No. 64
Donderdag 30 Mei "1918
12e Jaargang
Uitgave van de Naamlooze
Vennootschap „ONS BLAIJT
ALKMAAR-
Bot.: BREEDSTRAAT 12.
Telefoon No. 433c
DIT BLAD VERSCHIJNT DINSDAG,
DONDERDAO EN ZATERDAG.
R. K. NIEUWS» EN ADVERTENTIEBLAD VOOR NOORD-HOLLAND
ADVERTENTIÉN:
Uit de Pers
O
ABONNEMENTSPRIJS:.
Per kwartaal franco huis.
Met geïR. Zondagsblad
bij vooruitbetaling.
Afzonderlijke nummers:
van de courant
van het Zondagsblad
1 1 16
f .S:
Van 15 regels
Elke regel meer
Reclames per regel
Kleine adv.: 80 woorden bij vooruitbet.
>0 75
f li 15
0.42
i 0.4S
BUMXMsiM*mmiftaiamHimtumurnkwvwmemm
„Als gij naar het kooren luistert".
Er leefde in het Vlaanderenland een man,
een man Gods, een kunstenaar met het
woord. Ik bedoel den Pries ter-dichter O ui-do
Gezelle. Hij werd te Brugge geboren op
den lsten Mei 1830 en stierf den 27sten
November 1899, het 45ste jaar van zijn
Priesterleven in zijn geboorteplaats. De
Priester-dichter had een open oog voor de
natuur. In zijn oog was hdetsi onbeduidend,
hij zag in alles een weerspiegeling van Gods
oneindige schoonheid. \Va-t zijn oog ea wat
zijn oor hoorde, alles voerde hem op naar
zijn Schepper. En dit sprak hij in zijn
verzen uit. 1
Vlaanderen is een mooi land, een vrucht
baar en welvarend land. Het landelijk leven
der bewoners leefde hij mede, de groote
dichter, die tevens priester was.
Hij ziet de ijverige landbouwers, bewon
dert en bezingt hun arbeid en de vruchten
van hun werk:
't Is schoon wanneer 'lijk ruischend goud,
Het kooren sperkt 1) en zwaait,
En, reuzlende 2), op en neder douwt
En wiegewagend waait
Nederland is ook een schoon land, het
is vruchtbaar, eens was het een welvarend
land, Holland met zijn duinenrij, Holland
met zijn blauwen hemel, Holland met zijn
weiden en bouwgronden, Holland met zijn
hloemenvelden. Guido Gezelle zong een#
van zijn eigen land:
In Vlanderen blinkt de hemel blauw,
gelijk op alle stranden;
In Vlanderen straalt de morgendauw,
gelijk in andere landen.
Zouden wij ook zoo kunnen zingen van
ons Nederland, van ons 'Noord- en Zuid-
Holland? Me dunkt van wel. Zeker zullen
we met den dichter instemmen, met hetgeen
eens zijn kunstenaarshart ontwelde:
De jonge wiedster galmt heur lied
Van 's morgens vroeg aan 't polken 3)
En ze antwoordt dien ze ïiiet en ziet;
Den leeuwerke 4) in de wolken.
Voor dag en dauw zien we ook hier de
jonge wiedsters op het veld. We hooren
heur lied en heur zang. En met den dichter,
die den nachtegaal beluistert, kunnen wij
spreken
Maar 'k hoore, 'k hoore, 'k hoore een lied
hun lustig weven:
Het kettert in de dreven
De bewoners van het land in de om
geving van Alkmaar hebben hum land lief.
Het is een landelijk volk, gelijk het Vlaam-
sche. Ook zouden wij den bewoners nog
willen wijzen op:
De Meimaand in zijn blij gewaad
Weer overal te blinken staat,
Vol groene en versche blaren;
O, mensch, wat zal 't hier boven zijn,
Wat zal 't in 's hemels- hoven zijn?
t
Vergeet toch uwen Schepper niet,
Als g' hier zijn' schoone Meimaand ziet.
En tracht hem niet te onteeren
In woord of werk, 't zij vroeg of laat.
Maar peinst, hoe dat 't hier boven gaat.
In 't eeuwig huis 'des Heeren!
