vers ekens. I ring TWEEDE BLAD. 8 A H >M 4§9. 9 BROUWER. Zaterdag 1 Juni 1918. b@idsb«urs, ig kosteloos «rijgen van ©ur, DEKKER. [L erk, eekbaok EN 32.500.C00 EN f 32 O1.O.OOO S AANGESTELD m. 'ovisie 1 pOf. n èt pOta n a 91 pot. MEi.So iliUJ&e htsrdim E6, £lksa&&r. IZ&KERiNG- vHAPPM. si guM&m. £E TARIEVEN. intocr, Oudegracht 277. 1904. life's fit, «UN, Bp, AJkswsr E Ax., K«isi®r. AlkpiVi Paailsteilen, Ringen, ons, enz. rachtige gouden sEL- em VER- ko3teloos' Da Julimaand, toegewijd aan de vereeringi van het H. Hart van Jezus. De opwekking van onze Moeder de H. Kerk tot de devotie van het H. Hart luidt: „Komt, laten wij aanbidden het Hart van Jezus, dat slachtoffer der liefde!" In den achtsten titel uit de Litanie klinkt' het: „Hart van Jezus, ovan brandende van üefde, ontferm onzer." In deze aanroe ping vestigt onze Moeder de aandacht er op, hoe in dat H. Hart: al den rijkdom, al de volheid ea al den overvloed van Jezus' liefde ons ter vereering wordt aan geboden en voorgehouden. Een brandende oven toch stelt ons een vlammenden vuurgloed voor, waarbij de oven zelf als uit het oog verloren wordt. Bovendien is ons, om een hooger warm tegraad aan te geven, niets zoo eigen, als te spreken van vuur; van een vurig karak ter, een vurigen geest, een vurig hart, bran dend van liefde. Ja, om de innigste en tegelijk de edel ste zielekracht, de liefde, uit te druk ken, kennen wij geen natuurlijker beeld dan het vuur, het zuiverste en het zuiverendste, het fijnste en het werkzaaimsite, het meest intensieve van alle elementen. Het verlicht alles het verwarmt alles het doordring! alles.. Zoo zien wij ook, hoe God', Wiens wezen of natuur zuivere liefde is, Zicih in vuur openbaart, als Hij werkingen van. liefde voor de mensahen stellen wil. Zie, als de Heer aan Mozes de verlos sing van Zijn uitverkoren volk uit de slavernij van Egypte aankondigt, toont Hij Zich in een brandend braamboscli, dat brandt zonder te verbranden. Zóó geeft de goddelijke liefde zich geheel, zonder zelf ook maar in het minst te verminderen. Toen Hij Zijn volk inderdaad uitleidde met sterken arm en machtige hand, ver schijnt Hij hun ter bescherming, in een vuurkolom van lioht. Wanneer Hij; op den Sinai, zijne wetten ialan Israël openbaart looutus de medio ignis werd Zijn stem gehoord door de legerscharen, midden uit het vuur. Bij de voltooiing Zijner Kerk, op het Pinksterfeest, zendt Hij den H Geest, den Geest der liefde, over de Apos telen in 'de gedaante van vurige tongen. Als men nu terecht en zoo gaarne en zoo veelvuldig de liefde vergelijkt met het vuur, dan moet men, deze beeldspraak voortzettend, het aanbiddelijk Hart van Jezus noemen: een oven brandend van liefde, omdat nergens de gloed der liefde in zulk onmeetbare en zoo krachtige samen vatting denkbaar is, als in het hoogheilig Hart van Jezus. In dat Hart leefde eeri volmaakte liefde tot God. Dat heerlijk liefdeverbond tusschen godheid en mensch heid wordt ons beschreven in het Hoog lied van koning Salomon, waarin Bruidegom en Bruid zich onthouden in de feeders te benamingen en in de heerlijkste lofprijzin gen. Evenwel die verrukkelijke taal geeft ons slechts een flauw denkbeeld van de liefde, waarmede dit menschelijk Hart van Jezus de Godheid beminde. Daartegenover was voor het eeuwig Woord des Vaders, die menschheid van Christus de schoon ste onder de kinderen