t langer!!
ITEH.
mi wil
fff
EN G-z.
id i iwki
aweelen,
PUS,
MUI.
KM So. 3,
TWEEDE BLAD.
No. 70
li
s Pleister,
L Go's
je f 1.en
e f 0.60,
te Alkmaar,
rkt 58.
ENBERGH,
Haarlem.
s-, Drogist,
Hoorn.
[Zaterdag 16 Juni 1917.
TOBIAS.
Godsdiensten Socialism©
Het vergeet me-nistje
Koralen, is bi]
)op de beste waar
nis van den win-
7 daarom tot
- en Zilversmid.
ALKMAAR.
juiste adres.
©NS BLAD.
26. TEL. 406.
en Schaverij.
- - ALKMAAR,
3:
9E en ïiiT9a Zweed-
mooi kozijiihout en
ie vuren delen, enz.
kea, tot 24 Meter
eor langs Balklagen,
ten enz.
lagen Balben, zeer
liggers, Fundeering-
z:
Balk/ia. Verder
tsnlandsch gezaagd
lijstwerk, Sootea
enz.
BILLIJK
rende prijzen, is
den de vanouds be-
mei, volkomen helpt
rende borstlikdoorns,
>ort niet tot die mid-
en véél te hooge prij-
rengt, het is een oud
waarvan onze familie
postwissel zenden wij
met gebruiksaanwij-
5 bij 8 centimeter
10 bij 10 centimeter
bij
Haarlem.
uwormzalf geneest
de is aan Dauworm,
Baardschurft en
>aan wij zing.
er, Drogist,
'S
an personen, door
r inzage.
4
De appel valt niet ver van den boom.
Godvreezende ouders hebben ook doorgaans
brave kinderen. Op het verzoek van vader
['Tobias, de geleende som van Ga'oelus, te
images, terug te halen, antwoordde de jeug-
dige Tobias en zeide: „Alles, wat gij mij
bevolen hebt, zal ik doen, vader Hoe ik
echter dat geld zal invorderen weet ik niet.
.Gabelus kent'mij niet, en ik ken hèm niet.
Welk teeken zal ik hem geven? la, zelfs
den weg, welke daarheen voert, ken ik
[niet eens!
Jlat eerbiedige onderwerping aan het
vaderlijke gezag!
Toen antwoordde hem zijn vader, en
zeide: „Wel, zijn handschrift is in mijn
bezit, en als gij hem dat toonen zult, zal
hij terstond teruggave doen. Maar ga nu,
1 en zoek u een vertrouwd man, die, tegen
[behoorlijk loon, u vergezelle, opdat gij,
nog bij mijn leven, het geld moogt terug
ontvangen."
Toen ging Tobias naar buiten, en vond
I een schoonen jongeling staan, met opge
schorte kleederen en als gereed op reis te
gaan. En, niet wetend, dat het een Engel
Gods was, groette hij hem en zeide„Van
waar zijt gij, goede jongeling?" En, deze
antwoordde: „Van de kinderen Israels."
Tobias vroeg hem nu„Kent gij den weg,
[die naar het land der Meden voert?"
Daarop antwoordde hem de Engel„Ja,
en alle wegen daarheen heb ik dikwijls
bewandeld, en ik heb overnacht bij onzen
I broeder Gabelus die te Rages woont, eene
stad der Meden." Tobias zeide nu: „Wacht
op mij, bid ik u, totdat ik dit mijnen vader
meedeele." Toen ging Tobias naar binnen,
en verhaalde dit alles aan zijnen vader.
De vader hierover ten zeerste verwonderd,
verzocht, dat hij bij hem zou binnenkomen.
De Engel kwam dan binnen, groette hem
en sprak: „Vreugde zij u, te allen tijde."
Waarop Tobias antwoordde: „Wat vreugde
zou er voor mij kurnen zijn, die in de
duisternis zit en het licht des hemels niet
aanschouw?" En de jongeling hernam:
„HeD goeden moed I» binnenkort zult gij
I door God genezen worden Tobias vroeg
hem dan „Zou It gij mijn zoon naar Ga
belus te Rages, eene stad der Meden, kunnen
geleiden? En, al; gij teruggekeerd zijt, zal
ik u uw loon geven De Engel zeide hem
„Ik zal uw zoon in welstand geleiden, en
in welstand weder tot u terugvoeren." Nu
antwoordde vader Tobias en sprak: „Reist
j gelukkig! Fn God zij op uwen weg, en
Zijn Engel begeleide u."
