SCHULD EN BOETE
No 177
Zaterdag 31 Juli 1920
O .K. NIEUWS, EN ADVERTENTIEBLAD VOOR NOORD-HÖL! 'AND
Bureau: HOF 6, ALKMAAR. - Telefoon: {gJTSSJ'iJï
Be Katholieke Vakbe
weging.
BUITENLAND
i FEUILLETON.
13e Jaargang
Verschijnt dagelijks
Een revolutionair schouwspel.
TM"
Abonnementsprijs:
P« kwartaal: f 8,—, franco per post f 2.50}
Met Geïllustreerd Zondagsblad f 0.45 hooger,
Advertentieprijs:
Van 1-—5 regels 1.25 j elke regel mear f 0,26
Reclames per regel 10.75; Rubriek „Vraag en aas- j
bod" bjj "vooruitbetsling per plaatsing f 0.00.
Aa«! alie ebcnné's wordt cp ssnvrsag gratis son polis verstrekt, welke hen verzekert tegen ongevallen tot een bedrag van 1600,-, I 400,-, 200,-, 1100,-, f 60,—5 33,— 113.—
Reeds eenige dagen wacht op een bespi'e-
ung het ons "toegezonden .,10de jaarverslag
an het bureau voor de R.K. Vakorganisa-
\ie, loopénde van 1 Januari tot en met 31
December 1919." Honderd zeventig flinke
Pagina's vol bedrukt met cijfers en vereeni-
^ingsmededeelingenIs dat geen dorre
lostIntegendeel: wij willen wel eerlijk 'be
kennen, dat soortgelijke verslagen voor den
geroutineerden lezer, die ze met tientallen
mder de oogen krijgt, weinig aantrekkelijks
hebben en daf„een woordje daarover ie zeg-
fen" gauw gebeurd is.
Maar met het jaarverslag van het bureau
der R.K. Vakorganisatie is dat wat anders.
Men gevoelt aanstonds tegenover iets
yiachtigs te staan. Bovendien heeft de sa
menstelling een zeer persoonlijk karakter:
Men leest en blijft lezen, begint geleidelijk
tan mee te voeien met den gerechten trots
van hem, die zooveel overwinningen, zooveel
frootsche resultaten te 'boek mocht stellen;
1919 was voor de Katholieke vakbeweging
een jubeljaar, ijmners daarin viel de her
ein g van het 10-jarig bestaan. Rn wij be
grijpen het. dat de mannen van het R.K.
Vakbureau het als nooit ie voren gevoelen,
„welk een onuitsprekelijk voorrecht het is
leiding te mogen geven aan een zoo volkrach-
Jige organisatie'' als dit Bureau voor de
'Vakbeweging is.
„De vrienden van onze vakbeweging had
den jaar na jaar aldus zegt het verslag
met klimmende belangstelling gevolgd,
'wat door ons werd verricht. Men had wel
vertrouwen in de Katholieke vakorganisatie,
doch. dat zij worden en 'bereiken zou, wat de
leiders er van vertelden, dat waagde men
ie 'betwijfelen. Nu, na tien jaar. hadden ve
len er behoefte aan, uiting te geven aan de
gevoelens jegens ons
Met groote kracht en onuitbluschbaar
vuur, hebben onze duizenden propagandis
ten over het geheele land gewerkt, dag aan
dag, om te voldoen aan den eisch van het
vorig jaarverslag: in 1919 de 150.000. En
wat werd er van dezen eisch, die een utopie
werd genoemd?
liet jaarverslag meldt het zoo enthousi
ast:
Het ledental van onze Céntraie vermeer
derde in 1919 met het nog ongekende cijfer
.van 51432. Het bereikte daardoor een hoog
te van 149050! Wij kwamen 'n kleme dui
zend te kort. doch die verrekenen we in
1920.
Met de uitbreiding van het iedental werd
de verantwoording van de leiders steeds
grooter. De evolutie had de Vakbeweging
gevoerd door verscheidene periodes. Nu
was zij echter gekomen tot een moment dat
er een begin gemaakt moest worden met
het grootere werk voor haar weggelegd. De
strijd, oogenschijnlijk uitsluitend gevoerd
voor hooger loon en korteren arbeidsduur,
kon onmogelijk de arbeiders bevredigen. Zij
bleven daardoor de diep-onderdanige die
naren van hen. die zich door hun kapitaal
■machtig waanden in de bedrijven
Het oogenblik was gekomen. De leiders
van hei Katholieke volk, van patroons en
arbeiders, 'begrepen elkaar, begrepen hun
tijd en stelden een daad. -Het Paaschmani-
fest verscheen waardoor een nieuw geluid
werd vernomen.
