vers
ekens.
I
ring
TWEEDE BLAD.
8 A H
>M 4§9.
9 BROUWER.
Zaterdag 1 Juni 1918.
b@idsb«urs,
ig kosteloos
«rijgen van
©ur,
DEKKER.
[L
erk,
eekbaok
EN 32.500.C00
EN f 32 O1.O.OOO
S AANGESTELD
m.
'ovisie 1 pOf.
n èt pOta
n a 91 pot.
MEi.So
iliUJ&e
htsrdim E6,
£lksa&&r.
IZ&KERiNG-
vHAPPM.
si guM&m.
£E TARIEVEN.
intocr, Oudegracht 277.
1904.
life's
fit,
«UN, Bp, AJkswsr
E Ax., K«isi®r.
AlkpiVi
Paailsteilen, Ringen,
ons, enz.
rachtige gouden
sEL- em VER-
ko3teloos'
Da Julimaand,
toegewijd aan de vereeringi
van het H. Hart van Jezus.
De opwekking van onze Moeder de H.
Kerk tot de devotie van het H. Hart
luidt: „Komt, laten wij aanbidden het Hart
van Jezus, dat slachtoffer der liefde!"
In den achtsten titel uit de Litanie klinkt'
het: „Hart van Jezus, ovan brandende van
üefde, ontferm onzer." In deze aanroe
ping vestigt onze Moeder de aandacht er
op, hoe in dat H. Hart: al den rijkdom,
al de volheid ea al den overvloed van
Jezus' liefde ons ter vereering wordt aan
geboden en voorgehouden.
Een brandende oven toch stelt ons een
vlammenden vuurgloed voor, waarbij de
oven zelf als uit het oog verloren wordt.
Bovendien is ons, om een hooger warm
tegraad aan te geven, niets zoo eigen, als
te spreken van vuur; van een vurig karak
ter, een vurigen geest, een vurig hart, bran
dend van liefde.
Ja, om de innigste en tegelijk de edel
ste zielekracht, de liefde, uit te druk
ken, kennen wij geen natuurlijker beeld dan
het vuur, het zuiverste en het zuiverendste,
het fijnste en het werkzaaimsite, het meest
intensieve van alle elementen. Het verlicht
alles het verwarmt alles het doordring!
alles..
Zoo zien wij ook, hoe God', Wiens wezen
of natuur zuivere liefde is, Zicih in vuur
openbaart, als Hij werkingen van. liefde
voor de mensahen stellen wil.
Zie, als de Heer aan Mozes de verlos
sing van Zijn uitverkoren volk uit de
slavernij van Egypte aankondigt, toont Hij
Zich in een brandend braamboscli, dat
brandt zonder te verbranden. Zóó geeft de
goddelijke liefde zich geheel, zonder zelf
ook maar in het minst te verminderen.
Toen Hij Zijn volk inderdaad uitleidde
met sterken arm en machtige hand, ver
schijnt Hij hun ter bescherming, in een
vuurkolom van lioht. Wanneer Hij; op den
Sinai, zijne wetten ialan Israël openbaart
looutus de medio ignis werd Zijn stem
gehoord door de legerscharen, midden uit
het vuur. Bij de voltooiing Zijner Kerk,
op het Pinksterfeest, zendt Hij den H
Geest, den Geest der liefde, over de Apos
telen in 'de gedaante van vurige tongen.
Als men nu terecht en zoo gaarne en zoo
veelvuldig de liefde vergelijkt met het
vuur, dan moet men, deze beeldspraak
voortzettend, het aanbiddelijk Hart van
Jezus noemen: een oven brandend van
liefde, omdat nergens de gloed der liefde
in zulk onmeetbare en zoo krachtige samen
vatting denkbaar is, als in het hoogheilig
Hart van Jezus. In dat Hart leefde eeri
volmaakte liefde tot God. Dat heerlijk
liefdeverbond tusschen godheid en mensch
heid wordt ons beschreven in het Hoog
lied van koning Salomon, waarin Bruidegom
en Bruid zich onthouden in de feeders te
benamingen en in de heerlijkste lofprijzin
gen. Evenwel die verrukkelijke taal geeft
ons slechts een flauw denkbeeld van de
liefde, waarmede dit menschelijk Hart van
Jezus de Godheid beminde. Daartegenover
was voor het eeuwig Woord des Vaders,
die menschheid van Christus de schoon
ste onder de kinderen der menschen, bij
wier waaide de geheele menschheid in hei
niet verzonk. Voor die menschheid, op
hare beurt weder, was God de Zoon, de
eenig beminde, uit Wien zij de geheele
kracht harer liefde putte. O! Nooit zal
een gewoon mensohenhart, noch op aarde,
noch in den hemel, God zóó kunnen, be-
minnen, gelijk Hij bemind werd door dar
Hart van Jezus, wat wij, in stamelenden
eerbied, begroeten als den oven brandende
van liefde.