der menschen, bij wier waaide de geheele menschheid in hei niet verzonk. Voor die menschheid, op hare beurt weder, was God de Zoon, de eenig beminde, uit Wien zij de geheele kracht harer liefde putte. O! Nooit zal een gewoon mensohenhart, noch op aarde, noch in den hemel, God zóó kunnen, be- minnen, gelijk Hij bemind werd door dar Hart van Jezus, wat wij, in stamelenden eerbied, begroeten als den oven brandende van liefde. Gemakkelijker echter zal het ons vallen de matelooze liefde te overwegen, waar mede dat Goddelijk Hart jegens ons men schen vervuld is, wijl de werking dier liefde aan die ónzer liefde gelijkvormig is. Ons hart nu, hoe goed en hoe volmaakt wij het ons ook voorstellen, kan slechts eene zeer begrensde üefde omsluiten; maar in het Hart van Jezus vinden wij, ook ten onzen opzichte, eene onbegrensde ge negenheid, d ie zich openbaart in onmetelijk heid^ in onuitsprekelijke teederheid, in on uitputbare edelmoedigheid. Reeds van het eerste oogenhHk der menschwording af beminde ons dat H. Hart met eene genegenheid zonder maat of grens: In caritate perpetua dilexi te, zoo klinkt het in de Goddelijke Open baring met eeuwige liefde heb Ik u bemind. Daar is verder ook bij die liefde geen sprqke vain uitzondering of keuze. Zeker, mep kan ziah van dat Hart terug trekken, zich zelfs er van vervreemden door de zonde; maar het H- Hart van Jezus verstoot of verjaagt niemand; meer nog: men kan de liefde van dat Hart zelfs niet ontvluchten. Zie, het ondankbare volk der Joden ver smaadt Christus' weldaden en wonderen en Jezus weent over Jeruzalem en over de rampen, welke zijn uitverkoren volk zuilen beffen. judas verraadt zijn Meester met een kus *7, en Jezus spreekt: Vriend; waartoe zijt 89 gekomen? Petrus verloochent den Zoon van den levenden God en de Meester werpt een blik vol ontfermende liefde op zijnen ontrouwen leerling. De beulen kruisigen en bespotten den neer der glorie en op 'sHeeren sler- Ippen rijst de bede: „Vader, ver geef het hun, want zij weten niet wat zij doen!" Neen,- o Hart van mijn Jezus, brandende even van liefde, Gij verstoot niemana ea omvat allen in maitelooze genegenheid! De liefde van dat Goddelijk Hart is ook onuitsprekelijk feeder. Gij allen kent die heerlijke beelden, waar in de Meester zelf, zoo treffend-eenvoudig, die teederheid Zijner liefde schetst: Hij is de goede herder en alle zielen zijn de schapen zijner kudde. Hij kent u allen, .noemt allen hij hun eigen naam; be reidt hun voedsel; beschermt ze tegen vij andelijke overval. Hij verontrust zich ovei de afgedwaalden, die Hij gaat zoeken, tot dat Hij ze vindt, om ze dan verheugd op zijne schouders te nemen en met vreugde naar den schaapstal te dragen. Hij is die liefdevolle vader, welke zijn verloren kind nimmer uit het geheugen ver liest, maar dag en nacht aan. hem denkt en zijn terugkomst in lankmoedigheid ver beidt. lederen dag weer opnieuw bestijgt hij den heuveltop; om in de vlakte te turen, of hij niet eindelijk in zijne vaderarmen terugkeert. Daar heeft hij hem in de verte bespeurd hij ijlt hem te gemoet 't doet er niet toe, dat hij zoo haveloos ge kleed en als in lompen gehuld is- het komt er niet op aan, dat de zonde de boosheid op dat gelaat gestempeld heeft het maakt niet uit, dat hij daar zoo mis maakt en zoo misvormd voor hem staat; 't is zijn kind, 't is z'ju zoon. Hij beurt hem