kalen
staf, Haarlem
KI SUFT
s Alkmaar,
R.-It. NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR NOORD-HÓL?AN©
(No. 125
V. Gasthuis
Beukenplein
nigmg
'SLECHTS EEN DROOM
Dinsdag 1 Juni 1920
13e Jaargang
.35 - f 1.75
Telefoon 48.
en Karpet.-
ifelkleeden*
nü a oonlanf.
it ii 8,
IS® handels.
000.
geld ©n
vast,
Door Centraal Europa
Zondes* draai- en omwegen
s.v.p.
Wat de Pers zegt
BUITENLAND
FEUILLETON.
'«Brilt.
£N.
Gevestigd. 1897.
röle, Liquidatie enz.
goede, gebruikte en
kelen o.a. Salon- en
nahonie, Spiegels en
pkamers, ook aparte
n schitterende party
el- en Divanklecden,
i Kaststellen, kristal
skamer- en Keuken-
meubelen en verder
noon Z 6836.
SCHAGEN,
EL).
N.
EN.
aroma
d uib
fabriek
kn den
evember 1904.
GEN 5 pCt.
iAALKADE 44, Alkmaar
[ER Ai,. Kassier
6bo!inemantBpj'i|si
Pei kwartaalf 2,—, franco per post 1 2.6-9}
Met Geilluatreerd Zondagsblad f 0.45 hooger.
Verschijnt dagelijks
Bureau: HOF 6, ALKMAAR. Telefoon: J£?
Advartoritceprijs:
Van 15 regels f 1.26 elke regel niter t 0,25}
Reclames per regel f 0,75; Rubriek „Vraag en a&e>
bod" bij vooruitbetaling per plaatsing f 0.60.
km allo abonné's wordt cp seinvrsag BrstSs een polis verstrekt, welk© hen verzekert tea®» ongevallen tot east bedrag van fSOO,—f400,— f200,-, flOO,—«60,-, «3S,— 9 13.—
BRIEVEN UIT WEENEN.
X.
BI T EEN HOLLANDSCHEN
PASTOOR OP. HET OOSTEN-
RIJKSCHE PLATTELAND.
(Vervolg.)
.Triomphantelijk kwam de pastoor
.weer in de kamer; 't was gelukt: het
jneuu was in orde, en zijn zwarte jas
verwisselend (hij moest zuinig zijn!) te
gen een colbert-huisjasje, vertelde hij
ons met een beminnelijk optimisme, dat
.we vergeleken bii vroeger van
daag. een feestelijk menu hadden, dat
men vroeger vaak gewoonweg honger
had geleden.
't Was gedurende en na den oorlog
steeds erger gewordenaan alles kwam
gebrek, aan alles, maar vooral aan vet.
In 1919, toen had hii nog eens
een buitenkansje gehad: bii een der boe
ren was een koe aan darmziekte ge
storven, en van dat beest had hii' 7 K.G.
vet gekregen; 3 K.G. daarvan was
eenigszins eetbaar, met de overige
4 K.G. had hij een kaarsenmakerij voor
kerkelijk en huiselijk gebruik opgezet,
want u moet weten, zoo vertelde onze
eerwaarde gastheer levendig, dat we in
dien tijd geheel zonder licht zatenging
„het groote licht" uit, dan moesten we
naar bedde zelfgemaakte electrische
„installatie" dateert van later
We hebben onder gemoedelijk ge
praat het menu van den dag „afge
werkt" en nu zou 't van grove on
dankbaarheid getuigen, wanneer we zei
den. dat 't ons niet bijzonder gesmaakt
heeft; doch 'n goed verstaander heeft
maar 'n half woord noodig .gaar
ne hopen wij, dat de goede Holland
sche pastoor, die zich daar op het Oos-
tenrijksche platteland in waarheid op
offert voor het zieleheil der menschen,
als een missionaris in onherberg
zaam oord óók eens wat échte !e-
yc::--middelen ,uit Holland ontvangen
inag
In Holland hebben de priesters het
over 't algemeen allesbehalve rijk,
doch in Oostenrijk zijn zij er veel slech
ter aan toe, ondanks het feit, dat
Holland in Oostenrijk nog steeds half
en half als missieland, „in partibus in-
fideiium" beschouwd wordt en Oosten
rijk als een Roomsch land geldt!
