NIEUWS- EN ADVERTENTIE BLAD VOOR NOORD-HOLf ANHB Door Centraal Europa, BUITENLAND HET WITTE HUIS. No 97 Dinsdag 27 April 1920. 13e Jaargang FEUILLETON Verschijnt dagelijks Bureau: HOF 6, ALKMAAR. Telefoon: SÏHSSPÊff "l Per levensmiddelentrein naar Weeaen Hef Legervraagstuk. De conferentie te San Memo. 1i: OIVS BLAD Abennementcprilci Per kwartaalf 2,—, franco per poet f 2.50} Met Geïllustreerd Zondagsblad f 0.45 hooger. Advertentieprijs! Van 16 regels f 1.25 elke regel meer t 0.25 j Reclames per regel t 0.75Rubriek „Vraag en aan bod" bij vooruitbetaling per plaatsing f 0.60. Aai> alio abcnns's wordt cp eaitvraeo gratis een polis verstrekt, welke hen verzekert tegen ongevallen tot een bedrag van f600,—f 400,—, f 200,—, flOO,—f60,f 3S, f 16. IV (In den trein van Zevenaar naar Hagen.) Door het Roergebied. Per levensmiddelentrein door het Roer gebied Wie had dat een maand geleden durven denken Een maand geleden, toen ik dezelfde streek, waar wij op dit moment doorheen stoomden, niets veilig was, toen de le- vensmiddelennood daar zoo ontzettend was, toen meerdere Duitsche treinen met levensmiddelen eenvoudig aangehouden en leeggeplunderd werden, toen de sparta-n cisten de brutaliteit zelfs zóó ver dreven, dat zij een D-trein, die op hun signaal niet wenschte te stoppen, een losse machine achterna zonden met bewapende arbeiders, die zóó lang en zóó hevig op den vreedza- men trein vuurden, dat deze wel tot stil staan gebracht moest worden en de heeren Spartacisten ook op dezen trein hun plun- derwoede konden botvieren Per levensmiddelentrein d or liet Roer gebod We huivéren een beetje bij de gedachte maar als we door onze treinraampjes naar buiten kijken, dan zien we alles rustig - de arbeiders zijn aan 't werk, zij het dan ook in nog trager, lamlendiger tempo dan zekere arbeiders in Holland, en het ceni- ge „spartacisme," dat we waarnemen, is, dat 'n halfsoldaat-halfburger bij een trein- halte niet nalaten kan ons een grimmig- heidje toe te roepen, omdat we in Ie en He klas-wagon reizen l „Welch ein Unsinn Welch ein Blödsinn klinkt het ons toe. 't Is rustig in het Roergebied er wordt weer gewerkt. Geweldig gewerkt 't Is een eindeloos, een welhaast verbijste rend af- en aan-rijden van kalen treinen zonder treinen. Zwaar gevuld doorkruisen ze' de spin- newebben, de labyrinthen van spoorlijnen om van hier van daar na tusschen- poozen van minuten, van seconden te ver dwijnen in de richting van Holland. O! Wie in 't Roergebied gezien heeft, wél ke ladingen kolen en cokes aldoor maar, zonder rust, door Duitschland naar Frank rijk gezonden worden, moéten worden gezonden, hij beseft, welk een verschrik kelijk vredesverdrag er gesloten is, hij voelt dvt Dii schland op deze wijze gestaag en voor hoe langen tijd de beste levens sappen worden afgetapt. Vól ijlen de treinen heen, léég keeren zij terug. En dat duurt maar voort's morgens, 's middags, 's avonds's nachts Om te kunnen begrijpen, hoe het moge lijk is, dat Duitschland al maar door zul ke ontzettende hoeveelheden steenkolen af levert, moet men al is het dan ook maar van uit den trein de ondenkbaar groot- sche industrie in het Roergebied gezien hebben. Heel het Roergebied is verindustried op, onder en boven den grond Waar het oog ook schouwt, óveral mij nen, fabrieken, loodsen, kranen, gascylin- ders Boven de pyramidale, hier en daar nog gloeiende en rookende sintelbergen, welke zóó hoog zijn, dat mannen, die zich halver wege er óp bevinden, kindertjes gelijken, zwevend aan strakke draden in vlugge vaart de stortwagentjes af en aan for midable bruggen overspannen de hier en daar niet geringe diepten in de terreinen had