KINDERCOURANT
Rechtszaal-herinnering.
VAN ALLES WAT
INT PRIEEL.
ZATERDAG 19 JUNI 1920
Sim, lack en Harry.
Dat is, zoo'n toffe fillem."
„Hè-jij die dan gezien?"
„Natuurlijk 1"
„Is-ie fijn, ia
„Nou, en ófZie je die vent daar onder
die spoorwagen zitten
„Ja...."
„Nou, die rijdt heelegaar mee van.van
Frankrijk naar Zwitserland"
„Aldoor onder die wagon
„Ja, om 'n dief te achtervolgen.daar,
die mét die zwarte baard en die vuile oogen,
da's de dief. Die heb voor twee mieljoen gul
den an diamanten in z'n zakken, die heb ie
gejat uit 'n groote febriek. Dat doe ie zoo
gaaf.nou.dat zie je allemaal precies
En telkens asse z'm haast hebben smeert ie
'm nog net op 't nippertje. En die daar onder
de trein is 'n detektiefdie doet 'r drie'
maanden over om 'ra te pakken te krijgen"
„En krijgt ie 'm
„Nou.niks vaster, 'k Heb die vent al
in zoo veel fiiiems gezien. Overal wint ie 't
éven beknijnsd.
'n Reuze-sterke kerel.... ïiij vecht 'r
met zes tegelijken alles durft ie. Laast
sprong ie uit 'n vliegmesien op 'n auto in volle
vaart.had je motte zien, j 6,"
„Ga jij dikkels naar de bioscoop
„Ik, elke week vastsoms wei naar twee
„Hoeveel Zondagscentcn krijg jij dan
„As 'k 't van me Zondagscenten most heb
ben die drie heitjes in de week.
„Drie kwartjes
„Ja, 'n schijntje, hè."
„Ik krijg maar twee dubbeltjes."
„Wat Dat lieg je toch zeker
„Nee, echt waar, hoor
„Wat verdien jij
,,'n Rijksdaalder."
„Ik acht „soof"
„Nou ja, als loopjongen. Ik leer 'n vak.
tne moeder wil hebben dat 'k wat leer."
„Je bent in 'n winkel, hè
„Ja, in de schoenenzaak van van - Leest,
als jongste bediende. Wat heb je nou an loop
jongen.... dan ken je niks, naderhand."
„Dat kan wel, maar ik zou je danken om
voor 'n riks in '11 winkel te gaan staan. Me
Bloeder zou me an zien komme."
„En dan kreeg jij óók geen drie kwartjes.
En kan je d'r nog niet mee toe
„Pfff.... nog geen eens genoeg voor sie-
gretten."
„Dan krijg je zeker veel fooien
„Da's de moeite nietWil ik jou 's wat
zeggen.... Jij bent 'n stommeling....''
Na het gesprek in de Ral van 't bioscope-
tiicater, waarvan "t bovenstaande slechts de in- t eenige
leiding was, had Jan eerst goed begrepen, dat toond.
Nol Pijpmans 'n verkeerde kameraad voor 'm
was. Hij voelde dat ie den jongen moest mij
den. Maar ze woonden vlak naast elkaar en
kwamen als vanzelf dagelijks met elkander
in aanraking.
Daar kwam nog bij, dat Nol 'n royale snui
ter was, die Jan nooit liet toekijken als ie kwat
fa's knabbelde, sigaretten pufte of
ijswafels leegzoog en waar Jan
't met z'n twee dubbeltjes Zondagsgeld finaal
tegen afiei.
Ook werd Jan later door z'n buurjongen ge
regeld voorzien van boeken uit 'n bibliotheek,
die de jongen eerst met 'n gevoel van angst,
met vage vermoedens, doch later steeds greti
ger begon te lezenstiekum óp z'n kamer
tje tot diep in den nacht. Om de paar dagen
smokkelde hij 'n boek of 'n dubbeltjes-detec
tive-roman onder z'n vest 't huis binnen en
verstopte de lectuur onder z'n matras, om 'n
groot deel van den nacht aan 't lezen er van
te besteden.
