SCHULD EN BOETE No 177 Zaterdag 31 Juli 1920 O .K. NIEUWS, EN ADVERTENTIEBLAD VOOR NOORD-HÖL! 'AND Bureau: HOF 6, ALKMAAR. - Telefoon: {gJTSSJ'iJï Be Katholieke Vakbe weging. BUITENLAND i FEUILLETON. 13e Jaargang Verschijnt dagelijks Een revolutionair schouwspel. TM" Abonnementsprijs: P« kwartaal: f 8,—, franco per post f 2.50} Met Geïllustreerd Zondagsblad f 0.45 hooger, Advertentieprijs: Van 1-—5 regels 1.25 j elke regel mear f 0,26 Reclames per regel 10.75; Rubriek „Vraag en aas- j bod" bjj "vooruitbetsling per plaatsing f 0.00. Aa«! alie ebcnné's wordt cp ssnvrsag gratis son polis verstrekt, welke hen verzekert tegen ongevallen tot een bedrag van 1600,-, I 400,-, 200,-, 1100,-, f 60,—5 33,— 113.— Reeds eenige dagen wacht op een bespi'e- ung het ons "toegezonden .,10de jaarverslag an het bureau voor de R.K. Vakorganisa- \ie, loopénde van 1 Januari tot en met 31 December 1919." Honderd zeventig flinke Pagina's vol bedrukt met cijfers en vereeni- ^ingsmededeelingenIs dat geen dorre lostIntegendeel: wij willen wel eerlijk 'be kennen, dat soortgelijke verslagen voor den geroutineerden lezer, die ze met tientallen mder de oogen krijgt, weinig aantrekkelijks hebben en daf„een woordje daarover ie zeg- fen" gauw gebeurd is. Maar met het jaarverslag van het bureau der R.K. Vakorganisatie is dat wat anders. Men gevoelt aanstonds tegenover iets yiachtigs te staan. Bovendien heeft de sa menstelling een zeer persoonlijk karakter: Men leest en blijft lezen, begint geleidelijk tan mee te voeien met den gerechten trots van hem, die zooveel overwinningen, zooveel frootsche resultaten te 'boek mocht stellen; 1919 was voor de Katholieke vakbeweging een jubeljaar, ijmners daarin viel de her ein g van het 10-jarig bestaan. Rn wij be grijpen het. dat de mannen van het R.K. Vakbureau het als nooit ie voren gevoelen, „welk een onuitsprekelijk voorrecht het is leiding te mogen geven aan een zoo volkrach- Jige organisatie'' als dit Bureau voor de 'Vakbeweging is. „De vrienden van onze vakbeweging had den jaar na jaar aldus zegt het verslag met klimmende belangstelling gevolgd, 'wat door ons werd verricht. Men had wel vertrouwen in de Katholieke vakorganisatie, doch. dat zij worden en 'bereiken zou, wat de leiders er van vertelden, dat waagde men ie 'betwijfelen. Nu, na tien jaar. hadden ve len er behoefte aan, uiting te geven aan de gevoelens jegens ons Met groote kracht en onuitbluschbaar vuur, hebben onze duizenden propagandis ten over het geheele land gewerkt, dag aan dag, om te voldoen aan den eisch van het vorig jaarverslag: in 1919 de 150.000. En wat werd er van dezen eisch, die een utopie werd genoemd? liet jaarverslag meldt het zoo enthousi ast: Het ledental van onze Céntraie vermeer derde in 1919 met het nog ongekende cijfer .van 51432. Het bereikte daardoor een hoog te van 149050! Wij kwamen 'n kleme dui zend te kort. doch die verrekenen we in 1920. Met de uitbreiding van het iedental werd de verantwoording van de leiders steeds grooter. De evolutie had de Vakbeweging gevoerd door verscheidene periodes. Nu was zij echter gekomen tot een moment dat er een begin gemaakt moest worden met het grootere werk voor haar weggelegd. De strijd, oogenschijnlijk uitsluitend gevoerd voor hooger loon en korteren arbeidsduur, kon onmogelijk de arbeiders bevredigen. Zij bleven daardoor de diep-onderdanige die naren van hen. die zich door hun kapitaal ■machtig waanden in de bedrijven Het oogenblik was gekomen. De leiders van hei Katholieke volk, van patroons en arbeiders, 'begrepen elkaar, begrepen hun tijd en stelden een daad. -Het Paaschmani- fest verscheen waardoor een nieuw geluid werd