TWEEDE BUD KINDERCOURANT Kroniek van de Week. AFGEDAAN. OM DEN HAARD GRAPJES. WIE WIL RUILEN' ZATERDAG 6 MAART 1920 De geschiedenis van Pollux. ONZE BRIEVENBUS BESPÜlTlNG MET CARBOL1NEÜM. Nu het bijzonder zachte weer de ontwikkeling der knoppen van allerlei hoornen en struiken in hooge mate heeft bevorderd, moeten de b&- spuitingen met earbolineum, die door den Phy- topalhologischen dienst wórden aangeraden, vroe ger geëindigd zijn, dan bij meer normale weersgesteldheid noodig was. Verscheidene pei'e- en pruimeboomen, zoomede gessen- en rozen struiken hebben reeds ver ontwikkelde knop pen. Als regel geldt, dat alleen met earbolineum gespolen mag worden, als de knoppen nog in msl zijn. Hoewel in de praktijk meermalen zonder cenig bezwaar knoppen m een meer tevorderden ontwifckeliingstcesland zi.,n bespo ten, mag daarvan zeer zeker geen regel gemaakt worden en noodzaakt de weersgeste.daeid dus nu tot voorzichtigheid. Vooral bij de bespuiting van bessen- en rozenstruiken en van pere en pruimeboomen moet men er zich reken schap van geven, of de ontwikkeling der knap pen een zoodanige bespuiting nog toelaat. Voor perzikboomen is het l ijdslip voor bespuiting reeds lang voorbij. Appelbooraen kunnen echter nog voorloopig met earbolineum behandeld werden. IJTT HET OERWOUD VAN MIDDEN-JAVA. - De redacteur in Midden-Java van het „Soer, Hbl." heeft eenige dagen doorgebracht bij de gebroeders Ledeboor, die zich voornamelijk als tijgerjagers roem verwierven en, met tusschen- poozen, nu reeds langer dan tw'n ig jaren de groole jacht beoefenen. De oudste dei" beide broeders maakte al vóór Zijn komst op Java een Fransche expeditie in Afrika mee. Het was die hartstocht voor de jacht, welke hen naar Indië drce.j en ui bijna een kwart eeuw houdt die hartstocht hen nog even sterk geboeid als in de eerste jaren. De twee broeders hebben samen zoowat 130 koningstijgers neergelegd en in-elk hoekje van Java of Sumatra achter het groote wild gezeten den dollen banteng, den rhinoceros, den loggen olifant gevaarlijk in zijn geweldige woede, en allerlei ander gedierte. Volgens de verhalen welke de hoeren Ledé- boer den lndischen journalist deden, is de tijger bij uitstek- laf. Zeker, ieder dier is bang voor den m-enseh, den geweldigen angst voor den beer der Schepping hebben alle dieren geineé-n. Daar schijnt iets eigemlommelijks te zijn aan den reuk- van het mensehelijk liclnaam, dat den machtigsten en sehrikkelijkslen woudbewoner Slaat met geweldigen schrik. Of is het de onbe stemde wetenschap van het gevaar, dat hem van den slimsten sterveling dreigt 1 Maar hoe dim ook het geheel© woud rea- jeert op dten reuk van den mensch. Do tijger luipl weg de hertebük, die doodelij-k is ge wond, tracht nog te vluchten, terwijl hij, in de zelfde conditie, toch nog blijft doorvechten met een kameraad, tot het bittere einde. Olifant en rhinoceros ze hebben nauw den merLschengeur waargenomen, of een geheimzin nige vrees jaagt hen voort. Zoo dce. zich ook in het boseh de heerschappij van de menschen voelen. «--hc Er zijn uitzonderingen op den regel soms valt ecu tijger bijv. een menschen-etar aan cïe rhinoceros en een enkele maal <te olifant doem dit ook wel eens, af zijn ze aangescho ten, doch bijna altijd ziet men het tegenover gestelde. - - --- Maar van al die monsters, is d» tijger de laf ste hij vlucht immer, ook als hij