Gemakkelijker echter zal het ons vallen
de matelooze liefde te overwegen, waar
mede dat Goddelijk Hart jegens ons men
schen vervuld is, wijl de werking dier
liefde aan die ónzer liefde gelijkvormig is.
Ons hart nu, hoe goed en hoe volmaakt
wij het ons ook voorstellen, kan slechts
eene zeer begrensde üefde omsluiten; maar
in het Hart van Jezus vinden wij, ook
ten onzen opzichte, eene onbegrensde ge
negenheid, d ie zich openbaart in onmetelijk
heid^ in onuitsprekelijke teederheid, in on
uitputbare edelmoedigheid.
Reeds van het eerste oogenhHk der
menschwording af beminde ons dat H.
Hart met eene genegenheid zonder maat
of grens: In caritate perpetua dilexi te,
zoo klinkt het in de Goddelijke Open
baring met eeuwige liefde heb Ik u
bemind. Daar is verder ook bij die liefde
geen sprqke vain uitzondering of keuze.
Zeker, mep kan ziah van dat Hart terug
trekken, zich zelfs er van vervreemden door
de zonde; maar het H- Hart van Jezus
verstoot of verjaagt niemand; meer nog:
men kan de liefde van dat Hart zelfs niet
ontvluchten.
Zie, het ondankbare volk der Joden ver
smaadt Christus' weldaden en wonderen
en Jezus weent over Jeruzalem en over de
rampen, welke zijn uitverkoren volk zuilen
beffen.
judas verraadt zijn Meester met een kus
*7, en Jezus spreekt: Vriend; waartoe zijt
89 gekomen?
Petrus verloochent den Zoon van den
levenden God en de Meester werpt
een blik vol ontfermende liefde op zijnen
ontrouwen leerling.
De beulen kruisigen en bespotten den
neer der glorie en op 'sHeeren sler-
Ippen rijst de bede: „Vader, ver
geef het hun, want zij weten niet wat zij
doen!"
Neen,- o Hart van mijn Jezus, brandende
even van liefde, Gij verstoot niemana ea
omvat allen in maitelooze genegenheid!
De liefde van dat Goddelijk Hart is
ook onuitsprekelijk feeder.
Gij allen kent die heerlijke beelden, waar
in de Meester zelf, zoo treffend-eenvoudig,
die teederheid Zijner liefde schetst:
Hij is de goede herder en alle zielen
zijn de schapen zijner kudde. Hij kent u
allen, .noemt allen hij hun eigen naam; be
reidt hun voedsel; beschermt ze tegen vij
andelijke overval. Hij verontrust zich ovei
de afgedwaalden, die Hij gaat zoeken, tot
dat Hij ze vindt, om ze dan verheugd op
zijne schouders te nemen en met vreugde
naar den schaapstal te dragen.
Hij is die liefdevolle vader, welke zijn
verloren kind nimmer uit het geheugen ver
liest, maar dag en nacht aan. hem denkt
en zijn terugkomst in lankmoedigheid ver
beidt. lederen dag weer opnieuw bestijgt
hij den heuveltop; om in de vlakte te turen,
of hij niet eindelijk in zijne vaderarmen
terugkeert. Daar heeft hij hem in de verte
bespeurd hij ijlt hem te gemoet 't
doet er niet toe, dat hij zoo haveloos ge
kleed en als in lompen gehuld is- het
komt er niet op aan, dat de zonde de
boosheid op dat gelaat gestempeld heeft
het maakt niet uit, dat hij daar zoo mis
maakt en zoo misvormd voor hem staat;
't is zijn kind, 't is z'ju zoon. Hij beurt
hem op, omhelst hem en drukt hem aan
zijn vaderhart. Spoedig wordt een nieuw
kleed gehaald en nieuw schoeisel, een kost
bare ring siert zijine hand en er wordt feest
maal gehouden, want zijn zoon, die verloren
was, is teruggevonden.