Het Oostenriiksche volk vooral ten
plattelande—is nog kinderlijk Roomsch
dat bleek ons uit den eerbied, waar
mede onze priester-gezel op een mid
dagwandeling door de landlieden aller
wegen begroet werd: „GeSobt sei jesus
Christus!" klonk het luid over de
velden en van uit huizen en stallen,
al waar wii Jangs traden en van over
al huppelden de kinderen naderbij om
den priester eerbiedig de hand te kus
sen; midden in het dorp, op een
soort marktveld, waar zich het paar-
denwed bevindt en waar 's zomers-
avonds jong en oud zich verzamelt om
het landelijke nieuws knus gemoede
lijk te vernemen, over te vertellen en
uiten treure te bespreken, midden in
het dorp, half verscholen onder het
lammer van wat eeuwenoude boomen,
vonden we een kapelletje, en de dorps
priester vertelde ons, hoe de bevolking
van heinde en verre iederen Zaterdag
avond hier bijeenkomt om zonder pries
ter geheel op eigen gelegenheid
gezamenlijk den Rozenkrans te bidden,
een oude dorpeling bidt vóór en tot
ver in de omgeving klinkt door den
stillen avond het luicl-smeekende na-bid
den der verzamelde dorpsmenigte.
Die devotie moet stammen uit den
tijd, toen de zwarte pest in de 14de
eeuw schrikbarende verwoestingen
aanrichtte onder de bevolking, waar
aan nog vele sceenen kruisen langs de
landwegen herinneren, waaronder, naar
de volksoverlevering wil, tallooze pest-
lijders begraven zouden liggen; an
dere kruisen, alsook devotie-kapelletjes,
zouden herinneren aan eenig daar ter
plaatse gebeurd ongeluk: dat er een
man of een vrouw door den bliksem
getroffen werd of dat er iemand ten
gevolge van een beroerte plotseling
dood inéénzakte
Het volk van Frauenhofen en om
streken heeft in den loop der eeuwen
wèl geleerd, een eigen priester te ont
beren; in de 17e eeuw toch werden
tot tweemaal toe al de kerken en ka
pellen daar door de Weenen-belegeren-
de Turken met den grond gelijk ge
maakt, met het gevolg dat er mede
in verband met gebrek aan priesters
vaak lange tijden voorbij gingen,
dat Frauenhofen geen eigen priester
had.
Zoodat men aan het Zaterdagavond-
sche Rozenkransgebed der dorpelingen
in het marktveld-kapelletje tevens ook
eenige historische beteekenis toekennen
mag,
Dit Gostenrijksche volk we heb
ben het ervaren en gevoéld bii ons be
zoek aan enkele boerderijen, dit Oos
tenriiksche volk is nog kinderlijk
Roomsch, al kunnen wii ietwat Fran-
sche luchthartigheid in hetzelve niet mis
kennen, dit volk leeft nog geheel óp in
het geloof zijner vaderen, eenvoudig,
oprecht, gemoedelijk énblij.
Gaarne zouden de landlieden hun
nen pastoor den strijd om een sober be
staan wat verlichten, hem méér bijstaan
met gaven en giften, en men gééft ook
inderdaad, wat men maar eenigszins mis
sen kan, doch men is over 't alge
meen arm, en wat men missen kan, is
zóó weinig, dat de pastoor een (laten
we 't maar ronduit zeggen) armoedig
bestaan heeft, en dat hii van angst zijn
hart vasthoudt, wanneer de wind, die er
gjÊWOldig .spoken kan in het dal, rond
het'oud-verweerde en vervallen kerkje
giqrt; zoo nu en dan vliegt errnaar
eens een stuk van 't dak af, en dan .uimt
de pastoor zélf omhoog, om het manke
ment zoo goed en zoo kwaad ais 't gaat
weer te herstellen, doch wat zou
hii moeten aanvangen, wanneer de wind
(dat kan toch ieder oogenblik gebeu
ren) eens érgere verwoestingen aan
richtte aan zijn veel-geliefd gebeden-
huisje?
