) „Rijmkroniek" 44,. 6) „Alkmaer en zijne Geschiedenissen", pag. 44. 7) „Kronijk van 'Alkmaer", pag. 15i,

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Ons Blad : katholiek nieuwsblad voor N-H | 1916 | | pagina 5