TWEEDE BUD
KINDERCOURANT
Kroniek van de Week.
AFGEDAAN.
OM DEN HAARD
GRAPJES.
WIE WIL RUILEN'
ZATERDAG 6 MAART 1920
De geschiedenis van Pollux.
ONZE BRIEVENBUS
BESPÜlTlNG MET CARBOL1NEÜM.
Nu het bijzonder zachte weer de ontwikkeling
der knoppen van allerlei hoornen en struiken in
hooge mate heeft bevorderd, moeten de b&-
spuitingen met earbolineum, die door den Phy-
topalhologischen dienst wórden aangeraden, vroe
ger geëindigd zijn, dan bij meer normale
weersgesteldheid noodig was. Verscheidene pei'e-
en pruimeboomen, zoomede gessen- en rozen
struiken hebben reeds ver ontwikkelde knop
pen. Als regel geldt, dat alleen met earbolineum
gespolen mag worden, als de knoppen nog in
msl zijn. Hoewel in de praktijk meermalen
zonder cenig bezwaar knoppen m een meer
tevorderden ontwifckeliingstcesland zi.,n bespo
ten, mag daarvan zeer zeker geen regel gemaakt
worden en noodzaakt de weersgeste.daeid dus
nu tot voorzichtigheid. Vooral bij de bespuiting
van bessen- en rozenstruiken en van pere
en pruimeboomen moet men er zich reken
schap van geven, of de ontwikkeling der knap
pen een zoodanige bespuiting nog toelaat. Voor
perzikboomen is het l ijdslip voor bespuiting
reeds lang voorbij. Appelbooraen kunnen echter
nog voorloopig met earbolineum behandeld
werden.
IJTT HET OERWOUD VAN
MIDDEN-JAVA. -
De redacteur in Midden-Java van het „Soer,
Hbl." heeft eenige dagen doorgebracht bij de
gebroeders Ledeboor, die zich voornamelijk als
tijgerjagers roem verwierven en, met tusschen-
poozen, nu reeds langer dan tw'n ig jaren de
groole jacht beoefenen.
De oudste dei" beide broeders maakte al vóór
Zijn komst op Java een Fransche expeditie in
Afrika mee. Het was die hartstocht voor de jacht,
welke hen naar Indië drce.j en ui bijna een
kwart eeuw houdt die hartstocht hen nog even
sterk geboeid als in de eerste jaren.
De twee broeders hebben samen zoowat 130
koningstijgers neergelegd en in-elk hoekje van
Java of Sumatra achter het groote wild gezeten
den dollen banteng, den rhinoceros, den loggen
olifant gevaarlijk in zijn geweldige woede, en
allerlei ander gedierte.
Volgens de verhalen welke de hoeren Ledé-
boer den lndischen journalist deden, is de tijger
bij uitstek- laf. Zeker, ieder dier is bang voor
den m-enseh, den geweldigen angst voor den
beer der Schepping hebben alle dieren geineé-n.
Daar schijnt iets eigemlommelijks te zijn aan
den reuk- van het mensehelijk liclnaam, dat den
machtigsten en sehrikkelijkslen woudbewoner
Slaat met geweldigen schrik. Of is het de onbe
stemde wetenschap van het gevaar, dat hem van
den slimsten sterveling dreigt 1
Maar hoe dim ook het geheel© woud rea-
jeert op dten reuk van den mensch. Do tijger
luipl weg de hertebük, die doodelij-k is ge
wond, tracht nog te vluchten, terwijl hij, in de
zelfde conditie, toch nog blijft doorvechten met
een kameraad, tot het bittere einde.
Olifant en rhinoceros ze hebben nauw den
merLschengeur waargenomen, of een geheimzin
nige vrees jaagt hen voort. Zoo dce. zich ook in
het boseh de heerschappij van de menschen
voelen. «--hc
Er zijn uitzonderingen op den regel soms
valt ecu tijger bijv. een menschen-etar aan
cïe rhinoceros en een enkele maal <te olifant
doem dit ook wel eens, af zijn ze aangescho
ten, doch bijna altijd ziet men het tegenover
gestelde. - - ---
Maar van al die monsters, is d» tijger de laf
ste hij vlucht immer, ook als hij aangesho-
len is, en zoo kan men hem, als dbor de ruigte
van het lage boseh geen goed! schot te plaat
sen is, eenige malen opjagen en telkens wéét
aanschieten. Hij, de schrik van het woud, is de
lafste van alle, hij vlucht zoo lang hij kan.