vernomen. - Een arbeidssysteem werd aangekondigd waarop als 't ware werd gewacht. De be drijfsorganisatie werd verdedigd en de pu bliekrechtelijke bevoegdheid daarvoor ver langd. De Katholieken namen hierdoor on tegenzeggelijk de leiding in het bedrijfs- en daardoor ook in het economisch leven. Een deel van de omstanders begroette ons werk, 'n ander deel wees het niet af, weer anderen moesten er niets van hebben, omdat zij dan de Katholieken zouden moeten volgen, nu men zelf doende was een theoretisch gedacht arbeidssysteem uit te denken. Doch wij waren er en 1919 werd daar door ongetwijfeld een van de gewichtigste jaren in de geschiedenis van de Katholieke Vakbeweging. Als vierde zaak van gewicht, waardoor 1919 bijzondere beteekenis krijgen zou voor de Katholieke Vakbeweging, moet gewezen worden op de krachtproef welke zij had ie doorstaan, doordat een aantal kwaadwillen de werkgevers met taaie volharding poogde onze organisaties en hare leden er onder te houden. Een aantal vakbonden moest den strijd aanbinden. Met den steun van ons Cen traal weerstandsfonds in den rug stre den zij en hadden succes. Doch deze ver wikkelingen, deze krachtproeven, kostten ons fonds ruim f 50800, terwijl in totaal ,aan de aangesloten vakbonden werd uit gekeerd een bedrag g-root f 252.718. 1919 ging ook in dit opzicht vooraan. En wat wij in dit verslagjaar nopens de fi nanciën leerden, daar zullen wij in de toekomst ernstig rekening mee houden. Vervolgens het is alsof men het ons als feestgeschenk wilde aanbiedenl kwam Minister Aalherse met zijn nieu we Arbeidswet waarin o.m. 't Nederland- sche volk de 8-urendag werd .verzekerd. Om twee redenen gaf de nieuwe Arbeids wet aanleiding tot vreugde. Ten eerste, omdat daardoor voldaan werd aan het verlangen van de Katholieke Vakbewe ging en ten tweede, omdat het onze Ka tholieke Minister Aalberse was, die ons den 8-urendag bracht. Aalberse, de man van de K. S. A., de man vau het Boom- sche sociale leven, dc man van do Ka tholieke Vakbeweging. En mogen we fn dit verband niet tevens noemen het be sluit, om een eigen sanatorium te stichten met den steun van de Begeering? Een besluit, waardoor de Katholieke Vakbe weging, welke al jaren deed aan tuber culosebestrijding, weer vooraan staat in de rij van de vakcentrales in binnen- en bniteinand, 240 patiënten, mannen, vrouwen en kinderen uit de -arbeiders- J klasse, zullen nu in hun eigen instel ling worden verpleegd op de- meest mo derne wijze." Ziedaar één enkeie bladzijde uit dit jaarboek. Zeiden wij te veel, wanneer wij beweerden, dat deze lectuur zich verre verheft boven die .van ge-lij ks o ortigen aard Heel dit werkje over de resultaten van de propaganda is zelf een stuk propa ganda van bijzondere soort. De cijfers van het ledental, de aanwinsten over de verschillende provincies worden gewikt en gewogen en tot propaganda-materiaai verwerkt. En- wanneer wij aan het slot van dit relaas lezen: „Wij kunnen en moeten in 1920 de 200,000 overschrijden" dan gelooven wij dat. Zoo is het met de bespreking van financiën, cijfers, die in de totalen met honderdduizenden en millioenen werken. En men wijst en terechtook hier o_p de beteekenis, welke in deze financieeie kracht schuilt. Wij kunnen al die hoofdstukken na tuurlijk niet bespreken. Dat het werk van „Herwonnen Levenskracht" er een bijzondere plaats inneemt, valt te begrij pen. En dit treft ons te meer, nu juist dezer dagen nog het sanatorium geopend is, waarover in het yersLag nog als van een daad der naaste toekomst gerept wordt. Maar het is juist nu van te meer be teekenis nog eenige regelen, af te drukken uit de vele, die in 't jaarboek