R.-R. NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR NOORD-HÖL* 4NHB
No. 127
Vrijdag 4 Juni 1920
BUITENLAND
FEUILLETON.
13e Jaargang
Verschijnt dagelijks
De R. K. Werkgevers.
Parlementaire Kroniek
SLECHTS EEN DROOM
ELA»
AbonnemenSeprijsi
Per kwartaalf 2,—, franco per post f 2.50}
Met Geïllustreerd Zondagsblad f 0.45 hooger.
Bureaus HOF 8, ALKIVMAlL Telefoon: red!ö!ctseT's JsT 433,
Advertentlepr Ijai
Van 1—5 regels f 1.26 j elke regel mear t 056}
Reclames per regel t 0,75} Rubriek „Vraag en
bod" by vooruitbetaling per plaatsing f 0.60.
Aae» alio ebonné1» wordt op asnvrseg gratis een polis verstrekt, wslko hen verzekert tegen ongevallen tot een bedrag van 1500,—, f400,—, 1200,-, 1ÏOQ,—, ISO,—, 135,— 118.—
,Voor ons ligt een ferm boek van drie
honderd bladzijden, pen weelde in dezen
tijd, waarin .wij iederen dag opnieuw be
treuren, dat, naar mate de voedselvoor
ziening ruimer wordt, de gelegenheid om
geesteujk voedsel te versciiaifen af-
ueemt: in dezen tijd, die meer dan ooit
bestrijding van liet materialisme noodig
keelt, en waarin de papieisciiaarsciite
dreigt met ons te ontnemen het krachtige
wapen van net goeue ooen, het iroomscne
dagoiad, ue zieivemteritendie lectuur.
nus kan de versenjjiimg van een nieuw
boen een vreugde zijn in dezen tijd. Maar
wanneer wij n zeggen, dat -het royale
werk, dat ons MUiwiuing gad tot deze ue-
schouwing, tot tiiei draagt: „Eerste jaar
boek der it. K. jVVerkgeversvereenigingen
in Neder nuid," zuit gij dan niet .verzuch
ten: men nad dat uure papier toch wel
aan wat beters kunnen oesiedenl
Wij geven toe, uac die eerste indruk
juist lijkt, fin toen is dit oppervlakkig
jordeei geheel en ai vaisch.
Dit boek is een getuigenis van zoo
veel overwonnen .vooioorueei, van zoo-
'yeei mooien strijd, van zooveel onver-
Wacht en bloei in het itoomsche vereeni-
gingsieven van iNeaenand, dat deze ge
denkwaardige bladen handen moeten wor
den uitgegeven, ook ai was het papier
tienmaal duurder geweest.
De. omvangrijke opsomming van wat
de it.K. .W.erkgeversverceuigiugen in het
afgeioopen jaar hebuen tot stand ge
bracht, heeft de bekwame geestelijke lei
der onzer .Katholieke patroons, prof. L-
.van Aken, geiegenneid gegeven om in
groote. ti'ekken de geschiedenis van de
K. K. .Werkgeversorganisatie hier te
lande te schetsen. Zeiden zagen wij in
juoo bondigen stijl een uiteraai'd dorre
historie levend en bezielend worden.
Terecht memoreert de schrijver in den
panvang, dat .wie in 1914 had wilLen voor
spellen, wat wij thans, en met slechts
matige verwondering, heieven en om ouis
heen zien gebeuren, ongetwijfeld voor een
fantast ware aangezien.
Inderdaad de rijke bloei van de R.K.
iWerkgeverssiands- en .vakorganisatie was
onmogeijk te verwachten van de zwak
ke kiemen, .welke nog maar luttele jaren
geleden te onderkennen waren.
En wie de waarheidsgetrouwe kro
niek nagaat, door prof. van Aken op
gesteld van af de eerste mislukte po
gingen om in 1895 te Amsterdam een R.K.
Gildenbond en in 1897 in 's Bosch een
R.K. Patroonsbond in de bouwvakken te
stichten tot de machtige en toonaange
vende R.K. Werkgeversvereenigingen
van het oogenblik, die weet in ons land
geen tweede voorbeeld in het organisa
tieleven aan te wijzen, waar zoo .weinig
kans van slagen zóó plotseling .een schoo-
ne uitkomst gaf.
