No. 129
Maandag 7 Juni 1920
13e Jaargang
Verschijnt dagelijks
Bureau: HOF 6, ALKMAAR. - Telefoon
Door Centraal Europa
brieven uit weenen.
„Het Volk" houdehet zich
voor gezegd.
BUITENLAND
FEUILLETON.
SLECHTS EEN DROOM
BLAD
p MtEtJWS' EN ADVERTENTIEBLAD VOOR NOORD-HOLT,A ND
Abonnementsprijs!
Per kwartaal1 2,—, franco per post f 2.50;
Met Geillustreerd Zondagsblad f 0.45 hooger.
REDAofiER833l! -433'
AdvertentieprEjsi
Van 15 regels f 1.25 elke regel meer f 0,26;
Reclames per regel l 0.75; Rubriek „Vraag en aan
bod" bij vooruitbetaling per plaatsing t 0.60.
Aa,» stil» a^é's wordt op «envrgag gratis een polis verstrekt, welke Hen verzek^T^en ongevalien tot een bedrag van f500,-, 400,-, t 300,-, «100,-, I 60. «35,- T13.-
XI.
HOE ALLES WEER „OUT
GEMACHT" ZAL WORDEN...,
Het is niet mogelijk, de ellende te
Weenen en elders in Oostenrijk te aan
schouwen, zonder zich de vraag te
stellen
Hoe zal alles weer eenmaal „gut ge-
macht" worden Wanneer en op welke
wijze zal aan die ten Hemel schreiende
ellende toch eenmaal een einde kunnen
worden gesteld?
Dat is dan ook de vraag, waarmede
zich het ede.ste deel der Oostenrijksche
natie onverdroten, in hopen en vree
zen. bezighoudt, in tegenstel.ing met
hen, die op 't oogenblik in Oostenrijk
de lakens uitdeden en maar raak re-
geeren in socialistischen trant, zonder
te willen of te kunnen inzien, dat het
land op deze wijze zijn definitieven on
dergang steeds meer nabii komt, zonder
zich blijkbaar te bekommeren over het
feit, dat het samen-leven der Oostenrijk-
;che maatschappij op deze wijze steeds
onmogelijker wordt?
Dat is tevens ook de vraag, welke
het vol meêli' hulp-verleenende buiten
land zich uit deernis met het arme
Oostenrijk gestadig stelt, in goedheid
hopende, dat er een gelukkige oplossing
zal kunnen gevonden worden.
Immers: al helpt het buitenland Oos
tenrijk gaarne en met groote liefde,
lièver zoude het dat buitenland omwil
le van het ongelukkige land wezen, in
dien er aan de groote, ingewikkelde
Oostenrijksche kwestie eens^ een oplos
sing kon worden gegeven, zóó, dat Oos
tenrijk voortaan zichzelf zou kunnen
redden en alzoo een menschwaardiger,
een gelukkiger bestaan voeren dan
thans, nu het voor een goed deel leven
moet van de liefdadigheid.
Zooais wii de vraag hierboven stel
den, bevat zij alreeds een brok tot op
heden nog ongemotiveerd optimisme.
't Is immers nog geenszins een uit
gemaakte zaak, dat alles nog weer
eenmaal „gut gemacht" zal kunnen wor
den in dien zin, dat voor het land,
dat wii heden ten dage Duitsch-Oosten-
rijk noemen, nog weer eenmaal zooiets
als de normale toestand van vroeger
zal kunnen terugkeeren.
Mensche.ijkerwijze gedacht en gespro
ken kan dit zelfs bezwaarlijk verwacht
en gehoopt worden.
Duitsch-Oostenrijk is in zijn tegen-
woordigen vorm een welhaast onbe
staanbaar land en Weenen is in dat
onbestaanbare land de meest doellooze
stad. die men zich denken kan. 1
De fatale inéénstorhng der oude Do
naumonarchie na de neder.aag van 1918,
de uiteenvalling van het groote rijk
in meerdere brokken naar de nationali
teiten der bewoners een ineenstor
ting en een uiteenvalling, welke nog
catastropha.er werd tengevolge van de
geheime intrige en den openlijken
dwang der Entente heeft Duitsch-
Oostenrijk beroofd juist van die gebie
den, we.ke het oude Donaurijk tot een
goed iand maakten, welke het door
nun productie mogelijk maakten, dat
ook Duitsch-Oostenrijk gevoed werd en
dat daarin bestaan kon een millioenen-
stad als Weenen.