Mochten toch alle ouders zóó hunne
kinderen zegenen, wanneer dezen op reis
f gaan
Toen nu alles gereed was, wat men op
I weg moest meenemen, nam Tobias afscheid
I van zijnen vader en van zijne moeder, en
beid-n gingen zamen op reis. Toen zij dan
vertrokken waren, begon zijne moeder te
weenen en te klagen„Den staf van onzen
J ouderdom hebt gij weggenomen en van ons
I heengezonden! Hadde toch nooit dat geld
Tj bestaan, waarom gij hem gezonden hebt
Mij waren tevreden en zelfs rijk, omdat
wij onzen zoon mochten aanschouwen!"
I Tobias troostte haar, zeggende„Ween toch
jhiet! In welstand zal onze zoon aankomen,
Ij en in welstand zal hij bij ons terugkeeren,
en uwe oogen zullen hem zien. Want ik
geloof, dat een goede Engel Gods hem
J begeleidt, en alles, wat met hem geschiedt,
■[goed regelt, zoodat hij met blijdschap bij
ons zal terugkeeren." Op dit gezegde hield
«zijne moeder op met snikken en zuchten.
Van de du zend duizenden Engelen, die
Hem dienen, heeft de hemelsche Vader
ook d'enstdoende geesten uitgezonden, ten
dienste van ons, die de zaligheid beërven
I zullen. Om die erfenis des hemels deel-
l.achtig te worden, heeft Hij Zijnen Engelen
I gelast, ons te bewaken op al onze wegen,
op hunne handen zullen zij ons dragen,
opdat wij onzen voet aan geenen steen
zouden stooten. Zie, uw Engelbewaarder
gaat voor u uit, beschermt u op den weg;
geef acht op hem en luister naar zijne
j stem, en doe, wat hij u ingeeft. Dan zal
'hij u voeren ter plaatse, dié de Heer be
reid heeft. In alle noodwendigheid, houd
'goeden moed, dan zal het geschieden dat gij
'binnenkort door God genezen zult worden,
lobias was dan vertrokken, en hij nam
'zijne eerste rustplaats bij de rivier den
Tigris. En hij ging heen, om zijne voeten
te wasschen in den vloed, en zie, een reus
achtige visch schoot uit, om hem te ver
slinden. Ontsteld van schrik, riep Tobias,
met luider stem, zeggende: „Heer, hij valt
mij aan Waarop de Engel zeide: „Grijp
hem^ bij de kieuwen en trek hem naar u
toe." lobias deed zulks, en haalde hem
op het droge, en de visch begon te spar
telen voor zijne voeten.
Ook op onzen levensweg kunnen zich
velerhande gedrochten van bekoringen en
allerlei monsters van verleidingen en aan
vechtingen voordoen, die ons geheel kunnen
'ontstellen en denhevigsten schrik aanjagen.
Roepen we dan ook insgelijks, maar oogen-
blikkelijk, onzen Engelbewaarder aan„En-
igel Gods, die mijn bewaarder zijl, aan
wien ik door de goddelijke goedheid ben
toevertrouwd, verlicht, bewaar, geleid en
bestuur mij."
Zoo zullen we de bekoorders en de ver
leiders en de aanranders dapper weerstaan
in het geloof, en de overwinning is beslist
©an onze zijde,
De Engel sprak verder: „Ontleed dezen
visch en bewaar zijn hart en gal en lever,
want deze zijn noodig voor heilzame medi
cijnen." Het overige werd gebraden en
gezouten en meegenomen voor de reis.
'Doen ondervroeg Tobias den Engel, en
zeide tot hem: „Ik bid u, broeder A zarias
(zoo had de Engel zich genoemd) zeg mij,
welke geneeskracht heeft datgene, wat gij
mij van den visch liet bewaren?" De Engel
antwoordde: „Zoo gij een stukje van zijn
hart op kolen legt, drijft de rook daarvan
alle soort van duivelen uit. De gal dient,
om de oogen, waarin eene witte vlek is,
te bestrijken, en zij zullen genezen."