op, omhelst hem en drukt hem aan zijn vaderhart. Spoedig wordt een nieuw kleed gehaald en nieuw schoeisel, een kost bare ring siert zijine hand en er wordt feest maal gehouden, want zijn zoon, die verloren was, is teruggevonden. De.hoogste ellende schrikt Hem niet af; de ergste zonden verjagen Hem niet; neen, bemoedigend klinkt het den diepstgevallene tegen: Vertrouw zoon, vertrouw dochter: uwe zonden worden u vergeven neemt en eet, dit is Mijn Lichaam, neemt en drinkt, dit is Mijn Bloed! O, onuitputtelijke edel moedigheid van Jezus hart, Wiens liefde altijd geeft en altijd offert! Het pijnlijkst gevoelen wij het .gebrek kige onzer liefde, wijl Wij zoo weinig geven kunnen, maar het Hart van Jezus kou alles geven, omdat Hij alles Is. In Zijn geheele verschijning roept het ons toe: tradidit semetipsum: Christus heeft Zich- zelven geschonken: altijd overal aan een ieder en wel zonder voorbehoud. Tijdens Zijn sterfelijk leven vergat Hij Zichzelven geheel om alles voor allen te zijn: Hij predikt, onderwijst, zegent, ge neest, bidt, waakt, gaat al weldoende rond; alles voor ons> zonder Zichzelven eenige rust te gunnen. Op het oogenblilc, waarop Zijn aardsehè loopbaan eindigt hl een smadelijken dood, is de liefde van dat minnend Hart nog niet tot werkeloosheid gebracht. Zeker, toen er water en bloed vloeiden uit de door stoken Zijde, was dit wel een. teeken, da/ 's Heeren menschheid was uitgeput, maai Zijn goddelijke macht ging voort, in wonder bare edelmoedigheid de liefdie van dat Har) te openbaren. Het is der liefde hoogste verlangen met den beminde samen te zijn. Elke verwijde ring of scheiding doet pijnlijk aan. Welnu, onze hemeische Bruidegom, die aan Zijne liefde geen grenzen of perken wilde stellen, voorkwam elke scheiding, en giaf ons Zich zelven in het hoogheilig Sacrament der liefde. Verder ook kon de liefde, zelfs de almach tige liefde, van het God-menschelijk Hart niet gaan. Het H. Sacrament des Altaars is aller liefden liefde! Liefde nu wekt wederliefde. Is dit met ons wel het geval ten opzichte van het liefderijk Hart van Jezus? Of past op ons de klacht, welke de goedertieren Zalig maker uitte aan Zijne bevoorrechte dienares Margaretha Maria Alaooque? „Ik ontvang van het grootste deel der menschen slechts ondankbaarheid door de miskenning, de on eerbiedigheden, de heiligschennis en de on verschilligheid jegens mijn aanbiddelijk Sa crament van liefde." Is heden, helaas, nog niet even vlijmend waar dit bittere woord des Heeren: „Wat Mij nog pijnlijker grieft, is hetgeen de Mij toegewijde harten Mij aandoen Laten wij derhalve in deze Junimaand en bij het Aanbiddingsfeest en bij het Veertig-uren-gebed en op den eersten Vrij dag van elke maand. riw»'ui= oijgaian lot de vcreerimg van het aanbiddelijk Hart des Heeren, om altijd volmaakter d:e liefde te leeren kennen en te waardeerem en dat liefdevol Hart in deugelijk eerherstel en eereboete vertroosting te bieden. Kom, o, H. Geest, verlicht ons ver stand, opdat wij steeds meer en meer de liefde van Jezus mogen kennen, en ontsteek ons hart in eene dankbare wederliefde. En Gij, aanbiddelijk Hart yan mijn Jezus, geef, dat uit dien Oven, brandend van liefde, een enkel vonkje in mijn arm hart overspringe, opdat ik nooit Uwe liefde ver- gete, die mij ten einde toe, tot het uiter ste heeft liefgehad. Alkmaar, den len Juni 