de industrie een hoogte of een dijk noodig, de hoogte of de dijk werd opge worpen. In de diepte doorkruisen breede vaarten het terrein voor „nat" kolen vervoer stond een heuvel een verbinding daarbe neden in den weg, welnu men groef een tunnel. Is het industrie-gebied grootsch en mach tig van aanblik, schóón is het niet. De industrie-werken, als ook de weinig vriendelijke arbeidershuisjes, 't is alles overtogen van een troostelooze vaalheid donkerte van rook en smoor hangt er al toos overheen, de hemel kan er niet blauw weerblinken in het water, de zón kan er niet blij schijnen Met heimwee zien wij dan ook uit naar de vredige, schoone, met stille tooverij aan trekkende heuvel- en berglandschappen, wel ke wij in vochtige, mistig-vale verte waar nemen, waarheen de trein ons vóórt- draagt.... in Ten slotte enkele woorden over de vraag „Aan wie moeten onze militairen ter oefening worden toevertrouwd?" De vraag of de tegenwoordige superieuren officieren en onderofficieren, beroeps, zoowel als verlofs aan de te stellen eisclren, van ons Katholieke voldoen, meen ik zeer zeker ontkennend te moeten beantwoorden. Men zegt dit kinderen op te voeden een moeilijke taak is, hoeveel moeilijker is het dan niet „menschen" op te voeden. En toch de 19 en 20 jarigen, die als recruut uit verschillende landstreken, met verschil lende ontwikkeling, onder de Wapenen komen dienen door hun superieuren opgevoed te worden in den meest volstrekten zin des woords. Hoenig zeide eens„Der offizier muss eigentlich heute neben anderem Herr auf physikalischen und psychologischen Geliete sein, sonst ist er nur ein Corporal ein Handwerker in seinem Tache". Stelt men inderdaad deze eisch en in theorie is er alles voor te zeggen dan geloof k dat de meeste officieren zelfs de korpo raalsrang niet zouden weten te behalen, laat staan de onder-officieren. Immers waar zouden ze de kennis vandaan halen. Tot voor kort werd op de Koninklijke Militaire Academie wel onderwijs gegeven in de paardenkennis, maar onderwijs in „Kennis van den mensch" achtte men blijkbaar overbodig 1 Meer eenzijdige opleiding als die tot offi- cer is ni t denkbaar. Opgesloten als op een kostschooltje bijna wil ik zeggen een „jonge dames" kostschoolleven de cadet ten daar op de K. M. A. (over de cadetten school mijn meening maar niet eens zeggende, uit vrees voor „scherp" uitgemaakt te wor den onbekend met de maatschappij en haar samenleving, onbejiend met de menschen en de nooden des volks, om dan plotseling, na r" officiersrang te hebben bereikt we du;v n het woord te gebruiken „losgelaten" L_ worden op de soldaten die zij, die. zelf nog zoo hard opleiding en opvoeding behoeven, moeten „opvoeden" De volksmond spreekt zoo gaarne al dan niet terecht, waarover nader te spreken zou zijn over studenten, die, afgestudeerd als „jonge broekjes" op de maatschappij worden losgelaten welke benaming zou men dan wel niet moeten geven aan de jonge officieren. Officier zijnde, worden ze bekleed met een fabelachtige macht, zij hebben het veelal in hun hand, door rapporten, die o zoo gemakke lijk te maken zijn, menschen te straffen of te doen straffen, uit hun gezin te rukken,' om kleine vergrijpen, Waar een burger om lacht, maar waarvoor een militair zijn vrij heid kwijt raakt, zoo niet erger. In niet minder mate geldt dit voor de onder officieren en evenzeer zij het niet zóó in het oog loopend voor het verlof spersoneel. Zeker nu weet ik wel, dat men mij zal kun nen toevoegen„ja maar het jonge kader, moet door zijn commandanten worden opgeleid". Ja, de voorschriften geven dit aan inderdaad, maar de gunstige uitzonde ringen daargelaten zeggen