Hij valt alleen aan, als (tij niet weg kan of een
hartsehol kreeg. In dit laatste geval, kan hij nog
een 50 M.s pringen, indien de onderkant van
het hart is geraakt, zelfs een paar 100 M. Hij' is.
dan nog ontzettend vlug, slaat in z'n dolle
woede alles neer, vliegt tegen alles aan en is
uiterst gevaarlijk. Vandaar, dat de goede jager
den kogel in de hersenen plaatst, waarna het
dier onmiddellijk neerstort.
Er. toch, hoewel een ervaring van circa 130
gevallen den gebroeders L. nimmer een aanval
door een tijger bracht, hoewel zij slechts de
jacht op rhinoceros en olifant het zuivere „man
nenwerk"' noemen, blijft de jacht op den tijger
toch altijd het interessantste van alle;
Is het door de groole Slimheid van het die-;
door de imponeerende kracht van z'n klauwen
op Sumatra werd' bijv. een vrouw met één
slag van een tijgerklauw den geheel-en schedel
ingeslagen door z'n gcluidiooze sluiptochten,
floor enkele geheimzinnige eigenschappen of
iets andere De jagers zelf kunnen er moeilijk
een anlwcord op geven een feit is, dat de tij
gcrjacht zekere emoties breng', welke de gevaat
h'jker jacht op bijv. den rhinoceros niet pleegt
te schenken.
Zoo leeft ook in het woud onder het gedier
te de groole eerbied voor den tijgerreusach
tig is daar de invloed van zijn aanwezighe'd.
Slechts enkele die-ren vreezen hem niétdé
hantengslier jaagt hem zelfs dikwijls na, woe
dend blazend en stootend. De rlTn >cero3 is
ook veilig voor hem, vooral door de geweldige
dikte van z'n huid.
Booh het kleine gedierte siddert van angst
als d'e algcmccne vijand is gesignaleerd.
Soms is het d'e typische korte stoot, ongeveer om
het kwartier herhaald, waarmee de tijger zijj
jongen waarschuwt. Of, als het dier onraad ver
moedt, het flauwe) gebrom, waaraan do jager
niet hoort of het van een afstam! van SO of van
200 M. k.oniL
Maar alles overtreffend! is hel vrij zeldzame
gebrul, dat een kwade bui verraadt, beginnend
me-t een zacht „ie-hce", dat telkens ster-kar
wordt en aanzwelt tot een geweldig galuiid
denderend door het boseh, dat in doodsangsv
-luistert.
Heeft een tijger een lichaamsgebrek, dat hom
cngeschikt maakt het slimme en tot verdediging
vaardige dier te vermeesteren, dan rost hem
slechte den mensch, die zonder wapens de ge
makkelijkste prooi is. Maar zoodra is het gebrek
hersteld, of de tijger laat dit minderwaardige
set staan en hij is „measohen-eter,, af.
Heeft hij door ouderdom als auderzdus de
slagtanden verloren, dan blijft hij natuurlijk
„menschen-eter" tot zijn dood.
Zwijgend zaten ze tegenover elkaar in de
ontbindende rieten leunstoelen.... en dron
ken de lauwe op-warm-koffie met trage
teugjes van gedachten-gestaar.
Wat hadden ze elkander oo-k te vertellen
Niks
En als ze ergens over zanden spreken
kon 't toch niet anders zijin, dan over
de nare omstandigheden waarin- ze ver
keerden.
't Was nou al bijna 'n maand, dat ie
zonder betrekking: zat.
Jarenlang had ie op 't kantoor zitten
pennen van 'n rijken grossier, die bo
vendien 'n bonk oorlogswinst had gemaakt
voor zeventien heele guldens in de week
En als ie om z'n ziekelijk, rheumatisch
gestel eens 'n dag thuis moest blijven
werd er Zaterdagsavonds nog 'n rijks
daalder van z'n salaris afgehouden.
'n Week of vier geleden had mijnheer
hem in 't aparte kanto-orhokje geroepen.
