NIEUWS- EN ADVERTENTIE BLAD VOOR NOORD-HOLf ANHB
Door Centraal
Europa,
BUITENLAND
HET WITTE HUIS.
No 97
Dinsdag 27 April 1920.
13e Jaargang
FEUILLETON
Verschijnt dagelijks
Bureau: HOF 6, ALKMAAR. Telefoon: SÏHSSPÊff "l
Per levensmiddelentrein naar Weeaen
Hef Legervraagstuk.
De conferentie te San Memo.
1i:
OIVS BLAD
Abennementcprilci
Per kwartaalf 2,—, franco per poet f 2.50}
Met Geïllustreerd Zondagsblad f 0.45 hooger.
Advertentieprijs!
Van 16 regels f 1.25 elke regel meer t 0.25 j
Reclames per regel t 0.75Rubriek „Vraag en aan
bod" bij vooruitbetaling per plaatsing f 0.60.
Aai> alio abcnns's wordt cp eaitvraeo gratis een polis verstrekt, welke hen verzekert tegen ongevallen tot een bedrag van f600,—f 400,—, f 200,—, flOO,—f60,f 3S, f 16.
IV
(In den trein van Zevenaar naar Hagen.)
Door het Roergebied.
Per levensmiddelentrein door het Roer
gebied
Wie had dat een maand geleden durven
denken
Een maand geleden, toen ik dezelfde
streek, waar wij op dit moment doorheen
stoomden, niets veilig was, toen de le-
vensmiddelennood daar zoo ontzettend was,
toen meerdere Duitsche treinen met
levensmiddelen eenvoudig aangehouden en
leeggeplunderd werden, toen de sparta-n
cisten de brutaliteit zelfs zóó ver dreven,
dat zij een D-trein, die op hun signaal niet
wenschte te stoppen, een losse machine
achterna zonden met bewapende arbeiders,
die zóó lang en zóó hevig op den vreedza-
men trein vuurden, dat deze wel tot stil
staan gebracht moest worden en de heeren
Spartacisten ook op dezen trein hun plun-
derwoede konden botvieren
Per levensmiddelentrein d or liet Roer
gebod
We huivéren een beetje bij de gedachte
maar als we door onze treinraampjes naar
buiten kijken, dan zien we alles rustig -
de arbeiders zijn aan 't werk, zij het dan
ook in nog trager, lamlendiger tempo dan
zekere arbeiders in Holland, en het ceni-
ge „spartacisme," dat we waarnemen, is,
dat 'n halfsoldaat-halfburger bij een trein-
halte niet nalaten kan ons een grimmig-
heidje toe te roepen, omdat we in Ie en He
klas-wagon reizen l
„Welch ein Unsinn Welch ein Blödsinn
klinkt het ons toe.
't Is rustig in het Roergebied er wordt
weer gewerkt. Geweldig gewerkt
't Is een eindeloos, een welhaast verbijste
rend af- en aan-rijden van kalen treinen
zonder treinen.
Zwaar gevuld doorkruisen ze' de spin-
newebben, de labyrinthen van spoorlijnen
om van hier van daar na tusschen-
poozen van minuten, van seconden te ver
dwijnen in de richting van Holland.
O! Wie in 't Roergebied gezien heeft, wél
ke ladingen kolen en cokes aldoor maar,
zonder rust, door Duitschland naar Frank
rijk gezonden worden, moéten worden
gezonden, hij beseft, welk een verschrik
kelijk vredesverdrag er gesloten is, hij voelt
dvt Dii schland op deze wijze gestaag
en voor hoe langen tijd de beste levens
sappen worden afgetapt.
Vól ijlen de treinen heen, léég keeren
zij terug.
En dat duurt maar voort's morgens,
's middags, 's avonds's nachts
Om te kunnen begrijpen, hoe het moge
lijk is, dat Duitschland al maar door zul
ke ontzettende hoeveelheden steenkolen af
levert, moet men al is het dan ook maar
van uit den trein de ondenkbaar groot-
sche industrie in het Roergebied gezien
hebben.
Heel het Roergebied is verindustried
op, onder en boven den grond
Waar het oog ook schouwt, óveral mij
nen, fabrieken, loodsen, kranen, gascylin-
ders
Boven de pyramidale, hier en daar nog
gloeiende en rookende sintelbergen, welke
zóó hoog zijn, dat mannen, die zich halver
wege er óp bevinden, kindertjes gelijken,
zwevend aan strakke draden in vlugge
vaart de stortwagentjes af en aan for
midable bruggen overspannen de hier en
daar niet geringe diepten in de terreinen
had de industrie een hoogte of een dijk
noodig, de hoogte of de dijk werd opge
worpen.