De visch nu, door Tobias gedood, is,
volgens de HH. Vaders, evenals de koperen
slang en het paaschlam, een zinnebeeld
van Christus, Die door Zijn dood, de wereld
van de slavernij des duivels heeft verlost,
en door Zijn Evangelie van boetvaardig
heid en versterving het licht der waarheid
aan de Zijnen schenkt, en in het H. Sacra
ment des Altaars onze Teerspijze is op
onze reis naar het hemelsch Vaderland.
M. P A„ OOMS,
Alkmaar, 16 Juni 1917. D.-P.
iimi
Aan het oude liedje, al dikwijls idioor die
socialisten gezongen, dat de S. Of A. P. niet
tegen den godsdienst is, en dat socialisme
en godsdienst niets met elkander te maken
hebben, hieeft „De Vonk" een nieuw cou
plet toegevoegd': godsdienst en socialisme
zijn zelfs „zeer goed" met elkander
vereeinig'baar.
Nu hebben yvij er reeds op gewezen, dat
gezaghebbende socialisten, die1 hief weten
kunnen, er anders over denken en van
meening zijn, dat godsdienst en socialisme
tegenover elkander staan als water en vuur.
Doch gaan we zelf eens op onderzoek uit!
Wiat is het socialisme? DM moe
ten we eerst weten "om te kunnen vast
stellen of bet al dan niet met godsdienst
in 't algemeen en met het Katholiek geloof
in het bijzonder, is overeen te brengen.
.Wiat het socialisme is? Och, ga dat pu
niej le eren bij de p r o pa g a indiis-
t-er d!-er S. D, A. P., want als je naar
hen luistert, zou je waarlijk gaan meene-n,
dat het socialisme jniets anders ie jllan de
strijd om verbeteringen te brengen in mis
standen, d.e werkelijk in onze maatschappij
bestaan; niets anders dnn het streven paar
betere levensvoorwaarden, vooral voor de
■arbeiders, hooge-r loon, korter arbeidsduur,
gezonde woning, betere voetfflqgf'.nu
ja, je vindt dat ze wel wat overdrijven, erg
protesteeren, hooge -eischien stellen, veel
beloven enmaar d'e bruitalen hebben
alvast de halve wereld, dat as óók wat
waard'. Doch is dat nu socialisme Nu,
dan zouden er onder ons ook heel wat
socialisten zijn 1 Aan arbeidersbeweging, aan
sociale actie, doen er onder ons ,to-ch heel
wat mede, en er zijn er, die desnoods
een grooten mond kunnen opendoen oiok
Neen, streven naar verbetering in onze
maatschappij is nog geen socialist-zijn
integendeel de socialist wil de bestaande
maatschappij niet verbeteren, hij wil
ze h iet hervormen, al neemt hiij er
de schijn van aan, hij wil de bestaande
maatschappij beele-maal omverwerpen,
vernietigen en ze vervangen door
een splinternieuwe: de socialistische
maatschappij! Hoe zal die maatschap
pij' eruit zien? Luister eens even naar dien
propagandist der S. D. A. P. in „de Vonk"
van 19 Mei j.l.„De strijd' voor het soci
alisme is de strijd voor het koninkrijk van
den vrede, is die strijd vtoor een betere
maatschappij, waar de bleeke wangen der
werkvrouw kleur krijgen, iwaar d'e moede
zwoegers kracht en geluk zullen vinden door
betere levensvoorwaarden, waar recht en
gerechtigheid' zullen heerschen ©n onrecht
en knechtschap verdrijven, en waar de
arme harten der verdrukten' en .onterfden
zich zullen verheugen in het heerlijke zon
negoud der volksvrijheid." Mooi, hè!
En onschuldigJe zou tefrstondl met d:e
socialisten aan den strijd voor zulk een
maatschappij meedoenMaar mag ik dan
ook eens zeggen hoe de socialistische maat
schappij er zal uitzien endian zijnder .de
boel met zonnegoud te vergulden? 'Welnu:
De socialistische maatschappij
is een maatschappij, waarin a 11 ie
privaat (persoonlijk) bezit van
vo 0 rt-br-eng i n g s m id'de len is af
geschaft, en overgedragen aan
de gemeenschap, welke de ge
meenschappelijke voortbren
ging en verdeeling der stoffe
lijke g o e de ren beheert en regelt.