Heel netjes, met „voorzichtig" gekozen
woorden werd hem medegedeeld, dat er
jonge krachten in de zaak moesten ko
men. Beleefd werd hem uitgelegd, dat hij
eigenlijk te stuntelig werddikwijls af
wezig was.... en zoo geen voorkomen meer
had voor 'n kantoor waar dagelijks zoo
veel Lui kwamen handelen. Mijnheer raad
de „hem in gemoede aan" een hem meer
passenden werkkring te zoeken in 'tl stille,
rustige omgeving.... dat zou heusch veel
beter voor 'm zijn.
Hij was altijd 'n weinig-pratend, onder
worpen mannetje geweest. Ook op dat
oogenblik kon lij) haast geen woorden
uitbrengen.... later begreep hij, dat 't van
de schrik was geweest.
Met 'n paar stamel-woordjes van ,,'t spijt
me erg" en „u weet 't zelf 't beste" had
ie 't privé-kantoortje verlaten, suffig-tas-
tend naar den deurknop, z'n ouden vilt
hoed scheef-ueerdrukkend op z'n kaal dons-
hoof -d.
Toen was de ellende begonnen van 't
vruchteloos soiliciteeren naar 'n nieuw
baantje.
Wel twintig- brieven had ie in de respec-
tiefelijke bussen der plaatselijke dagbladen
gedeponeerd, telkens met 'n vagere hoop
op eenig antwoord.
Twintig maal niet kloeke, ietwat beverige,
krul-letters den traditioneelen aanhef ge
schreven van: „Reflecieerende op uw an
nonce in deheb ik de eer mijenz
Maar hij begreep 't wel. Z'n leeftijd
schrok allen af,.... bijna zestig. Dan mos
ten ze je niet meer.
En met den dag kwam zwaarder de angst
woeien in z'n afgetobd hoofd.... over de
wreede toekomst, die niet anders dan el
lende kon brengen.
Zwijgend zaten ze tegenover elkaar in
de ontbindende rieten leunstoelenen
dronken de lauwe opwarm-koffie met tra
ge teugjes van gedachten-gestaar.
Wat hadden ze elkander ook te vertellen?
Niks
En als ze ergens over zouden spreken...
Z'n vrouw, slap-gebukt zorg-menschje,
dacht over de snelle vermindering der wei
nige spaarduitenover schulden, die zou
den komen.
Noodt van ti'r leven had ze behoeven
te borgenaltijd met hard meewerken
't walletje bij 't schuurtje weten te hou
denmet stil-nijpende ontzetting dacht
ze over het laatste middelarmbestuur.
Vincentius
Als 'n schande beschouwde ze 't van
de liefdadigheid te gaan moeten leven....
Nog liever had ze, dat God hen allebei
maar haalde.
Hij zette met 'n lusteloos gebaar z'n
kopje neer en ging voor afleiding wat
lezen in 'n krant van 'n paar dagen terug.
Maar 't lezen vlotte niet. Onophoude
lijk kwam weer dat hopelooze, drukken
de gevoel van gedoemd zijn tot nietsdoen.
Elk baantje, dat maar fatsoenlijk was,
zo-u ie wel willen aanpakken. Als was 't
voor vijftien gul-den. Met zooveel was hij
bij z'n laatste patroon 'n jaar of acht ge
leden ook begonnen. Haast nooit had ie
om opslag durven vragen, bang als hij
was voor de gevolgen. Maar toen 't in
den oorlogstijd zóó bar werd met de duur
te, dat ze haast honger leden, had ie 't maar
gewaagd. Twee kwartjes was er toen bijge
komenen zoo nog 'n keer of vijf.... dan
's 'n kwartje, dan 's twee kwartjes per
week meer.... tot zeventienWat zou ie
er mee gered zijn nou
Hun zucht- en oo-genspel wordt afgebro
ken.
'n Loopknecht staat aan de voordeur,
geett 'n brief af en fietst weer weg.
Tril-vingerend maakt de man de envelop
pe open
Ja't stond 'rmet mooie schrijf
machine-lettertjes „Naar aanleiding: uwer
sollicitatie
Den anderen dag's morgens om 11
uur moest ie komen.
En hij ging.
't Was niet ver van z n huis't Kan
toor van 'n groote zaak in confectie.
in 'n keurig spreekkamertje werd ie
gelaten en zat daar 'n kwartier in groote
spanning te wachten. Er waren er vóór
hem ook nog, had de bediende gezegd-.
Eindelijk Werd ie in de kamer van
den directeur gebracht.
Deze zat aan 'n groot b-ureau-minislre vol
luxe kantoorbencodigdheden te schrijven.