Weinig, had het gescheeld, of in den
jongsten oorlog was ier van héél Frauen
hofen niet veel over geblevengeduren
de meerdere perioden bedreigden de
binnengevallen Russen de landstreek
zóózeer, dat de bevolking in de stellige
meening verkeerde, als zou aan een
Russische invasie niet te ontkomen ziin
de militaire autoriteiten dachten er niet
optimistischer over, want alles werd in
Tulln voor de „ontvangst" der Russen
in gereedheid gebracht: 't was toén
reeds teekenend voor de militaire posi
tie van Oostenrijk, dat men slechts wat
oude. versleten kanonnen en een hand
jevol manschappen beschikbaar had om
Tulln in staat van verdediging .gesteld
te houdenhet volk ontging zulks niet
en de stemming werd er niet opgewek
ter onder
De Russen zijn echter niét gekomen;
het land is niet verwoest, doch de
duld'looze ellende van den oorlog heeft
men er volop, geleden en lijdt men er
nóg, zij 't dan ook in ietwat min
dere mate dan in de groote steden.
De Hollandsche pastoor op het Oos-
tenrijksche platteland lijdt van die ellen
de niét het kléinste deel mee, doch
wié wii in Oostenrijk ook hebben hoo-
ren klagen, de Hollandsche pastoor
die in zijn eigen land toch allicht een
behoorlijke verzorging j.n een behoor-
liike pastorie had kunnen bekomen, hii
klaagde niet; als een waarachtig mis
sionaris heeft hii geleerd, zich alles te
ontzeggen, en nog steeds moeten
wii eraan denken, met hoe heilige over
tuiging hii ons verklaarde, dat hii zich
innig gelukkig voelde in zijn grooten,
schoonen plicht, het Oostenrijksche plat
telandsvolk zoo kinderlijk-, zoo gelukkig-
katholiek te doen blijven, als het thans
nog is, ondanks het veeivuldiger wor
dend bezoek van roode propagandisten.
Voor géén pastoraat in Ho.land zou
hii zijn schoone geestelijke functie wil-
'en vaarwel zeggen!
De Hoefijzer-redacteur van het „Hbld."
schrijft naar aanleiding van het onlang-s
gehouden Socialistisch Congres
„De S. D. A. P. maakt, gelijk trou
wens het socialisme van haar geest
verwanten over hsel' de wereld, een
crisis van malaise, van twijfel en on
zekerheid door, van tasten naar de
juiste methode van aetie. Men behoeft,
om dat te beseffen, de verslagen van
bet Haarlemsehe Congres maar goed
te lezen. Want dan wordt men, onder
al het lawaai tegen den kapitalist, ge-
beersebtie, zoowel (nog steeds) ten aan-
zeling die er op alle hoofdpunten
heerschte, zoawel (nog steeds) ten aan
zien van de revolutie (zelfs in de rede
van mr. Troelstra), als ten aanzien van
wezen, doel en toepassing der sociali
satie, als ook ten opzichte der bestuurs-
verantwoordelijkheid van socialisten,
sterk uitkomend in de kwestie der wet
houders. Menig ernstig denker in de
S. D. A. P. zal dan cok allicht collega
De Roode benijd hebben, die, bij zijn af
scheid in „Het Volk", zinspelend op
den „twijfel" die bii hem was gerezen
over eenige punten, zich liever maar
wat „naar buitenaf" ging begeven.
Zoo'n politieke „retraite" zouden waar
schijnlijk ook wel andere leden der S.D.
twijfel in de partij en dat „Het Volk"
A. P., ter ernstige meditatie, wel eens
willen doormaken. Het Haarlemsehe
Congres getuigde van den innerlijken
twijfel in de partij en dat ,H.et Volk"
erover schreef als over een congres
van strijdlust, is niet anders dan de
bombarie die een ouderwetsche kiezen
trekker placht te doen maken om de
ware stemming van zijn patiënt te ver
bergen."
Dat is recht door zee en juist gezegd,
maar niet recht door zee en vooral niet
juist, is de beschouwing, die hij onmid
dellijk eraan vastknoopt.
Als voorwaarde, dat alle elementen
van orde er zoo veel mogelijk toe ge
bracht worden, om voor het Anti-Revo-
lutie-ontwerp te stemmen, acht de Hoef
ijzer-redacteur het noodig, dat bij zooveel
mogelijk voorstanders van orde, een zoo
groot mogelijk politiek vertrouwen in de
Regeering aanwezig is.
„En nu heeft en hier kijkt de anti-
clericale aap bij hem uit de mouw de
Regeering door haar Zondagswet er voor
gezorgd, om het vormen van een zoo
groot mogelijke meerderheid voor het
Anti-Revolutie-ontwerp te bemoeilijken."