We zullen dit eens uitleggen. In' de be
staande maatschappij zijn 'het personen
of vereenig ingen, di e e igenaars
zijn van d'e middelen, d!ie dienen
tot voortbrenging van stoffelij
ke goederen, zooals werktuigen en
grondstoffen, fabrieken, werkplaatsen en
machines, grond en 'bodem, verkeersmid
delen enz. enz. Zij bezitten de voort-
brengingsmiddelen en werken daarmee zelf
standig.
In den socialistischen toekomststaat wordt
dit afgeschaft: alleen de gemeen
schap bezit alle vo 0rtbreng 1 ngs-
m-iddelen, alleen de gemeen
schap beheert en leidt die voort
brenging, waartoe ieder door zijn arbeid
meet bijdragen. Zoo wordt de ge he e el e
maat s c h a p p ij ÉEN REUSACHTIG
GROOTBEDRIJF, waarin alles wat de
mcnschen noodig hebben voor hun levens-
1 ndtrhcud, wordt voortgebracht dsc-r ge-
meenschappelijken arbeid. Natuurlijk komt
daarbij een even REUSACHTIG DISTRI
BUTIEBEDRIJF (nu alsjeblieft niet schrik
ken, hoor!), hetwelk de voortgebrachte goé
deren over allen, volgens^ volbrachten ar
beid of volgens behoeften, verdeekn moet.
Wat men aldus aan verbrui'ksgcedéren ont
vangt, werdt persoonlijk eigendom, maar
men mag het niet aanwenden tóf nieuwe
.voortbrenging, want daarvoor zorgt alleen
de gemeenschap. Ziehier in groote trekken
de socialistische voortbrengingswijze.
Tevens moeten wij er bijvoegen dat in
deze socialistische maatschappij alle men-
schen gelijk zullen zijn, gelijke rech
ten en ge 1 ij k e plichten zullen h-eh-
benalles zal democratisch zijn in
gericht, vandaar dat de socialisten hun
organisatie noemen: Sociaal-Democra
tie. Over de heerlijkheden en het geluk
der socialistische maatschappij behoeven wij
niet te spreken. „Die Vonk" gaf hierboven
reeds een klein voorproefje! Het aardsch
Paradijs wordt dan hersteld!
Nu is de vraag of het streven
naar zulk een socialistische
maatschappij met godsdienst is
overeen te brengen? Het hangt er
slechts vanaf hóe ei'11 a ar gestreeft
wordt. Wil jei het probeeren door de
mogelijkheid, de voortreffelijkheid en we-n-
schelijkbeüd van zulk een maatschappij aan
allen te prediken en dan wachten totdat
allen overtuigd zijn en v r ij w i i L i g van
hun rechten afstand doenNu, dan kan
je lang wachtenEn bovendien za" je eisch
van volkomen gelijkheid van alle men-
schen je in strijd brengen met den gods
dienst, zooals wij later zullen aainto-onen.
Maar zoo onnoozel is het huidige soci
alisme niet, dat het door dergelijke predi
king alleen zijn deel traxiht te bereiken.
Het wii niet wachten totdat allen .overtuigd
zijn, neen, het gaat rechtstreeks op zijn
doel af: de" socialistische maatschappij
moet en zal er komen. Ja, het moet
en zal gebeurenLuister maar eens even
Het tegenwoordige socialisme kan men
bes ch 0 uw e n als den w e t e in s c h a p p e-
lijk stelsel en als een maatschap
pelijke beweging. Als wetenschap
pelijk stelsel is het de trots der socialisten.
Marx en Engels, grondleggers van het
tegenwoordige socialisme, hebben namelijk
op wetenschappelijke gronden
heel duidelijk aangetoond DiAT, en WAAR
OM, en HOE de huid'ge' maatschappij met
onverbiddelijke n o o d z d k e 1 ij k-
h e i 'd moet verdwijnen en plaats .maken
voor de socialistische. Dat is me n'ogal
watzult ge zeggen. Ja, die wetenschap
is wel zware kost, doch als ge bereid zij?
cm te slikken, zal ik 'U de spijs voor
zetten.
