No. 64 Donderdag 30 Mei "1918 12e Jaargang Uitgave van de Naamlooze Vennootschap „ONS BLAIJT ALKMAAR- Bot.: BREEDSTRAAT 12. Telefoon No. 433c DIT BLAD VERSCHIJNT DINSDAG, DONDERDAO EN ZATERDAG. R. K. NIEUWS» EN ADVERTENTIEBLAD VOOR NOORD-HOLLAND ADVERTENTIÉN: Uit de Pers O ABONNEMENTSPRIJS:. Per kwartaal franco huis. Met geïR. Zondagsblad bij vooruitbetaling. Afzonderlijke nummers: van de courant van het Zondagsblad 1 1 16 f .S: Van 15 regels Elke regel meer Reclames per regel Kleine adv.: 80 woorden bij vooruitbet. >0 75 f li 15 0.42 i 0.4S BUMXMsiM*mmiftaiamHimtumurnkwvwmemm „Als gij naar het kooren luistert". Er leefde in het Vlaanderenland een man, een man Gods, een kunstenaar met het woord. Ik bedoel den Pries ter-dichter O ui-do Gezelle. Hij werd te Brugge geboren op den lsten Mei 1830 en stierf den 27sten November 1899, het 45ste jaar van zijn Priesterleven in zijn geboorteplaats. De Priester-dichter had een open oog voor de natuur. In zijn oog was hdetsi onbeduidend, hij zag in alles een weerspiegeling van Gods oneindige schoonheid. \Va-t zijn oog ea wat zijn oor hoorde, alles voerde hem op naar zijn Schepper. En dit sprak hij in zijn verzen uit. 1 Vlaanderen is een mooi land, een vrucht baar en welvarend land. Het landelijk leven der bewoners leefde hij mede, de groote dichter, die tevens priester was. Hij ziet de ijverige landbouwers, bewon dert en bezingt hun arbeid en de vruchten van hun werk: 't Is schoon wanneer 'lijk ruischend goud, Het kooren sperkt 1) en zwaait, En, reuzlende 2), op en neder douwt En wiegewagend waait Nederland is ook een schoon land, het is vruchtbaar, eens was het een welvarend land, Holland met zijn duinenrij, Holland met zijn blauwen hemel, Holland met zijn weiden en bouwgronden, Holland met zijn hloemenvelden. Guido Gezelle zong een# van zijn eigen land: In Vlanderen blinkt de hemel blauw, gelijk op alle stranden; In Vlanderen straalt de morgendauw, gelijk in andere landen. Zouden wij ook zoo kunnen zingen van ons Nederland, van ons 'Noord- en Zuid- Holland? Me dunkt van wel. Zeker zullen we met den dichter instemmen, met hetgeen eens zijn kunstenaarshart ontwelde: De jonge wiedster galmt heur lied Van 's morgens vroeg aan 't polken 3) En ze antwoordt dien ze ïiiet en ziet; Den leeuwerke 4) in de wolken. Voor dag en dauw zien we ook hier de jonge wiedsters op het veld. We hooren heur lied en heur zang. En met den dichter, die den nachtegaal beluistert, kunnen wij spreken Maar 'k hoore, 'k hoore, 'k hoore een lied hun lustig weven: Het kettert in de dreven De bewoners van het land in de om geving van Alkmaar hebben hum land lief. Het is een landelijk volk, gelijk het Vlaam- sche. Ook zouden wij den bewoners nog willen wijzen op: De Meimaand in zijn blij gewaad Weer overal te blinken staat, Vol groene en versche blaren; O, mensch, wat zal 't hier boven zijn, Wat zal 't in 's hemels- hoven zijn? t Vergeet toch uwen Schepper niet, Als g' hier zijn' schoone Meimaand ziet. En tracht hem niet te onteeren In woord of werk, 't zij vroeg of laat. Maar peinst, hoe dat 't hier boven gaat. In 't eeuwig huis 'des Heeren! Hoe gaarne zou ik ook In dichterlijke taal al 't schoone bezingen, dat de om geving mij biedt. Kon ik op iedere plaats in dezen omtrek mij met den dichter ver eenigen en met hem een krflied eni zegezang wijden aan het gewas des \etds, dat ons tot dagelijksch brood moet dienen. Wel zou ik bet den grooten dichter na kunnen zeggen, maar naar waarheid kan ik de be woners hier niet oproepen om te luisteren naar het koren- Anders zou ik spreken: Als ge naar het kooren luistert, Dat nu op- en