aangesho- len is, en zoo kan men hem, als dbor de ruigte van het lage boseh geen goed! schot te plaat sen is, eenige malen opjagen en telkens wéét aanschieten. Hij, de schrik van het woud, is de lafste van alle, hij vlucht zoo lang hij kan. Hij valt alleen aan, als (tij niet weg kan of een hartsehol kreeg. In dit laatste geval, kan hij nog een 50 M.s pringen, indien de onderkant van het hart is geraakt, zelfs een paar 100 M. Hij' is. dan nog ontzettend vlug, slaat in z'n dolle woede alles neer, vliegt tegen alles aan en is uiterst gevaarlijk. Vandaar, dat de goede jager den kogel in de hersenen plaatst, waarna het dier onmiddellijk neerstort. Er. toch, hoewel een ervaring van circa 130 gevallen den gebroeders L. nimmer een aanval door een tijger bracht, hoewel zij slechts de jacht op rhinoceros en olifant het zuivere „man nenwerk"' noemen, blijft de jacht op den tijger toch altijd het interessantste van alle; Is het door de groole Slimheid van het die-; door de imponeerende kracht van z'n klauwen op Sumatra werd' bijv. een vrouw met één slag van een tijgerklauw den geheel-en schedel ingeslagen door z'n gcluidiooze sluiptochten, floor enkele geheimzinnige eigenschappen of iets andere De jagers zelf kunnen er moeilijk een anlwcord op geven een feit is, dat de tij gcrjacht zekere emoties breng', welke de gevaat h'jker jacht op bijv. den rhinoceros niet pleegt te schenken. Zoo leeft ook in het woud onder het gedier te de groole eerbied voor den tijgerreusach tig is daar de invloed van zijn aanwezighe'd. Slechts enkele die-ren vreezen hem niétdé hantengslier jaagt hem zelfs dikwijls na, woe dend blazend en stootend. De rlTn >cero3 is ook veilig voor hem, vooral door de geweldige dikte van z'n huid. Booh het kleine gedierte siddert van angst als d'e algcmccne vijand is gesignaleerd. Soms is het d'e typische korte stoot, ongeveer om het kwartier herhaald, waarmee de tijger zijj jongen waarschuwt. Of, als het dier onraad ver moedt, het flauwe) gebrom, waaraan do jager niet hoort of het van een afstam! van SO of van 200 M. k.oniL Maar alles overtreffend! is hel vrij zeldzame gebrul, dat een kwade bui verraadt, beginnend me-t een zacht „ie-hce", dat telkens ster-kar wordt en aanzwelt tot een geweldig galuiid denderend door het boseh, dat in doodsangsv -luistert. Heeft een tijger een lichaamsgebrek, dat hom cngeschikt maakt het slimme en tot verdediging vaardige dier te vermeesteren, dan rost hem slechte den mensch, die zonder wapens de ge makkelijkste prooi is. Maar zoodra is het gebrek hersteld, of de tijger laat dit minderwaardige set staan en hij is „measohen-eter,, af. Heeft hij door ouderdom als auderzdus de slagtanden verloren, dan blijft hij natuurlijk „menschen-eter" tot zijn dood. Zwijgend zaten ze tegenover elkaar in de ontbindende rieten leunstoelen.... en dron ken de lauwe op-warm-koffie met trage teugjes van gedachten-gestaar. Wat hadden ze elkander oo-k te vertellen Niks En als ze ergens over zanden spreken kon 't toch niet anders zijin, dan over de nare omstandigheden waarin- ze ver keerden. 't Was nou al bijna 'n maand, dat ie zonder betrekking: zat. Jarenlang had ie op 't kantoor zitten pennen van 'n rijken grossier, die bo vendien 'n bonk oorlogswinst had gemaakt voor zeventien heele guldens in de week En als ie om z'n ziekelijk, rheumatisch gestel eens 'n dag thuis moest blijven werd er Zaterdagsavonds nog 'n rijks daalder van z'n salaris afgehouden. 