Bohemen, Si.ezië, Moravië, Galicië,
Hongarijë. Krain en een groot deel van
Karinthië, het bestaat voor Duitsch-
Oostenrijk en voor Weenen allemaal niet
meer; Duitsch-Oostenrijk is op zich
zelf aangewezen en.... kan zichzelf niet
voeden.
Weenen was een magnifique, een in
tens en doelmatig levende stad als cen
trum (op alle gebied) van alle landen
en nationaliteiten, welke een keizer
Frans jozef onder zijn skepter veree-
nigdc (als hoedanig Weenen ook ont
staan is), doch als hoofdstad van
het arme Duitsch-Oostenrijk heeft Wee
nen absoluut geen reden van bestaan
meer, kan Weenen zelfs onmogelijk
blijven voortbestaan in den huldigen
omvang en met de huidige bevo.king.
Hoe zal Duitsch-Oostenrijk met een
stad als Weenen ooit een welvarend
land kunnen worden? Hoe zal het ooit
in politiek en economisch en finantiëel
evenwicht kunnen komen te staan te
genover het buitenland?
Neen, Duitsch-Oostenrijk kan niet le
ven, zóó, als het thans als onnut
en zonder bestemming aan zijn lot
ligt overgelaten, met een te onvruchtba-
ren bodem voor zóóveel menschen.
Voor zóóveel menschen, die daaren
boven door oorlogsinspanning, door
verlammende ontgoocheling, door nood
en ellende zóó futloos, zoó apathisch
en ten deele physisch ook zóó zwak
geworden zijn, dat zij de geestelijke
en de lichamelijke kracht missen om
energiek öp te streven, betere tijden
tegemoet.
Daartoe gedwongen door den nood
(wij, buitenlanders, kunnen o! zoo ge
makkelijk zeggen, dat het onverstandig
is!), verergert men(vicieuse cirkel!) den
nood met den dag, met het uur,
tot men eenmaal zal moeten getuigen:
Nu is het einde daar!
Duitsch-Oostenrijk is temidden van de
Európeesche Staten vernederd tot
een hongersnoodujdende kolonie, die
schaamte.oos uitgeplunderd wordt.
Veel liefdadigheid wordt er van uit
het buitenland betoond, doch ter
wijl milli oenen binnenvloeien tot le
niging van den nood, worden Oosten-
ri.k milliarden ontstolen.
Men sluit de Oostenrijkers op binnen
een ruimte, welke hen niet voedt;men
stdt eischen, die het Oostenrijksche
geld bijna geheel waardeloos maken;
en zoo ziet de bevolking zich ge
dwongen, stuk voor stuk haar eigen
dommen: fabrieken, kasteelen, wouden,
stichtingen, meube.en, antiquiteiten, sie
raden, enz. te verkoopen aan buiten-
landsche kooplieden, vaak tegen spot
prijzen, om toch maar in leven te
blijven.
Reeds is de middenstand zoo goed
als geheel onteigendrenteniers, die tot
voor eenigen tijd van hun coupons een
weeide-leven konden leiden, 1 ij d e n
thans een bedelaarsbestaan. De belas-
tingpolitiek van den staat is dooi
den nood gedwongen de reinste roof
bouw. is menigmaal eenvoudigweg ver
nietiging van de volkshuishouding
het afslachten van de koe, die in de
toekomst de meik zou moeten leveren.
Om voor 't eerste oogenblik den erg-
sten nood te ontkomen, verdübbelt men
den nood der toekomst
Zullen er voor het arme Oostenrijk
dan nooit betere tijden aan kunnen
breken
Als men zóó voortleeftneen!
Groote politieke gebeurtenissen zullen
zich moeten voltrekken, alvorens Oos
ten rijk zich in de gelegenheid gesteld
ziet. betere economische en gevolge-
lijk ook betere finantieele toestanden
in 't leven te roepen.
Oostenrijk moet ophóuden een om
zijn ligging en om zijn bodem en om
ziin afgescheidenheid onbestaanbaar
land te zijn; het mag, het kan niet op
zichzelf blijven staan.