vele superieu ren „ach, je komt van de Academie of van de „school", en weet er dus meer van dan ik"! alsof voor een officier alleen kennis noodig ware van de droge militaire (en dus achter lijke) voorschriften Het vloekverbodoch kQm, ieder die in dienst is geweest, heeft het resultaat, gelijk nihil nagenoeg, kunnen constateeren. Dit 1 3 zou zich minder erg doen gevoelen, indien ue selectie van hen, die tot olficier en onderofficier wenschen te worden opgeleid, scherp werd doorgevoerd, maar ook hiermede is het even droevig als met al het andere gesteld. Wanneer wij zien, hoe weinigen op de K. M. A. de officiersrang niét bereiken, wanneer we zien, wie in de mobilisatie zij het dan ook in een noodtoestand - tot verlofsofficieren zijn opgeleid en benoemd, dan is het woord „treurig" dat men veelal hiervoor geeft, een nog veel te fraaie bctite ling. Neen, wij dienen er vooral als katholiek hebben wij hierbij het grootste belang voor te zorgen, dat in onze toekomstige weer macht, de meest hoogstaande menschen alleen tot superieuren worden benoemd, dat hun opleiding in de.burgermaatschap- opij plaats hebbend volkomen zij, en dat naast een grondige ^militaire kennis, het „moreel" der aanvoersters aan de meest hoog te stellen eischen beantwoordt. Aan zulke menschen Kunnen wij ons cn onze mannen toevertrouwen, aan zulke die ook thans (zij het slechts bij uitzonde ring) ons leger telt mannen rekenen wij nët ons 'töt cën „üpv'ööding" te wurdsn-toe- vertrouwd. Dan, doch ook dan alleen, zullen wij als betere mannen den dienst verlaten, dan wij er naartoe gingen. Resumeerende meen ik te mogen vaststel len, dat mijn persoonlijke overtuiging is, dat wij als katholiek er voor alles naar hebben te streven, dat in de toekomstige weermacht en bij welk systeem -ook (dat geheel aan de „militair-deskundigen" overlatende, althans uit een godsdienstig oogpunt beschouwd) ie hoe eer hoe beter de kazernes verdwijnen cn er een systeem ontworpen worde, waarbij geen kazernes van noode zijn (hoogstens een kamp voor een of twee weken). 2e de selectie tot ende opleiding voor aanvoerder, aan wie. onze militairen zullen worden toevertrouwd, zoo volmaakt mogelijk zij. Weten wij dit te bereiken, dan kunnen wij er van overtuigd zijn, dat vj op gods dienstig gebied een zegenrijke overwinning zullen hebben behaald en de rampzalige oorlog van 1914 tenminste nog enkele vruch ten zij het ook duurgekochte wel hebben afgeworj e 1. Mijne meening gaarne voor beter gevende, bied ik deze korte bes.chorrwing aan aan hen, die straks geroepen zullen worden, zich, hetzij in Kiesvereeniging, hetzij elders, een oordcel te vormen over een -ontwerp eencr nieuwe Legerorganisatie. H. KUSTERS. Besluiten. Reuter meldt uit San Ren» hot offici- eole bericht, dat een vertegenwoordiger van de Amerikaansche ambassade te Pa rijs met instructies uit Washington te San Rem o aankwam en dat onmiddellijk daarna de Amerikaansche ambassadeur te Rome (die te San Eemo verblijft), zich naar de Villa Decachoa begaf o-m de vre desconferentie bij te wonen. Gemeld wordt dat de conferentie heeft besloten in het vredesverdrag met Turkije de verklaring van Balfour in ie lassen waarin wordt ge zegd, dat Palestina zal worden een natio naal tehuis voor de Jotleu, met erkenning van de rechten der Arabieren en de rech ten der Joden in andere Landen. De volgende mandaten zijn definitief v-erleend: Mesopotamia en Palestina aan Groot-Bri ttann;Syrië aan Frankrijk. Aan Wilson zal worden gevraagd om als arbiter op te treden ten aanzien van de grensregeling van Armenië. Smyrna en omgevend gebied blijft on der Turksohe snzereinite.it, welke hieruit zal