Hoe gaarne zou ik ook In dichterlijke
taal al 't schoone bezingen, dat de om
geving mij biedt. Kon ik op iedere plaats
in dezen omtrek mij met den dichter ver
eenigen en met hem een krflied eni zegezang
wijden aan het gewas des \etds, dat ons
tot dagelijksch brood moet dienen. Wel
zou ik bet den grooten dichter na kunnen
zeggen, maar naar waarheid kan ik de be
woners hier niet oproepen om te luisteren
naar het koren- Anders zou ik spreken:
Als ge naar het kooren luistert,
Dat nu op- en nedergaat;
Daar een' zwepe wind 5) In snuistert,
Dat de leeve zonne baadt.
Het is helaas jammer, dat in deze streken
van ons Noord-Holland in zoovele platte
landsgemeenten nog zoo weinig koren en
graan geteeld wordt Ja, ware het anders,
dan zou ik „luisteren naar het 'kooren"
en in blijde vreugde met Guido Gezelle
zeggen:
Neen, 't en kan geen' snare talen,
Die zoo zoete om hooren is
Als gèrep der rogge stalen,
Als geroer van 't kooren is.
Hoe staat de groote dichter in zulk een
bewondering te luisteren naar de wind, die
door het koren speelt. De dichter zegt
,,'t en kan geen snare talen", geert snaar
instrument kan zulke zoete klanken voort
brengen als het koren, door den wind heen
en weer bewogen, terwijl de stengel® langs
elkander schuren. Wat zou er in onzen
tijd1 veel gedaan moeten worden als de
muziek van het koren de boventoon zou
krijgen. Mochten de muzikale toornen van
Kt fmtchtvd koren overstemmen de dit-
harmonische klanken van een hanger-oproer.
Maar nu gaat het niet om de muziek, maar
om ons volksbestaan, niet om een honger
oproer, maar om waren hongersnood. Ja,
het ware de schoonste muziek, wanneer
in iedere plattelandsgemeente zooveel tarwe
en rogge te velde stond, dat wij- den dich
ter konden nazingen
't Vaart een fijn gelispeld leven
Deur de toppen, al te maal;
Daar de diepere stammen beven,
Deunende als een' dondertaal.
Wat zou het een gejuich en gejubel zijn
als we hier, ieder in zijne plaats, konder.
wijzen op tarwe- en roggevelden, wat zou
er veel meer vreugde en blijdschap zijn,
als we onder Gods zegen den oogst zagen
rijpen en het hongerspook van den komen
den winter van ons konden bannen. Dan
moesten we zeker „luisteren naar het koo
ren-" en er al onze aandacht op vestigen,
om te zien en te hooren wat Guido Gezelle
zag en hoorde. Hij stond hij het rijpend
koren, hij merkte op hoe nu eens de bran
dende zon de volie a:ren belichte, en dan
weer bij een windtocht de schaduw der
hoogare toppen den glans verdonkerde, hoe
nu eens zacht, en dan weer heter hoorbaar
het koren nu op- en nederging. En. hij
sprak dit uit in een taal, die alleen een
dichter als Guido Gezelle kan spreken:
Hel en duister, lijze en luide,
Mingelmangelt in de lucht,
't Ruischen van de groen gekruide,
Grauwgetopte koornvrueht.
Laten de bewoners van djeze streken nu
eens de hoofden bijeen siteken, laat iedere
plattelandsgemeente eens morgen voor zijn
eigen broodgraan. De steden zullen dan
nog wel een flink overschot krijgen wat
hun broodrantsoen aanmerkelijk zal doen
stijgen. In elk geval zal het vermeerderd
worden, met hetgeen nu de dorpen, "die
niet voor eigen broodgraan zorgen, uit den
grooten voorraad noodig hebben. De moei
lijkheid blijft voortdurend, dat die regeering
alles opvordert en de minister geen loonen-
den prijs wil bes-teden voor de te leveren
producten. Maar als nu eens- een machtige
organisatie als de L. T. B. in het geheele
Bisdom Haarlem, vereenigd met de andere
Diocesane vereenigingen van R. IC Land
bouwers (en in dit algemeen zuiver stoffe
lijk landsbelang zal men ook in overleg
mogen treden met niet-R. K. Vereenigingen
van landb-ebo-uwers) een-s samen de hand
aan het werk sloegen, zou dian geem betere
regeling te verkrijgen zijn? Dan moet iedere
plattelandsgemeente eersit voor de eigen ge
meente zorgen, en wat er over is moet
gevoegd worden bij hetgeen de groote ste
den vragen en krijgen. Wanneer zulk een
algemeene regeling tot stand komt, en daar
toe zal het moeten komen, wijl Nederland
wat de voeding betreft geheel op zich zeli
is aangelegd, we zouden dan naar waar
heid op iedere plaats kunnen aanheffen:
Als ge naar het kooren luistert,
Dat nu op- en nedergaat,
Daar een zwepewind in snuistert,
Dat de lieve zonne baadt.