Ook was ie al 'n paar maal mee geweest naar
de bioscoop op 'n Zondagavond thuis loog
ie dar, dat ie met Nol naar dé muziek ging.
Maar 't „vrijhouwen" en tracteeren begon
Nol op den duur te vervelen.
En hij ging nog dieper in op 't gesprek vati
toenin de bioscoop-hal.
malen gestolen voorwerpen had ge-
't Is Maandagochtend zitting van de Haar-
lemsche rechtbank. De publieke tribune is
vol nieuwsgierigen, waaronder 'n aantal ge
tuigen, die straks in andere zaken gehoord
Wvrden, eenige personen, die er 'n paar vrije
men voor over hebben de zitting bij te wonen
en voor de rest 't gewone stelletje leeg-
loopers en Maandaghouders van altijd.
De gewöonte-stem van den deurwaarder
roept naar de wachtkamer „Officier van Ju
stitie ambtshalve eischer tegen J. Moonders".
Dan volgt het afroepen der getuigen.
Van den stoet, die hierop de rechtszaal bin
nenkwam, kan 'k me drie gezichten herinneren
Dat van den beklaagde, wit, met schichtig-
rollende oogen, die van elk geluid méé- schrok
ken.
Dat van de moeder.zelfde tint.met
zenuw-trekkende mondhoeken en 'n telkens
te voorschijn komende tong, die tranen weg-
Hij was wel zoo slim geweest niet van de
opbrengst mee te profiteeren. Toen Jan ge
snapt was had Nol 'm direct in den steek gela
ten. Bij Jan's eerste verhoor op 'tpolitiebureau
was al gebleken wie de eigenlijke hoofdschul
dige was. Wie Jan 't gappen geleerd had en
zelf 't voorbeeld had gegeven. Bewijzen ont
braken echter.
De president der rechtbank wees den getui
ge op dit alles en voegde er streng aan toe, dat
hij eigenlijk op 't beklaagdenbankje had moe
ten zitten. Met 'n lomp gebaar haalde Nol
onverschillig de schouders op en keek in
de richting van 't plafond.
Jan's moeder kwam jammerend voor de
balie staan.huilend smeekte ze om gena
de en bezwoer, dat haar jongen verleid was.
Iets wat de rechters al lang wisten.
Ook dat geen enkele moeder 'n andere ver
klaring aflegde.
Verzachtende omstandigheden kon de of
ficier van justitie niet vinden. Wel oorzaken
Bioscope-bezoek en het lezen van de
tectiveromans.... 'n steeds toenemend mis
bruik, dat niet genoeg kon worden tegenge
gaan.
De man dacht er waarschijnlijk niet aan,
dat „zijn" manier van tegengaanreeds
lang overbodig gemaakt had moeten zijn.
Zes maanden tuchtschool werd er geëischt
Bekkagde kromp steunend ineen. De moeder
deed het zelfde, doch snikte er bij.
De verdediger deed z'n best er wat af te
krijgen. Betoogde, dat de jongen veel meer
verdiende, dan het loon, wat de winkelier
hem durfde uitbetalende jongen deed
bijna zooveel als 'n groote bediende, die mee
dertig gulden naar huis ging. De twee dubbel
tjes,, weekgeld" bracht hij er ook nog bij te pas
„zoo maakten de ouders dieven van hun kin
deren."
Niet zoo lang ben ik journalist geweest
maar bij de rechtszaak]es, die 'k moest ver
slaan, zijn er 'n stuk of twintig, die me zoo nu
en dan weer eens in de gedachten komen. Het
bovenstaande behoort daar niet onder
zulke waren er alle weken 'n paar natuurlijk
in diverse variaties.
Maar 't schoot me te binnen toen 'k Jan
van dc week in 'n loodgieters-werkplaats zag
staan soldeeren,
likte. En dat van den getuige, Nol Pijpmans, I11 den loop van 't gesprek, wat k had met
„„tuden baas, dien 'k goed kende, vertelde deze
me, dat 't 'n goed knechie was.