De mijnheer scheen zijn binnenkomst
niet te merken, want hij bleef rustig door
schrijvendit irriteerde hem.... maakte
'jh zenuwachtig.
Na 'n minuut legde de mijnheer zijn vul
penhouder neer en keek den sollicitant
onderzoekend door z'n gouden pince-nez
aan.
„Ah.... a komt zeker... u is?"
„Juist, meneerm'n naam is vat? Mel-
k-umom elf uur...."
„O juist ja ja.... Hier iieö ik'
uw briefh"m.... h'm. .Waar was u 't
laatst in betrekkingo, Wacht ja,
dat staat in uw. sollicitatie.... zoo... zoo...
ja.... hm...."
Op den sollicitatiebrief maakte de mijn
heer 'n paar aanteekeningen en begon
toen een en ander te vragen....
'n Kort tikje op de deur brak 't gesprek.
De mijnheer werd voor 'n dringende zaak
even weggeroepen. Hij excuseerde zich
met 'n hoffelijk gebaar en zei oogenblik-
kelijk terug te zijn.
't Duurde wat langer, dan 'n oogenblikje
de sollicitant werd nog zenuwachtiger...»
keek wat rond.... speurde op het bureau...,
en zag daar de brieven der anderen lig
gen.
Den zijne ookmeer apart't zilve
ren potloodje er naast.
Ineens bekroop hem 'n brandende, on
weerstaanbare nieuwsgierigheid.... om te
weten, wat die aanteekening
Zo-u ie.... neenéé.. Toch schoof ie
wat op z'n stoel vooruit, het hoofd in
angstige luister-houding....
Nog wat dichter bijeven 'n schok
door 't rumoer in de gang.... dan nog
'n eindje
Even vluchtig keek ie....
't Was of ie zóó tegen 'n deur opliep....
Met 'n smak plofte hij op z'n stoel terug.
Op zijn brief stonden drie woordjes ge
krabbeld„Te oud, ongeschikt."
Kreunend rolde hij de handen in elkaar
en murmelde: „m'n vrouw.... m'n arme
vrouw.... ik kan 't haar niet zeggen...."
De directeur kwam weer binnen en vroeg
nog .haastig 'n paar dingen.... voor den
vorm zoo.... Hij kon nog niet alléén be
sluiten.... maar als 't wat werd kreeg ie
wel bericht.
Als 'n zieke verliet de sollicitant 't kan
toor. Z'n gelaat zag wit als z'n boord,
waartusschen groote droppels zweet weg
kropen.
Op de marmeren trap .overviel hem 'n
duizeling.... en als 'n blok viel hij omlaag.
Hij heeft de Jobstijding niet aan z'ft
vrouw gebracht.
Want in 't ziekenhuis, waar Hij na z'n
val per brancard werd heengebracht, over
leed hij zonder tot bewustzijn te zijn terug
gekeerd.
'n Paar weken later zag ik de vrouw
naar de Kerk gaan tusschen de andere
oudjes van 't Roomsche Huis.
't Hoofd was nog wat dieper gebogen^
zoodat bijna alleen 't witte mutsje zicht
baar was,G. N-
Ik zou willen ruilen Vechtplaatjes, de Nos. 4?
128 54 86 132 44 38 49 57 100 16 123 138 120
143 101 114. IJselplaatjes Nos. 126, 63 131 nj
104 71 134 56 141 97 124 137 139 132 140 53
84 136 107 142 138 2 122 41 20 61. Naardermeer-
pliaatjes No. 138 105 116 27 142 7a 94 22 12;
96 66 112 ui 3 8 65 1. Bonte Wei-plaatjes No
16 97 46 60 38 67 92 68 80 81 99. Friesland -
plaatjes No. 16 17 61 85. B-londe duinen, No. 134
Winter No. 77. Zomer No. 84, 141. Lente 51, 77
't Maanmannetje No. 121 en 156 en 12 strookjes,
van zulke plaatjes. Dat allies wil ik ruilen voo
Kwatta-soldiaatjes of Watersnood-plaatjes, I on-
1. Mijn adres is Mina de Haan, Ged. Turfhaivet
76, Hoorn.
Ik wil Watersnoodplaatjes van 1916 uit d.