In de diepte doorkruisen breede vaarten
het terrein voor „nat" kolen vervoer
stond een heuvel een verbinding daarbe
neden in den weg, welnu men groef een
tunnel.
Is het industrie-gebied grootsch en mach
tig van aanblik, schóón is het niet.
De industrie-werken, als ook de weinig
vriendelijke arbeidershuisjes, 't is alles
overtogen van een troostelooze vaalheid
donkerte van rook en smoor hangt er al
toos overheen, de hemel kan er niet blauw
weerblinken in het water, de zón kan er
niet blij schijnen
Met heimwee zien wij dan ook uit naar
de vredige, schoone, met stille tooverij aan
trekkende heuvel- en berglandschappen, wel
ke wij in vochtige, mistig-vale verte waar
nemen, waarheen de trein ons vóórt-
draagt....
in
Ten slotte enkele woorden over de vraag
„Aan wie moeten onze militairen ter oefening
worden toevertrouwd?"
De vraag of de tegenwoordige superieuren
officieren en onderofficieren, beroeps, zoowel
als verlofs aan de te stellen eisclren, van
ons Katholieke voldoen, meen ik zeer zeker
ontkennend te moeten beantwoorden.
Men zegt dit kinderen op te voeden een
moeilijke taak is, hoeveel moeilijker is het
dan niet „menschen" op te voeden.
En toch de 19 en 20 jarigen, die als recruut
uit verschillende landstreken, met verschil
lende ontwikkeling, onder de Wapenen komen
dienen door hun superieuren opgevoed te
worden in den meest volstrekten zin des
woords. Hoenig zeide eens„Der offizier
muss eigentlich heute neben anderem Herr
auf physikalischen und psychologischen
Geliete sein, sonst ist er nur ein Corporal ein
Handwerker in seinem Tache".
Stelt men inderdaad deze eisch en in
theorie is er alles voor te zeggen dan geloof
k dat de meeste officieren zelfs de korpo
raalsrang niet zouden weten te behalen,
laat staan de onder-officieren. Immers waar
zouden ze de kennis vandaan halen. Tot
voor kort werd op de Koninklijke Militaire
Academie wel onderwijs gegeven in de
paardenkennis, maar onderwijs in „Kennis
van den mensch" achtte men blijkbaar
overbodig 1
Meer eenzijdige opleiding als die tot offi-
cer is ni t denkbaar. Opgesloten als op een
kostschooltje bijna wil ik zeggen een
„jonge dames" kostschoolleven de cadet
ten daar op de K. M. A. (over de cadetten
school mijn meening maar niet eens zeggende,
uit vrees voor „scherp" uitgemaakt te wor
den onbekend met de maatschappij en haar
samenleving, onbejiend met de menschen en
de nooden des volks, om dan plotseling, na r"
officiersrang te hebben bereikt we du;v n
het woord te gebruiken „losgelaten" L_
worden op de soldaten die zij, die. zelf nog
zoo hard opleiding en opvoeding behoeven,
moeten „opvoeden"
De volksmond spreekt zoo gaarne al dan
niet terecht, waarover nader te spreken zou
zijn over studenten, die, afgestudeerd als
„jonge broekjes" op de maatschappij worden
losgelaten welke benaming zou men dan
wel niet moeten geven aan de jonge officieren.
Officier zijnde, worden ze bekleed met een
fabelachtige macht, zij hebben het veelal in
hun hand, door rapporten, die o zoo gemakke
lijk te maken zijn, menschen te straffen of
te doen straffen, uit hun gezin te rukken,'
om kleine vergrijpen, Waar een burger om
lacht, maar waarvoor een militair zijn vrij
heid kwijt raakt, zoo niet erger.
In niet minder mate geldt dit voor de onder
officieren en evenzeer zij het niet zóó in
het oog loopend voor het verlof spersoneel.