Den jongen zelf was niets aan, zei de pa
troon.
Bijna geen woord kwam 'r over z'n lippen.
En hij kon zoo echt angstig kijken als je 'm
aansprak.net als '11 hond, die slaag ver
diend had. En, hij bemoeide zich met geen
sterveling. Andere jongens hadden nog 's 'n
vriend, of zoo.
Maar afijn, hij had er 'n haïidig en gewillig
knechie aan dat was de hoofdzaak
G. N
smoezelig, ongewasschen, met 'n vette haar
lok langs 't voorhoofd.en brutaal-tarten-
dé oogen onder de dikke wenkbrauwen
vroeg-oud smoelwerk van bedorven hersenen
en ziel.
De zitting duurde niet lang. Want de be
klaagde bekende direct.
Dat ie op verschillende tijdstippen goede
ren had verduisterd uit den winkel van z'n
patroon.... schoenen, veters, pantoffels,
postzegels.... Diefstal in dienstbetrekking
en bij herhaling dus.
Nol Pijpmans moest verklaren, dat Jan hem
Het hinderde niet.
Zij waren pas getrouwd en zaten in de
schemering.
„Beste jongen," fluisterde ze met beven
de stem, „nu we getrouwd zijn moet ik je.
een geheim vertelleu.
„Wat is het lieveling vroeg hij.
„Zal je me ooit kunnen vergeven, dat ik
je misleid heb," snikte ze. „Mijn mijn
linkeroog is van glas
„Hindert niet. hindert niet,'' antwoordde
hij, „de diamanten in dien ring. dien ie van
mij cadeau kreeg, zijn hef ook."
Eenden en hoenders.
Over het algemeen neemt men aan, dat
hoenders beter leggen dan eenden en daarom
voordeeliger zijn ze worden dan ook veel
meer gehouden dan eenden. In den laatsten
tijd, zoo lezen we in „Avicultura" nu ook
eenden volkomen systematisch op den leg
gefokt worden, blijkt het, dat deze zoo moge
lijk nog meer geschikt zijn tot opvoering van
het eiercijfer. Waar bij hoenders de indivi-
dueele legcijfers zeer hoog komen bij het ge-
gemiddelde en zelfs 300 eieren per jaar over
treffen, ziet men eendenstammen vaak een
sterke stijging van het gemiddelde jaarcijfer
van groote toornen aanwijzen, indien zij eeni
ge generaties systematisch op verbetering
der eierproductie gefokt zijn.
Hoe moet men in den trein schrijven?
Het schrijven in een rijdenden trein is niet
gemakkelijk, zooals iedereen wel eens bij
ondervinding heeft gehad. Maar wanneer
men in een restauratiewagen zit en de keliner
schrijft dé rekening, terwijl hij naast u staat,
ervaart men dat hij dit werkje met het groot
ste gemak verricht. Dat komt, zegt het „Hbl.'
omdat het schrijven in een trein veel gemak
kelijker staande dan zittend gedaan kan wor
den. Zittende ondergaat het lichaam veel
sterker de schokkende bewegingen dan staan
de in de laatste houding heeft men meer
controle, die bijna instinctmatig geschiedt.
Maar de passagiers zijn nu eenmaal aange
wezen een zitplaats te nemen, en daar het
voor kan komen, dat men een spoedbericht
in den trein moet schrijven is het niet on
dienstig de volgende wenken ter harte te
nemen
Houdt uw ellebogen tegen uw ribben ge
drukt.
Strekt den benedenarm recht vooruit.
Laat alleen den pols vrij beweging, en
schrijf aldus.
Op deze manier kan men zijn penhouder
of potlood gemakkelijk onder controle hou
den en vrij regelmatig schrijven.
Wat wil onze tijd?
1. Geluk zonder deugd.
2. Deugd zonder godsdienst.
3. Godsdienst zonder bovennatuurlijk ge-
I loof.
L 4. Staatkunde zonder zedenleer.
5. Zedenleer zonder godsdienst,
6. Godsdienst zonder Openbaring.
7. Openbaring zonder kerk.
8. De kerk zonder den H. Geest.
Debet en Crediet.