- Een arbeidssysteem werd aangekondigd
waarop als 't ware werd gewacht. De be
drijfsorganisatie werd verdedigd en de pu
bliekrechtelijke bevoegdheid daarvoor ver
langd. De Katholieken namen hierdoor on
tegenzeggelijk de leiding in het bedrijfs- en
daardoor ook in het economisch leven. Een
deel van de omstanders begroette ons werk,
'n ander deel wees het niet af, weer anderen
moesten er niets van hebben, omdat zij dan
de Katholieken zouden moeten volgen, nu
men zelf doende was een theoretisch gedacht
arbeidssysteem uit te denken.
Doch wij waren er en 1919 werd daar
door ongetwijfeld een van de gewichtigste
jaren in de geschiedenis van de Katholieke
Vakbeweging.
Als vierde zaak van gewicht, waardoor
1919 bijzondere beteekenis krijgen zou voor
de Katholieke Vakbeweging, moet gewezen
worden op de krachtproef welke zij had ie
doorstaan, doordat een aantal kwaadwillen
de werkgevers met taaie volharding poogde
onze organisaties en hare leden er onder te
houden.
Een aantal vakbonden moest den strijd
aanbinden. Met den steun van ons Cen
traal weerstandsfonds in den rug stre
den zij en hadden succes. Doch deze ver
wikkelingen, deze krachtproeven, kostten
ons fonds ruim f 50800, terwijl in totaal
,aan de aangesloten vakbonden werd uit
gekeerd een bedrag g-root f 252.718.
1919 ging ook in dit opzicht vooraan. En
wat wij in dit verslagjaar nopens de fi
nanciën leerden, daar zullen wij in de
toekomst ernstig rekening mee houden.
Vervolgens het is alsof men het ons
als feestgeschenk wilde aanbiedenl
kwam Minister Aalherse met zijn nieu
we Arbeidswet waarin o.m. 't Nederland-
sche volk de 8-urendag werd .verzekerd.
Om twee redenen gaf de nieuwe Arbeids
wet aanleiding tot vreugde. Ten eerste,
omdat daardoor voldaan werd aan het
verlangen van de Katholieke Vakbewe
ging en ten tweede, omdat het onze Ka
tholieke Minister Aalberse was, die ons
den 8-urendag bracht. Aalberse, de man
van de K. S. A., de man vau het Boom-
sche sociale leven, dc man van do Ka
tholieke Vakbeweging. En mogen we fn
dit verband niet tevens noemen het be
sluit, om een eigen sanatorium te stichten
met den steun van de Begeering? Een
besluit, waardoor de Katholieke Vakbe
weging, welke al jaren deed aan tuber
culosebestrijding, weer vooraan staat in
de rij van de vakcentrales in binnen-
en bniteinand, 240 patiënten, mannen,
vrouwen en kinderen uit de -arbeiders-
J klasse, zullen nu in hun eigen instel
ling worden verpleegd op de- meest mo
derne wijze."
Ziedaar één enkeie bladzijde uit dit
jaarboek. Zeiden wij te veel, wanneer
wij beweerden, dat deze lectuur zich verre
verheft boven die .van ge-lij ks o ortigen
aard
Heel dit werkje over de resultaten van
de propaganda is zelf een stuk propa
ganda van bijzondere soort. De cijfers
van het ledental, de aanwinsten over de
verschillende provincies worden gewikt
en gewogen en tot propaganda-materiaai
verwerkt.
En- wanneer wij aan het slot van dit
relaas lezen:
„Wij kunnen en moeten in 1920 de
200,000 overschrijden" dan gelooven wij
dat. Zoo is het met de bespreking van
financiën, cijfers, die in de totalen met
honderdduizenden en millioenen werken.
En men wijst en terechtook hier o_p
de beteekenis, welke in deze financieeie
kracht schuilt.