blijken, dat de inwoners geen afge vaardigden naar bet parlement te Athene zullen kunnen zenden. Smyrna krijgt ech ter oen eigen parlement en na vijf jaar zal dit zich voor een vereeniging met Griekenland kunnen verklaren .De Turk sohe suzereiniteit eindigt dan natuurlijk. Ook hield ze zich bezig met de verkla ring, die zal worden gepubliceerd over de overeenstemming tusschen Lloyd George en Millerand verkregen en waarmede de Italiaansche delegatie instemt. Nader wordt gemeld: De Opperste Raad (Nitti, Seialoja, Mil lerand, Bertholot, Lloyd George, Ourzon, Ma tg in, Johson) besprak de kwestie der mandaten over Palestina, Syrië en Meso- potamië, nam een beslissing in de kwes tie van de vorming van een nieuwen Armeensehen staat en behandelde ten slotte de kwestie van de hervatting der handelsbetrekkingen met Rusland in ver band met de onderhandelingen met de Russische handedsoommissie, die zich thans te Kopenhagen bevindt. Nitti gaf een overzicht van den huldigen stand van de Adriatische kwestie en van het stand punt der Italiaanische delegatie, waarop Lioyd George en Millerand de meening .van hun respectievelijke delegaties ten beste gaven. De kwestie zal opnieuw on derzocht worden. Vervolgens behandelde d® Raad in hij zijn van Hijmans en Jaspar de kwestie van de nakoming van het vredesverdrag door Duitschland. Nog wordt uit San Remo geseind: Twee ontworpen voor een verklaring aan Duitschland, een Frarische en een Engelscho, werden opgesteld, maar ten slotte tot één tekst verwerkt. In het do- kument verklaren de geallieerden, dat zij bet verzoek der Duits okers, tot uitbrei ding van bet leger tot 200.000 man afwij zen; dat het noodzakelijk is het totaal be drag der door Duitschland verschuldig- do schadeloosstelling vast te stellen cn tenslotte dat Duitschland liet verdrag zal moeten naleven, daar de geallieerden an ders tot dwangmaatregelen zullen moeten overgaan. De houding van Lloyd George. In verhand met bovenstaande is het van belang kennis te nemen van een verslag in de „Times" over bet onderhoud dat mi nister Lloyd George te San Remo met En- geleche en Amerikaansche journalisten had. De minister beantwoordde verschil lend© vragen. Zoo noemde hij de berichten over het oefenen van pressie op Duitsch land door het onthouden van levensmid delen, courant-praatjes. Als er een schen ding van het vredesverdrag plaats heeft, zeide hij, zullen middelen moeten worden toegepast om de uitvoering' van het ver drag te verzekeren, maar aard en omvang dier maatregelen zullen afhangen van den aard van den inbreuk op het verdrag. Do minister was niet voor een economische pressie, die onthouding van levensmidde len zou tengevolge hebben. Er werd in Duitschland al genoeg honger geleden. In de bezette gebieden kreeg de bevolking maar een derde van wat de normale voe- dingsslandaard kon worden geacht. Maa welke middelen men ook zou toepassen, do uitvoering van hot verdrag moest worden verlangd. In antwoord op een ander© vraag, zeide de minister, dat liij niet ge loofde dat een dor geallieerden alleen zou handelen. De geallieerden behoorden samen te handelen. Er zou een tijd kunnen komen dat Duitschland weer machtig zou worden en daarom behoorde men bijeen h blijven, maar liet denkbeeld dat D ui toch - land op het oogenblik een ernstige be dreiging zou zijn voor de veiligheid van. de geaUi-eerden, is z.i. fantastisch. Uit de mededeelingen van Britscke officieren uit alle deelen van Duitschland bleek, dat Duitschland vrijwel verlamd is. De bevol king is uitgeput en de regeering zm zwak. dat Duitschland is als een lidman: waarvan de ledematen de hevelen van lie. hoofd niet meer