De.hoogste ellende schrikt Hem niet af;
de ergste zonden verjagen Hem niet; neen,
bemoedigend klinkt het den diepstgevallene
tegen: Vertrouw zoon, vertrouw dochter:
uwe zonden worden u vergeven neemt en
eet, dit is Mijn Lichaam, neemt en drinkt,
dit is Mijn Bloed! O, onuitputtelijke edel
moedigheid van Jezus hart, Wiens liefde
altijd geeft en altijd offert!
Het pijnlijkst gevoelen wij het .gebrek
kige onzer liefde, wijl Wij zoo weinig geven
kunnen, maar het Hart van Jezus kou
alles geven, omdat Hij alles Is. In Zijn
geheele verschijning roept het ons toe:
tradidit semetipsum: Christus heeft Zich-
zelven geschonken: altijd overal aan
een ieder en wel zonder voorbehoud.
Tijdens Zijn sterfelijk leven vergat Hij
Zichzelven geheel om alles voor allen te
zijn: Hij predikt, onderwijst, zegent, ge
neest, bidt, waakt, gaat al weldoende rond;
alles voor ons> zonder Zichzelven eenige
rust te gunnen.
Op het oogenblilc, waarop Zijn aardsehè
loopbaan eindigt hl een smadelijken dood,
is de liefde van dat minnend Hart nog
niet tot werkeloosheid gebracht. Zeker, toen
er water en bloed vloeiden uit de door
stoken Zijde, was dit wel een. teeken, da/
's Heeren menschheid was uitgeput, maai
Zijn goddelijke macht ging voort, in wonder
bare edelmoedigheid de liefdie van dat Har)
te openbaren.
Het is der liefde hoogste verlangen met
den beminde samen te zijn. Elke verwijde
ring of scheiding doet pijnlijk aan. Welnu,
onze hemeische Bruidegom, die aan Zijne
liefde geen grenzen of perken wilde stellen,
voorkwam elke scheiding, en giaf ons Zich
zelven in het hoogheilig Sacrament der
liefde.
Verder ook kon de liefde, zelfs de almach
tige liefde, van het God-menschelijk Hart
niet gaan. Het H. Sacrament des
Altaars is aller liefden liefde!
Liefde nu wekt wederliefde. Is dit met
ons wel het geval ten opzichte van het
liefderijk Hart van Jezus? Of past op ons
de klacht, welke de goedertieren Zalig
maker uitte aan Zijne bevoorrechte dienares
Margaretha Maria Alaooque? „Ik ontvang
van het grootste deel der menschen slechts
ondankbaarheid door de miskenning, de on
eerbiedigheden, de heiligschennis en de on
verschilligheid jegens mijn aanbiddelijk Sa
crament van liefde." Is heden, helaas, nog
niet even vlijmend waar dit bittere woord
des Heeren: „Wat Mij nog pijnlijker grieft,
is hetgeen de Mij toegewijde harten Mij
aandoen
Laten wij derhalve in deze Junimaand
en bij het Aanbiddingsfeest en bij het
Veertig-uren-gebed en op den eersten Vrij
dag van elke maand. riw»'ui= oijgaian lot
de vcreerimg van het aanbiddelijk Hart des
Heeren, om altijd volmaakter d:e liefde te
leeren kennen en te waardeerem en dat
liefdevol Hart in deugelijk eerherstel en
eereboete vertroosting te bieden.
Kom, o, H. Geest, verlicht ons ver
stand, opdat wij steeds meer en meer de
liefde van Jezus mogen kennen, en ontsteek
ons hart in eene dankbare wederliefde.
En Gij, aanbiddelijk Hart yan mijn Jezus,
geef, dat uit dien Oven, brandend van
liefde, een enkel vonkje in mijn arm hart
overspringe, opdat ik nooit Uwe liefde ver-
gete, die mij ten einde toe, tot het uiter
ste heeft liefgehad.
Alkmaar, den len Juni 1918.
M. P. A. OOMS,
D.P.
Da plaats der huisvrouw.
Hé daar, Vetmeijer, kom eens voor de
proppen, jongen, daar is je vrouw, ze heeft
je wat te vertellen.