Wij kunnen al die hoofdstukken na
tuurlijk niet bespreken. Dat het werk
van „Herwonnen Levenskracht" er een
bijzondere plaats inneemt, valt te begrij
pen. En dit treft ons te meer, nu juist
dezer dagen nog het sanatorium geopend
is, waarover in het yersLag nog als van
een daad der naaste toekomst gerept
wordt.
Maar het is juist nu van te meer be
teekenis nog eenige regelen, af te drukken
uit de vele, die in 't jaarboek aan deze
stichting worden gewijd:
Als het sanatorium geopend js, dan zijn
we nog niet waar we wezen moeten.
Tot nu toe kon Herwonnen Levens
kracht geregeld een 40-tal patiënten in
verpleging hebben.
Bij de stijging der verpleegprijzen zou
dit bij de tegenwoordige middelen een
30-tal worden.
Maar onze Boomsche Vakbeweging
heeft een groote daad gesteld, die aan
heel Nederland eerbied moet afdwingen.
De gecombineerde bestuursvergadering
van Mei 1919 besloot tot het lieffen van
een contributie van éen cent per lid en
per week.
Dit schitterend besluit brengt jaarlijks
60 a 70.000 gulden jn de kas van H-L.
We hopen daardoor de verpleging van
ongeveer honderd patiënten voortdurend
te kunnen bekostigen.
Dat wil dus zeggen, dat H. L. in zijn
sanatorium straks bij na handerd vrije bed
den heeft voor de patiënten van H. L.
Nu resten er twee dingen.
De andere 140 plaatsen in ons sana
torium blijven open voor patiënten, die
uit andere kassen verpleegd worden, of
die zelf de verpleging betalen kunnen
Br.ovincie en Gemeente geven hier en
daar wel eens subsidie.
Geven zij genoeg? En wordt de sub
sidie zoo g'eregeid, dat ook de patiënten,
die van Boomsche zijde worden uitge
zonden hiervan profiteeren?
Dit zij aan onze GrooteJelachtbare en
Edelachtbare vrienden van Staten en Ba
den beleefd ter onderzoek en ter over
weging aanbevolen.
En dan: Boomsch Nederland ziet het
Sanatorium „Berg en Bosch" verrijzen.'
Boomsch Nederiaiid ziet de (laad van on
ze Vakbeweging.
Wat zal ons volk doen? Wij wachten
steun in stad en land, van rijk en arm,
maar toch vooral ook van de rijken.
„Herwonnen Levenskracht" heelt recht
op sympathie, op liefde, op daadwerke
lij ken steun.
Boomsch Nederland kenne zijn plicht!
DE BELGISCHE KAMER EN SENAAT
DOOR OUD-STRIJDERS OVER-
ROMPELD.
Eenige duizenden oud-strijders hadden
Donderdag- te Brussel 'n betoctging op
touw gezet als protest tegen bet voorstel
der regeering' betreffende de stichting
van een fonds ten bate van oud-strijders
De betoogers eisehten een jaargeld voor
elk van hen.
Een groep van twaalf mannen begaf
zich naar het Kamergebouw, waar zjj
door den voorzitter werden ontvangen,
wi>en zij hun eisch mededeelden.
De voorzitter verklaarde, dat hij de
Kamer van de desiderata der oud-strij
ders in kennis zou stellen, doch dat de
Kamer hierover zou beslissen zonder den
druk van wie ook te ondergaan. Hij voeg
de er aan toe dat de Kamer zeer goed
weet, welke rol de oudstrijders gedurende
den oorlog- hebben gspeeld en dat zij met
hun wen schen rekening zal houden.
De gedelegeerden keerden daarop naar
den grooten stoet terug, doch middeler
wijl was een deel der strijders er in ge
slaagd door het afgezette terrein te bre
ken en de ministeries en het Kamerge
bouw te omsingelen.
Den burgemeester van Brussel gelukte
hot de betoogers er toe te brengen zich te
rug te trekken. Doch de betoogers koer
den terug om zich vóór het parlennent te
verzamelen. De gedelegeerden dier oud
strijders kondigden daarop aan dat de
Kamer in afdeelingen was gegaan om
hun voldoening te schenken.
Ondanks den raad om kalm te blijven,
slaagden de betoogers er in het parle
mentsgebouw te bestormen.