Aldus de schrijver in het „Hbld."
Wel aardig gevonden, maar goed be-
sehouwd, blijft er van deze redeneering
voor iemand die doordenkt, niet veel over.
De Hoefijzer-redacteur, die van oordeel
is, dat de strafbepalingen van het Anti-
Revolutie-ontwerp „tot het minimum van
het allernoodzakelijkste" worden beperkt,
erkent, dat Minister Heemskerk in zijn
Memorie van Antwoord matigingen heeft
aangebracht.
„De Minister" zoo schrijft hij
„wekt inderdaad den indruk, dat
hij geen oud-Russische toestanden wil
invoeren (zooals hem was verweten) doch
slechts Nieuw-Russisehe wil weren."
We mogen dus aannemen, dat de man
van het „Hbld." in beginsel voor het „ge
matigde" Anti-Revolutie-ontwerp is.
Welnu, hij trede dan, zonder draai- en
omwegen in te slaan, in 't krijt voor de
wet tot beteugeling der revolutionnaire
woelingen, die om heel wat ernstiger re
denen door de Regeering is ingediend,
dan om de gedachten der Socialisten van
de malaise, waarin zij verkeereu, af te
leiden.
De Anti-Revolutie-wet en de Zondags
wet zijn twee geheel van elkander te on
derscheiden wetten.
De Zondagswet als zoodanig, heeft niets
met het Anti-Revolutie-ontwerp te ma
ken, en omgekeerd.
Natuurlijk komen ze heide voor reke
ning van het geheele kabinet.
Maar hoe men van vrijzinnige zijde ook
moge denken over de indiening der Zon
dagswet, geen ernstig liberaal, die een
juiafcen kijk heeft op de steeds duidelij
ker in 't lieht tredende omtrekken van de
teekenen des tijds, kan, zonder de schuld
eener zware verantwoordelijkheid op zich
te laden, zich keeren tegen het gematigd
Anti-Revolutionnair wetsontwerp, dat on
miskenbaar alleen ten doel heeft, die ele
menten in bedwang te houden, welke een
dreigend gevaar opleveren voor ons ge
regeld volksbestaan.
DE KWESTIE DER WIELINGEN.
Het „Vaderland" preciseert deze nieuwe,
tusschen ons land en België gelegen kwestie
en vindt haar moeilijk:
„Twee beginselen van volkenrecht staan
er in tegenover elkaar. Een deel van die
geul, die uit zee tot de Schelde toegang
geeft, ligt binnen drie mijl afstands van
de Belgische: kust, dus binnen de alge
meen aangenomen grens van de territo
riale wateren van een staat. Daartegen
over stelt ons land het volkenrechtelijk
beginsel, dat de souverein van een i-ivier-
mond ook de verbinding daarvan met de
zee beheerscht. Welk beginsel moet den
voorrang hebben?
Bij een beslissing van dat vraagstuk
zullen natuurlijk ook onze oude historische
rechten moeten wegen.
Maar dan is er het argument, ook door
minister Hymans ontwikkeld, dat onze re
geering tijdens den oorlog de factor van
haar aanspraken op de souvereiniteit af
stand heeft gedaan door zonder protest
of voorbehoud toe te laten, dat de Wie
lingen als oorlogsterrein zijn gebruikt.
Dat is een argument dat van gewicht
lijkt. Maar zou daar niet het gepaste
antwoord op zijn, dat onze regeering te
genover de oorlogvoerende mogendheden
onze souvereiniteit bezwaarlijk kon laten
gelden over een gebied, waarvan de sou
vereiniteit nog niet vaststond, althans
niet voor die mogendheden? Immers heeft
onze regeering nog in de tweede aanvul
ling op de overeenkomst me; België van
1866, welke aanvulling in 1881 is gera.
tificeerd, evenals België goed gevonden,
dat bij de plaatsing van een vuurschip bii
de zandbank de Wandelaar en bii de ver
plaatsing van het Wielinger vuurschip,
„elke kwestie van souvereiniteit van weers
zijden voorbehouden wordt." En sedert is
het zoo gebleven. Beide landen handhaaf
den hun aanspraken op de souvereiniteit
over de Wielingen. Kon onze regeeriug
dan verlangen, dat de oorlogvoerende par
tijen de souvereiniteit van ons land zou
den erkennen? België had dan immers tot
zijn bondgenooten kunnen zeggen; Neen,
de Wielingen zijn van mij, vaar er gerust
binnen! En zijn vijanden zouden zich dat
ook voor gezegd houden. Ons dunkt, dat
onze regeering, met tijdens den oorlog
geen eerbiediging van 'n nog betwist ge
bied te eischen, ziin aanspraken op dat
gebied niet heeft prijsgegeven,"
Het blad wil de zaak voorleggen aan een
scheidsgerecht van den Volkenbond of van
een ander.