Bij deze joviale oproeping door ongeveer
vijftig keelen uitgebulderd, keert de man die
belast is met de zorg Voor de machine het
hoofd eenigszins wantrouwend om, maar
nauwelijks ziet hij ia de verte eene vrouwe
lijke gedaante, of hij zet zijn oliekannetje
bedaard neef, vgegt zijne vettige liandcn
aan zijn olieachtig sloofje af en gaat lang
zaam, heel langzaam naar de deur. Knorrig
en onverschillig bromt hij intusscheu zijn
kameraads toe:
Nou ja, bedaar maar, 't heeft geen
haast, ik kom al.
Zeg Thomas, aldus de vrouw
wij moeten van avond in de fabriek over
werken.
Zoo!
Ja; wij moeten heel veel wol op
kammen; er zijn groote bestellingen geko
men: wij moeten zeker blijven tot elf uur,
misschien zal het nog later werden. Ik kom
het je maar eventjes zeggen, zie je, dan
hoef je niet op mij te wachten'en dat
je den kleinen jongen uit de bewaarschool
haalt je zult hem wel utikleeden en naar
bed brengen, hé?
Nog meer?
Neen, of eigenlijk ja... je moet zelf
maar iets koopen om te etenje weet
wel hij Jansen zorg maar goed voor je,
hoor. Nou, tot ziensDag.
Tot ziens dan.
Een uur later zien mij Vetmeijer opstraal,
zijne handen en armen vol met levensmid
delen en vóór hem loopt met heel veel
moeite zijn piepjong ventje, half dronken
van slaap. Nauwelijks heeft hij de deur
zijner woning geopend of een muffe, zure,
scherpe lucht slaat hem op de keel, en niet
zijne gewone rondborstigheid roept hij zon
der complimenten uit:
Jongens, jongens, wat st.... 't hier!
Waarlijk, onze brave machine-verzorger
had geen ongelijk, toen hij zoo ruw voor
den draad kwam. Al was hij nog zoo ge
woon aan de minder aangename geur van
gesmolten vet, smeer en heete olie, toch
meende hij letterlijk te stikken bij die lood
zware muffe, duffe lucht van onopgemaakte
bedden, stoffige meubelen en verzuurde over
blijfselen van beschimmeld eten.
Stil blijven staan, m'n jongen, zei
hij en liet den armen dreumes aan de deur
staan; hij echter liep zoo hard hij kon dooi
het vertrek, snelde naar het venster en wierp
met groot geweld de ramen zoo ver mogelijk
open.
Toen da buiteniuoht de akelige dampen
genoegzaam had verjaagd, stak hij de pe
troleumlamp aan en haalde zijn klein baasje
binnen. En toen, toen had hij' eerst den
moed om zijne woontent eens goed op te
nemen.
Treurig, bitter treurig was die aanblik.
Was het de stille eenzaamheid die hem trof?
die doodsche verlatenheid? de afwezigheid
zijner vrouw, die met haar bedrijvig op en
neer gaan, met het geschuifel van haar
doen en laten, en met het zachte geruisch
harer eenvoudige Meeding aan alles leven
en beweging gaf? Hij wist het niet, maar
nooit had hij /titles zoo goed opgemerkt.
Het was dan ook treurig, bitter treurig.
Daar in een hoek lag een afgehaald bed:
de lakens en dekens hingen over den grond
juist zooals toen zij 's morgens in alle
ha,ast waren opgestaan. In een anderen hoek
lag een verwarde hoop linnen en kleeren,
nog besmeurd met olie en smeer, die boven
dien nog hard soebatten om verstelling;
op het fornuis een hoopje koude asch, op
tafel eenige gebruikte en ongewasschen
glaasjes en kopjes; daartussohen eenige vieze
en onwelriekende papieren met overblijfse
len van spek, boter en leverworst.
Op dat gezicht maakt onze goede huis
vader een gebaar van ontevredenheid en
walging; hij neemt een ouden, vaatdoek,
veegt dat heele boeltje bij elkaar, leunt met
zijtae ellebogen op de tafel en begint in zijn
eentje hardop te praten.