Terwec's Thee ruilen voor postzegels van Nee
Ind. Nos. 18, 23, 24 41 en 66. Ook
vreemde postzegels voor vreemde postzegels. 11:
'vb dubbele: 1 van Amerika, 1 van Beieren,
1 Duitschland en i van België, 1 om 1. Mij-:
a.tres is J. Jansen, Zwarteveki-, Zandvoort.
Ik heb tiO vreemde postzegels, die ik
wil wisselen voor 100 Kwatta-soldaatjes.
Mijn adres is: Cato Nieuwenhoven, Ged
Uude Gracht 126. Haarlem.
Ik heb in miin bezit Vechtplaat
jes de nos. 5 10 15 2 4 26 28x 3flx 34 48x 45
124 68 32x 141 lülx 107x 37 51 91 42 58 8b
132x SS 135 105 102x 128x 54 127 44 38 49s
121x 57x 16 100 138 119 129 143 114 90 94
93 118 106 99 83 53 103 104x 126 29 71 50
134 64 112 43. Ik heb ook ljseiplaatjes nos.
29 63 88 58 128 113 61 118 131 20 115 41
109 2 122 86 138 107 142 136 84 53 170 40
132 139 36 28 137 97 56 124 141 134 7 71 92.
69 104. Naarderineer nos. 1 3 22 27 66 7c
94 105 116 111 112 65 138 142. Bonte We:
nos. 16 46 38 60 67 68 80 81 92 97 99. Boscli
en Heide nos. 36 37 38 54 71. Langs de Zui
derzee nos. 11 15 46 90 132. Lente nos. 51 77
Zomer nos. 84 en 141. Winter no. 77. Deze
wenseh ik te ruilen voor Kwatta-soldaat
jes of Watersnood-plaatjes van Ter Wee
Eén vo-or één. Mijn adres is: Mina de Haan
Ged. Turfhaven 76, Hoorn.
Ik wil postzegels ruilen voor andere
vreemde postzegels. Ik heb er 9 van België, 7
van Denemarken, 9 van Zweden, 3 van Noor
wegen, 17 van Duitschland, 10 van Beieren, u
van Frankrijk, 15 van Engeland, 2 van Engelsch-
Indië, 1 van Straat Shaitlernen, 6 van Italië,
van Spanje, 2 vau Oost-InJiè 6 va;
Oostenrijk, 1 van Brazilië, 5 van Zwitserland
I van Japan, 9 van Amerika en 2 van Egypte.
Jan Plas, Tayglop 15, Alkmaar.
Ik heb 40 platen van de Jong's vogels di
ik wil ruilen voor KwaUa-soiclaatjes (1 platu
voor 2 soldaatjes; ook heb ik nog 24 Floning's
Maizcna-plaates, 2e serie, de r.uinnieis 209, 20,
200 197 195 194 193 iSS 1S7 18Ó 182 174 17;
171 169 165 164 161 160 144 123 119 115, die ii
wil ruilen (2 plaatjes tegen I Kwatta-soldaatje
Piet TrJ. Eendrachtslraat 8, Alt. aar.
OPMERKING.
Die ruilen willen, moeten niet naar mi
schrijven, maar naar de-genen, die iu 'i
rulihoekje staan.
(Vervolg.)
„De arme diertjes, ik ben alle-en en sinds mijn
katje dood is, heb ik niemand' d-ie met mij speelt.
Zoudt gij een van die drie aan mij willen af
staan?"
„Wel zeker, kleintje, aïs ik u daarmede een
pleizier kan doen." Bij toeval nam zij mij uit de
mand 'en, dankte den man, die zich met mijne
twee andere broertjes verwijderde. Wat er van
hen geworden is, weet ik niet; ik -heb lien nooit
teruggezien.
Het meisje nam mij mede naar hare woning
en toonde mij verheugd aan haar ouders. Deze,
die maar arme menschen waren, hadden er eerst
tegen. Een kostganger meer! Maar daar Jean-
nette zoo met mij ingenomen, was, lieten zij mij
in haar bezit, 't Arme kind, ze had zoo weinig
vreugde in -haar leven.
Ik hiel-d van de kl'eine, blecke Jeannette; zij
tn ik waren onafscheidelijk. Daar zij slecht te:
heen was, zat zij bijna den gelheel-en dag ergens
op een lommerrijk plekje, waar zij niemand hin
derde.