In ons schoon Nederland, in ons vrucht
baar en mooi Holland, zou 't dan weer
welvaart wezen: Helaas nu is 't niét zoo!
J. BRANDSMA Pz.
1) sperken gerucht van rijp koren
onder de brandende zon als het kaf berst,
2) reuzien gerucht vain rijp en droog
zaad in de vrucht.
3) polken met de hand de aarde
omroeren om 't onkruid er uit te balen.
4) leeuwerke teeuwrik.
5) zwepe wind windtocht.
Voor onze Propagandisten.
Onder den titel „Let op de Socia-
listen" schrijft Kapelaan vain Wijk in
het „Centrum":
Wijl het de S. D. A. P. te doen is, om
snel de massa te winnen, wordt in „Het
Volk", en in allerlei propaganda, het soci
alisme gepresenteerd als volstrekt niet
strijdig met godsdienst.
De leiders weten zelf wel beter, doch
men wil de massa snel winnen en in
deze dagen kiezers werven.
7 December 1894 sprak Anseele aldus
in de Belgische Kamer: Wanneer men ons,
socialisten, vraagt, wat onze godsdienstige
denkbeelden zijn, dan zullen wij met Lieb-
knedh-t antwoorden: Wij zijn god loo
chen aars.
Ook Gerhard zeide ronduit in „Het
Volk", 8 Febr. 1903, dat de geloovige ar
beider, die zich bij hen aansloot, onver
mijdelijk zijn kerkgeloof zou verliezen.
In het sociaal-democratisch maandschrift
„De Nieuwe Tijd", jaargang 1902, p.722,
schrijft F. van der Goesi: „Ik houd de
godsdiens'tloosheid voor een wezenlijk be
standdeel van het socialisme."
Nogmaals in dit sociaal-democratisch
maandschrift, p. 205, schrijft H. Roland
Hols: „Het historisch materialisme kan
niet met 't Cal-vaaistis-ch of eenig ander
geloof aan een daadkrachtig god samen
gaan."
Op p. 207Voor sociaal-democraten
wordt de zedenwet afgeleid, uit mensche-
lijke wisselende verhoudingen en toestan
den, uit de maatschappij wellen ha-re bron
nen.
Dus, bij de socialisten geen plaats voor
God en geen zedenwetten van God.
Dat onze mannen en jongens deze woor
den goed onthouden; want het komt van
pas, op kantoren, in fabrieken, in schafttijd
en na het werk!
Nu maakt H. Roland Holst een moei
lijkheid, welke men eveneens niet mag
vergeten.
Op p. 205 van dat sociaal-democratisch
maandschrift leest men: „Maar wat, zal
men vragen, bedoelen wij dan, met ons
neutraal staan tegenover den godsdienst?"
„Zullen wij daa-ro-m spreken, ge behoort
niet bij ons? We denken er zelfs- niet aan.
Welnu: dit is onze neutraliteit ten op
zichte van den godsdienst niemand af le
wijzen, noch aan te nemen, wegens zijn
godsdienstige meeningenWanneer zij
komen, om met ons den klassenstrijd te
strijden, aanvaarden ze de feiten,
waarop onze wereldbeschouwing berust, al
schrikken ze nog terug voor de knal der
revolutioneering in hun hoofden."
Wordt hierin niet zeer juist de neutrale
of moderne vakbeweging geteekend? Als
ze eerst maar 'lid zijn, ais ze eerst maar
met hen den klassenstrijd in de praktijk
aanvaarden, dan volgt het ongeloof van
zelf."
Maar luistert verder: p. 207: „Tot hen
zeggen wij:: „Komt, wat ook uw geloof
zij" en voegen er bij, dit is het onze, en
denken-er bi}: „Dit zal ook toet
uwe worden."
Dit is dus de neutraliteit, dat zij lang
zaam, maar zeker, hun geloof mogen ver
liezen. Dit zeggen de socialisten niet aan
de geloovige arbeiders, doch dit denken
zij alleen maar.
Als zij dus- eerlijk waren, moesten zij
het volk zeggen: „wij' zijn godloochenaars
en als gij bij ons komt, zult gij dat ook
warden."
