TWEEDE BLAD. Door de voorspraak van üaria IN 'T PRIEEL. ZATERDAG 3! ME! 1919. 00 mijnheer met z'n jas een „jas" haalde. KSeine rakkers. SPROKKELINGEN GRAPJIS 'BRIEVENBUS Go, is dat jou bont? Hemeltje nee! Wie is liier aan 't rommelen geweestt Kijk nou pa is, die heeft nou altijd tijd rjÊenoeg, snibhigde Liesbeth. i Waarachtig, daar staat-ie me te praten! !ueu>gnuifde mama, zich persend, om wat taille te houden, in 'r veel te nauwen man tel, de dikke mama Dersing, die niet tegen dringen kon, zich dadelijk doodop gevoelde tusschèn de drukke woeligheid van menschen, /lie, haast hadden, die nog'geen minuutje op 'n ander mensch, die took 'r hoed niet als 'n 'gek op 'r hoofd kou laten schuinen, wilden [wachten. En pa, die daar kalm bij bleef, al werd-ie ;ook van dén eenen kant naar den anderen geduwd ze drongen of hosteft of al die menschen, die 'n paar uur als mummies naar 'n comedie bad zitten koekeloeren, nou snak ten naar beweging en naar frissche lucht kalm, al 'stiet 'n lange kerel met z'n elleboog hem den k'oed op z'n neusl Pa hoorde niet eens haar gillerig: Thedor! Thedor! Ha, eindelijk, daar kwam-ie. Hij wrong zich door 'n groepje heeren en dames, dat te gie- "gelen stond de dames wijzend met de o-ogen naar andere dames, een dikke, in wol len doek lekker ingémoffelde matrone en drie koekerelletjes van dribbelige meisjes, net 'n klokhen met 'r kuikens, die als surro gaat-sorties doekjes om 'r1 hoofd had gespeld, maar even vrijlatend -de oogen, den neus en 'den mond. Pa laveerde met de armen wrik kend tnsscken nog andere drukke, haastige luidj es en keek toen onbeholpen rond. Waar is jou jas, man! Ja, waar is-ie?' Ze drongen weer op. Liesbeth wees: Ver tier! ja, pa in dien hoek. Ja, nu zag ie 't. Daar hadden ze alle klee- ïen op 'n hoop gelegd. Maar ,hü za& duidelijk? dat er nog andere, hem vreemde mantels en jassen hij gelegd ■waren. Nu zenuwachtig, omdat Liesbeth, Marie, Irma, Ma een Go, de logée die waarach tig tusschen al dat gewoel stond te schate ren, de lach bek! te wachten. stonden. Lies beth roepend, ma brommend scharrelde-ie in den hoop, schoof 'n boa weg, trok 'n man teltje op zij, woelde in drie, vier jassen, toen ie eindelijk de jas te pakken had, die-ie aan trok met 'n haast of z'n huis in brand stond, Geduld, geduld, hier hen ik al. Nu ging 't voetje voor voetje met den stroom mee naar buiten. Ik kan niet hegrijpen, sprak ma, nog ontdaan over dat geploeter om je. goed te be machtigen na afloop van de voorstelling dat je mijn zin niét doet. Geef alles af in de vestiraire, dan krijg je 'n nommer. En dan kan je nog langer wachten, ver ontschuldigde Dersing en je hebt 'r recht op als lid van de sociëteit om je goed daar neer te leggen. Om 't totaal te laten bederven. En om 't verliezen', pa! Hier Go was hij kans 'r bont kwijt. - 't Zon zonde zijn'geweest van m'n bont, dat ik van ma cadeau heb. Ik had al 'n vod om, dat aan 't ruien was. Hie Go, lachte Irma. Ja, riep Go vpoolijk, 't was net of ik 'n griezelige kattenstaart om m'n hals sloeg. Jok je. niet! Heusch, Liesbeth, al had je niks gezegd, ik zou 't toch gemerkt hebben. He vestiiaire is sekuurdeir, bromde ma Dersing, die naast haar zwijgende man door do'modderige straten stapte, -Kom, mevrouwtje, sprak Go, dié al meer scènes had meegemaakt tusschen haar ■gastvrouw en haar gastheer meneer doet wat iedereen doet en je kunt toch goed uit je oogen kijken. Maar dat akelig ge jaag en gedrang!, Nee jrm nou, ovepdriJT u, zoo erg was 't niet. 