Het moet ofwel het vroegere rijks
gebied geheel of ten deele aan zich
toegevoegd krijgen, ofwel: zich aan
sluiten bii en opgaan in het groote
Duitsche rijk.
Een derde mogelijkheid zien wii niet.
Het lijkt er voorloopig niet naar, als
zou er sprake kunnen zijn van een 'her
stel (geheel of ten deele) van de
oude Donaumonarchie: Duitsch Oosten
rijkers. Tsiecho-S.owaken, Hongaren,
enz. zii staan tegenover elkaar als
water en vuur, kunnen elkander niet
luchten of zien, en eerder zou een
Duitsch-Oostenrijker bevr.end worden
met een Franschman, dan dat een Tje-
cho-Slowaak of een Hongaar zich ver
zoende met een Oostenrijker!
Zootlat alleen overblijft: aansluiting
bi' en opgang in Duilschiand.
Duitsch.and en Oos.enrijk. zii zouden
deze samenvoeging beide wel gaafne
tot stand zien komen, al ontveinst men
het zich in Duilschiand ook niet, dat
men zich daarmede vooreerst althans
zeker een lastig blok aan 't been zou
binden.
Duilschiand en Oostenrijk zouden wel
willen, maarde Entente is er
óók nog, en die Entente zou er
nu juist niet zoo gauw voor te vin
den zijn.
Vooral nu Oostenrijk een regeering
bezit, die te oordeeien naar wat zii
in het binnenland tot op heden praes-
teerde nu juist niet geëigend is om
vertrouwen te wekken, om tusschen
de Duiisch-Oosienrii' sche bevolking en
de Entente een zó goede verstand
houding te doen omstaan, dat er eens
hartig gesproken zou kunnen worden
over dit levensbelang vatj Duitsch-Oos
tenrijk en zijn bevo.king.
Bii de beantwoording van de vraag
„Hoe alles weer „gut gemacht" zal wor
denkomen wii derhalve vanzèlf weer
terug op de verklaring van Nationalrath
Frau Dr. Burjan, tijdens het interview,
dat zit ons toestond:
„Het wachten is op een krachti
ge burgerlijke rege-ering, die
vertrouwen wekt zoowel in bin
nen- als in buitenland.
Is er eenmaal zink een regeering
en zir zal er komen! dan zal déze
de Entente ervan kunnen overtuigen,
dat Duitsch-Oostenrijk zóó niet langer
voortbestaan kan. dat nu het niet
mogeüik en ook niet wenschelijk schijnt,
de oude Donaumonarchie te herstellen
aans.uiting bii Duiischland voor Oos
tenrijk levenseisch moet heeten.
Zóó en niet anders zal alles
weer „gut gemacht" kunnen en moeten
worden.
Na verloop van tijd.
Moge het liefdadige Holland het ar
me Oostenrijk inmiddels niet in den
steek laten, moge Holland blijven
steunen, tot zóólang!
In een ko-cfdartike-1 heeft „Hot Volk"
het over de in de Tweede Kamer gevoer
de obstructie van het bij die gelegen
heid aan elkaar gelijmde Socialistisch-
Commiunistisch bloe.
Het blad eischt de eer van het ini
tiatief daarvan op voor de Socialisten,
met name voor Troelstra.
Smadelijk geeft het af op den Commu
nist Van Ravesteyn, die zoo „ongepast"
haadelde, om „na de rede van Troelstra
het air aan te nemen, alsof door zijn
fractie het initiatief tot obstructie moest
worden genomen."
Het is vermakelijk, hoe bij elke he-ele,
halve of kwart gelegenheid „Het Volk"
en de „Tribune" elkaar vliegen op elk ge
bied trachten af te vangen.
Het eene revolutionnaire orgaan gunt
het andere zelfs niet den schijn van een
twijfelachtig succesje.
IntiLsschen is „Het Volk" druk in de
weer met de arbeiders tegen de Regeering
op te ruien.
Het blad ziet in, dat de schandelijke
obstructie der Socialistische Kamerfractie
op een jammerlijk fiasco gaat uitdraaien.