Propagandisten, dit uitknippen en bewa
ren en, nog beter, in het hoofd prenten,
't Komt te pas.
Stille Actie.
't Blijft merkwaardig stil in den poli-
tieken winkel.
Over 5 weken heeft reeds de beslissende
stemming p-laats, maar van eenige span
ning en opwinding onder de kiezers zoo-
als wij dat vroeger wel beleefden, valt
nog geen spoor te bekennen.
Voor rechts is dat een niet ongunstig
verschijnsel.
De verkiezingen, waarbij de hartstochten
tot het uiterste geprikkeld werden en heel
het land in opschudding geraakte, waren
nooit in ons voordeel.
Wij behoeven dan ook geen pogingen
te doen om die agitatie te bevorderen.
Luidruchtige meetings en groote debat-
vergaderingen, waar de hardste schreeuwers
het laatste woord hebben en de mannen
van bet hoogste bod het beste resulta.at
biereiken, kunnen zonder bezwaar worden
gemist.
Onze kracht moet worden gezocht in
rustige en stille propaganda.
De beteekenis van de verkiezingen moet
door middel van lectuur en huisbezoek
in 't licht worden gesteld.
De twijfelaars moeten worden overtuigd,
d!e onverschilligen aangevuurd.
Wanneer ieder overtuigd anti-revolutio
nair op deze wijze in zijn eigen omgeving
arbeidt, dan kunnen we met rustig er-
trouwen de afloop van den strijd tege
moet zien.
De plichten der landbouwers.
Aan het eerste nummer van „Het Plat
teland^' ontleenen we nog het vólgende
artikel van den heer A. Colijn:
Hoewel 't misschien door niemand onzer
ooit was gedacht, begint 't meer en meer
duidelijk te worden, dat niet alleen nu,
maar ook zeker in de eerste jaren na den
oorlog, we, wat onze voedselvoorziening
betreft, aangewezen zullen zijn op onis zelf.
Immers, alle voorraden zijn opgebruikt.
De landen, die gewoon wairen graan te
exporteeren, hebben 't hunne zelf noodig.
Verschillende oorzaken zijn daarvoor aan
te wijzen.
In Rusland is er van een regelmatige
bewerking van den bodem geen sprake.
Alles is daar in de war en we weten niet
wat uit den daar heerschenden chaos zal
geboren worden. Alleen, geen graan zullen
we er vandaan krijgen, dat staat wel vast.
Uit Amerika lezen we, dat, vooral in
de Westelijke Staten, de landbouwers naar
de fabrieken trekken; dat de hooge loonen.
die gegeven worden in de oorlogsindu
strieën, hen meer bekoren dan de arbeid
op 't platteland.
Ook daar geen exploitatie van den bodem,
geen uitbreiding der graan cultuur, die ons
kan doen hopen op aanvoer vain overzee.
We kunnen hierbij niet geheel voorbij-
zieu 't gebrek aan scheepsruim te,- dat na
den oorlog zich in nog sterkere mate zal
doen gevoelen dan n-u, als alle landen
hun opgeteerde voorraden zullen willen- gaan
aanvullen.
Alles wijst er op, dat we onszelf moeien
gaan helpen.
En daarom acht ik 't d-e dure plictoi
onzer landbouwende bevolking, reeds nu
('t had al veeleer moeten gebeuren) alle
pogingen in 't werk te gaan- stellen, de
productie van eigen bodem zoo hoog mo
gelijk op te voeren.
Er kan in deze richting zo» veel wor
den gedaan.
Hoeveel weiland is er niet, In Gronin
gen, in Friesland, inN.-Hollaind, in Utrecht,
in Gelderland, ja waar a-I niet, dat zich
uitstekend leent voor graanteelt.
Zuivel hebben we over, en 'k ontken
't niet, 't is misschien een goed ruilobject,
maar eerst moeten we voor ons zelf zorgen,
zorgen voor ons brood.
't Hemd is ook in dit opzicht nader
dan de rok.
Wanneer allen medewerken- behoeft er in
ons land geen honger te worden geleden.
Onze bodem kan genoeg op-brengen, is
rijker dan verreweg de meeste graanvoort-
farengende landen.
Nergens bereikt men een doorsnee-op
brengst per H.A. dan in Holland.
En daarom, Chr. landbouwers, begrijpt
uw plicht in' dezen.
We hebben in dezen tijd, ondanks de
vele knellende regeeringsimaatregelen, een
bevoorrechte positie, maa-r die positie legt
ons plichten op, plichten om ons volk voor
honger te bewaren.