Marx, en Engels (en na hen de beginsel-
verklaarders der S. Dl A, P, in verschillende
landen) stellen vast, dat de wijze van
voortbrenging, in onze maatschappij tot
noodzakelijk gevolg heeft, dat d'e
bezittende klasse zich steeds meer en mteer
verrijkt, ten koste van het proletariaat,
hetwelk steeds aangroeit door den c®dier-
gaan-den middenstand en immer in dieper
armoede verzinkt. De tegenstelling
tusscben bezitters en niet-bezitters, twssehe®
uitbuiters en uitgebuiten wordt steeds scher
per. Het kapitaal hoopt zich steeds
meer en meer op in de handen van een
steeds kleiner wordend' aantal personen,
waartegenover het proletariaat met zijne
ellende1 zich altijd meer uitbreidt. 'Hieruit
ontstaat de k 1 a s s e n s t r ij dl. Wanorde in
de voortbrenging, werkeloosheid, crisissen
leveren het bewijs, dat onze maat
schappij met baar privaat (per
soonlijk) bezit, niet meer past bij
de hooge ontwikkeling der te
genwoordige voortbrengings
krachten, De maatschappij is geworden
als een jongen die uit zijn kleere-n gegroeid
is. Dat moet barsten en scheuren!
Neemt ge dl het bovenstaande als waar
heid aan, en vraagt ge WAAROM liet nieu
we pakje der maatschappij nu juiist een
socialistisch moet wezen en HOE
het haar moet worden 'aangetrokken, vraagt
ge waarom en 'hoe deze maat
schap p ij .j u i s t voor een socialis
tische moet plaats maken, dan
vindt ge het antwoord in. den wijsgeerigen
grondslag van het wetenschappelijk stelsel,
Breek alsjeblieft nu uw tong niet over
wat vreemde woorden, doch let slechts op
de zaak.
Ge kunt dan tevens reeds vaststellen
hoe het socialisme, als weten-
s cha p p e I ij k -stelsel, staat tegen
over godsdienst. De wijisge erige
grondslag van het socialisme is. het H i.s-
torisch Materialisme of de stof
felijke (materialistische) wereldbe
schouwing en opvatting der "ge
schiedenis. Zij is uit drie deelen sa
mengesteld, als volgt:
le. Het Materialisme vain Feuerbach.
Dit beweert, dat er niets bestaat dan stof.
Alles is stof. (Geen God dus, geen
geesten, geen onsterfelijke ziel)
2c. Die Dialectiek van Hegel. Deze leer
de, dat er niets onveranderlijksj
bestaat. (Er zijn dus geen eeuwige, vast
staande waarheden op godsdienstig, zedelijk
en rechtsgebied)! Alles is in voortdu
rende ontwikkeling, en wel zoo,
dat ieder ding in zijn tegendeel omslaat,
doch daaruit weer in hoog eren vorm
te voorschijn komt.
Marx en Engels pasten deze leer toe op
den ontwikkelingsgang der maatschappij.
Oorspronkelijk. 7.00 beweerden zij, leefde
bet menschidom in een lonvo-lmaakten toe
stand van gemeenschappelijk bezit. 'Deze
ontwikkelde zich tot ons tijdvak van pri
vaat eigendom. Dit laatste moet krach
tens de wét der ontwikjteliroJJ
vergaan en plaats maken voor een vol-
maakteren toestand van gemeenschappelijk
bezit. Ziezoonu weet ge waarom de
socialistische maatschappij er noodzakelijk
moet kpmen.
3c. Eigen fabrikaat van Marx en Engels.
Hun 'diepe blik in de geschiedenis cieT
menschbeid bracht ben tot twee „ont
dek k i n g e n".
Eerste ontdekking: het geheel e ver
loop der geschiedenis is te ver
klaren uit (stoffelijke oorzaken natuur
lijk, want volgens no. 1 bestaat er alleen
stol') de wijze van nijverheid be
oefenen en handel d r ij v e 11. De
begrippen welke iu een bepaald: tijdvak in
de maatschappij heerschen omtrent gods
dienst, zedelijkheid, recht van staaitkundle,
werden tenslotte voortgebracht door
de wijze, waarop in dat tijdvak geprodu
ceerd, gearbeid en handel gedreven wordt.
Zoo zijn godsdienstige begripipen slechts
benauwde droombeelden, veroorzaakt door
ongezonde maatschappelijke toestanden.