Hoe scherp pn n iets-sparend heeft prof.
fan Aken deze geschiedenis, deze lijdens
geschiedenis van het te samen brengen
der Katholieke werkgevers geteekendl
Voor de vakvereenigingen der arbeiders
en haar optreden voelde de patroon, in
het algemeen gesproken, niets dan
weerzin. Elke staking was hem een gru
wel, ook al was een onbekende collega
daar het slachtoffer van en al was diens
afstraffing nog zoo ten volle verdiend.
De vakvereenigingen van werklieden
.waren in zijn oog eerst een absoluut
en later .een noodzakelijk kwaad tegen
het roode gevaar.
„De toch zoo duidelijke leer der Re-
rum Kovarum wist maar niet door te
dringen tot het bewustzijn van katho
lieke. mannen, die overigens toch in hun
privó-ieven vaak .voorbeelden waren van
Aathoiieke. trouw aan kerkelijke gebo
den en voorschriften en wier rechterhand
zooveel deed, ,wat de linker niet .weten
mocht."
noe. levendig schildert de geestelijke
leider der Katholieke werkgevers, dat
eindelijk het doelbewust vereenigings-
streveu der Roomsehe pairoons begon te
komen uit pen gevoel van saamgenoorig-
heid, van tegenweer tegen de groeiende
macht der .werkiieden-vereenigingen.
liet was reeds 1911, dat eenige zuide
lijke. Ka-koiieke werkgevers een poging
tot aaneensluiting 'waagden tot „beharti
ging der godsdienstige en zedelijke be
langen op h.et gebied der economie," maar
in de uitnoodigings circuiaire stuud ,uiL-
drukkeiijh vermeid: „liet toetreden tot
dezen Bond sluit geenszins uit het lid
maatschap uwer firma hij eenige neutrale
vereenigiug', die uwe economische belan
gen pleegt .voor te staan."
De Kaihoiiek georganiseerde werklie
den voelden aanstonds het scheeve in
dezen opzet en lieten niet na daarop te
wijzen, üieruij steun vinUend bij het Door
luchtig Episcopaat. Een strijd, die zui
verend weiklel Een kleine groep Katho
lieke werkgevers .vochten voor cle prin
cipieel itoomsche organisatie. En in Ee-
bruari 1914 ging een circulaire in zee,
onderteekend door 27 inaustrieelen uit
aiie deelen des lands, tot stichting van
een R. K. werkgeversvereeniging op Ka
tholieken grondsiag.
Hoe was zóo lang en aóo sterk verzet
mogelijk? Zeer juist geeft prof. van Aken
hierop in zijn geschtiit ergens antwoord,
waar hij schiij.t; „Ongeiijk hadden zij
(de, Kaïh. werkgevers) niet, wanneer zij
de meening .voorstonden, dat de geloofs
gevaren voor de Katholieke arbeiders aan
z.g. neutrale organisaties verbonden, veel
grooter waren, dan die voor de .werk
gevers.
Het Liberalisme, dat de neutrale werk
geversvereenigingen nog beheerschte, had
niet die zuigkracht, vermocht niet zooveel
tot afbreking yan het geloof, als het so
cialisme, dat honderden Katholieke werk
lieden deed afdwalen en van die afge-
dwaalden eenigen tot zijn leiders ver
koos.
Maar zij onderschatten toch ook den
noodlottigen maatschappeiljken invloed
van liet Liberalisme. Zij kenden en waar
deerden niet genoeg de zuiver Katholieke
leer van liet solidarisme, zagen niet het
principieel onderscheid, hetwelk tusschen
dit laatste stelsel en bet liberalisme be
staat.
Thans, na zooveel jaren, weten zij be
ter. Zij hebben ingezien de onhoudbaar
heid van het Herrenstandpunkt, van de
alleen-zaligmakende concurrentie, van het
onvolprezen eigenbelang en de tot „een
slavelijk juk" voerende absolute viijheid.
Zij weten nu en brengen het in praciijk,
dat het arbeidscontract niet eenzijdig mag
worden opgelegd of voorgeschreven; zij
weten, dat de tijd eens komen kan, waar
op werknemers op hun beurt medezeg-
gingsschap over de arbeidsvoorwaarden
zullen moeten opeischen. Zij erkennen
thans, dat niet alleen vraag en aanbod
en zuiver economische wetten over do
arbeidsvoorwaarden, loon en arbeidsduur
b.v., moeten beslissen, maar dat daarnaast
rechtvaardigheid en naastenliefde het
laatste woord moeten spreken. In de ab
solute weigering der niet-christelijke
werkgevers, om de groote gezinnen extra
te gemoet te komen, weten zij op een
maal het verschil van inzicht jn de. Mo
raal."