1918. M. P. A. OOMS, D.P. Da plaats der huisvrouw. Hé daar, Vetmeijer, kom eens voor de proppen, jongen, daar is je vrouw, ze heeft je wat te vertellen. Bij deze joviale oproeping door ongeveer vijftig keelen uitgebulderd, keert de man die belast is met de zorg Voor de machine het hoofd eenigszins wantrouwend om, maar nauwelijks ziet hij ia de verte eene vrouwe lijke gedaante, of hij zet zijn oliekannetje bedaard neef, vgegt zijne vettige liandcn aan zijn olieachtig sloofje af en gaat lang zaam, heel langzaam naar de deur. Knorrig en onverschillig bromt hij intusscheu zijn kameraads toe: Nou ja, bedaar maar, 't heeft geen haast, ik kom al. Zeg Thomas, aldus de vrouw wij moeten van avond in de fabriek over werken. Zoo! Ja; wij moeten heel veel wol op kammen; er zijn groote bestellingen geko men: wij moeten zeker blijven tot elf uur, misschien zal het nog later werden. Ik kom het je maar eventjes zeggen, zie je, dan hoef je niet op mij te wachten'en dat je den kleinen jongen uit de bewaarschool haalt je zult hem wel utikleeden en naar bed brengen, hé? Nog meer? Neen, of eigenlijk ja... je moet zelf maar iets koopen om te etenje weet wel hij Jansen zorg maar goed voor je, hoor. Nou, tot ziensDag. Tot ziens dan. Een uur later zien mij Vetmeijer opstraal, zijne handen en armen vol met levensmid delen en vóór hem loopt met heel veel moeite zijn piepjong ventje, half dronken van slaap. Nauwelijks heeft hij de deur zijner woning geopend of een muffe, zure, scherpe lucht slaat hem op de keel, en niet zijne gewone rondborstigheid roept hij zon der complimenten uit: Jongens, jongens, wat st.... 't hier! Waarlijk, onze brave machine-verzorger had geen ongelijk, toen hij zoo ruw voor den draad kwam. Al was hij nog zoo ge woon aan de minder aangename geur van gesmolten vet, smeer en heete olie, toch meende hij letterlijk te stikken bij die lood zware muffe, duffe lucht van onopgemaakte bedden, stoffige meubelen en verzuurde over blijfselen van beschimmeld eten. Stil blijven staan, m'n jongen, zei hij en liet den armen dreumes aan de deur staan; hij echter liep zoo hard hij kon dooi het vertrek, snelde naar het venster en wierp met groot geweld de ramen zoo ver mogelijk open. Toen da buiteniuoht de akelige dampen genoegzaam had verjaagd, stak hij de pe troleumlamp aan en haalde zijn klein baasje binnen. En toen, toen had hij' eerst den moed om zijne woontent eens goed op te nemen. Treurig, bitter treurig was die aanblik. Was het de stille eenzaamheid die hem trof? die doodsche verlatenheid? de afwezigheid zijner vrouw, die met haar bedrijvig op en neer gaan, met het geschuifel van haar doen en laten, en met het zachte geruisch harer eenvoudige Meeding aan alles leven en beweging gaf? Hij wist het niet, maar nooit had hij /titles zoo goed opgemerkt. Het was dan ook treurig, bitter treurig. Daar in een hoek lag een afgehaald bed: de lakens en dekens hingen over den grond juist zooals toen zij 's morgens in alle ha,ast waren opgestaan. In een anderen hoek lag een verwarde hoop linnen en kleeren, nog besmeurd met olie en smeer, die boven dien nog hard soebatten om verstelling; op het fornuis een hoopje koude asch, op tafel eenige gebruikte en ongewasschen glaasjes en kopjes; daartussohen eenige vieze en onwelriekende papieren met overblijfse len van spek, boter en leverworst. Op dat gezicht maakt onze goede