'En' bij de vestiaire mot je net zop goed staan dringen. Ik blijf er bij, mopperde mevrouw, die er eenmaal uitgesproken meeniag tot 't laatste woord te verdedigen placht. Nog op 't troittor, terwijl pa met den huissleutel in 't sleutelgat morrelde hadden ze 't over dat ge jaag na iedeïe voorstelling. Go huppelde de gang in en zong ondeu gend: De schoentjes gaan er met paren, En jammer, de menschen ook. Stil toch, Go als mevrouw je hoort? en Francois, de verloofde van Marie, trok r even aan 'r arm. Och ja, riep de vroolijko, met dat ge zeur over die vestiaire, ik hoop, dat ze van jou liefje niet later hoeven te zingen: Hoe groeide uit dat lustige Grietje Die-knorrige, dolle katijf? Hou toch op, zei Francois, vreezend dat 'dé jolige rammel 't liedje van „Lapper Krispijn" verder zou zingen, maar hij glim lachte in z'n blond baardje. Die Go had den .hcelen avond, tijdens de voorstelling zelfs, z'n. lachspieren en die van de meisjes in beweging gehouden. Ze kende het stuk, had 't al maarmalen in Amsterdam gezien, was maar voor de ge zelligheid als. logé meegegaan en amuseer de nu zichzelf met allerlei dole opmer kingen over de entourage. Vooral om 'n paar juffers (had ze 'r kwink slagen botgevierd. En de meisjes hadden in 'r glacétjes g-egiegeld zóó opvallend, dat de juffers nu en dan nijdig hadden omgeke ken, vooral die e-ene biééke. Franöois had begrepen waarom: waarom de dames, Gaertsen, Eine en Pietje voor al de laats,te, die thuis Pierrette genoemd werd op 'r lippen zaten te bijten als ze Go's maar al te heldere stem ho,orden en 't zacht gelach der meisjes moesten ver duren. Moes-ten verduren... Je kan toch in de zaal geen scènes ma ken. Maar bij Pierrette was de gal bijna overgeloopem Niet genoeg dat Francois van daag woor 't eers.t in 't publiek kwam met Marie nu. moesteii de spoken van D-resling nog zao'n vreemde snoeshaan wat was dat voor 'n flodder-flapuit op haar af sturen. "Wie kon die gekkin anders bedoe len dan Fien, toen Pierrette duidelijk hoor de -dat de logé der Dreslings de heele troep deed giegelen met: „O wat 'n mooi wip pertje!" Gelukkig dat Fien niet zoo goed hooren- kon de arme meid, die om 'r overdreven opgewipten neus, al zooveel tra nen had liggen. Nu en dan had Pierette omgekeken had strak Liesbeth, Marie Irma, zelfs* me vrouw aangezien, maar vermeden in Francois oogen te blikken, daar ze zich dan niet had kunnen goedhouden en misschien uit spijt, uit nijd, uit afgunst uit woede was gaan schreien. Go hoorde, pas na de voorstelling, toen Francfois se aaen had goeden Pacht ge- wenscht, zijn aanstaande schocapa, sijn aan staande schoonma, de zusjes en zijn aan staand vrouwtje zelf» dat, hoopte-ia, voor hem zou zijn: ta.- - „En lief ais een hemelbietje En niet zoo een duivelig wijf!" en ook de uitgBlaten-oolijke Go Vries, Öe logée toen hoorde déze pas waarom ze met haar grappigheidjes op neus en ooren van Fien Gaersten, met 'r speldeprikjes op t al te sobert oiletje 'n naaistertje kleed de zich nog beter van Pietje, alias Pierret te Gaersten, de meisjes zoo'n dolle pret had gegeven. Ja, dat most se van A tot 2 hoeren, Francois was nu toch weg. De G-aersten zouen de Dreslings wel wil len vergiftigen. Vroeger waren se koek-en-ei toen de Dres,- llngs pas In de c-hique Leolaan waren ko men wonen, waar de Gaersten al wel drie jaar vóór hen een der fraaie huizen had den gehuurd, vlak tegenover hun huis. Maar spoedig was er verkoeling gekomen. Mevrouw Dres ling i kreeg nog al eens men schen en dan namen ze 't 'r goed van waarom niet? Je leeft maar eenmaal en dat konnen ze' niet uitstaan. Zij aan den overkant konden de blikken trommel van een cuisinier niet zien aan de deur .bij Dres- ling of waar de Gaersten in de buurt, vi sites maaktfen, werden de menschen inge licht, werd verklikt dat er weer gesmuld was of 't niet op koni 't W-asallsrcom- munst of je nog niet eten kon wat j® wou. 