En nu schrijft het aan den vooravond
van de behandeling der Anti-Revolutie-
Wet in de Tweede Kamer:
„De waarheid geldt, dat de groote
strijd der arbeiders niet in het Parle
ment wordt beslist. De meerderheid
zal krasser tegen ons optreden, naarma
te zij zieh veiliger gevoelt voor de te
genactie der arbeiders. De voorzitter
zal de middelen, die het reglement hem
aan de hand geeft, om onze obstrufctie
aan banden te leggen met te meer kracht
toepassen, naarmate kii minder tegen
stand uit het volk heeft te vreezen. En
wij, hoewel over vele parlementaire wape
nen beschikkende, zullen hiermede alleen
succes hebben, indien de massa buiten
het Parlement zich met ons één gevoelt
en bereid blijkt, den strijd, als het moet,
van ons over te nemen.
Obstruktie kan nooit lang duren, zij is
symptoom van een krjsis die uitteraard
van beperkten duur is. Niet oen minder
heid van kamerleden kan met amende
menten en redevoeringen het volk redden
dit moet gereed en bereid zijn, voor zijn
eigen zaak. eigen bestaan in de waag
schaal te leggen.
Als het bard tegen hard moet gaan in
het Parlement, moet het ook hard om
hard gaan in den klassenstrijd daarbui
ten.
Slechts als dit begrepen en in praktijk
gebracnt wordt dioor de georganiseerde
arbeiders van ons land, zal deze obstruktie
iets meer uitwerken dan dat zij den geest
dier arbeiders weer eens wakker heeft ge
maakt en hun. oogen heeft geopend voor
de macht, w-a af over de kapitalistisoh-
kterikale-reaktae nog beschikt en haar wil
om deze tegen de opkomende socialistische
arbeidersmacht te koeren."
Wanneer iets in staat i.s, om zonneklaar aan
te tioonen. hoe dringeend he noodig is, dat
wettelijke bepalingen worden vastgesteld,
en zoo noodig uitgevoerd tegen revolution
naire woelingen, dan is het de mentali
teit, waarvan de Redactie van het dagblad
voor d© arbeiderspartij blijk geeft ia zijn
hierboven aangehaald beroep op de geor
ganiseerde arbeiders van ons land,"
De georganiseerde arbeiders!
Heeft „het Volk" nog geen kennis geno
men van het adres aan de Regeering, ge
zonden door de Katholieke en Christelijke
arbeidersorganisaties, welke tienduizenden
georganiseerde arbe'aers vertegenwoordi
gen. en waarin instemming met het anti
revolutie-ontwerp wordt betuigd?
De georganiseerde arbeiders!
Weet „het Volk" nog niet. dat tienduizen
den georganiseerde arbeiders in dit adres
die verklaring hebben afgelegd, de Regeering
met alle middelen, waarover zij beschikken,
te zullen steunen in haar sympathiek pogen
om liet revolutiegevaar buiten ons land te
houden
„Het Volk", dat in ziin opruiend artikel
een beroep op het volk doet, om gereed en
bereid te zijn. voot zün eisen zaak, eigen
bestaan in de waagschaal te stellen, boude
zich deze duidelijke verklaring va.n tiendui
zenden Katholieke en Christelijke arbeiders
voor gezegd.
De verkiezingen tn üu.tschland.
Gisteren, Zondag 6 Juni, hebben in
Duilschiand de algemeene verkiezingen
plaats gehad.
Er waren 27 partijen of groepen van be
langhebbenden met 2500 namen, waaronder
ongeveer 250 vrouwen. Deze ziin onderver
deeld in 32 kieskringen, van welke niet mee
stemmen Oost-Pruisen, Boven-Silezië en
Sleeswük-Holstein. aangezien daar eerst het
resultaat van'de volksstemming moot wor
den afgewacht, of, zooaLs in Sleeswijk, ds
vaststelling der grenzen. De meerdeirkeids-
soeialisten, de democraten, de onafhanke
lijke socialisten, het centrum, de Duitsche
volkspartij en de Duitsch-nationale part-ü
hebben in iederen kieskring eanjidaten ge
steld. De nieuwe communistische partij is in
ongeveer twee derde van de kieskringen
vertegenwoordigd. Behalve de groote par
tijen zijn er nog kleine, die groeps- of
plaatselijke belangen behartigen, waarbij
zich aansluiten groepen met een economisch
of algemeen doel. In het Rijnland staat
naast het Centrum nog de Christelijke
Volkspartij, en in Hannover nog de Duitsch-
Hannoveraansche partij. Ook is er nog de
Poolsche partjj, die aanhangers zoekt in het
industriegebied, waar talrijke Poolsche berg.
arbeiders werken.