huis vader een gebaar van ontevredenheid en walging; hij neemt een ouden, vaatdoek, veegt dat heele boeltje bij elkaar, leunt met zijtae ellebogen op de tafel en begint in zijn eentje hardop te praten. En wat nu? Moet het dan altijd zoo blijven? Altijd hetzelfde? Altijd zoo'n vuile boel? en zoo akelig eten? Gisteren spek, vandaag spek, morgen weer spek, altijd spek! Dat noem je nou variatie! Dank ie wel! genoeg afval gegeten, altijd afschrap- sel van het hakbord! Dat is niet vol te houden voor een man, die altijd bij de machine moet staan. Elf uur per dag wer ken, en dan nooit wairm eten in je maag Zou dan wezenlijk mijn vrouw Maar hier hield hij even opZijne vrouw.... was het dan haar schuld? En wie had dan gewild, dat zij op de fabriek ging werken? Wel ja, dat was hij zelf; het begon hem te vervelen toen zijne ka meraads hem altijd vertelden, dat hunne vrouwen iedere week tien, je soms twaalf pop meebrachten. Twaalf pop! vier ach terwielen en twee voorwielen! Ja, dat deed hem watertanden, en om hem nu pleizier te doen, moest zijne vrouw, zijne levens gezellin, de moeder zijner kinderen, den huiselijken haard verwisselen voor de fa briek en haar huishouden verlaten voor de wolkamnip"/- Maar per slot van reKcui..# had hij tocli ongelijk, groot ongelijk. Vroeger, zoolang moeder de vrouw thuis bleef, was alles zindelijk en netjes, de kleine werd goed verzorgd, hij was proper, vroolijk, lief. Hij zelf zat altijd warmpjes in de kleeren, geen scheurtje of het werd versteld, geen win kelhaakje of het werdi geheeld, en als hij van het werk weer thuis kwam, was alles in zijne woning netjes op orde: de ijzeren pot stond lustig te zingen op een goed vuur; een goede warme soep wachtte hem, een blinkende lepel lag bij zijn helder bord, en dan at hij zoo smakelijk, zoo heerlijk, iederen Üag wat anders. J3n nu daaren tegen En had hij nu maar iets verdiend met al dat onoogelijke, dat verwaarloosde, dat vuile Maar jawel! Wat giaf het hem, dat zij beiden veel geld inbrachten Het ging weer even spoedig de deur uit. Een aardig duitje aan de waschvrouw; evenzoo aiain de naai ster, en dan nog aan de bewaarplaats waar de kleine drommel iederen dag heen moest.... En dan Ja, maat zoo worden wij' straatarm! Zoo gaan wij den kelder in! Nog lang blijft hij in gedachten; hij neemt zelfs potlood en papier en krabbelt er langzamerhand eenige cijfertjes op. Hij is verslagen. ,Wat vrpeger zijn opgeruimd, werkzaam, net vrouwtje zejvè verrichtte, wat het propere huismoedertje door haar werk verdiende, en wat derhalve een aardig sommetje vormde op het „spaarboekje", moest nu aan anderen worden uitbetaald, en het huishouden was nu duurder, veel duurder. En wat had hij nu gewonnen? Toen de arme vrouw 's avonds ver over elven tehuis kwam, doodmoe, halt" soezend van slaap en als uitgehongerd, klopte de werkman haar vertrouwelijk op den schou der en zei op hartelijken toon, maar die toch geen tegenspraak toeliet: Hoor eens, moedertje, je hebt je lang genoeg afgebeuld; morgenochtend ga je naar den directeur van de fabriek je reke ning in oriie brengen en je laatste centen vragen, en als de patroon dan, vraagc, waarom je niet me#r in zijn huis komt, dan zeg je maar gewoon weg: Ik blijf voortaan in het mijne. W. v. d. A. („De Bazuin.") BINNENLAND. SCHURFT. Ais bekend mag worden aangenomen, dat de schurft in den laatsten