Langzamerhand begon zij mij kunstjes te
leeren: eerst opzitten en een poot geven, toen
over een stok' springen, niets uit de linkerhand
ïannemen, op kommando voor dood liggen, op
mijn achterpcoten heen en weer loopen, 'en ein
delijk rapportecren. Ik werd wat de menschen een
geleerde hond noemen, ert iedereen bewonderde
mij. Daar ik haar zeer lief-had, trachtte ik zoo
gauw mogelijk achter - kunstjes te komen.
Vroolij-k kl'apte zij in de gere handjes, als zij
zag, dat ik haar begreep.
Lang duurde echter 0115 samenzijn niet. Toen
het guurder werd en de bloemen en Ma-deren ver
dorden, bleef Jeannette binnenshuis en begon te
kwijnen. Al bleek'er werd 't small'e gezichtje, al
flauwer 't stemmetje waarmede zij mij allerlei
flieve namen gaf. Uren lang kon ik bij haar zit
ten, want zij was reeds zoo zwalk, dat zij den
ganschen dag in haar bedje bleef liggen; haar
krukjes waren in een hoek der kamer geborgen,
en ik behoefde geen enkel kunstje meer te dö'en.
Op een morgen til-d-en ze haar uit haar bedje
en -legd-en haar in eene kleine houten kist. Daar
brandde e'ene kaars aan 'het hoofdeneinde, eene
vrouw zat er bij met een rozenkrans en bewoog
tóe lippen.
De m-emsohen zeiden dat zij gestorven was.
,Watdit was wist ik toen nog niet, maar 't moest
iets droevigs zijn, want de ouders weenden en
Jeannette ilag onbewegelijk, en hoe dik ook wacht
je» -t' saf geen enkel geluid meer. Toen droegen
«te» «wsinea htm weg, ik volgde hen, en zag hoe
se haar op 't löatne kerkhof, waar ze zoo dik
wijl* met wij gezeten had, in de zwarte aarde be
droeven.
Bk 'heb haar nooit weer gezien. Eiken dag ging
*k naar haar graf en wachtte van 's ochtends
Am 's avonds te vergeefs op hare terugkomst.
*>an kwam ik moe en hongerig th'uie en vond
mijn schamel maai'. De vader ha-d mij weg wil
len doen, maar de moeder verkoos dit niet. om-
da*. de kleine Jeannette zooveel van mij gehou
den had. Eens op een avond zag ik een vreemden
jongen, met een kooi waarin een marmotje zat,
bij de deur met de ouders van Jeannette praten.
t Was een Savoyaar-d. Hij Het zijn marmotje
cen-ige kunstjes doen. Toen 't beestje die ver
toond iiad, zei-de Jeannette's vader: ,,'t Is heel
aardig, maar ik heb eten beest dat veel knapper
is." Toen riep hij mij en ik moest opzitten, dood-
i-iggen, apporteeren, en zoo voorts.
De jongen was verrukt en zette een verheugd
gezicht toen de man zei-de: „Wilt ge hem soms
koop'en? ik zal cr u niet veel voor vragen. Wij
zijn arm en kunnen 't beest geen eten genoeg
geven."
Gabriel, zoo heette de kleine Savoyaard, had
zin in mij; de marmot en ik zouden samen, een
aardige broodwinning voor hem zijn, vertelde hij
den baas.
Hij -had niet veel gelid, maar al wat bij bezat
wilde hij voor mij geven. Mijn baas was tevre
den, en zoo hoorde ik dat ik van meester ver
anderd was.
Dien nacht bleef Gabriel bij de ouders van
Jeannette, en reeds den volgenden ochtend vroeg
zou hij met mij vertrekken. Hij had een goedig
gezicht 'en even zulke bruine oogen als de kJeine
Jeannette: daarom hield ik al dadelijk van be-m,
maar 't speet me toch meer dan ik u zeggen
k'an, dat ik sdiei-den moest van de plaats waar ik
met Jeannette de gelukkigste dagen van mijne
jeugd had doorgebracht.
's Naohts, toen a.'les in de rust was, sloop ik
naar 't kerkhof; de maan scheen, en een koeltje
ruischte door de boo-men. I'k vlijde mij neder op
■den kleinen witten steen, die Jeannette's grat
dekte, met mijn kop tegen 't kruis waar hare
moeder on-langs nog een krans aan gehangen
had; daar herdacht ik nog eens al mijne uurtjes
met haar. Zoo mijmerend sliep ik' in en droomde
dat zij weer levend in 't groene gras l'ag en ik
haar gedienstig haar mandje bracht, dat baat
ontgleden was; tot belooning daarvoor noemde zij
mij haar lieven Pollux, en uit dankbaarheid likte
ik haar de hand-en toen het eerste hanenge
kraai mij wekte, en ik helaas zag dat ik maar ge
droomd had.