Verandert de wijze van productie, komen
er nieuwe arbeidsmiddelen, dan verandert
ook vanzelf de h-eele boel, die daarop
steunt, de maatschappelijke erde, de be
gripipen omtrent goidsdienst, zeden enz. eniz.
ontwikkelen zich mede en veranderen.
Tweede entdekking: De ge h-eele ge
schiedenis der mensch-hi-eid is d,-e
geschiedenis van dein klassen
strijd. - Ge weet reeds waarom de
socialistische maatschappij er met ijzeren
noodzakelijkheid moet komen, do-ch leer
ook hoe het zal gaan. Niet andiers dan
door klassenstrijd. In ieder, tijdvak,
^zoo- „.ontdekten" M.arx en Engels, ontwik
kelde zich de productie, terwijl die eigen
domsverhoudingen zich niet zoo snel wij
zigden, maar bleven staan. Vandaar tegen
stellingen, vandaar s t r jj d tusschem
verdrukten en verdrukkers. Klassen-
strij d is het eeinige, het noodzake
lijke middel cm verbetering te bren
gen. Is er volgens Marx en Engels vroeger
altijd klassenstrijd geweest, de strijd, welke
zich, in onze dagen ontwikkelt en waartoe
Bet „bewuste" proletariaat Wordt opgeroe
pen, zal een einde maken aan dï tegen
woordige maatschappij en d: nieuwe brein-
gein. I11 de socialistische maatschappij zal
(volgens 3, eerste ontdekking) de wijze- van
productie (gemeenschappelijk bezit dier
vocrtbreingingsmiddelen en beheer en lei
ding der voortbrenging door die gemeen
schap) haren invloed uitoefenenalle
klassenverschil, iedere vorm
van godsdienst, alle staatkunde zul
le-n verdwijnen, de maatschappij zal
eindelijk gelukkig wcrdien
Nu slechts één vraag? Is het socialisme,
als wetenschappelijk stelsel, in strijd met
den godsdienst Ziet U soms ka'rss om
bovenstaande leerstellngen met gsdbdiiens!
in het algemeen en met het Katholiek ge
loof in het bijzonder overéén te brengen?
Wij zullen de volgende maal er nog het
•ee.h en anderover zeggen, doch ik ver
moeid, (dat ge na deze kennismaking niet
Iden wijsgeerigen grondslag, waarop1 soci
alisme ,en socialistische beweging steunen,
wel gelijk zult geven .aan „Het Volk",
toen jie-t schreef (19 Nov. 1900): W ij
geven gaarne toe, dat de soci
alistische w ij's begeerte niet ver-
eenigbiaari |s met e.en of ander
Th-eologisc'h stelsel" d.i. gods
dienstig stelsel.
JAN DINGES.
Ruim 80 jaar geleden was Jean Petit
onderofficier bij het 12e regiment, dat te
Straatsburg in garnizoen lag. 'Hij' was ge
boren in Morvaji, eene half woeste land
streek van Bourgogne en stomd' bij jbet
leger bekend als een dapper soldaat. Zijne
breede borst was dan po-k versierd met vier
medailles en het eerjikruis. Op zekeren
dlag kreeg Jean berfchit, dat zijne moeder
gevaarlijk ziekwas en -daar hij wel wist,
dat zijn ongelukkige vader de arme -mian
was lamgeen hulp i.on verkenen, schreef
h-ij een brief. Hij vroeg verlof zijne geliefde
moeder op te gaan passen. Zocrdra zij her
steld was, zou hij terugkomen. Tot zijn
groot verdriet liet de kolonel hem .echter
weten, dat er van geen verlof sprake kon
zijn, omdat hij elk oogenblik ^het bericht
verwachtte, cm tegen den vijand op te(
trekken. De arme Jean moest -erin berus
ten. Maar toen hij na veertien, dagen de
doodstijding van zijne moeder ontving,
vroeg hij nogmaals, doch- dringendèr, verlof
en wel voor een maianid'. Hij kon, den kolonel
niet zeggen,, waarom hij nu eene maand
nocdig had'. „Diat was een familiegeheim",
schreef hij.
In plaats van een toest-emm-enidi antwoord'
te krijgen, kwam zijn kapitein herit spreken.
„Het spijt dien kolonel zeer," zeide hij, „dat
uwe moeder gestorven is, Jean, maar hij kaïn
u h,et gevraagde verlof onmogelijk geven;
morgen vertrekt het leger uit Straatsburg.