Niet ons eigen belang, niet ons gelde
lijk belang, mag daarbij den -doorslag
geven, maar de nood waarin ons volk-
verkeert, 't landsbelang dient hierbij het
richtsnoer te zijn.
'k Erken, dat de Regeering ons 't werk
niet makkelijk heeft gemaakt, dat er reden
was tot klacht, dat we vaak onbillijk, ja
soms grievend zijn behandeld. Maar boven
dit alles moet toch staan: Hoe kunnen
we 't spook van den honger houden buitel'
onze erve?
En dat nu, Chr. Landbouwers, ligt ook
voor een gedeelte in uw hand.
Ge gaat in deze niet vrij uit, indien
ge in deze niet deedt wat ge doen kou-dt
en ook zonder eenige reserve doen moet.
i in - i »i-e
BINNENLAND.
CANDIDATENLIJSTEN.
In den Kieskring Ha-arie-m verkreeg c-p
de 'Candida-tenlijst, waarop 22 partijen voor
komen, de katholieke lijst No. 11; in
Utrecht met 21 lijsten is de katholieke
No. 6.
Te Amsterdam en Nijmegen zijn geen
bedenkingen tegen- een der lijsten inge
bracht, maar zal de loting later plaats
hebben.
KAMERVERKIEZING DISTRICT
GULPEN.
In het district Gulpen zijn candidaat ge
steld voor het lidmaatschap der Tweede
Kamer (vac. Ruys de Beerenbrouek) de hee
ren H. J. M. Hermans, te Maastricht en
J. Vroemen, te Broek-Sittard.
EEN MISLUKT PLAN.
Naar wij vernemen, beeft bij de Maat
schappij tot Nut van 't Algemeen het plan
bestaan, om op 8 Juni in de hoofdplaat
sen van de achttien kieskringen groote ver
gaderingen t e organiseeren, waar door spre
kers van verschillende politieke kleur, zich
stellende op het standpunt der loyale uit
voering van het nieuwe onderwijsartikel
der Grondwet, het woord zou worden ge
voerd over noodzakelijke verbetering van
oins onderwijs (voorbereidend onderwijs,
uitbreiding van den leerplichtigen leeftijd,
betere opleiding der onderwijzers, sdiool-
voeding en sc'hoolkleeding, enz.) Een
„Onderwijsdag" dus tot 'het wekken van
■massale belangstelling voor de zoo dringend
noodige onderwijshervorming:
Het plan moest echter worden opgegeven,
omdat niet voldoende medewerking van spre
kers uit verschillende partijen- kon worden
verkregen. („TeL")
BEVOLKING VAN HET RIJK.
Aan de „St.-Ct." 119 ontleenen wij het
volgende overzicht van de bevolking des
Rijks op 1 Jan. 1918:
Provinciën. Mann-eim Vrouwen. Totaal
Noord-Brabant 358.606 356.367 714.973
Gelderland 364.969 358.468 723.437
Zuid-Holland 799.546 836.551 1636.097
Noord-Holland 621.441 649.367 1270.808
Zeeland 122.727 123.206 245.933
Utrecht 160.704 166.488 327.192
Friesland 193.598 190.765- 384.363
Overijset 219.169 212.588 431.757
Groningen 178.651 180.012 358.663
Drenthe 103.629 97.32? 200.951
Limburg 221.332 209.157 430.489
Totaal
3344.372 3380.291 6724.663
NEDERLAND EN DE OORLOG.
Op een mijn geloop en.
Maandagmiddag werd vanaf het strand te
Ameland waargenomen, dat een vissohers-
schuit even noordelijk van Ameland op een
mij nliep. De reddingboot, die terstond tec
assistentie vertrok, vond op de plaats des
onheils niets dan de overblijfselen van een
botmuil verbrijzelde schuit. Waarschijnlijk
i is de bemanning omgekomen.
(Reeds vermeld in een deel onzer vorige
oplage.)
Nader seint men van Ameland:
In de nabijheid zijnde visschers hebben
een zwaar gewonde opvarende van den Wie-
rumer blazer gered, twee anderen, Vonk
en Prins genaamd, werden eveneens gered,
Een vierde opvarende is verdronken.
De uitwisseling van
k r jj| g s g e v a n g e n e li.