Zeker nu weet ik wel, dat men mij zal kun
nen toevoegen„ja maar het jonge kader,
moet door zijn commandanten worden
opgeleid". Ja, de voorschriften geven dit aan
inderdaad, maar de gunstige uitzonde
ringen daargelaten zeggen vele superieu
ren „ach, je komt van de Academie of van
de „school", en weet er dus meer van dan ik"!
alsof voor een officier alleen kennis noodig
ware van de droge militaire (en dus achter
lijke) voorschriften
Het vloekverbodoch kQm, ieder die in
dienst is geweest, heeft het resultaat, gelijk
nihil nagenoeg, kunnen constateeren.
Dit 1 3 zou zich minder erg doen gevoelen,
indien ue selectie van hen, die tot olficier en
onderofficier wenschen te worden opgeleid,
scherp werd doorgevoerd, maar ook hiermede
is het even droevig als met al het andere
gesteld.
Wanneer wij zien, hoe weinigen op de
K. M. A. de officiersrang niét bereiken,
wanneer we zien, wie in de mobilisatie zij
het dan ook in een noodtoestand - tot
verlofsofficieren zijn opgeleid en benoemd,
dan is het woord „treurig" dat men veelal
hiervoor geeft, een nog veel te fraaie bctite
ling.
Neen, wij dienen er vooral als katholiek
hebben wij hierbij het grootste belang
voor te zorgen, dat in onze toekomstige weer
macht, de meest hoogstaande menschen
alleen tot superieuren worden benoemd,
dat hun opleiding in de.burgermaatschap-
opij plaats hebbend volkomen zij, en dat
naast een grondige ^militaire kennis, het
„moreel" der aanvoersters aan de meest hoog
te stellen eischen beantwoordt.
Aan zulke menschen Kunnen wij ons cn
onze mannen toevertrouwen, aan zulke
die ook thans (zij het slechts bij uitzonde
ring) ons leger telt mannen rekenen wij
nët ons 'töt cën „üpv'ööding" te wurdsn-toe-
vertrouwd. Dan, doch ook dan alleen, zullen
wij als betere mannen den dienst verlaten,
dan wij er naartoe gingen.
Resumeerende meen ik te mogen vaststel
len, dat mijn persoonlijke overtuiging is,
dat wij als katholiek er voor alles naar hebben
te streven, dat in de toekomstige weermacht
en bij welk systeem -ook (dat geheel aan de
„militair-deskundigen" overlatende, althans
uit een godsdienstig oogpunt beschouwd)
ie hoe eer hoe beter de kazernes verdwijnen
cn er een systeem ontworpen worde, waarbij
geen kazernes van noode zijn (hoogstens een
kamp voor een of twee weken).
2e de selectie tot ende opleiding voor
aanvoerder, aan wie. onze militairen zullen
worden toevertrouwd, zoo volmaakt mogelijk
zij.
Weten wij dit te bereiken, dan kunnen
wij er van overtuigd zijn, dat vj op gods
dienstig gebied een zegenrijke overwinning
zullen hebben behaald en de rampzalige
oorlog van 1914 tenminste nog enkele vruch
ten zij het ook duurgekochte wel
hebben afgeworj e 1.
Mijne meening gaarne voor beter gevende,
bied ik deze korte bes.chorrwing aan aan hen,
die straks geroepen zullen worden, zich, hetzij
in Kiesvereeniging, hetzij elders, een oordcel
te vormen over een -ontwerp eencr nieuwe
Legerorganisatie. H. KUSTERS.
Besluiten.
Reuter meldt uit San Ren» hot offici-
eole bericht, dat een vertegenwoordiger
van de Amerikaansche ambassade te Pa
rijs met instructies uit Washington te
San Rem o aankwam en dat onmiddellijk
daarna de Amerikaansche ambassadeur te
Rome (die te San Eemo verblijft), zich
naar de Villa Decachoa begaf o-m de vre
desconferentie bij te wonen. Gemeld wordt
dat de conferentie heeft besloten in het
vredesverdrag met Turkije de verklaring
van Balfour in ie lassen waarin wordt ge
zegd, dat Palestina zal worden een natio
naal tehuis voor de Jotleu, met erkenning
van de rechten der Arabieren en de rech
ten der Joden in andere Landen.
De volgende mandaten zijn definitief
v-erleend: Mesopotamia en Palestina aan
Groot-Bri ttann;Syrië aan Frankrijk.
Aan Wilson zal worden gevraagd om
als arbiter op te treden ten aanzien van
de grensregeling van Armenië.