Dit verbeterd inzicht, die thans geves
tigde overtuiging, dat het heil'.der maat
schappij afhangt yan solidariteit, van sa
menwerking en niet- van strijd met de
arbeidersklasse, heeft dis christelijke
overtuiging, die .vrij plotselinge ommekeer
gewrocht en het mogelijk gemaakt, dat de
Katholieke werkgeversvereenigingen in
weinig jarei> zich organiseerden tot een
krachtig leven, dat anderen niet dan na
heel veel tijds bereikten; dat dia orga
nisaties van Katkoiieke patroons nu met
hun handelingen een jaarooek kunnen
vullen, dat ontsteld doet staan van on
vermoeide, overal iieengrijpende actie.
Dat de Aartsbisschop nlijkens een
eigenhandig sciirij ven .vooraan in dit werk
„met bijzondere ingenomenheid" dit jaai-
boek begroet js dan ook alleszins ver
klaarbaar, evenals 't vertrouwen, door Z.
D. H. daarbij uitgesproken, „dat de pu
blicatie van het veie goede, door deze
vereeniging reeds tot Siand gebracht, ahe
R. K. werkgevers, die zich tot nog toe
van de R.K. organisatie aizijdig hielden,
moge bewegen tot haar toe te treden."
DEN HAAG, 3 JUNI 1920.
Het schrijven van een min of meer vol
ledig verslag of overzicht van de op 2
Juni gehouden Kamerzitting, zou, gelet
op de schandelijkste houding der Socialis
ten waarmee de zitting bijna geheel ge
vuld was, zonde en jammer wezen van
het kostbare papier.
Nu, op geheel wettige wijze, waartus-
sehen geen speld tg steken is, bij meer
derheid van stemmen is uitgemaakt, dat
Dinsdag a.s. de. Anti-Keyolutie-wct in be
handeling komt, lic hen Duys en consor
ten Woensdag een voorproefje gegeven
van de obstructie, de verhindering van
een geregeld debat door gewelddadige
middelen, die Dinsdag a.s. verwacht kan
worden.
Die obstructie openbaarde zich hier in
bijna niets anders uan in gore straattaal,
persoonlijke beleedigingen en walgelijke
schimpscheuten.
Onwillekeurig vraagt men zich af: wat
is er toch aan de hand, dat de lage
scheldpartijen van Duys rechtvaardigt
tegen allen die het niet met hem en zijn
partij genoo ten eens zijn?
Welke misdaad hebben de Voorzitter
en de Rechterzijde toch begaan, dat de
man uit Zaandam alle parlementaire wel-
voegelijkkeid met voeten tredend, een
paar uur lang een snelvuur van de ge
meenste scheldwoorden, insinuaties en
smerige grappen tegen wat anderen hei
lig is, heeft uitgebraakt?
Is er een dictator opgestaan, die onze,
door de Grondwet gewaarborgde rechten
wil schenden, zooals dit in November 1918
het geval was?
Heeft een onzer legeraanvoerders, aan
het hoofd van een paar honderd bajonet
ten, het onderstaan, een aanslag te ple
gen op de onschendbaarheid der Volks
vertegenwoordiging, door deze uiteen en
de deur der vergaderzaal uit te jagen?
Geen kwestie van.
Alleen, zooals getfegd, zal Dinsdag a.s.
het Wetsontwerp, houdende nadere voor
zieningen tot bestrijding van revolution-
naire woelingen behandeld worden, na
dat het anderhalve maand geleden werd
ingediend.
Welk verwijt treft in den regel onzt
wetgevende macht?
Dat zij zoo langzaam werkt.
Nog zoo pas werd het bekend, dat op
de internationale Communistische verga
dering te C o net an z besloten is, op 15 Juni
a.e. de revolutie te ontketenen; een dei-
communistische centra's is in ons lam.
gevestigd; maar wat deert dit Troelstra,
Duys en Schaper?
Zij willen per se niet, dat ons land en
volk teg-en communistische samenzwexin
gen, die uit het buitenland worden ge
steund en gesubsidieerd, beschermd wor
den.
Zij, de vertegenwoordigers van een ver
blinde minderheid van het Nederlandschi
volk, willen niet, dat de Regeering zich
met wettelijke bepalingen wapent tegen
de overrompeling van David Wijnkoop,
of van Lenin door bemiddeling van Wijn
koop, of van Lenin en Wijnkoop samen,
door bemiddeling van Troelstra.