'n Vol jaar hadden ze dat voor zoete koek opgegeten, maar het kostte wat om je goed te houden, vooral als die krengen 'n visitkwamen maken^Dan vooral bleek 't wat 'n pestkoppen ze waren, dan keken ze rond in de kamer, of iedere bibelot ge stolen was, of ze 'n inventaris in 'r hoofd hadden en ze woue-n controleeren of er niks bij gekocht was. Dat was nog met zooveel geniepigheden meer -niet uit te houden en toen ze weer eens kwamen. Fine, Pierrette, en mevrouw Gaersten ook, en Pierrette weer imperti nent ron-dgluurde had Irma uitgeroepen: Kijk maar is goed. Er is niks meer bij gekomen! Sedert was 't guerre déclarée. Van me vrouw Veeters wisten ze, dat ze hadden rondgebazuind dat de Dreslings niet zoo veel meer fuifden verbeeld je fuiven as je is 'n suikerbakker aan je deur krijgt, dat je 't aan de meubeltjes tjesl -zeien de draken.kon zien, dat de Dres lings zich bekrimpen moesten. Geen half jaar later moesten ze zelf, och aim, de blufsters! de Leolaan uit, daar me neer zich in in een affaire had gewikkeld, waar- ie, zei men, een halve ton in had laten zitten en nouGo kón zich er nu indenken, dat de Gaersten hadden zitten sissen op 'r stoelen, toen ze zagen dat Fhan^ois, dien ze tante 'n goe de kennis van de Gaersten in de armen van Pierrette wou drijven, voor de eerste^ maal zich in 't publiek vertoonde met.Marie. Mama Dresiing stoof op. Wou dat Pietje? Pierrette, s.v.p. mama ze moest 't eens hooren! Ik zgg Pietje, zooals ik altijd gezegd heb, dat bleeke ding op Francois aanspraak maken, jullie houdt me ook overal buiten. Zoover is 't nooit gekomen, sprak Irma, maar Liesbeth weet zeker dat zijn tante alle moeite deeed. Is dat waar, Marie, vroeg mevrouw," Marie haalde de schouders op. 't Ken wel, zei ze. u moet t haar niet vragev, mevrouwtje, sprak Go, Zjj hééft 'm - en dat ia f voor naamste. Wd, wd, dat Pietje I son, «Se is nog zoo gek niet, sprak mevrouw, want Francois is 'n uitstekende partij. En die ia zelf zoo gek niet, zei Irma snib- bjg, die vooral Pierrette niet zetten kon ja, die zal happig zijn nu ze zoo goed als aan den grond zitten, om zoo'n Pietje Gaersten aanden haak te slaan. 'Meneer zat mijmerend .achter de krant, 't Verwonderde Marie dat pa niets zei, want hij wist '1 wel, hoeveel moeite Pierrette voor Franpois had gedaan hij wist hoe Fran- pois tante had geïntrigeerd. En zij wist hoe de tanto van Francois vooral op pa gebeten was, daar hij de Gaersten, wel wat al te plomp in al hun financieels naaktheid had geëxposeerd, en hoe-hij met Franpois exr pres verleden zomer bij hun nu overleden oom (Willem was gaan logceren, suikeroompje die, zei men algemeen, een der rijksten van de provincie was, een truc van pa, die ze voor papa's rekening- liet,, maar die zij, de rivale .van Pierrette toch niet ongaarne ge zien had. Meneer Dresiing had., kwasi verdiept in het spel der artisten zoodat niemand het had gemerkt reeds den heelen avond- in de comedie zitten te piekeren over de cijfers in de memorie van successie, die hij in hoofdzaak kende maar die nu notarieel waren vastgesteld, de memorie van succes sie van de nalatenschap van zijn, broer, dien ieder ook hij, rijk had gedacht, zeer rijk en .op welke erfenis hij zeker had. gerekend, ja zelfs zijn levensbewijs bij de zwakke gezondheid van Willem, er bij voorbaat op had ingericjrt. Hij had die memorie oven vóór dat ze naar de comedie gingen ont vangen, de- lange smalie minuut-envehmpe opengemaakt, 't stuk even ingekeken"*on- d-er de ganglamp en daarop in zijn overjas gestopt.'