Smyrna en omgevend gebied blijft on
der Turksohe snzereinite.it, welke hieruit
zal blijken, dat de inwoners geen afge
vaardigden naar bet parlement te Athene
zullen kunnen zenden. Smyrna krijgt ech
ter oen eigen parlement en na vijf jaar
zal dit zich voor een vereeniging met
Griekenland kunnen verklaren .De Turk
sohe suzereiniteit eindigt dan natuurlijk.
Ook hield ze zich bezig met de verkla
ring, die zal worden gepubliceerd over de
overeenstemming tusschen Lloyd George
en Millerand verkregen en waarmede de
Italiaansche delegatie instemt.
Nader wordt gemeld:
De Opperste Raad (Nitti, Seialoja, Mil
lerand, Bertholot, Lloyd George, Ourzon,
Ma tg in, Johson) besprak de kwestie der
mandaten over Palestina, Syrië en Meso-
potamië, nam een beslissing in de kwes
tie van de vorming van een nieuwen
Armeensehen staat en behandelde ten
slotte de kwestie van de hervatting der
handelsbetrekkingen met Rusland in ver
band met de onderhandelingen met de
Russische handedsoommissie, die zich
thans te Kopenhagen bevindt. Nitti gaf
een overzicht van den huldigen stand van
de Adriatische kwestie en van het stand
punt der Italiaanische delegatie, waarop
Lioyd George en Millerand de meening
.van hun respectievelijke delegaties ten
beste gaven. De kwestie zal opnieuw on
derzocht worden.
Vervolgens behandelde d® Raad in hij
zijn van Hijmans en Jaspar de kwestie
van de nakoming van het vredesverdrag
door Duitschland.
Nog wordt uit San Remo geseind:
Twee ontworpen voor een verklaring
aan Duitschland, een Frarische en een
Engelscho, werden opgesteld, maar ten
slotte tot één tekst verwerkt. In het do-
kument verklaren de geallieerden, dat zij
bet verzoek der Duits okers, tot uitbrei
ding van bet leger tot 200.000 man afwij
zen; dat het noodzakelijk is het totaal be
drag der door Duitschland verschuldig-
do schadeloosstelling vast te stellen cn
tenslotte dat Duitschland liet verdrag zal
moeten naleven, daar de geallieerden an
ders tot dwangmaatregelen zullen moeten
overgaan.
De houding van Lloyd George.
In verhand met bovenstaande is het van
belang kennis te nemen van een verslag
in de „Times" over bet onderhoud dat mi
nister Lloyd George te San Remo met En-
geleche en Amerikaansche journalisten
had. De minister beantwoordde verschil
lend© vragen. Zoo noemde hij de berichten
over het oefenen van pressie op Duitsch
land door het onthouden van levensmid
delen, courant-praatjes. Als er een schen
ding van het vredesverdrag plaats heeft,
zeide hij, zullen middelen moeten worden
toegepast om de uitvoering' van het ver
drag te verzekeren, maar aard en omvang
dier maatregelen zullen afhangen van den
aard van den inbreuk op het verdrag. Do
minister was niet voor een economische
pressie, die onthouding van levensmidde
len zou tengevolge hebben. Er werd in
Duitschland al genoeg honger geleden.
In de bezette gebieden kreeg de bevolking
maar een derde van wat de normale voe-
dingsslandaard kon worden geacht. Maa
welke middelen men ook zou toepassen, do
uitvoering van hot verdrag moest worden
verlangd. In antwoord op een ander©
vraag, zeide de minister, dat liij niet ge
loofde dat een dor geallieerden alleen
zou handelen. De geallieerden behoorden
samen te handelen. Er zou een tijd kunnen
komen dat Duitschland weer machtig zou
worden en daarom behoorde men bijeen h
blijven, maar liet denkbeeld dat D ui toch -
land op het oogenblik een ernstige be
dreiging zou zijn voor de veiligheid van.
de geaUi-eerden, is z.i. fantastisch. Uit de
mededeelingen van Britscke officieren uit
alle deelen van Duitschland bleek, dat
Duitschland vrijwel verlamd is. De bevol
king is uitgeput en de regeering zm
zwak. dat Duitschland is als een lidman:
waarvan de ledematen de hevelen van lie.
hoofd niet meer volgen. Dat was z.i.
grootste moeilijkheid op het oogenb- -
Een der moeilijkheden was do weigerin»
van Beieren om Berlijn te gehoorzame-.
maar de bezetting van het Ruhrgebied- er
van een deel van Pruisen was niet de be
te methode om pressie te oefenen op
Beieren.