We gaan naar Oostenrijk, dappere- Jean,
nu zult ge uiw h,art weer e-ens tann-en
oph-alen."
Treurig hoorde Jean dit alles aan en gaf
geen antwoord'. Hoe geheel andiers ontving
hij vroeger zoo'n bericht. Maar nu, met d'e
gedachte aan zijne geliefde moeder, die ge
storven was. zonder haren zoon den laatsten
zegen te geven, nu keek Hij peinzend' strak
voor zich uit.
«Wiel Jean, hoe is het, hoort gij mij niet
vroeg hem die kapitev'n, „als je mij -zoo. aan
ziet, zo-u men zeggem, dat je bang begint te
werdén." Diat woord- „bang" wekte Jean
uit zijne mijmering.
Een lichte blo-s kwant' -0>p zijn treurig ge
zicht. „N-e-en kapitein," .antwoordde hij,
„bang ben ik niet, 't zou mij he-ej lidht zijn
voor het vaderland te sterven en' 'k vraag
dian ook geen verlof me-ttr."
Den volgenden morgen vroeg trok het 12e
regiment tegen dej» vijand op, maar Jean
de dappere Jean, hij was,,,, geïnverteerd.
J-tart was gedeserteerd, w-eggeloopen voor
de strijd' zou beginnen. Wias hij, die altijd
d'e eerste en de laatste in het vuur was,
die bij de grootste gevaren zijn moed
en zijn koelbloedigheid nooit verloer, was
hij dan werkelijk een lafaard gewonden?
Ruim drie maanden later trok Jean's vroe
ger-regiment, na een groote roemrijke over
winning behaald te hebben, Straatsburg we-
di.-r binnen, waar bet met eerbewijzen over-
lad.n werd. Aan het vreugdegejuich scheen
geen einde te komen. Overal, op pleinen 011
straten, zag men troepjes, bijeen, die elkan
der de pas vernomen bijzonderheden op
luiden en vroolijkem toon meedeelden.
Maar stil eens, wat is daar?
Uit gindsche straat nadert een troepje
kinderen en volwassenen, dat niet zoo
vroclijk schijnt. Dé toeloop wordt hicie lan
ger hoe groioter. En geen wonder! Juist
op dezen dag, nu de dapperen in hun
vroeger verblijf zijn teruggekeerd, nu ieder
den mond van hen vol heeft, wordt daar
door politie-agenten een soldaat, een deser
teur, naar zijn regiment teruggebracht.
Allen wijzen hem met den vinger 11a. Af
keuring en minachting spreekt uiiit aller
oog-en en men hoort zelfs van verschillende
kanten roepen: „Daar gaat-hij. de lafaard,
de eierloo-zeÉn hoe he-at die man, die
daar ten spot van anderen voorloopt?
't I-s onze Jean, J-ean Petit, d'e zoo vaak
geprezen en geroemde sergeant. Jean wordt
naar de gevangenis gebracht, streng be-
waakt en een paar dagen later voor een
krijgsraad terechtgesteld:.
Velen zijn daar reeds verzameld!, laat ons
cm den uitslag te vernemen, de verhoor-
zaal ook eens binnentreden. Stil, daar be
gint jujst de aanklacht.
„Jean Petit! gij, een der dapperste sol
daten uit bet geheele leger, op wiens borst
't ©erekruis schittert, gij, die nooit straf
hebt endergaan, nooit eene berisping ver
diend, gij, die altijd vol moed en vuur
gingt, waar uw plicht u riep, gij wordt
beschuldigd uw regiment verlaten te heb
ben, bijna daags vóór den slag. Gij weet,
biervoor bestaat slechts één straf; de dood:.
'Wij kuinnem echter onmogelijk gelooven, dat
ge uit lafheid' de daad bedreven hebt. Ëene
gewichtige red-en schijnt u hiertoe gedwon
gen te hebb-en en de- krijgsraad w-anscht
deze t-e vernemen. Kunnen wij u dan neg
wel niiet vrijspreken, wij zouden wellicht
-genade bij den keizer kunnen vrageini Zieg
d-e waarheid' Pietit, wat was de reden?"