'n Week of vier geleden had mijnheer hem in 't aparte kanto-orhokje geroepen. Heel netjes, met „voorzichtig" gekozen woorden werd hem medegedeeld, dat er jonge krachten in de zaak moesten ko men. Beleefd werd hem uitgelegd, dat hij eigenlijk te stuntelig werddikwijls af wezig was.... en zoo geen voorkomen meer had voor 'n kantoor waar dagelijks zoo veel Lui kwamen handelen. Mijnheer raad de „hem in gemoede aan" een hem meer passenden werkkring te zoeken in 'tl stille, rustige omgeving.... dat zou heusch veel beter voor 'm zijn. Hij was altijd 'n weinig-pratend, onder worpen mannetje geweest. Ook op dat oogenblik kon lij) haast geen woorden uitbrengen.... later begreep hij, dat 't van de schrik was geweest. Met 'n paar stamel-woordjes van ,,'t spijt me erg" en „u weet 't zelf 't beste" had ie 't privé-kantoortje verlaten, suffig-tas- tend naar den deurknop, z'n ouden vilt hoed scheef-ueerdrukkend op z'n kaal dons- hoof -d. Toen was de ellende begonnen van 't vruchteloos soiliciteeren naar 'n nieuw baantje. Wel twintig- brieven had ie in de respec- tiefelijke bussen der plaatselijke dagbladen gedeponeerd, telkens met 'n vagere hoop op eenig antwoord. Twintig maal niet kloeke, ietwat beverige, krul-letters den traditioneelen aanhef ge schreven van: „Reflecieerende op uw an nonce in deheb ik de eer mijenz Maar hij begreep 't wel. Z'n leeftijd schrok allen af,.... bijna zestig. Dan mos ten ze je niet meer. En met den dag kwam zwaarder de angst woeien in z'n afgetobd hoofd.... over de wreede toekomst, die niet anders dan el lende kon brengen. Zwijgend zaten ze tegenover elkaar in de ontbindende rieten leunstoelenen dronken de lauwe opwarm-koffie met tra ge teugjes van gedachten-gestaar. Wat hadden ze elkander ook te vertellen? Niks En als ze ergens over zouden spreken... Z'n vrouw, slap-gebukt zorg-menschje, dacht over de snelle vermindering der wei nige spaarduitenover schulden, die zou den komen. Noodt van ti'r leven had ze behoeven te borgenaltijd met hard meewerken 't walletje bij 't schuurtje weten te hou denmet stil-nijpende ontzetting dacht ze over het laatste middelarmbestuur. Vincentius Als 'n schande beschouwde ze 't van de liefdadigheid te gaan moeten leven.... Nog liever had ze, dat God hen allebei maar haalde. Hij zette met 'n lusteloos gebaar z'n kopje neer en ging voor afleiding wat lezen in 'n krant van 'n paar dagen terug. Maar 't lezen vlotte niet. Onophoude lijk kwam weer dat hopelooze, drukken de gevoel van gedoemd zijn tot nietsdoen. Elk baantje, dat maar fatsoenlijk was, zo-u ie wel willen aanpakken. Als was 't voor vijftien gul-den. Met zooveel was hij bij z'n laatste patroon 'n jaar of acht ge leden ook begonnen. Haast nooit had ie om opslag durven vragen, bang als hij was voor de gevolgen. Maar toen 't in den oorlogstijd zóó bar werd met de duur te, dat ze haast honger leden, had ie 't maar gewaagd. Twee kwartjes was er toen bijge komenen zoo nog 'n keer of vijf.... dan 's 'n kwartje, dan 's twee kwartjes per week meer.... tot zeventienWat zou ie er mee gered zijn nou Hun zucht- en oo-genspel wordt afgebro ken. 'n Loopknecht staat aan de voordeur, geett 'n brief af en fietst weer weg. Tril-vingerend maakt de man de envelop pe open Ja't stond 'rmet mooie schrijf machine-lettertjes „Naar aanleiding: uwer sollicitatie Den anderen dag's morgens om 11 uur moest ie komen. En hij ging. 