tijd hier te lande veel meer dan gewoonlijk voorkomt. Krachtige maatregelen tot bestrijding dezer ziekte zijn daarom noodig geworden. Dientengevolge brengt de Centrale Ge zondheidsraad, na verkregen machtiging van den Minister van Binneniandsiche Zaken, hat volgende ter aigemeene kennis. De schurft (scabies) is een huidziekte, die veroorzaakt wordt door een zeer klein levend wezen, de sohurftmijt Deze mijt Is ■geelachtig van kleur en met het bloote oog 'nog juist te zien. Het wijfje graaft gan getjes in de huid van den patiënt en legt hierin haar eieren. De gangetjes worden vooral gegraven op plaatsen, waar de huid geplooid is, b.v. tusschen de vingers, in de eileboogplooi enz. Ze looipen dikwijls geslingerd en zijn soma 1 a 2 cM. lang. Opent men, b.v. met een speld, een derge lijke gang, dan vindt men aam het eind de 'mijt liggen. In enkele dagen ontwikkeld een ei zich tot een z.g.n. larve, die uit de gang kruipt en zich in ongeveer 14 dagen dot een volwassen mijt ontwikkelt. Aangezien één wijfje ongeveer 20 eieren legt en deze in ongeveer 3 weken tot volwassen mijten 'Ontwikkeld zijn, gaat de vermeerdering van de diertjes zeer snel. Indien de mijten zich niet in de huid kunnen ingraven, sterven ze waarschijnlijk binnen enkele weken. De mijten bewegen zich vooral 's nachts en bij voldoend warme temperatuur, b.v. 's nachts in bed. Slaapt men dus in één bed met een lijder aan schurft,e dan loopt men groot gevaar besmet te worden. Een lijder a,a.n schurft besmet zijn Iijf- en beddegoed. Gebruikt een gezonde der gelijk lijf- of beddegoed, dan kunnen de schurftmijten op den gezonde overgaan cn hem besmetten. Schurft kan men dus zeer goed krijgen door overnachten in een loge ment, waar het beddegoed niet voldoende gereinigd wordt. In het algemeen kan ge zegd worden, da,t de besmetting met schurft op velerlei wijze geschieden kan; schurft is dan ook een ziekte waarover jnen ziclj alleen schamen moet als men bewust ver zuimd de moeite te doen van zich te laten genezen. De eerste ziekteverschijnselen treden en kele weken na de besmetting op en bestaan in heftig jeuken, dat 's avonds in het warme bed het ergst is. Door het jeuken is- men geneigd om te krabben, hetgeen kleine ver wondingen van de huid veroorzaakt, die weer tot allerlei ontstekingen aanleiding kunnen geven. Het jeuken belemmert ver der het slapen en werkt ook daardoor nadeelig. Hoewel in den regel niet gevaar lijk, is de ziekte toch in hooge mate hin derlijk en vies. De behandeling der ziekte is in het alge meen eenvoudig en heeft vrijwel altijd ge nezing ten gevolge. Soms is één kuur on voldoende, zoodat ze na eenigen tijd nog eens herhaald moet worden. Aangezien in een gezin slechts, één per soon besmet is, maar, door de aanraking, die de gezinsleden met elkaar hebben, ge woonlijk meerdere leden besmet zijn, zal in de meeste gevallen de behandeling van alle leden van het gezin gewenscht zijn. In ieder geval zal een nauwkeurig onder zoek van alle leden van het gezin, noodig zijn. Ook het lijf- en beddegoed van lijders aan schurft zal besmet kunnen zijn en zaI dus grondig gewasschen of ontsmet moeten worden. Kledingstukken, die niet gewas schen of op de gewone wijze ontsmet kun nen worden en die toch met de huid in aanraking komen (handschoenen, bont enz.) zal men, tenzij men ze op bijzondere, hier „tof t» Kpoprot-on «„ijto tan laten behande len, leenige weken buiten gebruik moeten laten. Slechts door behandeling van alle leden uit het gezin van een lijder en door krach tige reiniging of ontsmetting van lijf- en beddegoed, dat besmet kan zijn, zal men vrijwel altijd' in staat zijn in korten, tijd de ziekte uit een gezin te doen verdwijnen. ALKMAAR. GEBRANDSCHILDERDE RAMEN. De St. Jozefkerk te Alkmaar is verrijkt met drie nieuwe ramen van hooge kunst waarde. Zij stellen voor de Geboorte, Kruisdood en Verrijzenis van 'Christus. In tegenstelling met vele andere kerkvensters, waar alles wriemelt van kleuren, ornamenten en kleine figuren, zijn de voorstellingen op deze ramen van zulk een afmeting, dat ze voor iedereen hij 't binnentreden der kerk duidelijk zichtbaar zijn. Volgens de mo derne kunstbeschouwing moeten gebrand schilderde kerkramen niet enkel hls versie ring dienen, maar op de eerste plaats een middel zijn, om bij de geloovigen een religieuse stemming op te wekken. Aan deze opvatting der moderne "kunst beant woorden de ramen der St. Jozefkerk vol- kcmien. Alle architectonische bijvoegsels als pinakels; baldakijns, etc.; die vele vensters door overlading dikwijls ontsieren en do aandacht voor de hoofdfiguren afleiden, zijn hier zorgvuldig vermeden. In hun sobere monumentale uitbeelding trekken de voor stellingen zelf alle aandacht tot zich en stem men ztj den toeschouwer tot gebed en overweging. Om dezelfde reden zijn tie kleuren in kalme tinten gehouden. Vol afwisseling maken zij door haar diepte van toon en harmonieuse ineensmelting een won dermooi effect. Dit komt vooral, daar de kerk niet georiënteerd is, eerst tot zijn voile recht, als in den namiddag het licht der zon de figuren met leven en gloed bezielt. De voorstellingen van de Geboorte en vat) den Kruisdood van Chrstius zijn voora! te roemen om hun innigheid en teerheid van expressie, terwijl in de .Verrijzenis van Chris tus de grootheid en verheven majesteit van den verrezen Godmensch meesterlijk is weer gegeven. De St. Jozefkerk mag met recht zich verheugen in het bezit van deze ven sters van hooge kunstwaarde en zoowel den heer Derix te Kevelaar als den kunst schilder Pater Raym. van Bergen, Ord. Praed; uit Venlo, die de ramen ontwierp, komt een woord van lof toe, voor de wijze waarop zij als meesters in hun vak hun taak hebben volbracht EERVOL ONTSLAG. Bij K. B. is te rekenen van 1 Mei aan den heer A. W. Udo, op verzoek, eervol ontslag verleend als lid van den Voogdij raad te Alkmaar, onder dankbetuiging voor de diensten. GESLAAGD. De heer C. Rabeling, Fnidsen C 50, alhier, is na goed afgelegd examen aar. de Pereboom-vakschool te Amsterdam ge slaagd als coupeur en ais zoodanig gedi plomeerd. INLEVERING VATEN VAN REGEERINGSGROENTEN. H.H. Greentenhandelaren worden ver zocht de nog in hun bezit zijnde vaten van regeerings-vatgroenten vóór 4 Juni a.s. in te leveren aan het Levensmiddelen-magazijn, Zijdam 2. Na dien datum worden bedoelde vaten niet meer in ontvangst genomen. INGEKOMEN PERSONEN. W. Koppen, R.K., koopman in sigaren, Westerweg 58, Obdam. A. Ruiter, R.K., spoorwegarbeider, Clarissenbuurt 47, Heiloo. W. G. Koch, R.K., Reg. en Dom. Ontvanger, Verdronkenoord 99a, Meerssen. A. P. de Wit, R.K., timmer man, Koningsweg 13, Grootebroek. M. Peereboom, N.H., z., Ged. Nieuwesloot 31, Duitschland. C. Knoef, N.H., schip per, Fnidsen 19. Schoorl. IJ. van Dijk, N.H., gasfitter, Landstraat 30, Leeuwarden. A. Kok, R.K-, z., Nassaulaan 5, Zaan dam. L. W. van de Eerden, R.K., schilder, Oudegracht 207, Stratum. J. W. Oudèndag, N.H., behanger, Egelenbur- gerlaan 8, Haarlem. J. F. Mensink, N.H., timmerman, Gee^t 21, Rheden. N. Mooij, R.K., rijwielhersteller, Veer- straat 10, Velseii. J. E. A. Wilke, R.K., bouwk.