We worden in ons geregeld volksbe
staan bedreigd door Wijnkoop en Van
Ravesteijn, onmiddellijk gevolgd door
ïroelstra, die achter hen op een gunstige
gelegenheid loert.
En nu saboteert Troelstra de werk
zaamheden der Tweede Kamer, die ten
doel hebben en niets anders, dan ons al
len voor Wijnkoop's en Troelstra's eigen
misdadige omwentelingsplannen te vrij
waren.
Ziedaar de ware reden, waarom de So
cialisten en Communistische Kamerleden
door het voeren van obstructie, de wetge
vende machine tot stilstand pogen te
brengen.
Tot onze verwondering, vindt de vrij-li-
berale „Nieuwe Crt." daarin aanleiding,
om tot Kamerontbinding te adviseeren.
Het blad motiveert zijn advies in de
volgende bewoordingen;
„Is de Tweede Kamer ontbonden, dan
zal het geheele volk bij de nieuwe ver
kiezingen zijn oordeel kunnen vellen
over de vraag, of de socialisten terecht
of ten onrechte in het anti-revolutie-
ontwerp een onderdrukking van het
recht der minderheid zien. Heeft het
volk zijn oordeel over deze bepaalde
vraag uitgesproken, dan zal deze uit
spraak, hetzij voor de Regeering, hetzij
voor de minderheid van thans, de ge
dragslijn bepalen, welke zij ten aanzien
van het omstreden ontwerp zal moeten
volgen."
Werd deze zonderlinge, ik zou haast zeg
gen onwaardige raad opgevolgd, dan zou
een bezadigde meerdeiheid onzer volksver
tegenwoordiging het veld ruimen voor een
schreeuwerige revoluiionnaire minderheid;
dan zou onze kloeke Regeering lafhartig ca-
pituleeren voor een bende ik aarzel niet
uit wood te gebruiken, na getuige geweest
te zijn van de verregaande onbeschofthe
den en eiger van Duys in de Kamer die
onveriet haar aanslagen tegen de bestaande
wettige orde der Maatschappij wil voorberei
den.
Ik kan mij niet voorstellen, dat een ad
vies als dat van de „Nieuwe Crt." door
vrees of door wat ook ingegeven het Mi
nisterie Ruys de Beerenbriuck. ook maar
een zwakke weerklank zalvinden.
N'.een, kalm maar onvervaard opgetreden
tegen de hydra eener revolutionnaire minder
heid, wier doel het is de wettige Overheid
machteloos te houden tegen de voorbereiding
van een staatsgreep van onderaf.
Moed. beleid en trouw, zeg ik met de
„Maasbode", trouw vooral kunnen hier
wonderen doen.
Den revolutionnairen is het bekend, dat
ook de Linkerzijde der Kamer, niets van
nun schandelijke manieren wil weien,
Eén ding moet in het Parlement vaststaan
als een rots: dat niet de minderheid aan de
meerderheid haar wil kan opleggen.
Dat is in de Kamerzitting van Woensdag
duidelijk gebleken.
Als de Rechterzijde standvastig, niet al
leen den krachtigen voorzitter der Kamer in
de handhaving der orde ter zijde staat, maai
ook en vooral, door op alle oogenblikken
van den dag aanwezig te zijn, eiken aan
slag op haar eigen meerderheidsrechten
flink afslaat, dan zal ret geheele land, dat
voor legen de Revolutie is. tot het inzicht
komen, aan wie de sabotage van den parle
mentairen arbeid te wijten valt.
HAGENAAR.
BRIEVEN UIT BRUSSEL.
II.
Velen beklagen zich over de anli-Holland-
sche stemming welke er onder de Belgen
vooral le Brussel, heers ebt en ook door
Hollanders, jarenlang te Brussel wonende,
werd mij verzekerd, dat er inderdaad ©en'
grool verscnil is in den omgang tusschen
Nederlanders en Belgen voor en na den oor
log. Dat deze onredelijke stemming nog door
onjuisle voorstellingen wordt aangewakkerd,
laai zich hel beste aantoonen door hett vol
gende verhaal: In het Alhambra werd am
schitterende revue gegeven, uitmuntend door
fraaiheid van décors en aankleeding, kort
om, een revue, zooals nog nooit in Brussel
was opgevoerd en die, gaarne wordt be:
nier geconstateerd, door iedereen met ge
rust hart kon worden gezien. Enkele revue-
schrijvers hier le lande kunnen daar een
voorbeeld aan nemen. In de revue nu kwam
een scène voor, waarin twaalf of meer zin
gende meisjes oplraden in Hollaudsche kle
derdracht, met kanten mutsjes op het hoofd.