Lloyd George meende verder, dat de
vrees voor bolsjewisme in Duitschland
niet overdreven is, al vertrouwde hij dat
het Duitsche karakter het niet gereedelil-k
zou aanvaarden. Het Kapp-inoident toon
de dat Duitschland niet geneigd is een
militaire beweging te ondersteunen.
Op een vraag, omtrent de laatste Duit
sche nota, zeide de eerste minister, >'at de
kwestie deze is, of 100.000 man vo1uc*jb&
zijn om de orde te handhaven. Hem was
verteld dat Millerand zou hebben gezegd
dat maarschalk Foch een leger van 200.000
man noodig achtte voor Duitschland.
Maar dat was, en deze opmerking van
Lloyd George was karakteristiek, toen
nog gemeend werd dat Amerika mee zou
doen aan de waarborging van Frankrijk»
veiligheid. De toestand was nu echter
door Aniexika's houding veranderd. Lloyd
George voegde hieraan toe dat alle mili
taire deskundigen indertijd een leger van
-00.000 man noodig achtten, Maanschali
Foch echter had voorgesteld een 00a-
scriptieleger voor Duitschland van dien
omvang. Maar dit voorstel was verworpen
omdat Duitschland zoo in tien jaar ovei
een leger van 2 millioen geoefende man
nen zou beschikken. Dat was te gevaarlijk.
Daarom werd een vrijwilligersleger met
langen diensttijd voorgeschreven. Toen
verlaagde Foch het cijfer tot 100.000 inan.
Lloyd George die Amerika's onthou
ding betreurde ontkende ten slotte nog
dat hij ooit een herziening van het vredes
verdrag had voorgesteld,
GELENGDE BUITENL. BEHiCHTESï,
De verkiezing van den Duitschen rijks
president.
De nationale vergadering in Duitschlanc
heeft haar goedkeuring gehecht aan
het wetsontwerp, re^e.ende de ve kiezing
van den rijkspresident. De bekieeder van
de hoogste waardigheid in het land wordt
gekozen door het volk oireci bij absolute
meerderheid. Wordt deze bij de eerste
stemming niet verkregen, dan is hij ge
kozen, die bij de tweede stemming, de
168.)
Welk meisje is er, dat 't 'den jonkman-,
welks haar vroeger het hof maakte, ver
geeft, wanneer zij' zich naderhand door
hem veronachtzaamd ziet, en hoeveel zwaar
der wordt in haar oog zijh misgreep, wan-
heer zij' hem, als hij zich weder vervaar
digt haar toe te spreken, daarenboven van
eigenbelang moet verdenken,
>»Ha eindelijk komt hij toch weer op
dagen mompelde zij- eenigszina sciiam-
per in zich zelve. „Was hij nu ook maar
weggebleven. Mijnheer had in den laatstein
tajd geen zin in de arme Clara Bolard,
.maar nu haar onverwacht de rijke erfenis
jyan haar oom, waarop hij- niet meer ge
rekend had, is toegewezen,schijnt zij
hem een nogal btgeferbare partij, en zal
hij' zich eens verwaardigenom met een
huwelijksvoorstel voor den dag te k'omen".
Ondanks de grieven welke Clara tenen
den jongeling- voedde, had zij echter
111 et opgehouden hem lief to hebbea, en
kostte 't haar moeite zich te bedwin
gen om de deur niet voor hem te openen,
nog zwaarder viel het haar- zich het
voorkomen van misnoegen en verstoord
heid te geven wat haar vrouwelijke eigen
waarde haar in deze voorschreef.
„Hij zal er toch van hebben", fluis
terde zij, en bleef mei haar rug naar de
deur gekeerd staan, toen zij hoorde, dat
Charles onaangediend de kantor binnentrad
„Goeden, morgen, Clara, hoe gaat liet
u" waren zijn eenvoudige woorden.
„Komt men tegenwoordig maar binnen
zonder zich eerst te laten aandienen?"
sprak zij met een gelaat, waarop Charles
een goed geslaagde nabootsing van nan
donderbui waarnam.