. i Het gesprek ging over hem heen die memorie verduisterde zjjn gedachten. Jloch beroerd dat bij zoo'n tegenvaller nog kwam, dat zoo'n notaris, zoo'n ontvan ger precies te weten kwamen, dat 't for tuin van Willem voor hem 'n zeepbel was. Als het nou maar niet verder bekend werd i.... Peters, die ongelikte beer, die maar pre cies zei wat ie voor z'n mond kreeg, had, hem al twee maanden geleden, kort na WÜ- lem's dood in 't Gouden Anker van zijn domineer-tafel toegeschreeuwd: Heb je de pot van Willem al tepakken, geluksvogel? Nu hij zou er zich wel doorslaan als er verder geen haan naar kraaide. Wiant met zijn crediet, dat door den r-oep van Wdllem's erfenis eerst stevig werd, kon-ie- nog heel' wat doen... Opeens, werd-ie door Go's gullen lach op- gesohrikt, die, na al dat gelamenteer over de Gaersten te hebben aangehoord, in een van 'r vroolijkste buien vervallen was en mama Dresiing was zoo goed niet of de zen avond, den laatsten avond dat ze bij de familie was morgen ging ze weer naar Groot Mokum mosten ze nog fuiven al zouen de ateekneuzen van Gaersten door Cle ruiton loaron, Mevrouw, die Ga toch graag mocht1, porde meneer aan. En aangestoken door de vroolijkheid van zijn logée duikelde hij flink "in z'n web voorzienen kelder en na een stevig glas kwam 'r de stemming zóó in, dat mevrouw papa op z'n nummer moest zetten, daar-ie bijna buiten 't schreefje ging— Té acht uur 'e morgens weni er gebeld. Meneer stond zich ft wasschen. Mevrouw was nog ft bed. De logée, de kinderen slie pen. nog. Weer luide de huisbel, nu har. der, ze schudde nijdige klanken door de gang. Maar Theodoor, zou Drieka en An't er nog niet zijn! Kan wel, zei 'r man, zijn handen drogend. Ga jij 's kijken. Hij schoot gauw een jasje over zijn overhemd aan, slofte op z'n toffels naar beneden. Voor den tocht' aan den deur. om de al te frissche morgenlucht niet volop op z'n lijf ie krijgen, haakte-ie gauw z'n overjas van den standaard, waaran-ie ze gis teravond na de comedie vlug had weggehangen. Hij wierp de jas over z'n schouders en opende de deur. 'n Kraaknette meid, met 'n helder «katoentje bloosde hem onder 'r wit mutsje aan: Ben ik hier bij mijnheer Dresiing? Ja, meisje. Complimenten van meneer Gaersten en hier is uw. jas, of meneer.de zijne mocht hebben. Mijn jas, riep-ieen be-' tastte onwillekeurig de jas, die om z'n schouders kreukelde ik heb m'n jas aan. Toch keek-ie naar de jas, die 't meisje bracht. Hij keek, keek, dichtbij, nog dichter. Ja well.Waarachtig! dat. is.mijn jas. Maar hoe weet mijnheer, dat dit mijn jas is? Ik moest zeggen van me vrouw, dat ze het hebben 11 ge merkt uit de papieren, die er in zitten. Dressëling verbleekte. Hij gri de jas van den arm van. de mei« betastte terstond den binnenzak, voélde het knerpend papier in de notaris-enveloppe, die-ie zelf voor de comedie voorstelling ge opend had. Het meisje, verwonderd, riep? Mijnheer ik mot weg Mag ik die hebben? O ja. In z'n verbouwereerdheid sloot-ie bijna de deur, vóór de ja» van Gaertsten van zijn schouder» te nemen en aan de meid te ge ven. De Gaersten, meneer, mevrouw ook Fine, ook Pierrette, hadden dus gezien van wie die in de drukte verwisselde jas was, kende den eigenaar van de jas.uit de hem,' Dresiing zoo blamee- rende memorie van successie. Of mijnheer Dresiing ook *n „jas'' had. 