Een jong echtgenoot, die voml, dat zijn
aardig maar duur vrouwtje, te veel geld
uitgaf, bracht haar op een goeden dag een
klein kasboek mede, keurig gebonden, en
dat er allerliefst uitzag. Dit bood hij haar
ten geschenke aan, tegelijk met vijftig gul
den.
„Nu, vrouwtje, zei hij, „moet je alles wat
ik je geef, aau dezen kant opschrijven en
aan den anderen kant alles wat je uitgeeft
dan zai ik je over veertien dagen weer nieuw
geld geven."
Een paar weken later vroeg hij haar naar
het bock.
„O, ik heb uitstekend boek gehouden, zei
het vrouwtje, terwijl zij het boekje te voor
schijn haalde „kijk hier is het
Op het eerste blad stond aan den eenen
kant gcsclrrcven
„Ontvangen van Arnold de somma van
vijftig gulden."
En op de tegenovergestelde zijde.stond in
schoonschrift met kleine lettertjes„alles
uitgegeven."
En zij keek haar echtgenoot aan met een
blik die zeggen wilde „Nu ,wat zeg je daar
van
De beroerde leiding.
Tussclien den directeur van een Bank
instelling, die in het directievertrek zich
bevond, en een zijner geëmployeerden had
langs telephonischen weg het volgend ge
sprek plaats
Directeur„Waarom zijn onze aandcelen
zoo gedaald
Bediende Wat zegt u
Directeur„11c vraag wat de oorzaak
is, dat onze aandeelen zoo gedaald zijn
Bediende (woedend omdat liij geen woord
verstaan kan.) „De leiding is allerberoerdst."
Ia nachtlucht ongezond?
Vele menschen hebben een grooten afkeer
van de nachtlucht. Zij slapen niet dichte ra
men uit angst, dat er maar het geringste
tochtje zal binnen komen. Dit is echter niets
dan een vooroordeeel. Door jjroeven is ge
constateerd dat de lucht 's nachts veel zui
verder is dan overdagzij is echter wel koe
ler en vochtiger. De afkeer van de nachtlucht
is dan ook grootendeels toe te schrijven aan
de vrees om verkouden te worden. Aangezien
de vochtigheid zich vooral in de wolkenlooze
nachten dicht op den bodem vormt en weinig
optrekt is deze angst volkomen ongemoti
veerd. Men wordt door de dekens bovendien
voldoende beschermd en men kan gerust de
ramen 's nachts.open laten.
HET AFSCHEID.
Het uur van 't afscheid was gekomen. In
krijgshaftige houding stond de zoon des hui
zes voor zijn huisgenooten. 't Was koud. Een
lekker vuurtje brandde op den haard, maar
nog warmer brandde het krijgsmansvuur in
Samuql's jeugdige borst.
„Mijn üeve Sampje hou je goed," zegt zijn
zusje Ellen, terwijl ze hem de hand reikt en
haar zakdoek gereed houdt om de waterlan
ders op te vangen, die haar dreigen te ont
vallen. Moeder tuurt door de beide brillegla
zen en maakt een gebaar met de handen,
alsof ze koning George in levenden lijven voor
haar ziet staan. Ook vader steekt de borst
vooruit.
„Ja, zoon houd u goed, wees braaf, wees
trouw, wees eerlijk zegt de vader en geeft
Samuel de hand tot afscheid.
„Vergeet niet, dat de vijand ook een mensch
is," voegt hij er ernstig aan toe.
Moeder zegt niets, maar kust haar zoon,
dien ze noode ziet vertrekken, maar toch in
haar hart om zijn moedig voornemen om
koning en vaderland te dienen moet prijzen.
Hiermede was het afscheid afgeloopen en
zou Samual hebben kunnen vertrekken.
De deur der kamer wordt echter behoed
zaam geopend en een oude vrouw met een
zestienjarigen, min of meer scheef gegroeiden
knaap aan de hand treedt schoorvoetend het
vertrek binnen.