En wat nu? Moet het dan altijd zoo
blijven? Altijd hetzelfde? Altijd zoo'n vuile
boel? en zoo akelig eten? Gisteren spek,
vandaag spek, morgen weer spek, altijd
spek! Dat noem je nou variatie! Dank ie
wel! genoeg afval gegeten, altijd afschrap-
sel van het hakbord! Dat is niet vol te
houden voor een man, die altijd bij de
machine moet staan. Elf uur per dag wer
ken, en dan nooit wairm eten in je maag
Zou dan wezenlijk mijn vrouw
Maar hier hield hij even opZijne
vrouw.... was het dan haar schuld? En
wie had dan gewild, dat zij op de fabriek
ging werken? Wel ja, dat was hij zelf;
het begon hem te vervelen toen zijne ka
meraads hem altijd vertelden, dat hunne
vrouwen iedere week tien, je soms twaalf
pop meebrachten. Twaalf pop! vier ach
terwielen en twee voorwielen! Ja, dat deed
hem watertanden, en om hem nu pleizier
te doen, moest zijne vrouw, zijne levens
gezellin, de moeder zijner kinderen, den
huiselijken haard verwisselen voor de fa
briek en haar huishouden verlaten voor de
wolkamnip"/-
Maar per slot van reKcui..# had hij tocli
ongelijk, groot ongelijk. Vroeger, zoolang
moeder de vrouw thuis bleef, was alles
zindelijk en netjes, de kleine werd goed
verzorgd, hij was proper, vroolijk, lief. Hij
zelf zat altijd warmpjes in de kleeren, geen
scheurtje of het werd versteld, geen win
kelhaakje of het werdi geheeld, en als hij
van het werk weer thuis kwam, was alles in
zijne woning netjes op orde: de ijzeren pot
stond lustig te zingen op een goed vuur;
een goede warme soep wachtte hem, een
blinkende lepel lag bij zijn helder bord,
en dan at hij zoo smakelijk, zoo heerlijk,
iederen Üag wat anders. J3n nu daaren
tegen
En had hij nu maar iets verdiend met al
dat onoogelijke, dat verwaarloosde, dat vuile
Maar jawel! Wat giaf het hem, dat zij beiden
veel geld inbrachten Het ging weer even
spoedig de deur uit. Een aardig duitje
aan de waschvrouw; evenzoo aiain de naai
ster, en dan nog aan de bewaarplaats waar
de kleine drommel iederen dag heen moest....
En dan
Ja, maat zoo worden wij' straatarm!
Zoo gaan wij den kelder in!
Nog lang blijft hij in gedachten; hij
neemt zelfs potlood en papier en krabbelt
er langzamerhand eenige cijfertjes op. Hij
is verslagen. ,Wat vrpeger zijn opgeruimd,
werkzaam, net vrouwtje zejvè verrichtte,
wat het propere huismoedertje door haar
werk verdiende, en wat derhalve een aardig
sommetje vormde op het „spaarboekje",
moest nu aan anderen worden uitbetaald,
en het huishouden was nu duurder, veel
duurder. En wat had hij nu gewonnen?
Toen de arme vrouw 's avonds ver over
elven tehuis kwam, doodmoe, halt" soezend
van slaap en als uitgehongerd, klopte de
werkman haar vertrouwelijk op den schou
der en zei op hartelijken toon, maar die
toch geen tegenspraak toeliet:
Hoor eens, moedertje, je hebt je lang
genoeg afgebeuld; morgenochtend ga je
naar den directeur van de fabriek je reke
ning in oriie brengen en je laatste centen
vragen, en als de patroon dan, vraagc,
waarom je niet me#r in zijn huis komt,
dan zeg je maar gewoon weg:
Ik blijf voortaan in het mijne.
W. v. d. A.
(„De Bazuin.")
BINNENLAND.
SCHURFT.
Ais bekend mag worden aangenomen, dat
de schurft in den laatsten tijd hier te lande
veel meer dan gewoonlijk voorkomt.
Krachtige maatregelen tot bestrijding dezer
ziekte zijn daarom noodig geworden.
Dientengevolge brengt de Centrale Ge
zondheidsraad, na verkregen machtiging van
den Minister van Binneniandsiche Zaken,
hat volgende ter aigemeene kennis.