aan deze stichting worden gewijd: Als het sanatorium geopend js, dan zijn we nog niet waar we wezen moeten. Tot nu toe kon Herwonnen Levens kracht geregeld een 40-tal patiënten in verpleging hebben. Bij de stijging der verpleegprijzen zou dit bij de tegenwoordige middelen een 30-tal worden. Maar onze Boomsche Vakbeweging heeft een groote daad gesteld, die aan heel Nederland eerbied moet afdwingen. De gecombineerde bestuursvergadering van Mei 1919 besloot tot het lieffen van een contributie van éen cent per lid en per week. Dit schitterend besluit brengt jaarlijks 60 a 70.000 gulden jn de kas van H-L. We hopen daardoor de verpleging van ongeveer honderd patiënten voortdurend te kunnen bekostigen. Dat wil dus zeggen, dat H. L. in zijn sanatorium straks bij na handerd vrije bed den heeft voor de patiënten van H. L. Nu resten er twee dingen. De andere 140 plaatsen in ons sana torium blijven open voor patiënten, die uit andere kassen verpleegd worden, of die zelf de verpleging betalen kunnen Br.ovincie en Gemeente geven hier en daar wel eens subsidie. Geven zij genoeg? En wordt de sub sidie zoo g'eregeid, dat ook de patiënten, die van Boomsche zijde worden uitge zonden hiervan profiteeren? Dit zij aan onze GrooteJelachtbare en Edelachtbare vrienden van Staten en Ba den beleefd ter onderzoek en ter over weging aanbevolen. En dan: Boomsch Nederland ziet het Sanatorium „Berg en Bosch" verrijzen.' Boomsch Nederiaiid ziet de (laad van on ze Vakbeweging. Wat zal ons volk doen? Wij wachten steun in stad en land, van rijk en arm, maar toch vooral ook van de rijken. „Herwonnen Levenskracht" heelt recht op sympathie, op liefde, op daadwerke lij ken steun. Boomsch Nederland kenne zijn plicht! DE BELGISCHE KAMER EN SENAAT DOOR OUD-STRIJDERS OVER- ROMPELD. Eenige duizenden oud-strijders hadden Donderdag- te Brussel 'n betoctging op touw gezet als protest tegen bet voorstel der regeering' betreffende de stichting van een fonds ten bate van oud-strijders De betoogers eisehten een jaargeld voor elk van hen. Een groep van twaalf mannen begaf zich naar het Kamergebouw, waar zjj door den voorzitter werden ontvangen, wi>en zij hun eisch mededeelden. De voorzitter verklaarde, dat hij de Kamer van de desiderata der oud-strij ders in kennis zou stellen, doch dat de Kamer hierover zou beslissen zonder den druk van wie ook te ondergaan. Hij voeg de er aan toe dat de Kamer zeer goed weet, welke rol de oudstrijders gedurende den oorlog- hebben gspeeld en dat zij met hun wen schen rekening zal houden. De gedelegeerden keerden daarop naar den grooten stoet terug, doch middeler wijl was een deel der strijders er in ge slaagd door het afgezette terrein te bre ken en de ministeries en het Kamerge bouw te omsingelen. Den burgemeester van Brussel gelukte hot de betoogers er toe te brengen zich te rug te trekken. Doch de betoogers koer den terug om zich vóór het parlennent te verzamelen. De gedelegeerden dier oud strijders kondigden daarop aan dat de Kamer in afdeelingen was gegaan om hun voldoening te schenken. Ondanks den raad om kalm te blijven, slaagden de betoogers er in het parle mentsgebouw te bestormen. Over het verder verloop seint de corr. van de „Msb." te Brussel nog liet vol gende: Onder oorverdoovend lawaai bereiken de benden eindelijk de zittingzaal. De kamerknechten worden omver geloopon. Eenige der dapperste- kamerleden, zooals Hubin, verscheidene anderen trekken weg willen de zaal verdedigen, maar worden tegen den grond geslagen. De betoogers bestormen de sprekers-tri bune en zetten hun viaggenstok voor den neus van Brunet, den .voorzitter. Da Iheele zaal stroomt vol. Het ge schreeuw