Zij dansten en zongen er lustig op los, tot
op een gegeven oogenblik, de kanten mutsjes
naar van het hoofd werden gerukt en, schril;
niet lezer, Duitsche helmen (mooi gepoets-'
natuurlijk) te voorschijn kwamen! Het zaj
uiet noodig zijn, u de bedoeling van dii
scène le verklaren; het luide applaus van
de voile zaal toonde, hoe het groote publiek
insleinde met de gedachte: dat de Hollan
ders met de Duilschers onder ©an hoedje
pn dit geval onder een helmpje) speelden.
Hat het getuige zijn van zulk een weliswaar
korte, maar absoluut onjuiste voorstelling
van zakern pijnlijk, is behoef ik zeker niet
te zeggen, waar zoo het groote publiek (do
revue ging meer dan 100 maal voor stamp
volle zalen) wordt voorgelicht, kan het niet
anders of een zekere anti-Nederlandsche stem
ming moet, hoe onbillijk ook, ontstaan.
Wij kunnen slechts hopen, dat zoo spoe
dig mogelijk de misverstanden zullen wor
den weggenomen, en de vriendschap, die twee
buren past, wordt hersteld.
Geen café of er is een strijkje, roept men
tegenwoordig wei eens waniiopig uit, ver
langend naar een rustig plekje om eenige
oogenblikken een gesprek te kunnen voeren.
Hel scheelt niet veel of m^n kan ar aaa
toevoegen: geen plekje of er wordt gedanst,
in sommige gelegenheden .zelfs lot laat in
den nacht; de champagne stroomt, het strijkje
speelt oorverdoovend dansmuziek en het pu
bliek kan niet langer rustig blijven zitten en
het draait en tolt door de zaal, terwijl do
meest zonderlinge geluiden der dansers eti
niet-dansers, nog meer luister aan liet geheel
gaar het ItaiiaaA3j£h
door IVO,
H I
Jeannette's gezicht werd somber, terwijl z©
zei: „Ze schrijft, dat oom en tante haar
nog gaarne tot Kerstmis houden, temeer daar
ik ze toch niet missen zou, omdat ik nu
Soch iemand anders heb. Ze schijnt een anti
pathie tegen Felix te hebben. Ze hield altijd
gauw van iemand, maar ook had ze gauw
«en hekel aan een ander," voogd© Jeannette
er aan toe, meer voor zichzelf dan voor
\Yirgenie.
„Komt mijnheer Felix met Kerstmis vroeg
4eiw weer, zonder op de laatste opmerking
van Jeannette acht te slaan.
„Ik weet het niet," zuchtte Jeannette.,
Ze was nu niet meer zoo dapper als vroe
ger en verlangde meer naar hem, maar' Ftelix
xwam niet.
,,Je berd zoo'n dapper meisje, had hij ge-
ïhreven, dat je je wel flink zult weLeu te
timden tot het voorjaar, dan zien we elkaar
voor goed. Daarbij professor Armaio, wil
mij geen dag missen."
Jeannette overdacht deze woorden. Dit was
de oogst, dien zij gezaaid had; ze had zich
tegenover hem altijd zoo verschrikkelijk nuch
ter getoond, en nu ook had ze er niet zoo
bijzonder op aangedrongen, dat hij overkomen
zou, hoe kon hij dus weten, dat zij naar hem
verlangde 'I
In het voorjaar maakte Virgenie veel werk
voor het Carnaval, waarin ze zeer veel pret
had, doch ze vond steeds tijd naar Jean
nette te gaan en met haar te praten. Dr. Ana-
vanti kwain thans zoo weinig en sprak er over
binnenkort naar het buitenland le gaan. Het
deed Jeannete zeer veel leed, dat hij niet
bij hun huwelijk zou tegenwoordig zijn, dat
waarschijnlijk in de maand Mei aanstaande
zou plaats hebben
Van den zomer moest hij haar echter in
Napels bezoeken, als Felix zich daar zon
gevestigd hebben. Dr. Anavanti wendde het
hoofd af en zei iets, dat zo niet verstaan
kon. Zij bemerkte zijn veranderde stemming
niet, daar ze le zeer inet zichzelf bezig was.
Einde Mei kwam eindelijk Charlotte; ze was
een weinig sterker geworden, maar had nog
datzelfdo teedere gezicht en die teédere ge
stalte, die haar zuster dikwijls zooveel zon/j
gebaard hadden.