't Was niet ver van z n huis't Kan toor van 'n groote zaak in confectie. in 'n keurig spreekkamertje werd ie gelaten en zat daar 'n kwartier in groote spanning te wachten. Er waren er vóór hem ook nog, had de bediende gezegd-. Eindelijk Werd ie in de kamer van den directeur gebracht. Deze zat aan 'n groot b-ureau-minislre vol luxe kantoorbencodigdheden te schrijven. De mijnheer scheen zijn binnenkomst niet te merken, want hij bleef rustig door schrijvendit irriteerde hem.... maakte 'jh zenuwachtig. Na 'n minuut legde de mijnheer zijn vul penhouder neer en keek den sollicitant onderzoekend door z'n gouden pince-nez aan. „Ah.... a komt zeker... u is?" „Juist, meneerm'n naam is vat? Mel- k-umom elf uur...." „O juist ja ja.... Hier iieö ik' uw briefh"m.... h'm. .Waar was u 't laatst in betrekkingo, Wacht ja, dat staat in uw. sollicitatie.... zoo... zoo... ja.... hm...." Op den sollicitatiebrief maakte de mijn heer 'n paar aanteekeningen en begon toen een en ander te vragen.... 'n Kort tikje op de deur brak 't gesprek. De mijnheer werd voor 'n dringende zaak even weggeroepen. Hij excuseerde zich met 'n hoffelijk gebaar en zei oogenblik- kelijk terug te zijn. 't Duurde wat langer, dan 'n oogenblikje de sollicitant werd nog zenuwachtiger...» keek wat rond.... speurde op het bureau..., en zag daar de brieven der anderen lig gen. Den zijne ookmeer apart't zilve ren potloodje er naast. Ineens bekroop hem 'n brandende, on weerstaanbare nieuwsgierigheid.... om te weten, wat die aanteekening Zo-u ie.... neenéé.. Toch schoof ie wat op z'n stoel vooruit, het hoofd in angstige luister-houding.... Nog wat dichter bijeven 'n schok door 't rumoer in de gang.... dan nog 'n eindje Even vluchtig keek ie.... 't Was of ie zóó tegen 'n deur opliep.... Met 'n smak plofte hij op z'n stoel terug. Op zijn brief stonden drie woordjes ge krabbeld„Te oud, ongeschikt." Kreunend rolde hij de handen in elkaar en murmelde: „m'n vrouw.... m'n arme vrouw.... ik kan 't haar niet zeggen...." De directeur kwam weer binnen en vroeg nog .haastig 'n paar dingen.... voor den vorm zoo.... Hij kon nog niet alléén be sluiten.... maar als 't wat werd kreeg ie wel bericht. Als 'n zieke verliet de sollicitant 't kan toor. Z'n gelaat zag wit als z'n boord, waartusschen groote droppels zweet weg kropen. Op de marmeren trap .overviel hem 'n duizeling.... en als 'n blok viel hij omlaag. Hij heeft de Jobstijding niet aan z'ft vrouw gebracht. Want in 't ziekenhuis, waar Hij na z'n val per brancard werd heengebracht, over leed hij zonder tot bewustzijn te zijn terug gekeerd. 'n Paar weken later zag ik de vrouw naar de Kerk gaan tusschen de andere oudjes van 't Roomsche Huis. 't Hoofd was nog wat dieper gebogen^ zoodat bijna alleen 't witte mutsje zicht baar was,G. N- Ik zou willen ruilen Vechtplaatjes, de Nos. 4? 128 54 86 132 44 38 49 57 100 16 123 138 120 143 101 114. IJselplaatjes Nos. 126, 63 131 nj 104 71 134 56 141 97 124 137 139 132 140 53 84 136 107 142 138 2 122 41 20 61. Naardermeer- pliaatjes No. 138 105 116 27 142 7a 94 22 12; 96 66 112 ui 3 8 65 1. Bonte Wei-plaatjes No 16 97 46 60 38 67 92 68 80 81 99. Friesland - plaatjes No. 16 17 61 85. B-londe duinen, No. 134 Winter No. 77. Zomer No. 84, 141. Lente 51, 77 't Maanmannetje No. 121 en 156 en 12 strookjes, van zulke plaatjes. Dat allies wil ik ruilen voo Kwatta-soldiaatjes of Watersnood-plaatjes, I on- 1. Mijn adres is Mina de Haan, Ged. Turfhaivet 76, Hoorn. Ik wil Watersnoodplaatjes van 1916 uit d. Terwec's Thee ruilen voor postzegels van Nee Ind. Nos. 18, 23, 24 41 en 66. Ook vreemde postzegels voor vreemde postzegels. 