Een dooidische stilte volgde op déze vir-
schocraende aanklacht. Eindelijk stond Jean
op en zeide„Hoogedele H-eeren, ik handel
de strafwaardig zender eenige veischoo-
nende reden. Ik ben een déserteur cv.1
heb den dood verdiend]."
Een ander c-fficier stond op en sprak:
„Mijne h-eeren, uit dat antwoord blijkt, dat
Jean Petit ziek is, erg ziek en dat hij mat'
naar de gerechtsplaats, maar naar het hos
pitaal moet gevoerd worden." Jean sprak
daarna echter doodkalm en bedaard, zijne
redeneeriugen, waaruit zijne schuld bleek,
waren zóó duidelijk, dat nieman:1 zich ver
wonderde, dat de- uitspraakvan den "Raad,
was: „de dood:." Jean werd naa-r die ge
vangenis teruggebracht. Zoozeer hoopte men
-echter, dat hij nog to-t ©ene bekentenis
zo-u komen, dat de uitvoering van het von
nis uitgesteld werd.
-Enkele dagen gingen alzoo- voorbij,zon
der dat men moer licht in de zaak kreeg.
Jean was kalm en scheen zich- alleen te
verwonderen, dat men zoo lang wachtte
om hem zijn straf te do-en ondergaan.
Eindelijk na zes dagen, was de voltrek
king op den volgenden dag bepaald. Jea-n
had geen genade gevraagd. "Zijn laatste
nacht brak aan. Een paar uur had d'e
ongelukkige geslapen, toen de deur van zijn
cel Zacht geopend werd en er een onder
officier voor zijn krib trad, die hem eenige
oo-ge-nblikk-en medelijdend aanschouwde en
hem daarna wekte. Jean sloeg de oogen
op en vroeg:
„Zoo, is 't eindelijk tijd?"
„Ne-en, J-e-an, was het antwoord, „tlog
enkele uren wachten u!"
„Wat moet gij' -dian hi-er?"
„Jeam, gij kent mij niet, ik k-ert- U: echter
wel, Ik zag u menigmaal in den strijd: en
toen -ik nu in Straatsburg kwam, uwe mis
daad -en 'UW vonnis vernam, meende ik, dat
gij misschien w-el in uwe laatste uren een
vriend zo-udt willen hebben, aan wi-en gij
uw hart zoudt kunnen uitstorten. Zegt
Jean, wilt gij mij tot d-ien vert-roiuwidie ma
ken
„Nce-n, kameraad, ik dank u," antweo-rdi-
de Jea^i kortaf.
„'Hebt gij, idlain niets te zeggen? Niets c-p
te dragen? Geen afscheidswoord aan uwen
valder, die stellig in diepe droefheid zit?"
„Mijn vader is dood. Twee- maanden ge
lede® s-ti-erf hij."
„Aam -uwe mo-e-dier -dan, id.'-e wellicht ge
heel verjate-n h-eete tranen s-tc-rt o-ra har-en
zoon?"
„Stil, -i:n Godsnaam, zwijgt! Ach, uo-em
dien na-am, dien dierbaren naam, niiet meer,
of ik zo® moeten schreien. En hoe kan
e-en soldaat schreien en m-et dien dlo-od
voor oogen. Neen, dia-t kan dat mag ik
niet."
„Dat mag hij wel, vriend. Waarlijk, a-ls-
ik aan mijn lieve moeder denk, don- schaam
ik mij niet, als -d-e tranen mij in- de -c-ogen
opwellen, en toch heb ik, Goddank, even
veel njoeid als ee-n ander."
„Waarlijk?" vroeg Jean en opsitaande
vaitte hij zijn bezoeker bij die hand, „gij
e-em soldaat, zo-udt gij u werkelijk niet scha
men om te schreien bij -de gedachte aan
uwe moeder?"
Neen vriend, zij heeft mij zoo innig liief,
en ik..-."
„O, dan wil ik 11, alles zeggen. Mijn hart
is zoo vol, ik wil het voor u uitstorten,
t-e me>er, daar d-e dood mij over enkele
u»jn .wacht."
„Wielnu, vrien-d-, ga uw gang, het zal
■u goed do-en en u in uw lot troosten."
„W-.eet dlah, dat ik mijne moeder zoo
Kt
II
IBt
!!i!|fl
3USTEBS, AUoaaari
llsl