Over het verder verloop seint de corr.
van de „Msb." te Brussel nog liet vol
gende:
Onder oorverdoovend lawaai bereiken
de benden eindelijk de zittingzaal. De
kamerknechten worden omver geloopon.
Eenige der dapperste- kamerleden, zooals
Hubin, verscheidene anderen trekken
weg willen de zaal verdedigen, maar
worden tegen den grond geslagen.
De betoogers bestormen de sprekers-tri
bune en zetten hun viaggenstok voor den
neus van Brunet, den .voorzitter.
Da Iheele zaal stroomt vol. Het ge
schreeuw der bende, waarvan sommigen
op de tafel der stenografen klimmen en
anderen echte „sjappies" met petten,
plaats nemen op de jninisterieele banken,
overstemt alles.
De meeste kamerleden hebben het lo
kaal verlaten, zoo o.a. de minister van
oorlog Janson, om wien de betoogers on
ophoudelijk schreeuwen. De anderen staan
met gekruiste armen, en bleeke gezichten
dit helsehe lawaai gade te slaan en te
luisteren naar de overweldigende kreten
der compacte massa.. De bende- built als
bezeten. En hoe Brunet, de voorzitter,
die steeds op zijn plaats is gebleven, ook
hamert, de betoogers, waarvan er velen
het echte revolutionnaire uiterlijk heb
ben, blijven roepen: „Weg met Janson.
Wij zullen hier komen regeerenl"
Up de ministers banken beginnen de 4
betoogers, die daar plaats genomen heb
ben, rustig een sigaret te- rooken.
Heftige redevoeringen
Dan stijgt er plotseling een oorverdoo
vend gejuich op. Rem'ortelle, de afgevaar
digde der oud-strijders wordt .door de
combattanten op de tafel der stenografen
gedragen.
■Hij zal spreken. Het parlementslid Cou-
sot protesteert, maar hij wordt door de
oud-strijders tot zwijgen gebracht. .Op de
publieke triuuiie woiut gemanifesteerd.
Dadelijk komen militairen de kamer
ontruimen. De politie verschijnt bij don
ingang der vergaderzaal, doch zij worjlt
teruggezonden. Eindelijk kan van Bemor-
telle spreken.
„Op het oogenblik, .dat gii de kamer zijt
binnengedrongen," zoo zegt lui. .wees er de
voorzitter op dat de afgevaardigden plichten
hadden jegens u. (toejuichingen). Maar ver
geet niet dat de afgevaardigden mannen
zijn zooals gij en niet willen bukken voor
geweld. (Hevige prolesten en lawaai. Men
schreeuwt: leugenaar! Van Remortelle kan
niet verder gaan).
De Vlaming van Hoek zal het op zijn
beurt probeeien. Met een geweldige stem
schreeuwt hii boven het rumoer uit: „De oud"
strijders zullen voldoening krijgen, maar de
manifestanten moeten inmiddels de kamer
verlaten. (Geweldig lawaai).
„Alleen door geweld zullen wii hier ver
helden". wordt er geschreeuwd.
Van d-e rede van Van Hoek wordt niets
verstaan. Reeds een half uur houden de oud-
strijders de kamer bezet. De leiders komen
tusschenbeide en plotseling gaat een stroom
naar den uitgang. De buitensten blijven
evenwel steken. Dan komt de stroom op
nieuw de kamer binnen. „Buiten slaan de
gendarmen", schreeuwen de betoogers. „en
wii gaan hier niet weg, voor de gendarmen
ons vriie baan geven!"
Kamerleden komen tu§schenbeide en lang"
zaam verlaten de beloogers de zaal. De 4
individuen op de minisleroanken verklaren
te blijven zetelen Minister Wouters komt op
hen toe en weet met een zacht lijntje de
„herren" over te halen, de plaats weer aan
de ministers af te staan.
Het revolution-nair schouwspe' had bijna
drie kwartier geduurd.
Toen begaf de bende zich naar den Senaat
waar ook een aantal oud-strijders binnen
drong. Buiten kwam het tot boisingen met
de politie waarbij verschillende gewonden
vielen.