11: 'vb dubbele: 1 van Amerika, 1 van Beieren, 1 Duitschland en i van België, 1 om 1. Mij-: a.tres is J. Jansen, Zwarteveki-, Zandvoort. Ik heb tiO vreemde postzegels, die ik wil wisselen voor 100 Kwatta-soldaatjes. Mijn adres is: Cato Nieuwenhoven, Ged Uude Gracht 126. Haarlem. Ik heb in miin bezit Vechtplaat jes de nos. 5 10 15 2 4 26 28x 3flx 34 48x 45 124 68 32x 141 lülx 107x 37 51 91 42 58 8b 132x SS 135 105 102x 128x 54 127 44 38 49s 121x 57x 16 100 138 119 129 143 114 90 94 93 118 106 99 83 53 103 104x 126 29 71 50 134 64 112 43. Ik heb ook ljseiplaatjes nos. 29 63 88 58 128 113 61 118 131 20 115 41 109 2 122 86 138 107 142 136 84 53 170 40 132 139 36 28 137 97 56 124 141 134 7 71 92. 69 104. Naarderineer nos. 1 3 22 27 66 7c 94 105 116 111 112 65 138 142. Bonte We: nos. 16 46 38 60 67 68 80 81 92 97 99. Boscli en Heide nos. 36 37 38 54 71. Langs de Zui derzee nos. 11 15 46 90 132. Lente nos. 51 77 Zomer nos. 84 en 141. Winter no. 77. Deze wenseh ik te ruilen voor Kwatta-soldaat jes of Watersnood-plaatjes van Ter Wee Eén vo-or één. Mijn adres is: Mina de Haan Ged. Turfhaven 76, Hoorn. Ik wil postzegels ruilen voor andere vreemde postzegels. Ik heb er 9 van België, 7 van Denemarken, 9 van Zweden, 3 van Noor wegen, 17 van Duitschland, 10 van Beieren, u van Frankrijk, 15 van Engeland, 2 van Engelsch- Indië, 1 van Straat Shaitlernen, 6 van Italië, van Spanje, 2 vau Oost-InJiè 6 va; Oostenrijk, 1 van Brazilië, 5 van Zwitserland I van Japan, 9 van Amerika en 2 van Egypte. Jan Plas, Tayglop 15, Alkmaar. Ik heb 40 platen van de Jong's vogels di ik wil ruilen voor KwaUa-soiclaatjes (1 platu voor 2 soldaatjes; ook heb ik nog 24 Floning's Maizcna-plaates, 2e serie, de r.uinnieis 209, 20, 200 197 195 194 193 iSS 1S7 18Ó 182 174 17; 171 169 165 164 161 160 144 123 119 115, die ii wil ruilen (2 plaatjes tegen I Kwatta-soldaatje Piet TrJ. Eendrachtslraat 8, Alt. aar. OPMERKING. Die ruilen willen, moeten niet naar mi schrijven, maar naar de-genen, die iu 'i rulihoekje staan. (Vervolg.) „De arme diertjes, ik ben alle-en en sinds mijn katje dood is, heb ik niemand' d-ie met mij speelt. Zoudt gij een van die drie aan mij willen af staan?" „Wel zeker, kleintje, aïs ik u daarmede een pleizier kan doen." Bij toeval nam zij mij uit de mand 'en, dankte den man, die zich met mijne twee andere broertjes verwijderde. Wat er van hen geworden is, weet ik niet; ik -heb lien nooit teruggezien. Het meisje nam mij mede naar hare woning en toonde mij verheugd aan haar ouders. Deze, die maar arme menschen waren, hadden er eerst tegen. Een kostganger meer! Maar daar Jean- nette zoo met mij ingenomen, was, lieten zij mij in haar bezit, 't Arme kind, ze had zoo weinig vreugde in -haar leven. Ik hiel-d van de kl'eine, blecke Jeannette; zij tn ik waren onafscheidelijk. Daar zij slecht te: heen was, zat zij bijna den gelheel-en dag ergens op een lommerrijk plekje, waar zij niemand hin derde. Langzamerhand begon zij mij kunstjes te leeren: eerst opzitten en een poot geven, toen over een stok' springen, niets