volgen. Dat was z.i. grootste moeilijkheid op het oogenb- - Een der moeilijkheden was do weigerin» van Beieren om Berlijn te gehoorzame-. maar de bezetting van het Ruhrgebied- er van een deel van Pruisen was niet de be te methode om pressie te oefenen op Beieren. Lloyd George meende verder, dat de vrees voor bolsjewisme in Duitschland niet overdreven is, al vertrouwde hij dat het Duitsche karakter het niet gereedelil-k zou aanvaarden. Het Kapp-inoident toon de dat Duitschland niet geneigd is een militaire beweging te ondersteunen. Op een vraag, omtrent de laatste Duit sche nota, zeide de eerste minister, >'at de kwestie deze is, of 100.000 man vo1uc*jb& zijn om de orde te handhaven. Hem was verteld dat Millerand zou hebben gezegd dat maarschalk Foch een leger van 200.000 man noodig achtte voor Duitschland. Maar dat was, en deze opmerking van Lloyd George was karakteristiek, toen nog gemeend werd dat Amerika mee zou doen aan de waarborging van Frankrijk» veiligheid. De toestand was nu echter door Aniexika's houding veranderd. Lloyd George voegde hieraan toe dat alle mili taire deskundigen indertijd een leger van -00.000 man noodig achtten, Maanschali Foch echter had voorgesteld een 00a- scriptieleger voor Duitschland van dien omvang. Maar dit voorstel was verworpen omdat Duitschland zoo in tien jaar ovei een leger van 2 millioen geoefende man nen zou beschikken. Dat was te gevaarlijk. Daarom werd een vrijwilligersleger met langen diensttijd voorgeschreven. Toen verlaagde Foch het cijfer tot 100.000 inan. Lloyd George die Amerika's onthou ding betreurde ontkende ten slotte nog dat hij ooit een herziening van het vredes verdrag had voorgesteld, GELENGDE BUITENL. BEHiCHTESï, De verkiezing van den Duitschen rijks president. De nationale vergadering in Duitschlanc heeft haar goedkeuring gehecht aan het wetsontwerp, re^e.ende de ve kiezing van den rijkspresident. De bekieeder van de hoogste waardigheid in het land wordt gekozen door het volk oireci bij absolute meerderheid. Wordt deze bij de eerste stemming niet verkregen, dan is hij ge kozen, die bij de tweede stemming, de 168.) Welk meisje is er, dat 't 'den jonkman-, welks haar vroeger het hof maakte, ver geeft, wanneer zij' zich naderhand door hem veronachtzaamd ziet, en hoeveel zwaar der wordt in haar oog zijh misgreep, wan- heer zij' hem, als hij zich weder vervaar digt haar toe te spreken, daarenboven van eigenbelang moet verdenken, >»Ha eindelijk komt hij toch weer op dagen mompelde zij- eenigszina sciiam- per in zich zelve. „Was hij nu ook maar weggebleven. Mijnheer had in den laatstein tajd geen zin in de arme Clara Bolard, .maar nu haar onverwacht de rijke erfenis jyan haar oom, waarop hij- niet meer ge rekend had, is toegewezen,schijnt zij hem een nogal btgeferbare partij, en zal hij' zich eens verwaardigenom met een huwelijksvoorstel voor den dag te k'omen". Ondanks de grieven welke Clara tenen den jongeling- voedde, had zij echter 111 et opgehouden hem lief to hebbea, en kostte 't haar moeite zich te bedwin gen om de deur niet voor hem te openen, nog zwaarder viel het haar- zich het voorkomen van misnoegen en verstoord heid te geven wat haar vrouwelijke eigen waarde haar in deze voorschreef. „Hij zal er toch van hebben", fluis terde zij, en bleef mei haar rug naar de deur gekeerd staan, toen zij hoorde, dat Charles onaangediend de kantor binnentrad „Goeden, morgen, Clara, hoe gaat liet u" waren zijn eenvoudige woorden. „Komt men tegenwoordig maar binnen zonder zich eerst te laten aandienen?" sprak zij met een gelaat, waarop Charles een goed geslaagde nabootsing van nan donderbui waarnam. „Ik zag u alleen