nedergaat; Daar een' zwepe wind 5) In snuistert, Dat de leeve zonne baadt. Het is helaas jammer, dat in deze streken van ons Noord-Holland in zoovele platte landsgemeenten nog zoo weinig koren en graan geteeld wordt Ja, ware het anders, dan zou ik „luisteren naar het 'kooren" en in blijde vreugde met Guido Gezelle zeggen: Neen, 't en kan geen' snare talen, Die zoo zoete om hooren is Als gèrep der rogge stalen, Als geroer van 't kooren is. Hoe staat de groote dichter in zulk een bewondering te luisteren naar de wind, die door het koren speelt. De dichter zegt ,,'t en kan geen snare talen", geert snaar instrument kan zulke zoete klanken voort brengen als het koren, door den wind heen en weer bewogen, terwijl de stengel® langs elkander schuren. Wat zou er in onzen tijd1 veel gedaan moeten worden als de muziek van het koren de boventoon zou krijgen. Mochten de muzikale toornen van Kt fmtchtvd koren overstemmen de dit- harmonische klanken van een hanger-oproer. Maar nu gaat het niet om de muziek, maar om ons volksbestaan, niet om een honger oproer, maar om waren hongersnood. Ja, het ware de schoonste muziek, wanneer in iedere plattelandsgemeente zooveel tarwe en rogge te velde stond, dat wij- den dich ter konden nazingen 't Vaart een fijn gelispeld leven Deur de toppen, al te maal; Daar de diepere stammen beven, Deunende als een' dondertaal. Wat zou het een gejuich en gejubel zijn als we hier, ieder in zijne plaats, konder. wijzen op tarwe- en roggevelden, wat zou er veel meer vreugde en blijdschap zijn, als we onder Gods zegen den oogst zagen rijpen en het hongerspook van den komen den winter van ons konden bannen. Dan moesten we zeker „luisteren naar het koo ren-" en er al onze aandacht op vestigen, om te zien en te hooren wat Guido Gezelle zag en hoorde. Hij stond hij het rijpend koren, hij merkte op hoe nu eens de bran dende zon de volie a:ren belichte, en dan weer bij een windtocht de schaduw der hoogare toppen den glans verdonkerde, hoe nu eens zacht, en dan weer heter hoorbaar het koren nu op- en nederging. En. hij sprak dit uit in een taal, die alleen een dichter als Guido Gezelle kan spreken: Hel en duister, lijze en luide, Mingelmangelt in de lucht, 't Ruischen van de groen gekruide, Grauwgetopte koornvrueht. Laten de bewoners van djeze streken nu eens de hoofden bijeen siteken, laat iedere plattelandsgemeente eens morgen voor zijn eigen broodgraan. De steden zullen dan nog wel een flink overschot krijgen wat hun broodrantsoen aanmerkelijk zal doen stijgen. In elk geval zal het vermeerderd worden, met hetgeen nu de dorpen, "die niet voor eigen broodgraan zorgen, uit den grooten voorraad noodig hebben. De moei lijkheid blijft voortdurend, dat die regeering alles opvordert en de minister geen loonen- den prijs wil bes-teden voor de te leveren producten. Maar als nu eens- een machtige organisatie als de L. T. B. in het geheele Bisdom Haarlem, vereenigd met de andere Diocesane vereenigingen van R. IC Land bouwers (en in dit algemeen zuiver stoffe lijk landsbelang zal men ook in overleg mogen treden met niet-R. K. Vereenigingen van landb-ebo-uwers) een-s samen de hand aan het werk sloegen, zou dian geem betere regeling te verkrijgen zijn? Dan moet iedere plattelandsgemeente eersit voor de eigen ge meente zorgen, en wat er over is moet gevoegd worden bij hetgeen de groote ste den vragen en krijgen. Wanneer zulk een algemeene regeling tot stand komt, en daar toe zal het moeten komen, wijl Nederland wat de voeding betreft geheel op zich zeli is aangelegd, we zouden dan naar waar heid op iedere plaats kunnen aanheffen: Als ge naar het kooren luistert, Dat nu op- en nedergaat, Daar een zwepewind in snuistert, Dat de lieve zonne baadt. In ons schoon Nederland, in ons vrucht baar en mooi Holland, zou 't dan weer welvaart wezen: Helaas nu is 't niét zoo! J. BRANDSMA Pz. 1) sperken gerucht van rijp koren onder de brandende zon als het kaf berst, 2) reuzien gerucht vain rijp en droog zaad in de vrucht. 