Up de 80,000 kiezers valt voor elke partij
één zetel.
Het zal niet mogelijk zijn. de officieele
uitslag der verkiezingen bekend te maken
vóór 20 Juni.
Er waren te B'erlün voor de verkiezingen
1482 stemlokalen ingericht en 12.000 ver-
kiezingscommissarissen waren er werkzaam.
Franseke spookbeelden?
L'Homme Libre verwacht in Huitschland
een staatsgreep als gevolg van de Duitsahe
verkiezingen. Men bereidt dien openlijk
voor. In alle provincies van Noord-Duitsch-
land worden, moer of minder bedektelijk,
talrijke strijdkrachten samengetrokken.
Generaals hebben in bepaalde kampen heele
divisies onder bun bevelen, bereid bij het
eerste bevel van Berliin op te rukken. Meer
dan een dier divisies gtaat al vlak bij Ber
lijn. Tegen deze samenspanning bereidt de
regeering niet het minst verweer voor. Zul
len wii ons. vraagt L Homme Libre, na de
moeilijkheden, die wij met eenige bondge-
nooten hadden over de uitvoering van het
verdrag van Versailles, dat wii overigens
zoo luchthartig in den steek lieten, het
weinige laten ontnemen, dat ons rest. door
militaire samenspanning?
OM HET RUSSISCHE GOUD.
De besprekingen met Krassin te Londen
houden nog steeds de publieke opinie bezig.
Het is onmogelijk, zegt do Westminster
Gazette, om zich ernstig te verzetten tegen
het aanvaarden vat het Russische goud in
betaling voor de eerste zendingen van goe-
naar liet Italiaansch
door IVO,
16.'
„Je ziet me zoo aan, Fcljx, je kijkt naar
mijn haar. 'Je verwondert je er zeker ovejr,
■dat er grijze haren onder door loopen."
„Ach neen," zei hi verlegen, „en wat hin
dert dal, veel menschen krijgen jong grijze
haren."
„Ze komen bij mij anders niet le vroeg."
„Ach, praat daarover niet!" zei h'j scherp.
„Ik wil liet niet hooren."
Waarom gal nu dat c-erste ruwe woord haar
zulk een steek in hel liiri Hij meende het
zeker niet. Was het ook niet verkeerd van
haar meer aan hiar werk, dan aan hem te
denken
Het was oi hij spijt gevoelde, dat hij eonigs-
zins scherp tegenover hiav was uitgevallen,
want hij vleide zijn arm om haar hals en
zei: „Vergeef mp, JeannelG, maar ik ver
zoek je, praat me.niet meer over je leeftijd,
want daar kan ik niet tegen, en behandel ine
niet als een kind."
Door de Via Lungara in Trastevere schreed
een jong paar. Ze waren in zulk een druk
en vroolijk gesprek met elkaar gewikkeld,
dat menigeen hen nakeek met een glimlachje
op het gezicht
liet waren Charlotte en Felix
i Op eens zei echter Charlotte: „Laten we
nu terugkeeren Het spijt me, dat mevrouw
Damer ziek geworden is en ons niet kon
begeleiden"
„Natuurlijk, mijn gezelschap alleen was
„Natuurlijk, mijn gezelschap alleen was je
niet voldoende. Maar er zit niets anders op
De villa is heden voor hel laatst te zien.
De bewoner vertrek! naar het buitenland en
dan is de psyche niet meer le zien.'
Charlotte gaf hierop weinig antwoord.
Ze schreden nu stilzwijgend door het hooge,
ijzeren hek, en naderden een der schoonste
villa's van Rome, die in Renaissance-stijl was
opgetrokken. Ze beslegen de wéinige -treden
die naar den wintertuin voerden en vonden'
daar de mythe van Azor en Psyche, eens door
Rafael uitgebeeld'.
Er waren nog andere vreemdelingen aan
wezig, Engelschen, Franschen, die echter
spoedig vertrokken, zoodat Charlotte en Fe
lix weldra alleen waren. De jonge man keek
van de psyche dikwijls naar zijn gezellin.