in de zjjkamer, en daar ik afging op de vriendschappelijke verhouding, welke er sinds lang tusschen ons bestaat, en wel begreep, dat mevrouw en Laura nog niet bij de hand zouden zijn, cracht ik dezen vorm voor heden to mogen verzuimen", zeide hij,,, cn vervolg de toen zij zwijgend bleef staan: „Zoo ge 't echter verkiest zal ik datgene herstellen, waarin ik te kort ben geschoten' „Gij' zijt wel goed", hernam zij nog even gramstorig, „en nioet u nog wel op „oazo verhouding" beroepen; 't is wat moois. In hoeveel tijd heb ik u wel niet gezien?" „Zijt gij boos op mij, dat ik zoolang van u weggebleven ben?" .vrceg hij go-edig „Als ik die vraag bevestigend beant woordde, aoudt gij mij wellicht toevoegen dat ik niet het minste recht had op bezoeken van n te rekenen... en..." „Neen, dat zou ik niet zeggen, Clara" viel hij: haar 111 de rede; „ik zo-u, 11a de gesprekken welke er nu en dan tusschen ons hebben plaats gehad, al leidden zij niet tot een formeel® verklaring, mijn be zoeken bij u niet mogen opschorten alvorens u esnige opheldering van mijn gedrag te geven, en dat is o-p heden het doel van mijne komst". „Wat zegt ge? Heb ik u goed verstaan Gij komt vertellen, dat -gij mij voortaan niet meer zult bezoeken, dat wil zeggen, om voorgoed afscheid van nijj te ne men? sprak zij me-t een verontwaardiging die eigenlijk ontsteltenis meest heet-en. „Wees nu niet zoo kwaad op mij", zei de hij, „en luister bedaard, ik zal u de redenen van mijn bezoek blootleggen". „Ga daar zitten", riep zij diep bewo gen. hem met een wilden ruk oen stoel aanbiedende, waarna zij op een anderen tegenover hem plaats aam. „De ijzingwekkende gebeurtenis wélke er gisteren met liaura nceft plaats ge vonden. is mij ter ooren gekomen, en 'ik kom <rm 'van mijn belangstelling en deelneming te doen blijken". „Dus, dan komt ge eigenlijke Laura een bezoek brengen en niet mij?" viel zij hem weder, maar thans met de oqgen vol tranen, in de rede. „Stel u gerust", sprak hij zoo bedaard mogelijk, „ik kan u de verzekering ge ven. dat Clara Bo-lard de hoofdleiding tot mijn bezoek van heden is, maar zeg mij nu eerst hoe Laura en hare moedor het maken het is een vreeslijke .ge schiedenis," „Zij' bevinden zich beiden nogal wel", was liet antwoord, „maar gevoelden na tuurlijk behoefte vanmorgen wat langer te rusten dan gewoonlijk. Alles is gelukkig af ge loopen. Zijt ge met de gansche toedracht dor zaak bekend?" „Ik heb den timmerman gesproken, dié heeft mij alles verteld. Nu, welke ont eteltenis en schrik dje hoosaardige goart van een Spantaer, of hoe hij ticelen mag ook teweeg heeft gebracht, het is thans met hem gedaan, niemand heeft meer iets van hem te vreezen. Wolk eoi- afschuwelijk monster." „Ja, wel een afschuwelijk monster", riep zij nadenkend... „Maar. nu waar om zijt gij zoolang weggebleven. Het zal mij benieuwen, hoe ge uw gedrag voj dedigen zult", „Dat is zeer gemakkelijk te verdedigen", hernam hij, „ofschoon ik er eigenlijk tegen op-zie, om er een begin mede te maken". „Nu, dat wil ik wel gelooven", riep zij schamper lachend. „Neen, het is maar dat ik genoicMzaakt- ben mijne eigen zwakheid te bekennen en dat vinu ik niet zeer aangenaam voor mijn gevoel". „Dat is ten minste niet onoprecht," kom, ik zou maar beginnen zooals het valt.," „Nu dan, ik moet u bekennen, dat ik mij nog niet op mijn gemak be vind sedert ik in Frankrijk mijn betrek king heb aanvaard. Ofschoon 'ik die lie den daar ginds zeer goed heb kunnen' voldoen, haakte ik altijd naar mijn ytien den te MaxrelhoeL (Wordt vorvolgdv)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Ons Blad : katholiek nieuwsblad voor N-H | 1920 | | pagina 1