DE COMMISSIE VAN HERSTEL TE
BERLIJN.
Uit goed ingelichte bron wordt aan de
Duitsche bladen meegedeeld, dat de Parij-
sche commissie van herstel heeft besloten
in Berlijn een vertegenwoordiging van deze
commissie is vestigen, die beslaan zal uit
een Franschen, Iialiaaoschen, Engelschen en
Belgischen afgevaardigde. Over het deelne
men van een Amerikaanschen afgevaardigde-
wordt nog onderhandeld.
Dé1'Volkenbond zal den 27en Juli te San
Sebastian bijeenkomen en te Brussel in den
aanstaanden herfst.
HONGARIJE EN HET VREDES
VERDRAG.
De Hongaarsche ministerraad hield zich
bezig met de vraag betreffende liet afvaar
digen van een lid der regeering ter onder-
teekening van het vedesverdrag. Volgens een
besluit van den ministerraad werd de mi
nister van verdediging, generaal Karl Stoos,
met de onderteekening van het vredesver
drag belast. Generaal Stoos zal een dezer
dagen naar Parijs vertrekken.
DESCIIANEL.
Deschanel heeft eenigen iiid in het park
van het Elysee gewandeld, en ontving daar
na den voorzitter van de Kamer, met wien
hii zich enkele oogenbliHten onderhield.
Waarschijnlijk vertrekt hii a.s. Donderdag
naar Normandië voor een rustkuur.
DE PUTSCHGEVAREN IN DUITSCIL
LAND.
Do B'erlijnselie correspondent a an cüe
„Frankf. iZtg.". heeft, naar aanleiding van
de geruchten omtrent pogingen tot 'n nieu
wen militairen Putsch, den rijksweerminis-
a a a r tiet Italia a q sgh
door IVO.
- „Virgenie, je zult juffrouw Jeannette laten
stikken. Ik verheug me zeer. U weer te
.Zien, juffrouw la Fleur." zei nu op zijn beurt
de heer Dumont. t
Jeannette reikte hem over die toonbank
>i;iende(ijk de hand en zeide: „Welkom tö
Rome!"
vNu zal ik de dames alleen laten," merkte
ie heer Dumont op, „gij heiden zult elkaar
Wel veel te vertellen hebben; ik moet een
paar schoenen gaan koopen. Na een uur kom
ik je weer afhalen, Virgenie."
„Dan alt" vroeg deze. „Over twee is beter."
„Nu goed dan." De heer Dumont Pain
lfscheid vaai de dames en vertrok
„Dus dit is nu je zaak" Virgenie'liep met
Jieisjesachtigo nieuwsgierigheid door den win-
xel en liet haar groote klare oogon over de
Verschillende kunstvoorwerpen gaan
-„Is dit niet dp Sixtijnsche Madonna dat
de beeltenis van Rafaël?" vroeg ze, voor
een paar schoone schilderijen stil blijvende
staan. En daar zijn de Pompeïaansone schil
derijen, die we in het museum te Napels heb
ben gezien. Napels beviel me höelemaal niet,
ik wilde naar Rome, naar U. Maar het ging
niet wegens mama. Zeg, en verbeeld je, die
grooLe man, Racine, was ook te Napels. Hij
zei, dat nergens liet klimaat hem zoo goed
bekwam en nergens de eieren zoo irisch wa
ren. Wat een belachelijke man, vindt ge niet?
Wat zou hij toch uitvoeren? Weet gij het?
„Neen, ik weet het niet."
Een schilder in hel hotel Pagano Zei eens:
„Dat hij zijn rust genomen had, om ruste
loos de wereld door te reizen, en zijn mede-
menschen te vervelen."
Nu, onderhoudend was hij heelemaal niet," I
antwoordde Jeannette,
„Hij was onuitstaanbaar," verbeterde Vir
genie, te Napels had hij het nogal over de
groene, do blauwe grot, en weet ik wat."