„Ik zag u alleen in de zjjkamer, en
daar ik afging op de vriendschappelijke
verhouding, welke er sinds lang tusschen
ons bestaat, en wel begreep, dat mevrouw
en Laura nog niet bij de hand zouden
zijn, cracht ik dezen vorm voor heden to
mogen verzuimen", zeide hij,,, cn vervolg
de toen zij zwijgend bleef staan: „Zoo
ge 't echter verkiest zal ik datgene
herstellen, waarin ik te kort ben geschoten'
„Gij' zijt wel goed", hernam zij nog
even gramstorig, „en nioet u nog wel
op „oazo verhouding" beroepen; 't is wat
moois. In hoeveel tijd heb ik u wel
niet gezien?"
„Zijt gij boos op mij, dat ik zoolang
van u weggebleven ben?" .vrceg hij go-edig
„Als ik die vraag bevestigend beant
woordde, aoudt gij mij wellicht toevoegen
dat ik niet het minste recht had op
bezoeken van n te rekenen... en..."
„Neen, dat zou ik niet zeggen, Clara"
viel hij: haar 111 de rede; „ik zo-u, 11a de
gesprekken welke er nu en dan tusschen
ons hebben plaats gehad, al leidden zij
niet tot een formeel® verklaring, mijn be
zoeken bij u niet mogen opschorten
alvorens u esnige opheldering van mijn
gedrag te geven, en dat is o-p heden
het doel van mijne komst".
„Wat zegt ge? Heb ik u goed verstaan
Gij komt vertellen, dat -gij mij voortaan
niet meer zult bezoeken, dat wil zeggen,
om voorgoed afscheid van nijj te ne
men? sprak zij me-t een verontwaardiging
die eigenlijk ontsteltenis meest heet-en.
„Wees nu niet zoo kwaad op mij", zei
de hij, „en luister bedaard, ik zal u de
redenen van mijn bezoek blootleggen".
„Ga daar zitten", riep zij diep bewo
gen. hem met een wilden ruk oen stoel
aanbiedende, waarna zij op een anderen
tegenover hem plaats aam.
„De ijzingwekkende gebeurtenis wélke
er gisteren met liaura nceft plaats ge
vonden. is mij ter ooren gekomen, en 'ik
kom <rm 'van mijn belangstelling en
deelneming te doen blijken".
„Dus, dan komt ge eigenlijke Laura
een bezoek brengen en niet mij?" viel zij
hem weder, maar thans met de oqgen
vol tranen, in de rede.
„Stel u gerust", sprak hij zoo bedaard
mogelijk, „ik kan u de verzekering ge
ven. dat Clara Bo-lard de hoofdleiding
tot mijn bezoek van heden is, maar zeg
mij nu eerst hoe Laura en hare moedor
het maken het is een vreeslijke .ge
schiedenis,"
„Zij' bevinden zich beiden nogal wel",
was liet antwoord, „maar gevoelden na
tuurlijk behoefte vanmorgen wat langer
te rusten dan gewoonlijk.
Alles is gelukkig af ge loopen. Zijt
ge met de gansche toedracht dor zaak
bekend?"
„Ik heb den timmerman gesproken,
dié heeft mij alles verteld. Nu, welke ont
eteltenis en schrik dje hoosaardige goart
van een Spantaer, of hoe hij ticelen mag
ook teweeg heeft gebracht, het is thans
met hem gedaan, niemand heeft meer
iets van hem te vreezen. Wolk eoi-
afschuwelijk monster."
„Ja, wel een afschuwelijk monster",
riep zij nadenkend... „Maar. nu waar
om zijt gij zoolang weggebleven. Het zal
mij benieuwen, hoe ge uw gedrag voj
dedigen zult",
„Dat is zeer gemakkelijk te verdedigen",
hernam hij, „ofschoon ik er eigenlijk
tegen op-zie, om er een begin mede te
maken".
„Nu, dat wil ik wel gelooven", riep
zij schamper lachend.
„Neen, het is maar dat ik genoicMzaakt-
ben mijne eigen zwakheid te bekennen
en dat vinu ik niet zeer aangenaam
voor mijn gevoel".
„Dat is ten minste niet onoprecht,"
kom, ik zou maar beginnen zooals het
valt.," „Nu dan, ik moet u bekennen,
dat ik mij nog niet op mijn gemak be
vind sedert ik in Frankrijk mijn betrek
king heb aanvaard. Ofschoon 'ik die lie
den daar ginds zeer goed heb kunnen'
voldoen, haakte ik altijd naar mijn ytien
den te MaxrelhoeL
(Wordt vorvolgdv)