3) polken met de hand de aarde omroeren om 't onkruid er uit te balen. 4) leeuwerke teeuwrik. 5) zwepe wind windtocht. Voor onze Propagandisten. Onder den titel „Let op de Socia- listen" schrijft Kapelaan vain Wijk in het „Centrum": Wijl het de S. D. A. P. te doen is, om snel de massa te winnen, wordt in „Het Volk", en in allerlei propaganda, het soci alisme gepresenteerd als volstrekt niet strijdig met godsdienst. De leiders weten zelf wel beter, doch men wil de massa snel winnen en in deze dagen kiezers werven. 7 December 1894 sprak Anseele aldus in de Belgische Kamer: Wanneer men ons, socialisten, vraagt, wat onze godsdienstige denkbeelden zijn, dan zullen wij met Lieb- knedh-t antwoorden: Wij zijn god loo chen aars. Ook Gerhard zeide ronduit in „Het Volk", 8 Febr. 1903, dat de geloovige ar beider, die zich bij hen aansloot, onver mijdelijk zijn kerkgeloof zou verliezen. In het sociaal-democratisch maandschrift „De Nieuwe Tijd", jaargang 1902, p.722, schrijft F. van der Goesi: „Ik houd de godsdiens'tloosheid voor een wezenlijk be standdeel van het socialisme." Nogmaals in dit sociaal-democratisch maandschrift, p. 205, schrijft H. Roland Hols: „Het historisch materialisme kan niet met 't Cal-vaaistis-ch of eenig ander geloof aan een daadkrachtig god samen gaan." Op p. 207Voor sociaal-democraten wordt de zedenwet afgeleid, uit mensche- lijke wisselende verhoudingen en toestan den, uit de maatschappij wellen ha-re bron nen. Dus, bij de socialisten geen plaats voor God en geen zedenwetten van God. Dat onze mannen en jongens deze woor den goed onthouden; want het komt van pas, op kantoren, in fabrieken, in schafttijd en na het werk! Nu maakt H. Roland Holst een moei lijkheid, welke men eveneens niet mag vergeten. Op p. 205 van dat sociaal-democratisch maandschrift leest men: „Maar wat, zal men vragen, bedoelen wij dan, met ons neutraal staan tegenover den godsdienst?" „Zullen wij daa-ro-m spreken, ge behoort niet bij ons? We denken er zelfs- niet aan. Welnu: dit is onze neutraliteit ten op zichte van den godsdienst niemand af le wijzen, noch aan te nemen, wegens zijn godsdienstige meeningenWanneer zij komen, om met ons den klassenstrijd te strijden, aanvaarden ze de feiten, waarop onze wereldbeschouwing berust, al schrikken ze nog terug voor de knal der revolutioneering in hun hoofden." Wordt hierin niet zeer juist de neutrale of moderne vakbeweging geteekend? Als ze eerst maar 'lid zijn, ais ze eerst maar met hen den klassenstrijd in de praktijk aanvaarden, dan volgt het ongeloof van zelf." Maar luistert verder: p. 207: „Tot hen zeggen wij:: „Komt, wat ook uw geloof zij" en voegen er bij, dit is het onze, en denken-er bi}: „Dit zal ook toet uwe worden." Dit is dus de neutraliteit, dat zij lang zaam, maar zeker, hun geloof mogen ver liezen. Dit zeggen de socialisten niet aan de geloovige arbeiders, doch dit denken zij alleen maar. Als zij dus- eerlijk waren, moesten zij het volk zeggen: „wij' zijn godloochenaars en als gij bij ons komt, zult gij dat ook warden." Propagandisten, dit uitknippen en bewa ren en, nog beter, in het hoofd prenten, 't Komt te pas. Stille Actie. 't Blijft merkwaardig stil in den poli- tieken winkel. Over 5 weken heeft reeds de beslissende stemming p-laats, maar van eenige span ning en opwinding onder de kiezers zoo- als wij dat vroeger wel beleefden, valt nog geen spoor te bekennen. Voor rechts is dat een niet ongunstig verschijnsel. De verkiezingen, waarbij de hartstochten tot het uiterste geprikkeld werden en heel het land in opschudding geraakte, waren nooit in ons voordeel. Wij behoeven dan ook geen pogingen te doen om die agitatie te bevorderen. Luidruchtige meetings en groote debat- vergaderingen, waar de hardste schreeuwers het laatste woord hebben en de mannen van bet hoogste bod het beste resulta.at biereiken, kunnen zonder bezwaar worden gemist. Onze kracht moet worden gezocht in rustige en stille propaganda. De beteekenis van de verkiezingen moet door middel van lectuur en huisbezoek in 't licht worden gesteld. De twijfelaars moeten worden overtuigd, d!e onverschilligen aangevuurd. Wanneer ieder overtuigd anti-revolutio nair op deze wijze in zijn eigen omgeving arbeidt, dan kunnen we met rustig er- trouwen de afloop van den strijd tege moet zien. De plichten der landbouwers. Aan het eerste nummer van „Het Plat teland^' ontleenen we nog het vólgende artikel van den heer A. Colijn: Hoewel 't misschien door niemand onzer ooit was gedacht, begint 't meer en meer duidelijk te worden, dat niet alleen nu, maar ook zeker in de eerste jaren na den oorlog, we, wat onze voedselvoorziening betreft, aangewezen zullen zijn op onis zelf. Immers, alle voorraden zijn opgebruikt. De landen, die gewoon wairen graan te exporteeren, hebben 't hunne zelf noodig. Verschillende oorzaken zijn daarvoor aan te wijzen. In Rusland is er van een regelmatige bewerking van den bodem geen sprake. Alles is daar in de war en we weten niet wat uit den daar heerschenden chaos zal geboren worden. Alleen, geen graan zullen we er vandaan krijgen, dat staat wel vast. Uit Amerika lezen we, dat, vooral in de Westelijke Staten, de landbouwers naar de fabrieken trekken; dat de hooge loonen. die gegeven worden in de oorlogsindu strieën, hen meer bekoren dan de arbeid op 't platteland. Ook daar geen exploitatie van den bodem, geen uitbreiding der graan cultuur, die ons kan doen hopen op aanvoer vain overzee. We kunnen hierbij niet geheel voorbij- zieu 't gebrek aan scheepsruim te,- dat na den oorlog zich in nog sterkere mate zal doen gevoelen dan n-u, als alle landen hun opgeteerde voorraden zullen willen- gaan aanvullen. Alles wijst er op, dat we onszelf moeien gaan helpen. En daarom acht ik 't d-e dure plictoi onzer landbouwende bevolking, reeds nu ('t had al veeleer moeten gebeuren) alle pogingen in 't werk te gaan- stellen, de productie van eigen bodem zoo hoog mo gelijk op te voeren. Er kan in deze richting zo» veel wor den gedaan. Hoeveel weiland is er niet, In Gronin gen, in Friesland, inN.-Hollaind, in Utrecht, in Gelderland, ja waar a-I niet, dat zich uitstekend leent voor graanteelt. Zuivel hebben we over, en 'k ontken 't niet, 't is misschien een goed ruilobject, maar eerst moeten we voor ons zelf zorgen, zorgen voor ons brood. 't Hemd is ook in dit opzicht nader dan de rok. Wanneer allen medewerken- behoeft er in ons land geen honger te worden geleden. Onze bodem kan genoeg op-brengen, is rijker dan verreweg de meeste graanvoort- farengende landen. Nergens bereikt men een doorsnee-op brengst per H.A. dan in Holland. En daarom, Chr. landbouwers, begrijpt uw plicht in' dezen. We hebben in dezen tijd, ondanks de vele knellende regeeringsimaatregelen, een bevoorrechte positie, maa-r die positie legt ons plichten op, plichten om ons volk voor honger te bewaren. Niet ons eigen belang, niet ons gelde lijk belang, mag daarbij den -doorslag geven, maar de nood waarin ons volk- verkeert, 't landsbelang dient hierbij het richtsnoer te zijn. 'k Erken, dat de Regeering ons 't werk niet makkelijk heeft gemaakt, dat er reden was tot klacht, dat we vaak onbillijk, ja soms grievend zijn behandeld. Maar boven dit alles moet toch staan: Hoe kunnen we 't spook van den honger houden buitel' onze erve? En dat nu, Chr. Landbouwers, ligt ook voor een gedeelte in uw hand. Ge gaat in deze niet vrij uit, indien ge in deze niet deedt wat ge doen kou-dt en ook zonder eenige reserve doen moet. i in - i »i-e BINNENLAND. CANDIDATENLIJSTEN. In den Kieskring Ha-arie-m verkreeg c-p de 'Candida-tenlijst, waarop 22 partijen voor komen, de katholieke lijst No. 11; in Utrecht met 21 lijsten is de katholieke No. 6. Te Amsterdam en Nijmegen zijn geen bedenkingen tegen- een der lijsten inge bracht, maar zal de loting later plaats hebben. KAMERVERKIEZING DISTRICT GULPEN. In het district Gulpen zijn candidaat ge steld voor het lidmaatschap der Tweede Kamer (vac. Ruys de Beerenbrouek) de hee ren H. J. M. Hermans, te Maastricht en J. Vroemen, te Broek-Sittard. EEN MISLUKT PLAN. Naar wij vernemen, beeft bij de Maat schappij tot Nut van 't Algemeen het plan bestaan, om op 8 Juni in de hoofdplaat sen van de achttien kieskringen groote ver gaderingen t e organiseeren, waar door spre kers van verschillende politieke kleur, zich stellende op het standpunt der loyale uit voering van het nieuwe onderwijsartikel der Grondwet, het woord zou worden ge voerd over noodzakelijke verbetering van oins onderwijs (voorbereidend onderwijs, uitbreiding van den leerplichtigen leeftijd, betere opleiding der onderwijzers, sdiool- voeding en sc'hoolkleeding, enz.) Een „Onderwijsdag" dus tot 'het wekken van ■massale belangstelling voor de zoo dringend noodige onderwijshervorming: Het plan moest echter worden opgegeven, omdat niet voldoende medewerking van spre kers uit verschillende partijen- kon worden verkregen. („TeL") BEVOLKING VAN HET RIJK. Aan de „St.-Ct." 119 ontleenen wij het volgende overzicht van de bevolking des Rijks op 1 Jan. 1918: Provinciën. Mann-eim Vrouwen. Totaal Noord-Brabant 358.606 356.367 714.973 Gelderland 364.969 358.468 723.437 Zuid-Holland 799.546 836.551 1636.097 Noord-Holland 621.441 649.367 1270.808 Zeeland 122.727 123.206 245.933 Utrecht 160.704 166.488 327.192 Friesland 193.598 190.765- 384.363 Overijset 219.169 212.588 431.757 Groningen 178.651 180.012 358.663 Drenthe 103.629 97.32? 200.951 Limburg 221.332 209.157 430.489 Totaal 3344.372 3380.291 6724.663 NEDERLAND EN DE OORLOG. Op een mijn geloop en. Maandagmiddag werd vanaf het strand te Ameland waargenomen, dat een vissohers- schuit even noordelijk van Ameland op een mij nliep. De reddingboot, die terstond tec assistentie vertrok, vond op de plaats des onheils niets dan de overblijfselen van een botmuil verbrijzelde schuit. Waarschijnlijk i is de bemanning omgekomen. (Reeds vermeld in een deel onzer vorige oplage.) Nader seint men van Ameland: In de nabijheid zijnde visschers hebben een zwaar gewonde opvarende van den Wie- rumer blazer gered, twee anderen, Vonk en Prins genaamd, werden eveneens gered, Een vierde opvarende is verdronken. De uitwisseling van k r jj| g s g e v a n g e n e li. Zoowel de Britsche als de Duitsche regee ring hebben zich tegenover de Nederland- sche regeering bereid verklaard binnenkort gedelegeerden naar 's-Gravenhage af te vaardigen ter bespreking van aangelegen heden betreffende de wederzijdsche krijgs gevangenen. De punten, die aldaar zullen worden besproken, zijn op dit oogenblik nog in overleg tuss-chen Den Haag en de beide betrokken regeeringen. CRISISMAATREGELEN. Verlof voor Spoorweg personeel. Aan Spoorwegpersoneel, dat land be bouwt, wordt twee dagen verlof extra ver leend. Zeep. Zonder opgaaf van redenen heeft de re geering de grondstoffen van de zeepfabriek De Fraiture Co. te Breda in beslag ge nomen, zoodat de firma de in vollen gang zijnde fabriek heeft moeten stop zetten ea alle werklieden ontslaan. K wat taf abri en. De Kwattafabriek te Breda heeft de mededeeling ontvangen, dat met de afleve ring van chocolade weer lean 'worden aan gevangen. Inventarisatie .garens. Het .persbureau Vas Diaz verneemt van bevoegde zijde, dat h-et aan fabrikanten reeds bekend was, dat de regeering tot inventarisatie van garens en andere textiel- g-rondstofien (die der spinnerijen) zou over gaan en dat met de daartoe strekkende maat regelen thans een aanvang is gemaakt. Auto- en rijwielbanden. Naar aanleiding van geruchten als zou binnenkort de geheele fabricatie van auto mobiel- en rijwielbanden worden stopgezet, in verband waarmede beweerd wordt, dat de regeering maatregelen beraamt om zich de benoodigde hoeveelheden banden voor het leger te verzekeren, wordt vernomen, dat vanwege het Departementvan Oorlog met de N. O. T. besprekingen worden ge voerd ten einde de beschikking te verkrijgen over een zekeren voorra-ad rubber voor legerdo-eleinden. Hooi van boombladeren als veevoeder. Onze hooilanden staan- er thans weliswaar veel beter voor dan 't vorige jaar, maar ook al zal de hooioogst zoo groot zijn als bij th-ans belooft te worden, dan is- het bij 'het groote tekort aan kraclitvoeder, toch zaak om zooveel mogelijk veevoeder te ver zamelen, waarom het zijn nut kan hebben te wijzen op „Ersa;tz"-hooi, dat in Duitsdl- land al sinds enkele jaren met góede uit komsten wordt gebruikt. Wij bedoelen ge droogde bladeren van esschen, populieren, wilgen en olmen (die van eiken en- beuken zijn minder goed, door hun te hoog gehalte aan looi- en bitterstoffen), die volgens deskundige onderzoekingen, wat voedings waarde en verteerba-a-rheid betreft, op 'dén lijn kunnen worden gesteld met middelmatig grashooi, terwijl het door schapen en gei ten van 't begin af zeer gaarne genomen wordt en eveneens door koeien en paarden^ nadat deze dieren eenigszin® aan den bijzon- deren geur gewend zijn. Daar 't verzamelen der losse bladeren te lastig en te tijdroovend is, maakt men in Duitschland loofhooi, door de jonge tak jes der loofboomen zoo tegen half juli af te snijden en die in bossen bij elkaar te binden, welke bossen gedurende vijf of zes dag-en op een schaduwrijke plaats te drogen w-o-rden gelegd, waarbij men zorg draagt dat ze noch door regen, noch doar dauw bevochtigd worden, wijl ze dientengevolge in den loop van den winter licht zouden gaai) schimmelen. Na een zestal dagen, als de bladeren volmaakt droog zijn, worden de bossen, met de koppen naar binnen gericht, ofj hoopen getast en luchtig met stroo be dekt, zoodat ,ze voldoende kunnen uitwasem men. Aldus bewaard, blijven ze den gehee- len winter bruikbaar en niet alleen vormen ze een goed voedsel voor staldieren, maar ze oefenen ook een uitstekenden invloed op de ingewandswerking, waarom het ne men van proeven door onze veehouders in ieder opzicht aanbevelenswaardig mag heeten. Bereiding van koffie. Door den Commandant der le Divisie is aan de onderdeden dier divisie aanbe volen de koffie op de navolgende wijze te bereiden:

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Ons Blad : katholiek nieuwsblad voor N-H | 1918 | | pagina 1