uit de linkerhand ïannemen, op kommando voor dood liggen, op mijn achterpcoten heen en weer loopen, 'en ein delijk rapportecren. Ik werd wat de menschen een geleerde hond noemen, ert iedereen bewonderde mij. Daar ik haar zeer lief-had, trachtte ik zoo gauw mogelijk achter - kunstjes te komen. Vroolij-k kl'apte zij in de gere handjes, als zij zag, dat ik haar begreep. Lang duurde echter 0115 samenzijn niet. Toen het guurder werd en de bloemen en Ma-deren ver dorden, bleef Jeannette binnenshuis en begon te kwijnen. Al bleek'er werd 't small'e gezichtje, al flauwer 't stemmetje waarmede zij mij allerlei flieve namen gaf. Uren lang kon ik bij haar zit ten, want zij was reeds zoo zwalk, dat zij den ganschen dag in haar bedje bleef liggen; haar krukjes waren in een hoek der kamer geborgen, en ik behoefde geen enkel kunstje meer te dö'en. Op een morgen til-d-en ze haar uit haar bedje en -legd-en haar in eene kleine houten kist. Daar brandde e'ene kaars aan 'het hoofdeneinde, eene vrouw zat er bij met een rozenkrans en bewoog tóe lippen. De m-emsohen zeiden dat zij gestorven was. ,Watdit was wist ik toen nog niet, maar 't moest iets droevigs zijn, want de ouders weenden en Jeannette ilag onbewegelijk, en hoe dik ook wacht je» -t' saf geen enkel geluid meer. Toen droegen «te» «wsinea htm weg, ik volgde hen, en zag hoe se haar op 't löatne kerkhof, waar ze zoo dik wijl* met wij gezeten had, in de zwarte aarde be droeven. Bk 'heb haar nooit weer gezien. Eiken dag ging *k naar haar graf en wachtte van 's ochtends Am 's avonds te vergeefs op hare terugkomst. *>an kwam ik moe en hongerig th'uie en vond mijn schamel maai'. De vader ha-d mij weg wil len doen, maar de moeder verkoos dit niet. om- da*. de kleine Jeannette zooveel van mij gehou den had. Eens op een avond zag ik een vreemden jongen, met een kooi waarin een marmotje zat, bij de deur met de ouders van Jeannette praten. t Was een Savoyaar-d. Hij Het zijn marmotje cen-ige kunstjes doen. Toen 't beestje die ver toond iiad, zei-de Jeannette's vader: ,,'t Is heel aardig, maar ik heb eten beest dat veel knapper is." Toen riep hij mij en ik moest opzitten, dood- i-iggen, apporteeren, en zoo voorts. De jongen was verrukt en zette een verheugd gezicht toen de man zei-de: „Wilt ge hem soms koop'en? ik zal cr u niet veel voor vragen. Wij zijn arm en kunnen 't beest geen eten genoeg geven." Gabriel, zoo heette de kleine Savoyaard, had zin in mij; de marmot en ik zouden samen, een aardige broodwinning voor hem zijn, vertelde hij den baas. Hij -had niet veel gelid, maar al wat bij bezat wilde hij voor mij geven. Mijn baas was tevre den, en zoo hoorde ik dat ik van meester ver anderd was. Dien nacht bleef Gabriel bij de ouders van Jeannette, en reeds den volgenden ochtend vroeg zou hij met mij vertrekken. Hij had een goedig gezicht 'en even zulke bruine oogen als de kJeine Jeannette: daarom hield ik al dadelijk van be-m, maar 't speet me toch meer dan ik u zeggen k'an, dat ik sdiei-den moest van de plaats waar ik met Jeannette de gelukkigste dagen van mijne jeugd had doorgebracht. 