Hoewel Charlotte dolveel van haar hietcL
verborg ze toch niet haar antipathie tegen
F'elix en dat deed de oudste zuster veil leed.
Felix had haar geschreven, dat nij eerst
daags examen moest doen en haar hart klopte
als ze er aan dacht, wat daarvan voor hen
beiden afhang.
Het was April geworden. Jeannette kreeg
een jubelenden brief, waarin Felix schregj,
dat hij door zijn examen gekomen was. Profes
sor Armato heeft me twee maanden vacantia
gegeven Ik kom en gij keert met mij terug
naar Napels,
Het hart stond haar bijna stil, toen ze bet
ias. Wat zonderling, al dien tijd had ze met
blijde hoop op de toekomst doorgebracht en
nu eindelijk haar wenschen en verlangen in
vervulling zouden gaan, voelde ze zich vreemd
te moede. Ze sloot de oogen, leunde in haar
stoel en zag er heelemaal bleek uit, zoodat
Sabina, die in de kamer naast tiaar zat en
een mand groenten schoonmaakte, bezorgd op
stond en haar vasthield. i
Wat mankeert mijn Padroncina?" vroeg ze
teeder,
„G, niets!" antwoordde Jeannete, de hand
op haar hart drukkend, „het is slechts vreug
de. Hel komt, Sabina, omdat Felix door zijn
examen gekomen is."
De oude huishoudster wenschte haar har
telijk geluk en verheugde zich met Jean-
nelte. „En wanneer komt mijnheer Felix?"
vroeg de trouwe ziel.
„Morgen ach God, zal het dan morgen
reeds zijn?"
„Morgen reeds," slaakte de oude huishoud
ster verschrikt uit, „maar hoe moet ik alles
klaar krijgen voor den feestmaaltijd?
Het meisje lachte en zei met e©n vreem
den loon in haar stem: „Hij zal ons beiden
voor lief moeten nemen"
Hoewel Jeannette in tegenstelling m©t an
ders, thans weinig zin had den dag in haar
winkel door te brengen, zal er voor haar toch
niets anders op, In April verlaten veel toeris
ten Rome en willen gaarne dan een aantal
souventers meenemen. Daarbij had ze weel
zakenbrieven te schrijven en te beantwoorden.
Zoo vond Jeannette 's avonds eerst ge
legenheid aan haar geluk te denken. Blijd
schap, vermengd met een zeker© bangheid,
berooiden baar van haar slaap. i
Ze wist niet, wat haar beklemde, daar ze
toch reden had om zich te verheugen. Hoe
zou het jveerzien zijn Ze hadden elkaar
in geen tijd gezien; zou hij zeer veranderd
zijn? Ein zijzelf? Wederom kwam in haar de
gedachte op, die zij gehad had op dien be
wuste n dag op de rots op Capri, en .waar
tegen zij zoo gestreden had. Ze was leelyk
en ach, zij was meer dan drie jaren ouder
geworden. Deze gedachten lieten liaar geen
rust Energiek als zij was, stond zij haasligj
op en kleedde zich spoedig aan. Zc stak ticlit
aan, trok een donkere ochtendjapon aan en
nam een spiegeltje in de hand. Ze wild©
zichzelf als een vreemde bezien; ze. wilde Ife-
proeven zichzelf door zijn oogeu te bekijken
Een hel rood vlamde daarbij op naar gezicht.
Ze vond bet kinderachtig, wat ze deed,
maar ze kon er niet aan weerstaan. Ach,
het is zoo moeilijk zichzelf, zonder voor
oordeel te beschouwen Uoch ze beproefd©
bet met ernst en eerlijkheid.
Ze zag een gezicht, waaraan niet meer in
nerlijke bevrediging en frissche leveuisvruugdq
dia bekoorlijke sclioonheid gaven.
Haar trekken hadden zich verscherpt; hoop
en verwachting hadden groeven om haar
mond gelrokken, de wangen van hun Inssche
kleur beroofd en in baar gitzwart haar waren
hier en daar enkele grijze haren te
Tot heden had ze nooit tijd gehad, daar
aan te denken en anders bad ze zich daar
aan weinig bekommerd. Maar nu .was dat
anders. Hij was een jonge man, vijf jaren
jonger dan zij en hij had recht op jeugd
en sclioonheid. Mocht zjj hem aan een
meisje ketenen? Hjj beminde haar nog,
iWordi vanroJ«<yt