(Wordt vervolgd.)
't Is tegenwoordig anders niets geen weer
meer om aan den haard te zitten, vin-dt je wel?
t Is Woensdagmiddag, eenig mooi weer, en
buiten hoor ik de kinderen spelen en lachen 'en
schreeuwen. En :k zit maar op een warme ka
mer, met allemaal papieren om me heen en werk
dat nog af moet en dan denk ik zoo stiekum
bij mijn eigen-, „hef ik wou dat ik vanmiddag
ook nog maar een kind was. Dan ging ik naar
bet bosc-h vanmiddag." Want hier in°den om
trek zijn zulke heerlijke bosschen, dat weten
mijn Haarlemse he neefjes en nichtjes wel.
Wal gek toch de jeugd' hé? Als je nog klein
bent, dan wil' je altijd maar een groot mensch
zijn, en als je groot bent, dan wou je maar
weer dat je een kind was.
Want jullie hebt toch eigenlijk' wei een ple
zierig feven. Je gaat naar school en ben jc thuis
dan ga je wat spelen. Tenminste de allerklein
sten. En de gr-ooten helpen moeder wat, moeten
wat huiswerk maken en is dat af, nu, dan
gaan ze ook sp.len of lezen of zoo iets.
Maar wij. arme „groote menschen'', wij moe
ten maar den heelen dag ploeteren en hebben
nooit gedaan.
Maar enfin, je bent ook niet alleen voor ie
plezier op de wereld, vrat zeggen jullie, hè?
In alle geva? een hecle troost en een groot ple
zier van mijiU leven is, fiat ik oom ben van zoo
veel lieve neefjes en nichtjes en dat ik die zoo
nu en dan eens een plezier kan doen en zoo eens
in de iweek een pleziertje kan bezorgen met 't
lezen van de kinderkrant.
Weet je wat eigenlijk lastig is voor me?
Een goed verfiaa? voor jullie bij elkaar te
krijgen. Want wat een nichtje of neefje van
zes jaar mooi vindt, dac vindt een van een
jaar of Ivvaalf bijvoorbeeld weer niet mooi dik
wijls. Dus als er eens een verbaal in dia -kinder
krant staat, dat je nu niet zoo erg aardig vindt
dan moet je maar denken„Enfin Oo-m Ber
nard heeft ten-minste zijn best ged-aan."
En dan, jullie moeten veel meer brieven sturen.
Dat is zoo leuk voor mij cn voor julHc ook. Je
krijgt antwoord. E11 als je elkaar schrijft, dan be
gin je elkaar te kennen en van elkaar te houden,
net als een echte oom van echte neefjes en nich
tjes. En zooi'ang dat cr niet ,is, is er geen aar
digheid aan. Dat zullen jullie toch ook wel vin
den is 't niet?
En daarom nu maar eens ineens allemaal' flink
aangepakt, opdat w.e zóó'n gezellig kinderkrantje
krijgen, -en dat ik zooveel brieven moet beant
woorden, dat wij voortaan niet een half blad
hebben, maar een heel' blad.
N'u, ik zal eens zien of 't geholpen heeft, hoor.
Dak, kinderen!
OOM BERNARD.
KINDERMOND.
Mietje: „Tante, steek' uw tong een uit."
Tante: „Waarom Mietje?"
Mietje: „Omdat pa gisteren zei, dat u een
vaïsche tong had en die wou ik eens zien."
(I-ngez. door Marie Winter, Helder.)
DE SLIMSTE.
Twee mannen kwamen elkaar op een smal
bruggetje tegen. No. 1 woedend: „Ga maar uit
den weg, ik wijk voor geen ezel.
No. 2, kalm: „flc wel en hij laat de andere
passecren.
(Ingezonden door Marie Zutfen, Halfweg.)