's Naohts, toen a.'les in de rust was, sloop ik naar 't kerkhof; de maan scheen, en een koeltje ruischte door de boo-men. I'k vlijde mij neder op ■den kleinen witten steen, die Jeannette's grat dekte, met mijn kop tegen 't kruis waar hare moeder on-langs nog een krans aan gehangen had; daar herdacht ik nog eens al mijne uurtjes met haar. Zoo mijmerend sliep ik' in en droomde dat zij weer levend in 't groene gras l'ag en ik haar gedienstig haar mandje bracht, dat baat ontgleden was; tot belooning daarvoor noemde zij mij haar lieven Pollux, en uit dankbaarheid likte ik haar de hand-en toen het eerste hanenge kraai mij wekte, en ik helaas zag dat ik maar ge droomd had. (Wordt vervolgd.) 't Is tegenwoordig anders niets geen weer meer om aan den haard te zitten, vin-dt je wel? t Is Woensdagmiddag, eenig mooi weer, en buiten hoor ik de kinderen spelen en lachen 'en schreeuwen. En :k zit maar op een warme ka mer, met allemaal papieren om me heen en werk dat nog af moet en dan denk ik zoo stiekum bij mijn eigen-, „hef ik wou dat ik vanmiddag ook nog maar een kind was. Dan ging ik naar bet bosc-h vanmiddag." Want hier in°den om trek zijn zulke heerlijke bosschen, dat weten mijn Haarlemse he neefjes en nichtjes wel. Wal gek toch de jeugd' hé? Als je nog klein bent, dan wil' je altijd maar een groot mensch zijn, en als je groot bent, dan wou je maar weer dat je een kind was. Want jullie hebt toch eigenlijk' wei een ple zierig feven. Je gaat naar school en ben jc thuis dan ga je wat spelen. Tenminste de allerklein sten. En de gr-ooten helpen moeder wat, moeten wat huiswerk maken en is dat af, nu, dan gaan ze ook sp.len of lezen of zoo iets. Maar wij. arme „groote menschen'', wij moe ten maar den heelen dag ploeteren en hebben nooit gedaan. Maar enfin, je bent ook niet alleen voor ie plezier op de wereld, vrat zeggen jullie, hè? In alle geva? een hecle troost en een groot ple zier van mijiU leven is, fiat ik oom ben van zoo veel lieve neefjes en nichtjes en dat ik die zoo nu en dan eens een plezier kan doen en zoo eens in de iweek een pleziertje kan bezorgen met 't lezen van de kinderkrant. Weet je wat eigenlijk lastig is voor me? Een goed verfiaa? voor jullie bij elkaar te krijgen. Want wat een nichtje of neefje van zes jaar mooi vindt, dac vindt een van een jaar of Ivvaalf bijvoorbeeld weer niet mooi dik wijls. Dus als er eens een verbaal in dia -kinder krant staat, dat je nu niet zoo erg aardig vindt dan moet je maar denken„Enfin Oo-m Ber nard heeft ten-minste zijn best ged-aan." En dan, jullie moeten veel meer brieven sturen. Dat is zoo leuk voor mij cn voor julHc ook. Je krijgt antwoord. E11 als je elkaar schrijft, dan be gin je elkaar te kennen en van elkaar te houden, net als een echte oom van echte neefjes en nich tjes. En zooi'ang dat cr niet ,is, is er geen aar digheid aan. Dat zullen jullie toch ook wel vin den is 't niet? En daarom nu maar eens ineens allemaal' flink aangepakt, opdat w.e zóó'n gezellig kinderkrantje krijgen, -en dat ik zooveel brieven moet beant woorden, dat wij voortaan niet een half blad hebben, maar een heel' blad. N'u, ik zal eens zien of 't geholpen heeft, hoor. Dak, kinderen! OOM BERNARD. KINDERMOND. Mietje: „Tante, steek' uw tong een uit." Tante: „Waarom Mietje?" Mietje: „Omdat pa gisteren zei, dat u een vaïsche tong had en die wou ik eens zien." (I-ngez. door Marie Winter, Helder.) DE SLIMSTE. Twee mannen kwamen elkaar op een smal bruggetje tegen. No. 1 woedend: „Ga maar uit den weg, ik wijk voor geen ezel. No. 2, kalm: „flc wel en hij laat de andere passecren. (Ingezonden door Marie Zutfen, Halfweg.) Marie IV. te Den Helder. Alweer