„Neem me gansch niet kwalijk, beste mijn
heer, dat ik het waag zoo maar met de deur
in het huis te vallen," zoo sprak de vrouw.
„Wat is er van uw dienst, goede vrouw
Jones
„Jack wou graag met Samuel mee om den
koning te dienen. Van den morgen tot den
avond zeurt hij er op om, ochlaat hem in
vredesnaam maar met Samuel mede gaan."
„Wat je zegt, vrouw Jones
„Ja, Ik wil met Sam, ik moet met Sam, dat
is zijn morgen-, middag- en avondlied en 's
nachts droomt hij er van."
„Maar zullen ze hem aannemen, je weet
wel
„Dat hij wat scheef is, ja, beste mijnheer,
tnaar hij wil zoo graag
„Ja, maar de koning.
„Och, die ziet hem toch niet."
„Och, Sam laat me maar meegaan," zegt
nu beschroomd de jongen.
„Heb je nou nog niet genoeg gezoend
vraagt er eensklaps een stem buiten het ver
trek.
Meteen wordt de deur vrijpostig opengewor
pen en Harry Rudley treedt op den predikant
toe en schudt hem forsch de hand, zeggende
„Zie zoo, brave zielverzorgernu zullen
We dien Gallisclren hanen het kraaien eens
verieeren."
„Veel succes op je eersten veldtocht, Harry 1
tpaar vergeet niet, dat de Franschen geen
katjes zijn om zonder handschoenen aan te
Vatten."
„Papperiepap, mijnheer 1 Eén Engelsch
«aan weegx op tegen drie Fransozen, maar
Wat hebben we hier Is dat kromme Jack
van Betsy Engel niet Moet die ook al af
scheid van onzen besten Sampie nemen
„Och, Harry doe een goed woordje voor
hem."
Buiten klonken de snerpende tonen van
en gebarsten trompet en het roffelen van
óm gescheurde trom.
„Voor koning en vaderland riep Harry
en zwaaide met zijn eiken wandelstok, die
een uurtje vroeger nog op de helling van he
Peakgebergte aan den boom had gezeten.
Onder het zingen van :„De roffel slaat,
het uur is aangebroken," stormde hij ver
volgens de deur uit.
Nog eens nam Samuel afscheid van de zij
nen en vergezeld van Jack, ging de tocht
naar 't leger aan.
OP WEG NAAR IERLAND.
Te Liverpool lagen eenige schepen zeil
vaardig om de lersche zee over te steken naar
het groene Erin. Er was bericht ontvangen,
dat de Franschen een landing op het eiland
wilden ondernemen. In allerijl moest er dus
een leger verzameld en op uitgezonden wor
den om zulks te beletten. Slechts korten tijd
was er toe gebruikt kunnen worden om vand
de vele toegesnelde jeugdige vrijwilligersbruik
bare en geoefende soldaten te maken. Maar
het commando luidde nu eenmaal„Op
marsch naar Liverpool
De groote wereldstad, die thans meer dan
een half millioen inwoners bevat, was tentijde
van dit verhaal nog maar een kleine plaats.
Toch nam zij al meer en meer in bloei en wel
vaart toe, vooral door den handel op Ierland,
Welk eiland zijn bevolking jaarlijks zag ver
meerderen.
Van de stad zelf en liet prachtige stadhuis,
dat xo jaren vroeger was gebouwd, kregen de
soldaten niets te zien. Met een binnengeloopen
vaartuig, dat op verkenning uit geweest was,
had men de tijding bekomen, dat een vloot
van Fransche kaperschepen koers gezet had
naar het Noorden van Ierland en daar zeer
waarschijnlijk zou trachten aan land te gaan.
Er was dus te veel haast om op de Fran
schen los te gaan. De Engelsche vaartui
gen kozen dan ook zoo spoedig mogelijk het
ruime sop. Regelrecht zetten ze koers naar
het land aan de overzijde.
Aan boord van een der schepen bevonden
zich de drie jongelingen van Cast.leton. Vol
moed zagen ze de naderende ontmoetingen
met het kapervolkje tegemoet.
„Dat zal het eerst een kolfje naar mijn hand
zijn," snoefde Harry. Samuel zei niets, maar
dacht zooveel te meer en genoot van het
heerlijk tochtje over dit gedeelte der lersche
zee. Jack deed het een zoo min als het ander.
Hij zat stil voor zich heen te kijken, at als
het tijd van eten was en hield zich zooveel
mogelijk aan de zij van zijn jongen bescher
mer. Van Harry had hij een afkeer. Hij kende
hem van vroeger en niet van de gunstigste
zijde.
Toen men het eiland Man begon te naderen,
zagen de schepelingen eenige vluchtende
scheepjes met macht van zeilen zich voor
waarts spoeden, den koers nemende naar het
zuiden.
„Daar gaan die bange jongens al aar. den
haal," riep Harry, „nu ze de kleuren van 't
vereenigde koninkrijk maar in de verte zien
wapperen."
„Gij vergist u zeer," gaf Samuel hem tot
bescheid, „dat zijn smokkelaars van het ei
land Man, daar heeft de koning het even min
op begrepen als op de Fransche kapers."
Hoe nader ze bii het eiland kwamen, hoe
beter viel hun de 2000 voet hooge bergtop
van den Sneafield in 't oog. Men zeilde ten
zuidwesten van een klein rotsachtig eilandje
heen, hetwelk den zonderlingen naam draagt
van „Calf of man", Menscheukalf.
Weldra begon de lersche kust in 't verre
westen aan de kimmen op te doemen.
DE AFTOCHT DER KAPERS.
„Ik land te Carrickfergus had de kaper
kapitein gezegd en de daad bij het woord
gevoegd.
De bewoners der kleine zeestad zagen op
zekeren morgen verbaasd op, toen daar zoo
veel vreemde schepen voor hun haven voor
hun ankers lagen te rijden. Nog vreemder
zagen ze op toen die schepen een levende
lading begonnen tq lossen, die in booten aan
land werd gebracht. Ze waren nog niet van
hun verbazing bekomen, toen ook hun gehoor
zenuwen onaangenaam aangedaan werden
door de tonen der Fransche krijgsmuziek.
Wel had de stad een versterkt kasteel, waar
in een kleine gbezetting lag, maar wat zou
dat handjevol soldaten tegen de ovejmacht
beginnen Ja, ze konden den vijand een tijd
lang tegenhouden, zich laten neerschieten of
slachten en op het veld van eer een roemrijken
dood sterven, maar den Franschman buiten
de wallen der stad te koeren, vermochten ze
niet. Overgaaf was dus het parool.
De vermetele Thurot wist dan ook Carrick-
fergus-in korten tijd in zijn macht te krijgen,
zijn krijgslieden nestelden zich in de plaat-s
en deden, wat van zulke ruwe gasten haast
wel niet anders verwacht kon worden, den
armen inwoners veel en allerlei overlast aan.
Dezen lieten zich dit, door den nood gedwon
gen, geduldig welgevallen, maar zonnen niet
temin op middelen om zich de gehate in
dringers zoo spoedig mogelijk weder van den
hals te schuiven.
Als «en loppend vaartje ging de tijding van
Thurots stoutmoedige onderneming door het
groone Erin en Old-Engeland had er ook
welora tijding van bekomen.
De eer en het belang van Engeland vorder
den gebiedend, dat de kaperkapitein hoe eer
hoe liever van den vaderlandschen grond
verdreven en gevoelig op zijn voorman gezet
werd.
„Hebt ge 't vernomen, mannen aldus
sprak Thurot in een haastig belegden krijgs
raad zijn onderbevelhebbers aan, „de Engel
sche roodrokken zullen ons weldra op 't lijf
zitten." Allen knikten met de hoofden ten
teeken, dat ze met de tijding bekend waren.
„Zijt ge bevreesd voor hun komst vroeg
Thurot.
„Neen," gaven ze hem boud ten antwoord.
„Dat had ik van u verwacht, ja 1 Wat is
echter raadzaam?"
Daarover waren ze 't spoedig eens. Zich
met hun manschappen op de vloot in te sche
pen en Carrickfergus dus voor de komst van
't nngelsche leger te ontruimen, dit leek allen
beste -toe. In getalsterkte overtrof het Bnt-
sche leger toch verre het hunne.
In -Carrickfergus kregen de burgers weer
nieuwen moed. De tijding van het aanrukken
der Engelsehen was ook tot hen doorgedron
gen. Spoedig zouden ze weer verlost zijn van
die ruwe zeeschuimers.
Had Tbvvot als koopvaardijkapitein de
haven van C: rrickfergus aangedaan om zaken
te doen, dan ware.de man welkom geweest,
nij hij als veroveraar kwam, werd hij veraf
schuwd als een wilde dier. Dat doet de krijg.
Het besluit van den krijgsraad der Fransche
avonturiers Werd op den 27sten Februari 1760
ten uitvoer gebracht. Toen het Engelsche
leeger de stad binnentrok, waren de Fransche
krijgslieden afgetrokken. Ze hadden zich op
bun schepen in veiligheid gesteld. De inwo
ners van Carrickfergus juichten over den af
tocht der gevreesde en gehate kapers.
DE ZEEMEERMIN.
In een stille straat van het havenstadje
Carrickfergus stapten Samuel en zijn kornui
ten de herberg de Zeemeermin binnen, waar
de eigenaar van de herberg het llun aan niets
deed ontbreken.
„Een oud voerman hoort gaarne het klap
pen van de zweep," zei hij schertsend en
knoopte bijna met ieder der manschappen
een pratje aan. „Hij had n. 1. ook den bonten
rok gedragen en Was nog altijd een krijgsman
in zijn hart,"
Eén klein verschil bestond er echter tus-
schen hem en de mannen, die thans zijn onge-
weaschte en toch door hem genoode gasten
waren. Hij was n. 1. een geboren en getogen
Franschman en had vroeger eenige jaren in
Franschen krijgsdienst doorgebracht. Op
dit kleine verschil maakte hij de jongens even
wel niet opmerkzaam. Het had immers de
goede verstandhouding kunnen verstoren.
En dat wilde hij tegen eiken prijs voorkomen.
Daarvoor had de man dan ook zijn gegronde
redenen. Ongemerkt wist hij het doel van
hun komst in zijn logement uit te vorschen.
Terwijl de manschappen aan het babbelen
en drinken waren, fluisterde Jack Sam iets
in 't oor, wat deze omzichtig om zich heen
deed zien en stil de gelagkamer uitsluipen.
DE JONGE MATROOS.
Aan het luisruchtig gelach, hetwelk de
waard in de Zeemeermin door zijn kwinksla
gen onophoudelijk wist uit te lokken, scheen
h-jast geen eiud te komen. Een haastig inge
steld onderzoek had niets aan het licht ge-n
bracht, dat verkeerd leek. Hoe zou zoo'n gulle,
joviale kerel ook in staat zijn om kapers in
zijn huis te verbergen Zoo'n fideele vent
behoefde men dus niet met een al te nauw
lettend onderzoek lastig te vallen. De solda
ten, die met het onderzoek belast wareD ge
weest, waren reeds weder in de gelagkamer
teruggekeerd en nu ging de pret op nieuw
aan, nog doller din te voren.
Daaraan werd echter door Samuel en Jack
geen deel genomen. Zij waren met hun beiden
op verkenning uitgegaan, nadat ze de kamer
hadden verlaten. Niemand scheen hier erg in
te hebben. Alleen twee argusoogen hadden
hun hec-le doen en Izten bespied, van af het
oogenblik, dat Jack Samuel Wat had inge
fluisterd.
„Zoo, zoo, vriendjes i" had hij, aan wien
deze loerende ooge toebehoorden, tussclien
de tnden gesist, „heb je geheimen onder me
kaar en mag Harry daar niets van weten
Nauwelijks Waren ze dan ook een poosje
seggeweest, of hij wendde iets voor, dat hem
gelegenheid gaf het vroolijite troepje een
oogenblik te verlaten. De waard keek hem
met Wantrouwende blikken achterna. De
Vreemd genoeg had hij op Samuel en Jack
geen acht geslagen, toen die het vertrek
hadden verlaten. Toch ging hij onvermoeid»
voort met babbelen tegen zijn onwelkome
bezoekers,
Samuel Was intusschen met Jack de trapp
opgegaan.
„Hoort ge 't nu vroeg deze hem.
„Zeker, jongen is 't antwoord, „daar
moet een zieke of gewonde boven in 't huis
ziin."
Eenige tellen later staan ze voor de gesloten
deur van een zolderkamertje. Daaruit klinkt
hun het gekerm van een mensch tegen.
„Hier is 't," zegt Samuel, „wacht, daar is
een reet in die deur, gauw eens gekeken, wat
daar aan 't handje is."
Hij voegt de daad bij 't woord, maar deiii3t
van verbazing een trede terug en zegt haastig:
„Stil, Jack kijk jij ook eens, ik begrijp er
iets van."
Jack kijkt ook door de reet en staat van
verbouwereerdheid met den mond Wijd open,
alsof hij geen tien tellen kan en dat hij anders
dan toch nog geleerd, al was hij nooit op
school geweest.
„Hè, een Franschman zegt hij eindelijk,
diep ademhalend.
„Ja, een Fransch matroosje," zegt Samuel,
die nu weer voor de reet staat te turen.
„Maar op die legerstede ligt er nog een,"
zoo gaat Sam voort in zich zelf te praten.
„Da's een zieke, hoor, daar kermt hij weer
En wat is me dat Het lijkt wel een officier.
Jack, Jack, hier is onze plaats niet, jongen l"
Jack zegt van verbazing niets en weet niet
of hij lachen of huilen moet. Hij doet echter
noch het een noch het ander, maar stoot door
een averechtsche beweging van zijn linkerarm
tegen de deur aan, zoodat deze openspringt.'
Oogenblikkelijk vliegt het jonge matroosje,
van zijn stoel op. Bedeesd" en bevreesd ziet
het de beide Engelsche soldaten, die daar voor
de geopende deur staan, in het gelaat en zegt
met smekende stem :„Hebt medelijden l"
i I C Wordt vervolgd.)
Nieuws Nieuws Nieuws 1
Komt eens allemaal gauw in 't prieelIk
heb wat te vertellen, waar jullie van zult
staan te kijken.
Iets waar ge nu nooit aan gedacht zoudt
hebben. Zoo zeldzaam en onverwacht, dat ik
't zelf ook haast niet gelooven kan.
Wat zou 't nu wel zijn, he
Nu, ik zal voorzichtig aan vertellen, opdat
de schok niet al te plotseling koint, zoodat
jullie er ziek van worden.
Je weet het en je hebt het thuis misschien
al zoo dikwijls moeten hooren, dat 't tegen
woordig zulke duren tijden zijn. Alles is even
duur en schraal en een van de velen dingen,'
die wel het duurste zijn, is 't papier. Je kunt je
niet voorstellen hoeveel dat in prijs met vroe-'
ger verschilt.
En daarom, om zooveel mogelijk papior te.
besparen, heb ik de opdracht gekregen om -
schrik niet uit te scheiden met de kinder
krant.
Allemaal zijn ze thuis toch geabonneerd op
't Zondagsblad en daar staat ook een kinder-,
krant en veel een veel mooiere en veel groo-'
tere als de onze is. Er daarom stel ik voor om
gezamenlijk daarnaar te verhuizen en alle-'
maal neefjes en nichtje te worden, van dien
oom, die ons zeker wel graag hebben wil. -.
Dan hebben we ook een ruilhoekje en bo
vendien nog een verjaardag kalender, zoodat
we er zeker op vooruitgaan.
Ziezoo nu weten jullie het. Na deze ver
schijnt onze courant nog een maal en dan is
't gedaan met de kinderkrant -n julli?-
Oom Bernard.