Charlotte vergeleek de beschrijving van het
beeld in een boek met de beschildering en
scheen hierin geheel verdiept te zijn.
Eindelijk zei Felix: „Juffrouw Charlotte!"
Hij noemde haar nog steeds zoo, hoew;l
ze binnen énkele weken zijn schoonzuster
zou worden, en zij sprak hem nog steeds
vormelijk met „mijnheer doctor" aan, wat
haar oudere zuster reeds meermalen gakrenkt
had
„juffrouw Charlotte."
„Nu wat is er?" vroeg ze, terwijl ze haar
leeder gezicht naar hem toe wendde, waarin
de kleine rootle mond als een rozenknop
bloeide.
„Weet ge wel," vroeg hij, terwijl hij haar
met een eigenaardigen blik in de oogen aan
keek, „dat gij veel op do Psyene gelijkt?"
„Wat een idee!" zei ze spottend lachend,
doch er klonk iets in haar stem, dat hem
verried, dal de -vergelijking liaar niet geheel
en al onaangenaam was geweest,
„Ileh ik U gekwetst?" vroeg hij schijn
baar verwonderd, maar zijn bedoeling was
meer te weten te komen, wat ze dacht en bij
zichzelve gevoelde Juist omdat hij voelde,
dat ze haar geslachten voor hem verborg,
wilde hij die weten.
„Ge kunt me niet kwetsen, mijnheer de
doctor, daarvoor bent U me veel tc onver
schillig."
Felix was geen vrouwenkenner, anders zou
hij gevoeld en geweien hebben, dat dit juist
de laai der beginnende lie.de is, die tast en
zoekl en uitlokt. Daar hjj echter geen vrou
wenkenner was, prikkelde dez>;, uitdrukking
hem ten zeerste. Hij beet zich op de
lippen,. Na eenigen lijd zei hij eclitjr.
„Ben ik U nu wezenlijk zoo onsympathiek,
juffrouw Charlotte'/"
Hel meisje keek hem met een ontstemden,
Irotschen blik aan en zei: „U zijl me noch
aangenaam, noch onaangenaam, mijnbeer doc
tor; u zijt voor iruj slechts de verloofde
van mijn zuster."
Haar kleine mond sidderde verradelijk, toen
zij dit zei, maar Felix bemerkte dit niet.
Het bloed steeg hem naar de wangen. Daaraan
had hij inderdaad niet gedacht.
Ja, hij was de verloofde van haar zuster,
een gebonden man. Als zij elkaar tot nu toe
gesproken hadden, was dat steeds in gezel
schap van anderen geweest. Heden was Char
lotte eerst een weinig verlegen gewöest,
toon trotsch en dit was het slot.
Het meisje had hem aan zijn plicht moeten
herinneren. Aan zijn plicht! Daaraan had hij
wel de laatste weken gedacht, niet als aan
een geluk, maar als een eere-pLcht, Wat hem
iu der tijd oj> Capri aan Jeanuette gebonden
was haar energie en levensvreugde, thans
vroeg hij nog iets meer: jeugd en schoonheid;
Toenmaals voelde hij zien ongelukkig, tot
weinig in staat. Het was of hij geesleliju en
lichamelijk verlamd was. Het meisje had
hem moe-d ingesproken, zen energie en wils
kracht opgewekt, hij was een ander mensch
geworden en had volbracht, wat hem eerst
onbereikbaar scheen: zijn doctorstitel. En in
zijn jeugdigen overmoed had hij vergeten, dat
zij ouder was dan hij.
Thans verlangde hij een jong meisjeshart
met al de idealen der jeugd, en niet de moe
derlijke liefde van een meisje, dat te grij
zen begon.
Hij voelde zijn gegeven woojjd aan Jjan-
nelte als een last oj> zich drukken. Mocht hij
echter als een man van eer zijn woord tegen
over haar breken? Maar was het niet beter
dat toch te doen, dan levenslang een lust
le dragen, die bijna hovennienscheIijk was?
Jeannelte voelde, dat zij zich te ve&l aan
allerlei huiselijke en zakelijke aangelegenhe
den overgaf en te weinig aandacht aan haar
verloofde schonk. Daarom stelde ze zelf Fa,
lix voor, met Charlotte en Sabina een uit
stapje naar het Coloseutn te maken.
(Wordt vervolgd.).