De schurft (scabies) is een huidziekte,
die veroorzaakt wordt door een zeer klein
levend wezen, de sohurftmijt Deze mijt Is
■geelachtig van kleur en met het bloote oog
'nog juist te zien. Het wijfje graaft gan
getjes in de huid van den patiënt en legt
hierin haar eieren. De gangetjes worden
vooral gegraven op plaatsen, waar de huid
geplooid is, b.v. tusschen de vingers, in
de eileboogplooi enz. Ze looipen dikwijls
geslingerd en zijn soma 1 a 2 cM. lang.
Opent men, b.v. met een speld, een derge
lijke gang, dan vindt men aam het eind de
'mijt liggen. In enkele dagen ontwikkeld een
ei zich tot een z.g.n. larve, die uit de
gang kruipt en zich in ongeveer 14 dagen
dot een volwassen mijt ontwikkelt. Aangezien
één wijfje ongeveer 20 eieren legt en deze
in ongeveer 3 weken tot volwassen mijten
'Ontwikkeld zijn, gaat de vermeerdering van
de diertjes zeer snel.
Indien de mijten zich niet in de huid
kunnen ingraven, sterven ze waarschijnlijk
binnen enkele weken.
De mijten bewegen zich vooral 's nachts
en bij voldoend warme temperatuur, b.v.
's nachts in bed. Slaapt men dus in één
bed met een lijder aan schurft,e dan loopt
men groot gevaar besmet te worden.
Een lijder a,a.n schurft besmet zijn Iijf-
en beddegoed. Gebruikt een gezonde der
gelijk lijf- of beddegoed, dan kunnen de
schurftmijten op den gezonde overgaan cn
hem besmetten. Schurft kan men dus zeer
goed krijgen door overnachten in een loge
ment, waar het beddegoed niet voldoende
gereinigd wordt. In het algemeen kan ge
zegd worden, da,t de besmetting met schurft
op velerlei wijze geschieden kan; schurft
is dan ook een ziekte waarover jnen ziclj
alleen schamen moet als men bewust ver
zuimd de moeite te doen van zich te laten
genezen.
De eerste ziekteverschijnselen treden en
kele weken na de besmetting op en bestaan
in heftig jeuken, dat 's avonds in het warme
bed het ergst is. Door het jeuken is- men
geneigd om te krabben, hetgeen kleine ver
wondingen van de huid veroorzaakt, die
weer tot allerlei ontstekingen aanleiding
kunnen geven. Het jeuken belemmert ver
der het slapen en werkt ook daardoor
nadeelig. Hoewel in den regel niet gevaar
lijk, is de ziekte toch in hooge mate hin
derlijk en vies.
De behandeling der ziekte is in het alge
meen eenvoudig en heeft vrijwel altijd ge
nezing ten gevolge. Soms is één kuur on
voldoende, zoodat ze na eenigen tijd nog
eens herhaald moet worden.
Aangezien in een gezin slechts, één per
soon besmet is, maar, door de aanraking,
die de gezinsleden met elkaar hebben, ge
woonlijk meerdere leden besmet zijn, zal
in de meeste gevallen de behandeling van
alle leden van het gezin gewenscht zijn.
In ieder geval zal een nauwkeurig onder
zoek van alle leden van het gezin, noodig
zijn.
Ook het lijf- en beddegoed van lijders
aan schurft zal besmet kunnen zijn en zaI
dus grondig gewasschen of ontsmet moeten
worden. Kledingstukken, die niet gewas
schen of op de gewone wijze ontsmet kun
nen worden en die toch met de huid in
aanraking komen (handschoenen, bont enz.)
zal men, tenzij men ze op bijzondere, hier
„tof t» Kpoprot-on «„ijto tan laten behande
len, leenige weken buiten gebruik moeten
laten.
Slechts door behandeling van alle leden
uit het gezin van een lijder en door krach
tige reiniging of ontsmetting van lijf- en
beddegoed, dat besmet kan zijn, zal men
vrijwel altijd' in staat zijn in korten, tijd de
ziekte uit een gezin te doen verdwijnen.
ALKMAAR.
GEBRANDSCHILDERDE RAMEN.