Marie IV. te Den Helder. Alweer een
nichtje uit Den Helder. Eerst Martha, toen
Annie en toen was 't een duo en nu jij er weer
bij en nu hebben wc een trio. Hoe lang zou 't
zoo nog doorgaan?' Als 't een beetje wil', lii.b ik
over een paar maanden al de naaimeisjes van de
zusters. Maar, ik heb 't maar wat graag hoor.
Jullie schrijft maar zeer leuke brieven, 't Is jam
mer, dat Den Helder zoo'n eind uit de buurt is,
anders k'wam ik zeker wel eens aan, terwij} jullie
aliemaal bij de zuster zijt. Maar, dat zullen we
nog maar zoo lang uit ons hoofd stel'léh, totdat
ik eens heel rijk geworden ben en eens wat meer
tijd heb.
Enfin, togen dien tijd zullen we wel weer zien.
Je doe't zeker wel de groeten hè? aan je vriendin
netjes van mij. En nu, tot de volgende week -hè.
Dag Marie.
Marietje B. te Alkmaar. Zeker, Marietje,
ik vind -het best -hoor. Je doet maar, zooals je
geschreven hebt. Maar je had het eigenlijk niet
behoeven te vragen. Je hebt tooh immers wel in
de „Kinderkrant" van de vorige week gelezen,
dat ik liever heb, dat je ineens meed-oet. zonder
dat je 't van te voren vraagt. Nu, ik hoor dan
wel eens gauw wat van je, niet waar?
Mina de H, te Hoorn. 't Helpt toch hè,
zoo'n ruDhoekje. Ik zal 't laten veranderen, zoo-
dat 't nu best in orde zal komen met je Kwatta-
soldaatjes.
Martha D. te Den Helder. Jc briefje kwam
eigen-lijk net iets te laat aan. Maar enfin, ik za'
probeeren of 't nog m de „Kinderkrant" kom
Dat was natuurlijk zoo stiekem een steek vooi
me. hè? dat je nog geen inktstei' ontvangen hebt.
Maar daar ben ik doodonschuldig aan. Dit ligt
aan de heeren der expeditie, zooa's ik de vorige
week al verteld hebt. Ik voor mij hc-b dolgraag
hoor, dat je iedere week schrijft en ik hoop maat,
dat je het volhoudt ook. Tot nu toe is het schit
terend gegaan, hè? Nu, gedag hoor.
Marie J. te Halfweg. Hartelijke groeten van
je Hcldersche vriendinnetje.
Om van ons ruil- en verzamelhoekje gebruik
te maken, zendt men mij maar 'n briefje waar
in duidelijk geschreven staat, wat men wenscht,
tnet volledigen naam en adres. Dan zet ik dat
in de Kinderkrant en de verzamelaartjes weten
dan waar ze elkaar kunnen vinden.
De briefjes moeten in enveloppe gezonden
worden AAN DE REDACTIE VAN DE
KINDERKRANT N A S S A U L A A N 49.
HAARLEM.
Ik heb 140 Kwatta-SoMaatjes, 14 Mcmo-
polthiec-p'aatjcs. 30 Sunlichtzeepstrookjes en 31
Verkade-bons, welke ik wil ruilen voor van
Dijk's-bonnen, ik geef 1 soldaatje of I pJaatje
voor I bom.
Wim Goemans, Rijksstraatweg 16, Schoten bij
Haarlem.
Ik wil Iris- of Verschure-piaatjes ruilen
voor postzegels van Noorwegen en Zweden. 11c
heb 29 plaatjes. 1 om 1.
Mijn acres is: J. Jansen, ZwarteveM, Zand
voort.
Ik heb 7 postzegels van Zwitserland, 24
van Duitschland, 20 van Oosten-rijk, 14 van
Engeland, 12 van Italië, ix van N. Indtië, 11 van
Frankrijk, 10 van Amerika, 10 van Beieren, 12
van Bellgië, 4 van Wurtemburg, 1 van Straat-
steteiëms, 2 van Hongarije, 9 van Zweden, 6 van
Denemarken, 4 van Japan, 3 van Noorwegen, 2
van Brazilië, 5 van Rusland, 5 van Canada, 5
van Egypte, 2 van Saxsen, 2 van Luxemburg,
2 van Fórtugal, I van Slovenska, 1 van Trans
vaal, 2 van Eng. Indië, I van Bulgarijë 3 vau
Spanje en 1 van Roemen,nië, die i'k ruilen w-i?
voor andere vreemde postzegels.
Jan I-las, Povglop j;, Al-kmaar.