't Was laat geworden, zéér laat. Ook voor de meiden^ O. v, d W. P. R B, Q Op dezen laatsten dag van de aan de H.'Moe der-maagd toegewijde Meimaand dacht ik geen beter verhaal te kunnen geven dan de volgende historische beschrijving eener bekeering op voor spraak van de H. Maria door de bekeerlinge zelf geschreven in „De Volksmissionaris." Daarufzullen wij allen, groot en klein, een aansporing vinden tót een veelvuldig en gods vruchtig rozenkransgebed. De bekeerlinge is thans liefdezuster en ver telt hare bekeeringsgeschiedenis als volgt: Thans heb ik het geluk religieuze en zieken zuster te. zijn, doch als ik den goeden God mij ne dankbaarheid betuig voor de uitverkiezing tot deze verheven roeping, dank ik Hem toch op de eerste plaats voor mijn roep tot het ware, tot het katholieke geloof. Zeven jaren geleden was ik nog ongedoopt en had ik geen godsdienst Toen echter werd ik ziek en liefdevol opgeno men in het O. L. Vrouwegasthuis te A. De goedheid en zelfopofferende liefde dér Zusters troffen mijik hoorde van- katholieke zieken mijner omgeving menig woord, dat me spoedig deed begrijpen, dat ik door God niet zonder doel hier op de.wereld was geplaatst, maar om zóó te leven, dat ik hierdoor den Hemel zou winden. Dat liad ik vóór dien dag nog nooit zoo gewe ten. Dagelijks werd op de ziekenzalen het Ro zenhoedje hardop gebeden. Heel spoedig kon ik het „Weesgegroet'' meebidden. Daarover begon ik na te denken en bij de gedachte, dat ik be halve mijn aardsche moeder nog eene moeder 'in d.en hemel bezat, die mij veel meer beminde en die mij in alles kcin en wilde helpen, kreeg ik een groote liefde tot de Allerheiligste Maagd ■en een innig vertrouwen op hare machtige voor- spraak. Ik deed1 dan ook niets liever dan alle dagen het gezamenlijk Rozenhoedje meebidden. Daarom geloof ik dan ook zeker, dat ik inijne bekeering zoowel als mijne religieuze roeping ■aan onze lieve Moeder Maria te danken heb. pe zieke vrouw, die naast mij lag, had een mooi onderrichtend gebcdeniboek, meermalen vroeg p het ter leen en las inet innig genot de heer- éi gebeden, die betrekking hadden op het Al- frheiljgste Sacrament, de Communiegebeden 2- Als vanzelf geloofde ik «an de wezenlijke V, ^aarachtige tegenwoordigheid van Jezu» ia Set n. Sacrament des altaars e \et me toen. als op de. zaal de werd uitgereikt en. de priester mij voorbijging! Ik had,-ik weet zelf niet waarom, zoo'n verlan gen naar mijn God. Na drie maanden was ik beter en ging als genezen naar huis, doch al wat ik van het katholieke geloof gehoond' en gezien had, bleef me dag en nacht vervolgen. God riep me tot het ware geloof en ik gevoelde, dat ik ver der moest gaanMijne ouders waren echten zeer anti-katholiek en daar ik ook niets van den pro- testantschen godsdienst afwist, dien zij beleden, dacht ik bij: mij zelve, wellicht beter te doen, eerst iets van het protestantisme te vernemen. Daarom ging.ik naar de catechisatie van ds. D.,j doch daar had ik ai gauw genoeg van; het ge-j mis aan eenheid en noeg vele andere redenen, die ik beter dtoe hier te verzwijgen, deden me spoedig