De St. Jozefkerk te Alkmaar is verrijkt
met drie nieuwe ramen van hooge kunst
waarde. Zij stellen voor de Geboorte,
Kruisdood en Verrijzenis van 'Christus. In
tegenstelling met vele andere kerkvensters,
waar alles wriemelt van kleuren, ornamenten
en kleine figuren, zijn de voorstellingen op
deze ramen van zulk een afmeting, dat ze
voor iedereen hij 't binnentreden der kerk
duidelijk zichtbaar zijn. Volgens de mo
derne kunstbeschouwing moeten gebrand
schilderde kerkramen niet enkel hls versie
ring dienen, maar op de eerste plaats een
middel zijn, om bij de geloovigen een
religieuse stemming op te wekken. Aan
deze opvatting der moderne "kunst beant
woorden de ramen der St. Jozefkerk vol-
kcmien. Alle architectonische bijvoegsels als
pinakels; baldakijns, etc.; die vele vensters
door overlading dikwijls ontsieren en do
aandacht voor de hoofdfiguren afleiden,
zijn hier zorgvuldig vermeden. In hun sobere
monumentale uitbeelding trekken de voor
stellingen zelf alle aandacht tot zich en stem
men ztj den toeschouwer tot gebed en
overweging. Om dezelfde reden zijn tie
kleuren in kalme tinten gehouden. Vol
afwisseling maken zij door haar diepte van
toon en harmonieuse ineensmelting een won
dermooi effect. Dit komt vooral, daar de
kerk niet georiënteerd is, eerst tot zijn voile
recht, als in den namiddag het licht der
zon de figuren met leven en gloed bezielt.
De voorstellingen van de Geboorte en vat)
den Kruisdood van Chrstius zijn voora! te
roemen om hun innigheid en teerheid van
expressie, terwijl in de .Verrijzenis van Chris
tus de grootheid en verheven majesteit van
den verrezen Godmensch meesterlijk is weer
gegeven. De St. Jozefkerk mag met recht
zich verheugen in het bezit van deze ven
sters van hooge kunstwaarde en zoowel
den heer Derix te Kevelaar als den kunst
schilder Pater Raym. van Bergen, Ord.
Praed; uit Venlo, die de ramen ontwierp,
komt een woord van lof toe, voor de wijze
waarop zij als meesters in hun vak hun
taak hebben volbracht
EERVOL ONTSLAG.
Bij K. B. is te rekenen van 1 Mei aan
den heer A. W. Udo, op verzoek, eervol
ontslag verleend als lid van den Voogdij
raad te Alkmaar, onder dankbetuiging voor
de diensten.
GESLAAGD.
De heer C. Rabeling, Fnidsen C 50,
alhier, is na goed afgelegd examen aar.
de Pereboom-vakschool te Amsterdam ge
slaagd als coupeur en ais zoodanig gedi
plomeerd.
INLEVERING VATEN VAN
REGEERINGSGROENTEN.
H.H. Greentenhandelaren worden ver
zocht de nog in hun bezit zijnde vaten van
regeerings-vatgroenten vóór 4 Juni a.s. in
te leveren aan het Levensmiddelen-magazijn,
Zijdam 2. Na dien datum worden bedoelde
vaten niet meer in ontvangst genomen.
INGEKOMEN PERSONEN.
W. Koppen, R.K., koopman in sigaren,
Westerweg 58, Obdam. A. Ruiter,
R.K., spoorwegarbeider, Clarissenbuurt 47,
Heiloo. W. G. Koch, R.K., Reg. en
Dom. Ontvanger, Verdronkenoord 99a,
Meerssen. A. P. de Wit, R.K., timmer
man, Koningsweg 13, Grootebroek.
M. Peereboom, N.H., z., Ged. Nieuwesloot
31, Duitschland. C. Knoef, N.H., schip
per, Fnidsen 19. Schoorl. IJ. van Dijk,
N.H., gasfitter, Landstraat 30, Leeuwarden.
A. Kok, R.K-, z., Nassaulaan 5, Zaan
dam. L. W. van de Eerden, R.K.,
schilder, Oudegracht 207, Stratum. J.
W. Oudèndag, N.H., behanger, Egelenbur-
gerlaan 8, Haarlem. J. F. Mensink,
N.H., timmerman, Gee^t 21, Rheden.