Zoowel de Britsche als de Duitsche regee
ring hebben zich tegenover de Nederland-
sche regeering bereid verklaard binnenkort
gedelegeerden naar 's-Gravenhage af te
vaardigen ter bespreking van aangelegen
heden betreffende de wederzijdsche krijgs
gevangenen.
De punten, die aldaar zullen worden
besproken, zijn op dit oogenblik nog in
overleg tuss-chen Den Haag en de beide
betrokken regeeringen.
CRISISMAATREGELEN.
Verlof voor Spoorweg
personeel.
Aan Spoorwegpersoneel, dat land be
bouwt, wordt twee dagen verlof extra ver
leend.
Zeep.
Zonder opgaaf van redenen heeft de re
geering de grondstoffen van de zeepfabriek
De Fraiture Co. te Breda in beslag ge
nomen, zoodat de firma de in vollen gang
zijnde fabriek heeft moeten stop zetten ea
alle werklieden ontslaan.
K wat taf abri en.
De Kwattafabriek te Breda heeft de
mededeeling ontvangen, dat met de afleve
ring van chocolade weer lean 'worden aan
gevangen.
Inventarisatie .garens.
Het .persbureau Vas Diaz verneemt van
bevoegde zijde, dat h-et aan fabrikanten
reeds bekend was, dat de regeering tot
inventarisatie van garens en andere textiel-
g-rondstofien (die der spinnerijen) zou over
gaan en dat met de daartoe strekkende maat
regelen thans een aanvang is gemaakt.
Auto- en rijwielbanden.
Naar aanleiding van geruchten als zou
binnenkort de geheele fabricatie van auto
mobiel- en rijwielbanden worden stopgezet,
in verband waarmede beweerd wordt, dat
de regeering maatregelen beraamt om zich
de benoodigde hoeveelheden banden voor
het leger te verzekeren, wordt vernomen,
dat vanwege het Departementvan Oorlog
met de N. O. T. besprekingen worden ge
voerd ten einde de beschikking te verkrijgen
over een zekeren voorra-ad rubber voor
legerdo-eleinden.
Hooi van boombladeren
als veevoeder.
Onze hooilanden staan- er thans weliswaar
veel beter voor dan 't vorige jaar, maar ook
al zal de hooioogst zoo groot zijn als bij
th-ans belooft te worden, dan is- het bij
'het groote tekort aan kraclitvoeder, toch
zaak om zooveel mogelijk veevoeder te ver
zamelen, waarom het zijn nut kan hebben
te wijzen op „Ersa;tz"-hooi, dat in Duitsdl-
land al sinds enkele jaren met góede uit
komsten wordt gebruikt. Wij bedoelen ge
droogde bladeren van esschen, populieren,
wilgen en olmen (die van eiken en- beuken
zijn minder goed, door hun te hoog gehalte
aan looi- en bitterstoffen), die volgens
deskundige onderzoekingen, wat voedings
waarde en verteerba-a-rheid betreft, op 'dén
lijn kunnen worden gesteld met middelmatig
grashooi, terwijl het door schapen en gei
ten van 't begin af zeer gaarne genomen
wordt en eveneens door koeien en paarden^
nadat deze dieren eenigszin® aan den bijzon-
deren geur gewend zijn.
Daar 't verzamelen der losse bladeren
te lastig en te tijdroovend is, maakt men
in Duitschland loofhooi, door de jonge tak
jes der loofboomen zoo tegen half juli af
te snijden en die in bossen bij elkaar te
binden, welke bossen gedurende vijf of zes
dag-en op een schaduwrijke plaats te drogen
w-o-rden gelegd, waarbij men zorg draagt
dat ze noch door regen, noch doar dauw
bevochtigd worden, wijl ze dientengevolge
in den loop van den winter licht zouden gaai)
schimmelen.
Na een zestal dagen, als de bladeren
volmaakt droog zijn, worden de bossen,
met de koppen naar binnen gericht, ofj
hoopen getast en luchtig met stroo be
dekt, zoodat ,ze voldoende kunnen uitwasem
men. Aldus bewaard, blijven ze den gehee-
len winter bruikbaar en niet alleen vormen
ze een goed voedsel voor staldieren, maar
ze oefenen ook een uitstekenden invloed
op de ingewandswerking, waarom het ne
men van proeven door onze veehouders
in ieder opzicht aanbevelenswaardig mag
heeten.
Bereiding van koffie.
Door den Commandant der le Divisie
is aan de onderdeden dier divisie aanbe
volen de koffie op de navolgende wijze te
bereiden: