TWEEDEBLAD KINDERCOURANT 2. en. aar. ilkmaar. Iden Wiegman |we LakenSt >anden enz. de 2e Hands tein. m „Effetjes wisselen.'' Kunst en Kennis Sport en Spel STAN© v.v.v. 1 1 1 0 1 -1 ALLEHLEI. op de Coi S2. Ibakkgri] Alkmaar. isierdaiïj [erkpleirc b@d« ijd >p te geven jur, aan het |n. ijn zaak heeft tsseii. indeh ZATERDAG 26 JUNI 1920 'n Klein, verkrompen, zon-bebladderd ijssva- geitje, dat jank-hortend over de straatkeien gaat. 't "Wordt geduwd door 'n kort, oafferig manne tje, dat de zweet glimmende plooien van z'n vaatdoek-gezicht met de mouw van z'n nieuwe, vritte jasje afveegt.... onoogelijk „roomijs" .manneke, zooals men er meer ziet.... en die alleen de belangstelling trekken van de „belang hebbende" jeugd, die baar natte zondags-centen neertelt op 't plankje, om daarvoor 'n ijswafel, Aon of dik, naar gelang de grootte van 't gestor te kapitaal, in ontvangst te nemen. Iets boel gewoons dus. Maar naast klein manneke met dito wagentje loopt 'n anuer mensah. 'n Vrouw namelijk. Eigenlijk ook niks bizcnders zou je zeggen, ja, waarom mag z'n vrouw niet met 'm mee Zie je toch wal meer 1 Dat ze toevallig angstig msger is, met n te ringachtige kleur, dort niets ter zake. Zijn meer van zulk soorx vrouwtje», dis 'r niet voordeelig Uitzien. Dat 't vergoorde bloesje, de verschoten, groe ne rok met wagenssneer-vlakken sa de spichtige haar-dotjes 't witte en magere nog wat „beter" doen uitkomen, kan zij allicht niet helpen. In je beste goed loop je niet naast 'n smerig roomijs- met-vanielje-karretie. Zou zonde wezen Als je zoo'n echtpaar ziet loopen in gezelschap van meergenoemd soort wagentje ga je ijskoud voorbij. Dat zouden we ook gedaan hebben als m'n met gezel me niet even had aangestooten en zacht gezegd: „Ken je die twee nog?" 't Was te gek om terug te loopen en ik had ze niet opmerkzaam bekeken, zoodat 't antwoord ontkennend was. Toen ging ie uitleggenj.begon bij 'n jaar of drie en twintig geledentoen we op bewaar school gingen. En meteen had 'k 'n stuk te pakken van de geschiedenis, waarvan hieronder dichts 'n paar brokken volgen, daar 'n heele levens-schets meest al min of meer vervelend wordt. Vooral wanneer 't thema al zoo allerakeligst afgezaagd en de „auteur" allesbehalve 'n schrijver is. Eerste brok. „Kind.... ik zeg 't je als peetoom zijnde.... doe 't niet meid.... als je ouwers nog leefden zou 't óók niet gebeurd zijn dat bezweer ik Je.' „Ach, oome, heusch.... ze hebben 'm belas terd.... 't is 'n net persoon, d'r valt niets op te zeggen." „Dus je wou beweren, dat ie niet drinkt?" „Niet drinktniet drinkt. Za'k nou ook weer nie zeggen.... nou ja'n iedereen lust wel 's 'n borreltje op z'n tijdmaar misbruik maakt Henk 'r niet vanben 'k var. overtuigd." „Dat ben je nietmaar je wil 't niet weten zog 't zoo maar. 'lc Heb 't verleden week toch zoff gezien.... 'k heb geen drek in m'n oogen. je mag nou dronken noemen wat je wil maar als dat nuchter was.... nou.... dan is 'r nog nooit iemand boven z'n thee geweest. „Noudat is dan ook toevallig de laatste keer geweest. Hij heb me vast en zeker beloofd, dat ie ze niet meer zou gebruiken.als we een maal getrouwd zijn heelegiar niet meer. Ge zworen heb ie 't." „ja-ja't gewone praatje." „Nee, hij nSeent 't vast.... Ken ik 'rn toch zeker veels te goed voor. En als 'k 'm laat loopen verdrinkt ie z'n eigen, heb" ie gezegd." „Zal ie wel zoo gauw niet doen. Hij houdt niet erg van water." Ze begon te huilen't gewone doen. Ieder een zat tegenwoordig ook op 'r te hakken.de pastoor, de kapelaan, d'r vriendin, d'r zwager en zuster.en nou oome ook nog op-de-koop-toe As ie 't toch zelf beloofd had 1 Oome tong-verrolde z'n pruiin, zette z'n bril vreer omhoog en ging door met z'n verhaal, waar ie aan bezig was. „je mot 't zelf maar weten, kind. Je zal later wel 's meer huilen. En anders dan nou 1" Tweede brok. In 't kantoor van 'n groote machine-fabriek zit 'n jonge vrouw. Ze praat met den directeur. Klaagt er over, dat ze absoluut niet kan rond komen met 't weekgeld, wat 'r man hier verdient. Hij was toch 'n goed vakman. Waarom moest ie dan minder verdienen, dan z'n kameraads., en dan voor 'n gezin met vier kinderen, kwam heel wat voor kiiken.dan dee je met 'n tien tje niet veel. De directeur zei niets. Keek alleen 't vrouwtje aan met 'n medelijdend lachje en 'n zachte hoofd beweging. Hij nam 'n groot boek uit 'n lade, sloeg het open en wees met den vinger op 'n naam, waar achter 'n bedrag stond. „Kijk eens moedertje, dat is 't weekgeld van uw man." 't Was eens zooveel als ie wekelijks afgaf. Ze vroeg of meneer d'r brutaliteit niet kwa lijk wou nemen. D'r man had altijd gezegd, dat ie.... verder praten kon ze niet. Buiten ston den twee bloedarmoed-kindjes op 'r te wachten. Derde brok. 'n Paar instellingen van liefdadigheid hadden er voor gezorgd, dat Henk Bijtels, die uit 'n val van 'n steiger 'n soort beef-kwaal had gehouden, in 'n zaakje werd gezet. 't Was 'n winkeltje, waarin potlooden, pennen, schriften, griffels en 'n heeleboel ander school- gerei verkocht werd. In 't begin zag 't er aardig uit. Als de vrouw 's avonds uit 'r werkhuis kwam zorgde ze voor 't eten, de andere allernoodzakelijkste huishoud- dingen en ging dan nog in 't winkeltje prutsen, om 't helder en ordelijk te houden. Henk dreef het zaakje, dicht in de buurt van 't „zusterschool." Waarschijnlijk heeft ie ons meer dan vijftig maal geholpen aan griften, plakplaatjes, ver- jaarwensch-papiertjes en gommetjes. Maar 't duurde niet lang, of 't winkeltje kreeg 'n heel eigenaardige bijnaam. „Effetjes wisselen" luidds deze. Dat kwam zóó Van da tienmaal dat Henk geld ontving, had ie minstens acht maal niet terug. Dan moest er gewisseld worden. Dat „wisselen" gebeurde in 'n klein kroegje, twee huizen verder, welks eige naar later beweerde aan Henk steeds den besten klant te hebben gehad. Waar het dus bij 't „wis selen" om te doen was en waar het mee gepaard ging, behoeft geen nader betoog. De schoolkinderen wisten 't al vooruit en als ze van hun dubbeltje wat kopergeld terug moes ten hebben, gaven ze elkaar al stiekum 'n por- retje.... en fluisterden: „effetjes wisselen". Er werd niet gezegd „Moe, mag 'k bij Bijtels voor 'n cent griffels halen...." maar „Moe, mag 'k 'n cent om griffels te halen bij „effetjes wisselen Twee jaar later had Henk Bijtels zich zelf onbekwaam en z'n zaakje naar den kelder „ge wisseld." Laatste brokken. 'n Klein verkrompen, zon-bebladderd ijswa- gentje, dat jank-hortend ovor de straatkeien gaatenzoovoorts(zie aanvang) 't Vrouwtje liep mee met 't ijskarretje.niet omdat ze 't zoo gezellig vond ze hoorde thuis en in bed, met 'n voorraad versterkende middelen maar omdat 'r man nog steeds heel sleohx in 't kopergeld zat 1 En meerdere malen daags „genoodzaakt" was te „wisselen." Zij nam de ijswafel-centen in ontvangst en gaf geld terug, wat 'n heeleboel tijd voor „wis selen".... en onkosten uitspaardel Zoo haalden ze nog zoowat den kost bij elkaai voor hun tweetjes.... de kinderen waren vooi de helft dood, voor de andere helft getrouwe en woonden elders. 't Allerlaatste brok der geschiedenis heb k juist dezen morgen opgedaan. 'k Zag hem al.één met 't ijskarretjedat nog onregelmatiger over de steenen botste. Wam de bestuurder was niet n staat het kleine ding in rechte banen te leiden, aangezien hij waar- s lijnlijk reeds in den morgen veel „gebrek aan ntcin geld" had gehad. Z'n gelaat zag paarsz'n groote neus 'k vergat nog te zeggen, dat ie 'n reuze-koivke d van 'n neus had z'n neus was nog donkerdei van teint en voorzien van 'n blauwe marmering, evenals de dikke hang-zakken onder de oogen van veel bloederig-wit. Hij zong liedjes van „K-k-k-Kaatje" en l an te Minaaaa, naar Wijk aan Zéééééé. 'n Heele sjoerd kinderen d'r achter, die hem ib de maling namen en met z'n wafelblikken voetbalden. 'n Grootere jongen vertelde, dat z'n vrouw in 't gasthuis lag en niet meer beter kon worden G. N. i k..l lil W ..r. r ■- - OPENLUCHTSPELEN TE BERGEN (N.-H.) In Juli en Augustus zullen te Bergen (N. H.) op liet landgoed van den burge meester, Jhr. J. van Beenen, daartoe wel willend afgestaan, verschillende o] en- lucht-voors tellingen gegeven worden, on der directie van Jacques Sluijfccrs Jr. I>e artistieke leiding is in handen van Charles Gilhuys en Co'en Hissink. LANSELOET ENDÈ SAN.DE KIJN TE DEN HAAG. Op den. Leidsclien straatweg is de prachtige buitenplaats Marlot eerst kort geleden overgegaan in handen van de ge meente en nog maar weinige ingezetenen weten, dat dit park vrij te bewandelen is. Het is den heer Anton Verheyen ge- iukt, van de gemeente oen deel van dit park te huren oai het als Openlucht-thea ter te gebruiken. Den lOen en lien Juli a.s. zal het gezelschap De Zomerspelers daar opvoeren „Lanseioet ende SarEle- rijn."' TILLY KOENENLOUIS ROBERT Naar wij vernemen, zu len Tilly Koenen en. Louis Robert dozen zomer hun der tiende jaarlijksche kerkconcerten-tournée door ons land geven. UIT BOEK BH BLAD' Mei. Ook deze Juni uitgave van Mei is we derom zeer interessand en leerzaam. Schoonheid, natuur, geschiedenis en ont spanning worden .er behandeld op eenvou dige en pakkende wijze, zoodat er weder om voor „elck wat wils" is. "We kunnen „Mei" dezen keer dan ook met volle over- tuiging warm aanbevelen bij onze Room- sche jeugd. DE KATHOLIEKE ILLUSTRATIE bevat deze week het volgende: PLATENDe rogeeringscrisis in Duitschland Bij 't warme weer onder 't fonsche geboomte 't Stadhuis te Gent ,,'s-Gravensteen", het Kasteel van de Gra ven van Vlaanderen De missie-voetbal- dag te Utrecht (4 Toto's) De In trom i- satiü op het Bagijnhoi te Amsterdam (11 Toto's) Brand cp Burger herd's Scheeps verf te Rotterdam (2 foto's) In de warmte aan hc-l strand (3 foto's) Groei? Belgische kon d b fo èd p a ar d en Moois zeillüc-k Warren Hariisg, de eandi* daat der A:nerikaauseu-Rr; cl Ukeiuseke Partij Het interna tiosr.nl Congres dor Christelijke Vakbeweging v. i ver. ha- ge De moordaanslag op Ilor.garije Kerkgang der geïnterneerden (3 foto's) Reclame voor de IllustririA in 't hartje van Afrika Soeiali-JLschcii optocht naar con teekenting van Joan Celletfe TEKST: Leola's Erfenis, roman door Charles Gar vice - De Ijsberg, door Pa ter Krütor Ces R. Sleden van Vlaande ren: Gent, door J. J. van der Wey Een H. Hartbeeld in 't openbaar, midden in Amsterdam, Boer Malur, door Gra vin Valeska Betusy Hue Ecu mislukte fooi, door Max De Kapel der H. Jean ne d'Arc Om do week een vraag M, C. B. «si© 1 Gespeeld Geivonnen Veiloren -r—, m CS 3 rtf* 3 met innings m. run; ol wickets met innings in. run: ot wickets H.C.C. 6 1 5 13 V.R.A. 5 1 3 i 9 5 2 q 3 Haarlem 2 2 V.O.C. 4 4 R.W. 4 3 Laster. Miinheer Pakse: „Dat vrouwen geen ge heim kunnen beware is vuige laster! Mijn vrouw „Wat?" riep miinheer Lakse uit, „Jou' vrouw kan. heOlem-aal geen geheim bewa ren." „Niet," zei Pakse, .'dan. moet je d'r maar eens vragen hoe oud ze is. fcim, JacK en Harry. t. De beide jongelingen, die even onthutst xijn als het jong matroosje, weten terstond geen woorden te vinden om hun aanwezig zijn op deze plaats te verontshuldigen. Dat iet vijanden zijn, die ze daar in een verborgen -schuilhoek aantreffen, die gedachte komt niet in hen op. Wat hadden ze hun ook mis daan 't Waren nu zeker een paar ongelukki- gen. Zoo denkt de valschaard er echter niet over, die de trap afsluipt om zich weder bij zijn kameraden te voegen. „Een oogje in 't zeil houden, Harry 1" zegt hij. Van zijn wedervaren rept hij echter geen Woord aan zijn krijgsmakkers. HEBT MEDELIJDEN. „Hebr mede.ijden 1" had het matroosje in het Fransch tot Samuel en Jack gezegd. Met bezorgde blikken had hij daarop naar de .sponde gezien waarop de zieke lag te kermen. Met een oogopslag zagen nu de verspieders, .dat die zieke een man was, die met een hevige koorts lag te worstelen. Een stap nadertre- dende, breidt de jonge ziekenoppasser zijn 'handen beschermend over den kortslijder uit. Wat kijkt Sant verwonderd, als door een onwillekeurige beweging met het hoofd het matroosje zijn hoofddeksel afwerpt en daar- dooi lokken laar zien, die slechts aan een meisje kunnen toebehooren. Zachtjes sluit Samuel de deur van het zol- «jei kamertje, want het rumoer, dat de sol daten daar beneden maken, schijnt het arme '.kind te beangstigen. „Ik dank u mijnheer zegt het verkleedde meisje met een lieftallige stem, „voor mijn vader, hij is zoo ziek ueze schijnt intusschen in een zachte slui- mering te zijn gevallen, zijngekerm wordt ten minste niet meer vernomen. zitten, juffrouw zegt Samuel, eenigs- zins van zijn verbazing bekomende, „van ons heeft u niet te vreezen, tot straks." Hij neemt daarop zijn kameraad ter zijde en fiuis.ert nu op zijn beurt deze een paar wootnen in 't oor, die den knaap oogenblikke- lijk zijn bezinning terug schijnen te geven. Zijn gezicht herneemt althans zijn gewone -plooi en vriendelijk lachende, zegt de goede .jongen „Reken maar op Jack, Samuel Zij verlaten nu het ziekenvertrek en doen 1 voorzichtig de deur achter zich toe. Beneden in het huis hooren ze hun makkers al roepen :„Sam, Samuel!".. De geroepene geeft hun echter geen ant woord. Op zijn gedienstigen dorpsgenoot steunende, strompelt hij een oogenblik later -de gelagkamer weer binnen. Op de vraag zijner kaïneraderwat hem deert, zegt hij op zwak ken toon :„lk gevoel mij plotseling niet al te wel, laat mij hier blijven en als ge straks uw Onderzoek in de stad hebt ten einde gebracht, JDmt mij dan maar afhalen, laat alleen Jack Jhaar bij mij blijven." De andoren gclooven den onpasselijk ge worden jongeling op zijn woord. De onder officier, die Samuel zeer genegen was, willigt zijn verzoek in cn wenscht hem een spoedige (beterschap. Jack 1 lijft nu bij Sam en allen verlaten het togenic."volstrekt niets vermoedende. Een ïiurmcT echter mompelt :„Onnoozele gansjes, iie zich met ccn kluitje in het riet laten stu- DE ERANSCHE OFFICIER. Nauwelijks hebben de soldaten de Zeemeer min vei laten en den rug toegekeerd, of de on gesteldheid van den quasi-kranken Samuel als met een tooverslag geweken. Hij ziet .-•n herbergier, die hem vragend aanstaart, ferm in het gezicht en zegt „Dat is tot zoover goed gegaan, vindt u niet „Wat bedoelt u, mijnheer?" vraagt hem de man. „Ga zoo aanstonds maar mee naar boven, Als 't u blieft," antwoordt Samuel, „ik weet er alles van, vertel mij intusschen. „Maar, mijnheer „Heb geen zorg, ik zal u niet verraden." „Nu dan, de man was doodziek, hij kon niet vervoerd worden'" „Dat behoefde ook niet en behoeft nog niet." „Uw geheim is bij mij veilig, maar breng mij dan even op de hoogte. Onbescheiden Wil ik niet zijn, maar toch. „Gij zult alles weten, mijnheer, ik stel ver trouwen in u, maar.op Jack wijzende, „elke pot heeft zijn ooren." „Spreek gerust op, voor dien goeden ziel behoeft ge niet te vreezen." En nu gerustgesteld, vertelde de logement houder, dat de man, die boven op het zolder kamertje ziek te bed lag, een landgenoot van hem was, een vriend uit vroegere jaren. „Zijt gij dan ook een Franschman vroeg Samuel. „Geboren en getogen," was 't antwoord, „maar nu al sedert jaren een rustig ingezetene van Carrickfergus." „U verstaat de Fransche taal vroeg haastig de verengelschte Franschman. „Ja," Nog haastiger dan zooeven en in 't vloei endst Fransch vertelde nu de waard verder „Bij de ontscheping der Fransche troepen is mijn vriend, die officier was op de kaper- vloot, te water geraakt en heeft dientengevol ge de koots gekregen. Wetende, dat ik hier in de Zeemeermin het beroep van logement houder uitoefende, heeft hij hier bij mij zijn intrek genomen met zijn eenige dochter. Hee msisje hield zooveel van haar vader, dat zt hem niet wilde verlaten. Als matroos is ze in dienst gegaan op de vloot van Thorot met diens ben illiging. 't Getuigt zeker voor haar goed hart en haar overschrokken inborst. En nu naar boven, later meer, mijnheer 1" Samuel had dit kort verhaal met belang stelling aangehoord. Jack was niet minder een aandachtig toebehoorder geweest, schoon hij er niets van had kunnen begrijpen. Toch had hij er een vaag begrip van, dat zijn beste vriend in onaangenaamheden kon gewikkeld worden. Hij bereidde er zich dus op voor dien goeden Sam naar zijn vermogen bijstand te bieden als het te pas mocht komen, 't Viel hem genoeg mee, dat er geen handtastelijk heden voorvielen. Op verzoek van Sam bleef hij dan ook bneden om een oogje in 't zeil te houden, toen de beide anderen weer de trap opklomen om een bezoek aan vader en doch ter te brengen. Angstvallig luisterde het meisje naar de ademhaling van den zieke. Zoo vonden haar Jean Petitzoo heette de logementhouder, en Samuel Smith, toen ze boven kwamen. Sam, wiens goed hart bewogen was met den toestand van vader en dochter, belooft met de hand op zijn hart ze niet te wullen verraden ja, ze desnoods tegen zijn eigen landgenooten te zullen beschermen. De zieke Fransche officier sliep intusschen al sedert eenigen tijd rustig voort. „Dat doet hem goed, Marie 1" zei met be moedigenden glimlach de man, die haar en haar vader gastvrijheid had verleend. Samuel zei niets, maar was éen en al oog voor de liefdelijke zorg, waarmede het jong matroosje voor den zieken vader waakte. Hij dacht daarbij aan zijn lieve moeder in de stille pastorie te Castleton. Hoe of *'t nu met haar, met vader en Ellen zou wezen GEVANGEN. In vergenoegde stemming zaten de waard uit de Zeemeermin met Samuel en Jack een glas wijn te drinken op den goeden afloop van hun avontuur. Ze duchtten geen onraad. De praatzieke Franschman disebte zijn jongen vriend, zooals hij Samuel reeds noemde, aller lei verhalen op van zijn vroeger krijgsmans leven. „Maar berg nu dien wijn weg," zei Samuel een poosje later, „mijn makkers zullen zoo dadelijk wel weer hier zijn om mij af te halen en ofschoon ik alle huichelarij verafschuw, moet ik mij toch nog wel een weinigje ziek melden." „Uw doel is edel en dat maakt veel goed", merkte de hospes op, terwijl hij een en anderi ging opbergen. „Het strijdt toch Wel een bce Je tegen me n beter ik mijn kameraden zoo te moeten bij dotten." „Tob daar nu niet over, mijnheer Smith Laval en zijn lieve dochter Marie zullen het u honderdmaal dank weten. Wie weet, Waartoe dit gevalletje nog .eenmaal leiden kan.. „O, het spijt mij niet die ongelukkige men schen gespaard te hebben, maa* Een „daar zijn ze" van Jack belette hem verder uit te spreke®, wat dit „maar" inhield. De zeemeermin vulde zich in een ommezien met soldaten. Dat ,ae niet met heel vredelie vende bedoelingen gekomen waren., bleek uit hun geheele houding. Hun aanvoerder, wijzen de op Samuel en Jack, sprak terstond op bra- schen toon Mannen 1 denkt om die beiden en gij Jean Petot ga mij voor naar boven De waard verbleekte en wilde bedenkingen maken, maar op een gebiendenden wenk van den overste deed hij stilzwijgens, wat van hem verlangd werd. De officier volgde met eenige manschappen den bedremmelden kas- telijn, in wien de soldaten den praatjesmaker van straks ternauwernood meenden te her kennen, zoozeer was de man veranderd. Met vasten tred.ging hij evenwel zijn volgers voor, maar niet naar het zolderkamertje, waar zijn zieke vriend was gehuisvest, maar naar een ander vertrek, dat öiets'bevatte dan een tafel en eenige stoelen. „Hebt ge niet meer appartementen hier boven vxoeg hem de officier met een barsch gelaat en toch inwendig blij, dat de verklikker, die hem moest vergezellen, zich vergist zou hebben. „Ja, overste zegt Harry voorbarig, „de kerel misleidt u." „Ik vraag u niets," was 't norsch bescheid tot Harry en dan tot den waard „Antwoord Jean Petit I" „Nog een klein zolderkamertje, heer over ste „En daar zit de schavuit,' grinnikte Harry. „Dat zullen we zien," sprak zijn officier, isn het werd gezien en weer klonk het van de lippen der hevig verschrikte Marie„Hebt medelijden Dat hadden met haar en haar zieken vader de officier en zijn manschappen, maar niet met Samuel Jack en Jean Petit. Geboeid werden ze uit het huis,geleid. Den dienstbode werd door den Engelschen officier opgeleid goed op den zieke te passen. Alsof zijn dochter dit niet zou doen! Toch pleitte het voor het goed hart van den Engelschen krijgsman, die inwendig de lage daad van den verklikker verfoeide.JJit te laten blijken was echter niet met de strenge krijgstucht overeen te brengen" Eh zoo geraakten Samuel Smith en zijn ge dienstige vriend, de kromme Jack, benevens de praatgrage hospes uit de Zeemeermin in gevangenschap, beschuldigd van verstand houding met den vijand. VOOR DE VIERSCHAAR. Aan boord van Zr. Ms. fregat „De konink lijke George" was de vierschaar gespannen. „Hou je goed, Sam!" mag de brave jonge ling uit Castleton in navolging van zijn zusje Ellen nu Wel tot zich zelf zeggen. En „hou je goed, Sam zegt hij dan ook, toen hij voor de vierschaar geroepen en in de kajuit gelaten wordt, waar eenige koninklijke officieren om een tafel zitten, die met allerlei papieren, boeken en kaarten bedekt is. Dat moesten zijn huisgenooten, dat moest vooral Ellen eens weten, dat Sam met ont- blooten hoofd en geboeide handen voor den krijgsraad terecht moesr staan, beschuldigd van niets meer of minder dan heulen met den vijand zijns vaderlands De onnoozele Jack naast hem maakte inderdaad een treurige figuur. De dood zag hem uit de oogen. De arme jongen verwachtte dan ook haast niets anders. Het hoofd hing hem op de borst, tranen rolden hem over de wangen. Ook Samuels houding was ver van fier. Maar geen nood, hij had een gerust geweten. Spreken vermocht hij evenwel niet of liever kon hij niet, wat zou hij ook zeggen om zijn handelwijze te verontschuldigen Een netelig geval was het zeker en de schijn geducht tegen hem. Het verhoor heeft inmiddels een aanvang genomen. De voorzitter van den krijgsraad, een gestreng man, met ernstige gelaatstrekken houdt den onthutsten jongeling,die hoe langer hoe bedeesder houding aanneemt, het laak bare van zijn handelwijze voor oogen. Samuel weet daarop niets anders te zeggen, dan dat hij onschuldig is aan verraad. Tamelijk lang duurde het verhoor, waarbij de heeren rechters met Jack in het geheel niets beginnen konden. Ja, 't scheen somtijds of hun een glimlaxh om de lippen zweefde, als ze op de vragen, die ze tot hem richtten, in het geheel geen of wonderlijk averechtsch antwoord bekwamen. O derbedreiging van voor den mast te wor- doodgeschoten te zullen worden, als hij niets bekennen wil, wordt Samuel eindelijk weder naar zijn enge gevangenis in het schip ge bracht. Jack deelt in zijn lot. Na hen is de beurt aan den logementhouder om verhoord te worden. Jean Petit toonde nu voor goed niet op zijn mindje te zijn gevallen. Hij geeft een zeer omstandig verhaal van het in zijn huis voorgevallene, verzwijgt niets n roept het medelijden in der heeren rechters, niet alleen voor zich zelf, maar ook voor den wakkeren jongeling, die zoo leelijk in het ongeval betrokken is geworden. Hij heeft »len mond vol van lof over den edelen Samuel Smith, die eerder beloond, goed beloond, dan gestraft verdien de te worden. Deze vrijmoedige toespraak van den welbespraakfcen Franschman maakte op de rechters een gun- stigen indruk. Na zijn eerlijke bekentenis wordt hij dan ook onmiddelijk op vrije voeten gesteld. Ook Samuel en Jack worden in een beter verblijf gebracht en van de boeien be vrijd, maar niemand mag een enkel woord tot hen spreken. GIJ ZIJT ONSCHULDIG. Den volgenden dag, de 2$ste Februari van het jaar 1760 was ternauwernood aan de kimmen verrezen of reeds bulderde het ge schut en wekte de beide slapcnden uit hunnen sluimer. „Dommelsch, Jack zegt Samuel, „daar 0 est en we bij wezen." „Ja, Samuelbeaamde Jack. Daar treden de heeren van de vierschaar htm verblijf binnen. Beleefd groet Samuel hen, Jack volgt zijn voorbeeld. „Heer overste zegt Samuel tot den voor zitter, „ik vraag u als een gunst om op de gevaarlijkste plaats in het gevecht gesteld te worden, want gaarne heb ik mijn leven vooe Old-Engeland over." „Ja, overste 1" zegt ook Jack. Met zichtbaar welgevallen staren de heeren op don kloeken borst, die hun zoo fier in de 1 ogen blikt en zoo stout een toon weet aan te slaan. Samuei begrijpt niets van hun welwillend- - heid, totdat een der rechters hem toevoegt „Gij zijt onschuldig." De donder van het geschut verdooft bijna het antwoord van den jongeling. Het was zijp Welgemeende dankbetuiging voor de tot hem gesproken woorden. De verwoede zeestrijd tegen den kaperkapi tein Thurot heeft voor goed een aanvang ge nomen. TUSSCHEN LEVEN EN DOOD. „Mannen riep Thurot zijn overschrokken krijgers toe, „dat gaat op leven en dood, maar stand houden zullen We en overwinnen of sterven, ja En ze hielden stand, die ijzeren zeeschui mers, totdat de overmacht hen deed zwich ten en hun wakkeren aanvoerder met hon derden niet minder wakkere mannen deed vallen om nimmer weder op te staan. Maar ook de overwinnaars hadden geduchte ver liezen geleden. Onder de gekwetsten bevond zich ook de zoon van den predikant Smith te Castleton. Als een man had hij in 't barnen der geva ren onverwrikbaar pal gestaan, totdat hij door een vijandelijken kogel buiten gevecht was gesteld. Met grooten ophef werd van zijn betoonde dapperheid melding gemaakt, maar hij zelf wist daar niets van af. In het zelfde logement, waar de Fransche officier liefderijk verpleegd werd, in de Zeemeermin, had men ook den gewonden jongeling gebracht. De bereidvaardige kromme Jack werd tot zieken verpleger aangesteld. Een beteren had men ook niet kunnen vinden. Weken lang zweefde Samuel tusschen leven en dood. „Zal hij er van opkomen vroeg op zekeren dag een soldaat aan Jack. Jack keelc den vrager in 't gelaat en keerde zich verach telijk van hem af, zonder hem een antwoord waardig te keuren. Wie scherp toegeluisterd had, had hem kunnen hooren mompelen „Dat gaat jou niets aan, valschaard I" „Wat die kromme sukkel zich al niet in beeldt, nu hij 'n dominés zoon mag oppassen," zei Harry Rudley tot een anderen kameraad. Toch was hij inwendig beschaamd en nam zich voor ter gelegener tijd daarvoor weer wraak te nemen op den kromme" en ook op dien Samuel Smith, als hij tenminste aan de klau wen van vriend Heiu mocht ontsnappen. 't Was een heugelijke dag voor al de bewo ners en gasten van de Zeemeermin, toen dit eindelijk een feit was geworden. Nu beterde de zieke dan ook bij dagen aan. Hij kon wel dra weer van zijn leger opstaan en van de zoele lentelucht genieten. De winter en het koude voorjaar waren weder voorbijgegaan, het schoon getijde bral? aan en met den zomer de volkomen herstel ling van de beide kranken, die in de Zeemeer min verpleging hadden genoten. Dankbare gevoelens bezielden vader en dochter voor den jongen Engeschman, die hun in den nood een redder had willen zijn. (Wordt vervolgd.).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Ons Blad : katholiek nieuwsblad voor N-H | 1920 | | pagina 5