N. Mooij, R.K., rijwielhersteller, Veer-
straat 10, Velseii. J. E. A. Wilke,
R.K., bouwk.-opz., Clarissenbuurt 49, Hil
versum. C. Venneker, R.K., kantoorbed.,
Vogelenzang 10, Oudorp. S. Hijmans-
Hohwii, N.H., z., Nassauplein 28, Amster
dam. C. J- Schimmel, R.K., db., Snaar-
manslaan 76, Hoogwoud. -D-. Schermer-
horn, N.H., veehouder, Nieuwpoortslaan
10, Ursem. Q. Leering, R.K., veehouder,
Dijk 19, Castricum. C. B. van der
Veen, D.G., huishoudster, Emmastraat 4,
Purmerend. A. J. H. Meijerink, N.H.,
z., Langestraat 88, Den Haag. Wed.
S. Brak, N.H., Z., Stationsweg 24, Oter-
leek. O. Schuijt, G.K., z., Prins Hen
drikstraat 40, Zaandam. C. Kraakman,
R.K., z., Ropjeskuil 50, Egmond-binnen.
D. J. Sieben, N.H., db., Metiusgracht
2, Vlieland. P. Peetoom, R.K., slager,
Koorstraat 6, Duitschland. H. Schut,
G.K., meubelmaker, Dirk Duivelsweg la,
Almelo. Wed. E. J. Penaat, D.G., z.,
Emmastraat 4, Groningen. J. P. Jans
sen, N.H., insp. dir. bel., Nassauplein 14,
Den Haag. J. Barette, geen, z., Zegiis
81, Zaandam. C. Molhoek-Melissant,
N.H., z., Nieuwpoortslaan 97, Heiloo.
D. Akkerman, N.H., landman, Westdijk
10, Akersioot. T. den Bezemer, N.H.,
db., Westdijk 10, Akersloot. J. Faber,
N.H., landbouwer, Westdijk 11, Akersloot.
H. van der Wart, N.H., kinderjuffr.,
Kennemerstraatweg 45, Arnhem. D.
L. Hars, N.H., dir. strafgevangenis, Zuider-
houtlaan 15, Breda. J. Hagenaar,
N.H., z., Nieuwpoortslaan 154, Hensbroek.
H. Dalstra, N.H., db., Emmastraat 6,
Haskerland. E. Hoebe, R.K., z., Kenne-
mersingel 28, Zijpe. G. L. M. Botte-
manne. R.K-, z., Snaarmanslaain 60, Arnhem.
R. Veltman, geen, db., Kennemerstraat
weg 81, Sijbecarspel. H. Wuis, N.H.,
z., Westerweg 25, H.H.Waard. R.
van der Meulen, D.G., z., Kennemerstraat
weg 112, Sneek. J.^Gernler, D.G-,
junr. Ko,nn<?mcral« "112, Sneek.
P. Koornhof, D.G., ass. huish.,- Emma
straat 93, Amsterdam. L. de Visser,
geen, kok, Jaagpad 38, Utrecht. T. H.
J. Willebrands, R.K., los werkman, Stuart-
straat 58, Zaandam. W. J. Noback,
G.K., db., Westdijk 6, Blokzijl. J. C.
Berger. R.K-, landbouwer, Heilooërdijk 20,
H.H.Waard. C. M. en C. FC J. Im-
mink, R.K., Z., Kennemerstraatweg 39, Haar
lem. A. van der West, N.H., db.,
Nassaulaan 41, Utingeradeel. P. Kooij-
man, N.H., z., Stationsweg 102, Winkel.
A. G. van Oosten, N.H., db., Kenne-
merpark 25, Meppel. W. Geurs, geen,
db., Jul. van Stolberglaan 1, Blokzijl.
E. Tromp, N.I., fabr.-arbeider, Keizerstraat
22, Z.-Scharwoude. C. Schouten, R.K.,
db., Verdronkenoord 52, Heiloo. E.
Hagens-Asser, N.I., Wijk aan Duin en Zee.
J. Smit, N.H., arbeider, Middenstraat
29, Hoorn. C. Vries, N.H., z., Land-
straat 30, Den Haag. S. C. van der
Rijpt, N.H., kantoorbed., Tienenwal 1,
Amsterdam. C. Mulder, N.H., z., Wil-
demanstraait 16, Velsen. A. M. Erkamp,
R.K., z., Lindenlaah 11, Haarlem.
G. F. Middelman, N.H., metaaldraaier,
Druivenlaan 29, Rotterdam. K. Zwart.
N.H., db., Bierkade 11, Egmond aan Zee.
K, Akkerman; N.H.j tabakskerver,