inzien, dat de protestan-tsche kerk on mogelijk de kerk van Christus kon zijn. Ik zocht eene Roomsohe vriendin en vroeg haai" ine mede te nemen naar de Roomsohe kerk. Daar bad ik en vooral had ik veel smaak in het Rozenkransgebed. Kerstmis brak aan; die gezegende, genadevolle nacht bracht me in wer kelijkheid bij de kribbe van Christus. Ik mocht mee naar de Nachtmis; wat toen in mij omging weet God alleen. •i za.S -ik.tot de H. Communie naderen, alleen ging nietdoch toen stond mijn besluit vast: „Ik moest en zou katholiek worden." reeds jaren lang onderricht gaf aan doopleerling rad-enmijner vriendin naar eene religieuze, die reeds jaren lang onderricht gar aan doopleerlin gen. Deze zond mij naar den zoo goed bekenden Zeereerw. Pater Th. Bensdorp, om aan Z.Eerw. de toestemming te vragen of de zuster mij mocht onderrichten. Meermalen sprak ik 'ook met dien lenden zich, evenals ik, door het bidden van het Wees gegroet tot de Allerheiligste Maagd mo gen wenden, om door Hare voorspraak, teruj gekeerd tot de ware Moederkerk, den vrede genieten der volle waarheid. «eermalen sprak ik 'ook met dien ge-eeiden en toch zoo eehvoud-igen geestelijke, dien ik dankbaar als mijn geestelijken vader blijf gedenken, want pater Bensdorp heeft mij gedoopt. Merkwaardig blij«f ik het vinden, wat de zuster, die me leerde, mij, eeitige jaren later heeft m«legedeeld, dat n.l. de pater bij mijne eerste ontmoeting dadel^k dacht: „Zij wordt eens een nonnetje''. Doch alvorens dit in 1916 zou plaats voor mijn doopsel nog zeen vele te overwinnen; mam: met Gods over alles heengekomen en ben nu overgelukkig. Nu bid ik zoo goed ik kan, voor de bekeering van mijn vader en zuster, mijn moe deris voor mijn doopsel overleden, opdat dis goe- de God ihun den fcimddook vsn do oojffini wqg* neme, zooals «Hij dit zeven jaar geleden voor mij zelve en n<® geen drie jaar geleden voor mijn broeder heeft gedaan. Deze beeft op zjjn ziekbed «n een katholiek priester gevraagd» heeft het akh* fee* dagen T™? godwrcfcög afsterven m de were Kerk vurissft wea s zoo besluit oat. vele. 4wa Stil zij lagen En zij zagen Van de leuninglooze brug, f (Mot do handen j Langs de randen Naar de visebjea vliegensvlug. Visohjes g-lommen, iVisohjcs zwommen, Mooie viscihjes heen en weer; „Ploete!" een steentje „IToets!" nog eentje. Wat ze vloden keer_op" keeirl En z4j lachten, (Want zij dachten: Daad lijk zijn ze wel weer hier." Kleine makkers, Kleine rakkers Hebben vaak een groot plezier, Wel, wel, wat 'n blije gezichtjes zie ik om mij heen, Ja, ik begrijp het! Het zijn de VToolijk-dank- bare toetjes van de neefjes en nichtjes, die verleden week een prijs gewonnen "en die zich mi om mij willen verdringen, daar zij om strijd de eerste willen zijn om dank je te ko men zeggen. Dèt is natuurlijk opperbest, - want ik zie heel graag die blije gezichten, maar daarom behoeven de gelukkige prijswinners nu niet bovendien nog de beste plaatsen uit te zoeken, want de overige neefjes en nichtjes zijn mjj natuurlijk allen even na. En daarom, komt allen eens even bier, dan zullen wij eens afspreken hoe «wij ons uurtje trans' zulleu doorbrengen, met een spelletje, Waaraan allen kunnen meedoen. Wij gaan dus spelen in den Hout, want ik ben een beetje schor en kan dus nu niet zoo lang praten. ue, zeg op! Wat gaan wij spelent "aloopertje, verstoppertje, boompie ver en, hasie-ovetr, voetballen!!,,.. maar eens aan. Er is haast geen keuzo doen en om den knoop nu maar door