een nichtje uit Den Helder. Eerst Martha, toen Annie en toen was 't een duo en nu jij er weer bij en nu hebben wc een trio. Hoe lang zou 't zoo nog doorgaan?' Als 't een beetje wil', lii.b ik over een paar maanden al de naaimeisjes van de zusters. Maar, ik heb 't maar wat graag hoor. Jullie schrijft maar zeer leuke brieven, 't Is jam mer, dat Den Helder zoo'n eind uit de buurt is, anders k'wam ik zeker wel eens aan, terwij} jullie aliemaal bij de zuster zijt. Maar, dat zullen we nog maar zoo lang uit ons hoofd stel'léh, totdat ik eens heel rijk geworden ben en eens wat meer tijd heb. Enfin, togen dien tijd zullen we wel weer zien. Je doe't zeker wel de groeten hè? aan je vriendin netjes van mij. En nu, tot de volgende week -hè. Dag Marie. Marietje B. te Alkmaar. Zeker, Marietje, ik vind -het best -hoor. Je doet maar, zooals je geschreven hebt. Maar je had het eigenlijk niet behoeven te vragen. Je hebt tooh immers wel in de „Kinderkrant" van de vorige week gelezen, dat ik liever heb, dat je ineens meed-oet. zonder dat je 't van te voren vraagt. Nu, ik hoor dan wel eens gauw wat van je, niet waar? Mina de H, te Hoorn. 't Helpt toch hè, zoo'n ruDhoekje. Ik zal 't laten veranderen, zoo- dat 't nu best in orde zal komen met je Kwatta- soldaatjes. Martha D. te Den Helder. Jc briefje kwam eigen-lijk net iets te laat aan. Maar enfin, ik za' probeeren of 't nog m de „Kinderkrant" kom Dat was natuurlijk zoo stiekem een steek vooi me. hè? dat je nog geen inktstei' ontvangen hebt. Maar daar ben ik doodonschuldig aan. Dit ligt aan de heeren der expeditie, zooa's ik de vorige week al verteld hebt. Ik voor mij hc-b dolgraag hoor, dat je iedere week schrijft en ik hoop maat, dat je het volhoudt ook. Tot nu toe is het schit terend gegaan, hè? Nu, gedag hoor. Marie J. te Halfweg. Hartelijke groeten van je Hcldersche vriendinnetje. Om van ons ruil- en verzamelhoekje gebruik te maken, zendt men mij maar 'n briefje waar in duidelijk geschreven staat, wat men wenscht, tnet volledigen naam en adres. Dan zet ik dat in de Kinderkrant en de verzamelaartjes weten dan waar ze elkaar kunnen vinden. De briefjes moeten in enveloppe gezonden worden AAN DE REDACTIE VAN DE KINDERKRANT N A S S A U L A A N 49. HAARLEM. Ik heb 140 Kwatta-SoMaatjes, 14 Mcmo- polthiec-p'aatjcs. 30 Sunlichtzeepstrookjes en 31 Verkade-bons, welke ik wil ruilen voor van Dijk's-bonnen, ik geef 1 soldaatje of I pJaatje voor I bom. Wim Goemans, Rijksstraatweg 16, Schoten bij Haarlem. Ik wil Iris- of Verschure-piaatjes ruilen voor postzegels van Noorwegen en Zweden. 11c heb 29 plaatjes. 1 om 1. Mijn acres is: J. Jansen, ZwarteveM, Zand voort. Ik heb 7 postzegels van Zwitserland, 24 van Duitschland, 20 van Oosten-rijk, 14 van Engeland, 12 van Italië, ix van N. Indtië, 11 van Frankrijk, 10 van Amerika, 10 van Beieren, 12 van Bellgië, 4 van Wurtemburg, 1 van Straat- steteiëms, 2 van Hongarije, 9 van Zweden, 6 van Denemarken, 4 van Japan, 3 van Noorwegen, 2 van Brazilië, 5 van Rusland, 5 van Canada, 5 van Egypte, 2 van Saxsen, 2 van Luxemburg, 2 van Fórtugal, I van Slovenska, 1 van Trans vaal, 2 van Eng. Indië, I van Bulgarijë 3 vau Spanje en 1 van Roemen,nië, die i'k ruilen w-i? voor andere vreemde postzegels. Jan I-las, Povglop j;, Al-kmaar.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Ons Blad : katholiek nieuwsblad voor N-H | 1920 | | pagina 5