-opz., Clarissenbuurt 49, Hil versum. C. Venneker, R.K., kantoorbed., Vogelenzang 10, Oudorp. S. Hijmans- Hohwii, N.H., z., Nassauplein 28, Amster dam. C. J- Schimmel, R.K., db., Snaar- manslaan 76, Hoogwoud. -D-. Schermer- horn, N.H., veehouder, Nieuwpoortslaan 10, Ursem. Q. Leering, R.K., veehouder, Dijk 19, Castricum. C. B. van der Veen, D.G., huishoudster, Emmastraat 4, Purmerend. A. J. H. Meijerink, N.H., z., Langestraat 88, Den Haag. Wed. S. Brak, N.H., Z., Stationsweg 24, Oter- leek. O. Schuijt, G.K., z., Prins Hen drikstraat 40, Zaandam. C. Kraakman, R.K., z., Ropjeskuil 50, Egmond-binnen. D. J. Sieben, N.H., db., Metiusgracht 2, Vlieland. P. Peetoom, R.K., slager, Koorstraat 6, Duitschland. H. Schut, G.K., meubelmaker, Dirk Duivelsweg la, Almelo. Wed. E. J. Penaat, D.G., z., Emmastraat 4, Groningen. J. P. Jans sen, N.H., insp. dir. bel., Nassauplein 14, Den Haag. J. Barette, geen, z., Zegiis 81, Zaandam. C. Molhoek-Melissant, N.H., z., Nieuwpoortslaan 97, Heiloo. D. Akkerman, N.H., landman, Westdijk 10, Akersioot. T. den Bezemer, N.H., db., Westdijk 10, Akersloot. J. Faber, N.H., landbouwer, Westdijk 11, Akersloot. H. van der Wart, N.H., kinderjuffr., Kennemerstraatweg 45, Arnhem. D. L. Hars, N.H., dir. strafgevangenis, Zuider- houtlaan 15, Breda. J. Hagenaar, N.H., z., Nieuwpoortslaan 154, Hensbroek. H. Dalstra, N.H., db., Emmastraat 6, Haskerland. E. Hoebe, R.K., z., Kenne- mersingel 28, Zijpe. G. L. M. Botte- manne. R.K-, z., Snaarmanslaain 60, Arnhem. R. Veltman, geen, db., Kennemerstraat weg 81, Sijbecarspel. H. Wuis, N.H., z., Westerweg 25, H.H.Waard. R. van der Meulen, D.G., z., Kennemerstraat weg 112, Sneek. J.^Gernler, D.G-, junr. Ko,nn<?mcral« "112, Sneek. P. Koornhof, D.G., ass. huish.,- Emma straat 93, Amsterdam. L. de Visser, geen, kok, Jaagpad 38, Utrecht. T. H. J. Willebrands, R.K., los werkman, Stuart- straat 58, Zaandam. W. J. Noback, G.K., db., Westdijk 6, Blokzijl. J. C. Berger. R.K-, landbouwer, Heilooërdijk 20, H.H.Waard. C. M. en C. FC J. Im- mink, R.K., Z., Kennemerstraatweg 39, Haar lem. A. van der West, N.H., db., Nassaulaan 41, Utingeradeel. P. Kooij- man, N.H., z., Stationsweg 102, Winkel. A. G. van Oosten, N.H., db., Kenne- merpark 25, Meppel. W. Geurs, geen, db., Jul. van Stolberglaan 1, Blokzijl. E. Tromp, N.I., fabr.-arbeider, Keizerstraat 22, Z.-Scharwoude. C. Schouten, R.K., db., Verdronkenoord 52, Heiloo. E. Hagens-Asser, N.I., Wijk aan Duin en Zee. J. Smit, N.H., arbeider, Middenstraat 29, Hoorn. C. Vries, N.H., z., Land- straat 30, Den Haag. S. C. van der Rijpt, N.H., kantoorbed., Tienenwal 1, Amsterdam. C. Mulder, N.H., z., Wil- demanstraait 16, Velsen. A. M. Erkamp, R.K., z., Lindenlaah 11, Haarlem. G. F. Middelman, N.H., metaaldraaier, Druivenlaan 29, Rotterdam. K. Zwart. N.H., db., Bierkade 11, Egmond aan Zee. K, Akkerman; N.H.j tabakskerver,

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Ons Blad : katholiek nieuwsblad voor N-H | 1918 | | pagina 5