te hak- a, zullen wij den middenweg maar kiezen dus gaan.,,, boompie-verruilen, yoor uit, ieder zoekt zijn boom en ik zal 1 !m 't éérste" wezen. Hè, hè! Ik ben op! Is me dèt ravotten. En nu als de wieder weer ga naar huis, want wij zijn al 'n kwartier: «over tijd en dan naar «bed. Wel te rusten! OOM KOOS. DE LEiv TE, De lente is. aangekomen 1. Hebt ge 't al vernomen? Dat zeggen u de vogolkens, Dat zeggen u de bloemekensj De lente is, aangekomen, Gij ziet het op de heide, Gij ziet het op de weide, De koekoek roep, de leeuwerik lïiyi- AUes juicht en jubelt 't uit: De lente ia aangekomen. i Hier bloempjes op de heidel, Daar schaapjes in de weide 1 Alles is nu zeer verheugd De lente schenkt aan allen vreugdt Do lente, is aangekomen. IN DEN HERENBUOM.' Frans „Wanneer, kan jij goéd iü de hoo rnen klimmen." Hein: „Als ja een broek aan héb' die al sjfcuk is." - I _ji Frans: Hoe zoo? V Hein: Wel, dan kan moe. '.t niet aah je broek zien. (Ingez. door. ïLéo. JB. te Haarlem). .WAL 'N. .UITKOMST! 't IWiaa een pikdonkere avond, de .wind loeide en huilde, geen sterretje schitterden. Met stroomen viel de regen neer. Een .var- moeide rei ^;er sleepte zich moeizaam voort langs de muderigo wegen. Hij was hot pad kwijt geraakt. Flauw onderscheidde hij 'n paal met 'n bordje er bovenaan. Wat een geluk, dat kon een wegwijzer zijn! Met heel veel moeite klom de stakker naar hoven, Schrapto 'n lucifer aan en las.: „Pas ge verfd, oog nat." Josephine S. te Haarlem, Dèt zal wel fijn geweest zijn, zoo'n weekje naar Zandvoort. Nou of ikl Ik bad er best ook eens bij willen zijn. Voor je Iluilbriefje zal ik zorgen. Dag ï'ini& Dina K. te Assendelft Wel Hei van broer .Piet om ook 'n versje te willen maken; jammer dat het bij „probeeren" is gebleven in welk pogen hij niet is geslaagd. Ja „goede" versjes maken is zoo' makkelijk niet. Jelui kunnen daarom eigenlijk beter briefje» schrijven, dat is niet zoo moeilijk en toch minstens even waardig. Nou, of ik 'n fijn .plaatsje wist te vinden voor ons prieel in den Hout. Een_ verjaringskalender houd ik er niet op na, dus kan ik zus er ook niet inzetten. Wel leuk hè, als j'e die correspondenties leest met je heuzelijke nichtjes. Ja die olie- en kaarsen-geschiedenis daar weet ik alles van. De groe ten aan je ouders en natuurlijk ook aan Gerarda en Piet en je zelf Theo B. te Haarlem. Mooi zoo! Nu ken ik je ojj-en-top. Bij ge legenheid schrijf je me nog wel eens, hé Theo] Laat je me dan ook weten op welke school je gaat. Mag ik raden? Dan raad ik: op'de Oudegracht. Denk er om in het vervolg onder je brief jes je naam, leeftijd en adres te zetten. Dag Theo! Cornelia U. ie Nieuw-Vennep. Goed Corrie, dat vind ik 'n prach tig voornemen van je om trouw brievente schrijven, en met on» Ruithoekfie hebben mijn neefje» en nichtjes bijna altijd succe% Weet je hoe dat komt? Dat komt' omdat onze krant door zoovele duizenden kinderen gelezen wordt. Zeg, leuk nest, wat kan jij aardig babbelen over het plezier dat vrij nu hebben in ons Kinder krant-prieel. Dag hoör! Theo V. Ie Egmond-Binnen, We!, beste Theo-neef, wat ben ja 'n braaf-dankbare jongen. Zulk», neefjes daarvan lioud ik extr^ veel. Nu, ik weet al vooraf dat j« die wandprent heel mooi zal vin den en dht zij dus een plaatsje bij je bed zal krijgen. Krijg ik de voL gende Week weer zoo'a nipoieü brief van je? Dag Thé,.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Ons Blad : katholiek nieuwsblad voor N-H | 1919 | | pagina 5