„En wat zeg je nu wel van mijn winkel,
Virgenie?" vroeg Jeannette.
„Prachtig; zit je den geheelen dag hier?"
„Neen, ander3 zit ik in de kamer nier-
naast. Maar ilc heb heden mijn boekhouder
laten uitgaan Zijn moeder is ziek en nu
moest ik zelf het boek bijhouden."
„Ach!" Virgenie zette groote oogen op. „Zit
je nu den geheelen dag te rekenen? Ik vim
het gewoonweg verschrikkelijk. Neen, dan
lees ik liever een romannetje. En hop, maak
net Felix? Ik heb hem te Napels niet ont
moet."
„Dat wil ik wel gelooven, want al zijn tijc
is in beslag genomen"
„Hoe houdt go het zonder hem uit?" in
formeerde Virgenie lachend, „Waarom moest
hij nu eigenlijk met alle geweld dokter wor
den?"
Jeannette zuchtte, „Ik wilde niet, dat J>j
uit liefde voor mij zich aan een beroep bleei
wijden, waaraan hij een hekel had. En hij
meel eerst zijn doel hereiken, vóór ,we trou
wen, Naderhand als we eenmaal getrouwd
zijn, zou dat niet meer gaan."
„Meent ge dat?" vroeg Virgenie nadenkend
Ze begreep Jeannette beeldmaat niet, maar
zijl Moeide zich zeer gestreeld, dat Jeannette
haar dit toevertrouwd had en zei met een
gewichtig gezicht: „Maar ge voelt je toch hee-
lemaal gelukkig hier in je mooie 11 iwinkel,
te midden van die heerlijk scnoone kunst
voorwerpen
„O, dat wel," antwoordde Jeannette in ge
dachten.
Hun onderhoud werd gestoord door het
binnenkomen van twee Engelschen. die eenige
voorwerpen kochten 1 s
Jeannette hielp de hoeren en Virgenie blééf
achter den lessenaar in het hoekje zitten,
waarachter ze bijna geheel schuil ging. Al
leen haar weelderig zwart haar stak nu en
dan even boven de lessenaar uit en ©en paar
donkere,, nieuwsgierige meisjesoogen keken
nu en dan de Engelschen aan
Ze had nog nooit in een winkel achter een
toonbank, zij het dan ook in een kunstwinkel,
gezeten, en het werd haar dan ook te mepde.
Na eenigen tijd gingen de Engelscnen wieg
en Jeannette ging weer naar Virgenia, Toen
greep het meisje opeens haar hand en zei
met eenige deelneming in haar stam:
„En zit je nu hier altijd, alleen, onder die
leelijke mannen- en vrouwenkoppen hoeter
raaal alleen? Arme Jeannettel"
„Je vond eerst die beeldjes on schilderijen
zoo mooi: En waarom ben ik arm?" vroeg
Jeannette
„Ach God, ik weet het ook niet," zei Vir
genie, terwijl het huilen haar nader stond
dan het lachen. „Ui heb een triestige bui. Ik
dacht bij me zelf er aan, dat je hier nu zoo
heelemaal alleen zit, terwijl je verloofd zijt.
Je moest nu kunnen dansen en lachen."
„Ik zal spoedig niet meer alleen zijn, Cpar-
lotte komt spoedig terug
„Wat, is ze nog niet 'hier," riep Vlrgenje
verwonderd
„Neen, haar opvoeding wordt op vvenscli
van onzen overleden vader in Frankrijk vol
tooid"
Het was November en zeer regenachtig
weer. Steeds woei een warme Sirocco pn
bracht Ihjeele watermassa's mee, welke de zon
verduisterden Het wilde jnaar geen winter
worden en het bleef daarentegen maar re
genen De arme toeristen der Italiaansciia
hoofdstad leden niel weinig daaronder, D6
eenige, die het nog al van een goeden kant
opnam was Virgenie, die zich binnenshuis
uitstekend amuseerde.
„Weet ge Jeannette, waarom of het mij miejt
schelen kan, of het mooi of leelijk weer is,
wei dan behoef ik tenminste met papa niet
•al die museums af te loopen en kan heerlijk
baj je Wijven. Wat zal het leuk zijn als je
zuster Charlotte komt. Zult ge me dan niet
vergeten?" 1
fcChariclte kfttei nog niet 200 jjaiiW,"