der bende, waarvan sommigen op de tafel der stenografen klimmen en anderen echte „sjappies" met petten, plaats nemen op de jninisterieele banken, overstemt alles. De meeste kamerleden hebben het lo kaal verlaten, zoo o.a. de minister van oorlog Janson, om wien de betoogers on ophoudelijk schreeuwen. De anderen staan met gekruiste armen, en bleeke gezichten dit helsehe lawaai gade te slaan en te luisteren naar de overweldigende kreten der compacte massa.. De bende- built als bezeten. En hoe Brunet, de voorzitter, die steeds op zijn plaats is gebleven, ook hamert, de betoogers, waarvan er velen het echte revolutionnaire uiterlijk heb ben, blijven roepen: „Weg met Janson. Wij zullen hier komen regeerenl" Up de ministers banken beginnen de 4 betoogers, die daar plaats genomen heb ben, rustig een sigaret te- rooken. Heftige redevoeringen Dan stijgt er plotseling een oorverdoo vend gejuich op. Rem'ortelle, de afgevaar digde der oud-strijders wordt .door de combattanten op de tafel der stenografen gedragen. ■Hij zal spreken. Het parlementslid Cou- sot protesteert, maar hij wordt door de oud-strijders tot zwijgen gebracht. .Op de publieke triuuiie woiut gemanifesteerd. Dadelijk komen militairen de kamer ontruimen. De politie verschijnt bij don ingang der vergaderzaal, doch zij worjlt teruggezonden. Eindelijk kan van Bemor- telle spreken. „Op het oogenblik, .dat gii de kamer zijt binnengedrongen," zoo zegt lui. .wees er de voorzitter op dat de afgevaardigden plichten hadden jegens u. (toejuichingen). Maar ver geet niet dat de afgevaardigden mannen zijn zooals gij en niet willen bukken voor geweld. (Hevige prolesten en lawaai. Men schreeuwt: leugenaar! Van Remortelle kan niet verder gaan). De Vlaming van Hoek zal het op zijn beurt probeeien. Met een geweldige stem schreeuwt hii boven het rumoer uit: „De oud" strijders zullen voldoening krijgen, maar de manifestanten moeten inmiddels de kamer verlaten. (Geweldig lawaai). „Alleen door geweld zullen wii hier ver helden". wordt er geschreeuwd. Van d-e rede van Van Hoek wordt niets verstaan. Reeds een half uur houden de oud- strijders de kamer bezet. De leiders komen tusschenbeide en plotseling gaat een stroom naar den uitgang. De buitensten blijven evenwel steken. Dan komt de stroom op nieuw de kamer binnen. „Buiten slaan de gendarmen", schreeuwen de betoogers. „en wii gaan hier niet weg, voor de gendarmen ons vriie baan geven!" Kamerleden komen tu§schenbeide en lang" zaam verlaten de beloogers de zaal. De 4 individuen op de minisleroanken verklaren te blijven zetelen Minister Wouters komt op hen toe en weet met een zacht lijntje de „herren" over te halen, de plaats weer aan de ministers af te staan. Het revolution-nair schouwspe' had bijna drie kwartier geduurd. Toen begaf de bende zich naar den Senaat waar ook een aantal oud-strijders binnen drong. Buiten kwam het tot boisingen met de politie waarbij verschillende gewonden vielen. Reuter seint nog: De ministerraad heeft bestolen een ge rechtelijke vervolging te doen instellen tegen de verantwoordelijke daders van de gebeur tenissen van gisterenmiddag, o.a tegen het blad „Ons Vaderland", dat er toe heeft 'bij gedragen de oud-striiders op te hits-en. De beschuldiging luidt: „vergrijp tegen de vei ligheid van den Staat." De ^procureur-generaal en de procureur des konings woonden de beraadslaging bij. De ministerraad zou hedenmorgen weer bijeenkomen. DE BETOOGIHG TE BRUSSEL. Het parket beeft, na ruggespraak met den Minister van Justitie en andere Mi nisters besloten, de inrichters van de be longing der oudstrijders te vervolgen we gens complot tegen de veiligheid van den staat. Ook het dagblad ,,Ons Vaderland", dat een oproep tot de oud-strijders om te manifesteeren heeft opgenomen, wordt vervolgd. Dit geeft aan d'e „In-dépendance Beige' dadelijk gelegenheid om de schuld voor 't gebeurde althans ten deele op den mg der Flaminganten te schuiven. Des avonds is nog kabinetsraad gehou den De regeering liet het ontwerp-Janson varen, dat door de strijders was bestre den en nam. het beginsel der dotaties aan. In weerwil van het verbod van den burgemeester om te blijvien staan of sa men te scholen, vereenigden zich giste renmorgen talrijke groepen oud-strijdere om te betoogen. Daar zij weigerden uit een te gaan, chargeerde de gendarmerie en verspreidde de betoogers. De Brusselsche „Standaard" schrijft: De baldadige tooneelen, die in het Par lement werden afgespeeld, zullen een on gelooflijke opschudding in heel het Land verwekken. ,Velo Vlaamsche jongens die met den stroom waren meegevoerd tot in het Pa leis der Natie, spraken hun spijt uit over 't gebeurde. Zij waren naar Brussel geko men met de bedoeling een kalme betoo ging' te houden; woelzieke elementen en opgehitste hoofden hebben de betooging tot een oproer doen Overslaan. Vor de eerste maal ie de onschendbaar heid van het Paleis der Natie en der neu trale strook die het om-geeft, geschonden. Reeds wordt de vraag van de verant woordelijkheid opgeworpen, voor de on voldoende beveiliging welke door de stad Brussel werd verstrekt. Wat er ook van zij, de overrompeling van de Kamer en de baldadigheden die er werden verricht kunnen niet streng genoeg worden afgekeurd. Niet alleen werd de waardigheid van ons Parlement met voeten getreden, maar daar werd (Vrij naar het Engelsch van A I .Geautoriseerde vertaling 5. Swan] 34. De toon van zijn stem was echter vijandig, en hij scheen vsn Geoffrey eenige verklaring te wachten. In het kort vertelde deze den kruier wat hem overkomen was. Bill luis terde met groote belangstelling en met een zonderlinge mengeling van twijfel van twijlel en c looven in de uitdrukking van zijn gezicht. ,,Ze Was er slecht aan toe,meneer.Me dunkt? ow dat het toch slecht voor een dame gezorgd rman," sprak hij, „doch ha.ar lot en het mijne r.A-1- n ooi- nle /ï/\/lnnr j i i t „Ja, hoor eens, mijn vrouw en ik h-;dden diep medelijden met haar en waren diep ver ontwaardigd op u en zelfs op dit oogen blik kan ik er nog moeilijk anders over den ken. Zou het misschien niet beter voor haar zijn als ze u nooit meer terugzag, waarde heer?" Bill, een eerlijke brave kerel, had deze woorden gesproken met een soort van kop- pigen moed, die onwillekeurig een diepe bewondering opwekten bij Geoffrey Faussit Vreemden Waren veel vriendelijker en har telijker en bezorgder voor Anpie Fletcher ge weest dan hij, en de gulheid dezer arme men schen tegenover iemand die in nood Was, trof hem diep. „je kon weieens groot gelijk hebben, beste moet heeten, als ze daar aan een groot station staat, zonder adres Waarheen ze gaan kan en zonder geld voor de terugreis of voor een ciotel." „Dat is volkomen waar, maar ik kon haar onmogelijk helpen. Wilt ge mij haar adres geven Bill had daar blijkbaar niet veel zin in, en zelfs het fluiten vau den naderenden trein kon hem er niet toe brengen den kr oop •4óór te hakken en het gesprek af te breken. J weigeren. V zijn nu eenmaal onverbrekelijk verbonden.' Bill's gelaat drmkte alles eer uit dan ver trouwen in de Waarheid dezer laatste woor den. „Zoudt u dat denken, meneer," vroeg hij langzaam. „Het is zoo. Zc is mijn vrouw." Bij deze laatste woorden ademde Bill verlicht op. „Dan mag in U mijn adres niet sorak hii. „Het is Paradise Grove 18 Camberwell." Geoffrey krabbelde het adres op zijn manchet en haastte zich er heen. Het was tamelijk ver, en het was dan ook volslagen donker toen Geoffrey Faussit aan het bedoelde adres kwam. Het was een smalle steeg met lage huizen, een overblijfsel van het oude Camberwell, dat vroeger zulk een deftig gedeelte van het middel-eeuwsche Londen vormde. Geoffrey, die nauwelijks gelooven kon dat hij het zelf was die in deze zoo vreem de omgeving vertoefde, liet zich daardoor in- tusschen niet terughouden. Hij had haast om verontschuldiging en verklaring aan te bie den aan de vrouw, die wel niet anders denken kon dan dat hij haar schandelijk bedrogen had. Hij klopte aan het bedoelde nummer aan en zag achter het neergelaten gordijn van het eene venster een vriendelijk licht branden. Zijn kloppen werd onmiddellijk ge volgd door het openen der deur daar stond Annie zelf voor hem. Ze slaakte een kreet van vreugde Geoffrey trad op haar toe en om helsde haar. „Arm kind," sprak hij, „wat moet je een angst uitgestaan hebben Het trof alleronge lukkigst, cn ik kon er heusch niets aan doen." Snikkend drukte zij zich tegen hem aan, en in het zenuwachtig schokken van heel haar lichaam voelde Geoffrey wat bij haar aange daan had. En hij begreep dat, nu hij de zorg voor een vrouw op zich genomen had, er iets gebeuren moest om haar geschokt ver trouwen in hem te herstellen. TIENDE HOOFDSTUK. MANNELIJKE KRACHT. Annie opende de deur van de kleine slaap kamer, die zij door de vriendelijkheid der Al- derton's sinds twee dagen de hare mocht noe men. „Ga maar even naar binnen, Geoff," sprak ze. „Juffrouw Alderton is haar kleine naar bed brengenIk moet haar even gaan ve tel len dat je gekomen bent." Er stond een klein olielampje op tafel Annie stak het aan en ging met een gelukkig lachje tegen hem de kamer uit. Geoffrey keek glimlachend om zich heen. Hij ging zitten en begon te bedenken hoe moeilijk het leven nu voor hem worden zou. En hij begreep al dadelijk dat de verantwoor delijkheid die hij tegenover Annie op zich ge nomen had, veel grooter was dan hij zich in het eerste oogenblik had voorgesteld. Het vooruitzicht van de reis met zijn jonge vrouw, en van het zich vestigen in oen land waar nie mand hem kende en dat zooveel kansen bood op flinKen vooruitgang, had aanvankelijk aanlokkelijk genoeg geschenen, maar nu hij dit alles zoo dicht voor zich had, begon hij de moeilijkheden en bezwaren beter te overzien. De kleine afmetingen en de woning van den eerlijken maar armen kruier, het zonderling- eenvoudige meubilair, de lucht van het olie lampje daar op de tafel, dat alles sprak hem van de nieuwe atmosfeer waarin hij zou moe ten leven. Hij zou moeten afdalen tot de maat schappelijke positie van de vrouw die hij ge trouwd had, en teri.-minste voor zekeren tijd zou hij zich moeten vergenoegen met den ar beid cn het loon van een gewoon werkman. Het bracht hem niet meer op zijn gemak te gevoelen, dat hij daar in het geheel niet tegen opzag en dat hij volstrekt niet de behoefte gevoelde om wanhopige pogingen te doen ten einde aan dit zijn lot te ontkomen. In de ka mer boven hem, waar Betsie Alderton bezig" was voor haar kleine te zorgen, hoorde hij nu stemmen. Daar was Annie nu bezig, haar gast vrouw het blijde nieuws te vertelh-n. Hij hoor de Annie's stem en haar welluiclenóin lach, en daartusschen het diepe geluid van Alder ton's vrouw. Eens onderscheidde hij duidelijk de klank van zijn eigen naam. En donkerrood kwam om zijn gelaat zijn trots was nog in het geheel niet dood. - '-A - (Wordt vervolgd.)'

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Ons Blad : katholiek nieuwsblad voor N-H | 1920 | | pagina 1