Reuter seint nog:
De ministerraad heeft bestolen een ge
rechtelijke vervolging te doen instellen tegen
de verantwoordelijke daders van de gebeur
tenissen van gisterenmiddag, o.a tegen het
blad „Ons Vaderland", dat er toe heeft 'bij
gedragen de oud-striiders op te hits-en. De
beschuldiging luidt: „vergrijp tegen de vei
ligheid van den Staat."
De ^procureur-generaal en de procureur
des konings woonden de beraadslaging bij.
De ministerraad zou hedenmorgen weer
bijeenkomen.
DE BETOOGIHG TE BRUSSEL.
Het parket beeft, na ruggespraak met
den Minister van Justitie en andere Mi
nisters besloten, de inrichters van de be
longing der oudstrijders te vervolgen we
gens complot tegen de veiligheid van den
staat. Ook het dagblad ,,Ons Vaderland",
dat een oproep tot de oud-strijders om te
manifesteeren heeft opgenomen, wordt
vervolgd.
Dit geeft aan d'e „In-dépendance Beige'
dadelijk gelegenheid om de schuld voor 't
gebeurde althans ten deele op den mg
der Flaminganten te schuiven.
Des avonds is nog kabinetsraad gehou
den De regeering liet het ontwerp-Janson
varen, dat door de strijders was bestre
den en nam. het beginsel der dotaties aan.
In weerwil van het verbod van den
burgemeester om te blijvien staan of sa
men te scholen, vereenigden zich giste
renmorgen talrijke groepen oud-strijdere
om te betoogen. Daar zij weigerden uit
een te gaan, chargeerde de gendarmerie
en verspreidde de betoogers.
De Brusselsche „Standaard" schrijft:
De baldadige tooneelen, die in het Par
lement werden afgespeeld, zullen een on
gelooflijke opschudding in heel het Land
verwekken.
,Velo Vlaamsche jongens die met den
stroom waren meegevoerd tot in het Pa
leis der Natie, spraken hun spijt uit over
't gebeurde. Zij waren naar Brussel geko
men met de bedoeling een kalme betoo
ging' te houden; woelzieke elementen en
opgehitste hoofden hebben de betooging
tot een oproer doen Overslaan.
Vor de eerste maal ie de onschendbaar
heid van het Paleis der Natie en der neu
trale strook die het om-geeft, geschonden.
Reeds wordt de vraag van de verant
woordelijkheid opgeworpen, voor de on
voldoende beveiliging welke door de
stad Brussel werd verstrekt.
Wat er ook van zij, de overrompeling
van de Kamer en de baldadigheden die
er werden verricht kunnen niet streng
genoeg worden afgekeurd. Niet alleen
werd de waardigheid van ons Parlement
met voeten getreden, maar daar werd
(Vrij
naar het Engelsch van A I
.Geautoriseerde vertaling
5. Swan]
34.
De toon van zijn stem was echter vijandig,
en hij scheen vsn Geoffrey eenige verklaring
te wachten. In het kort vertelde deze den
kruier wat hem overkomen was. Bill luis
terde met groote belangstelling en met een
zonderlinge mengeling van twijfel
van twijlel en c
looven in de uitdrukking van zijn gezicht.
,,Ze Was er slecht aan toe,meneer.Me dunkt? ow
dat het toch slecht voor een dame gezorgd rman," sprak hij, „doch ha.ar lot en het mijne
r.A-1- n ooi- nle /ï/\/lnnr j i i t
„Ja, hoor eens, mijn vrouw en ik h-;dden
diep medelijden met haar en waren diep ver
ontwaardigd op u en zelfs op dit oogen
blik kan ik er nog moeilijk anders over den
ken. Zou het misschien niet beter voor haar
zijn als ze u nooit meer terugzag, waarde
heer?"
Bill, een eerlijke brave kerel, had deze
woorden gesproken met een soort van kop-
pigen moed, die onwillekeurig een diepe
bewondering opwekten bij Geoffrey Faussit
Vreemden Waren veel vriendelijker en har
telijker en bezorgder voor Anpie Fletcher ge
weest dan hij, en de gulheid dezer arme men
schen tegenover iemand die in nood Was, trof
hem diep.
„je kon weieens groot gelijk hebben, beste
moet heeten, als ze daar aan een groot station
staat, zonder adres Waarheen ze gaan kan
en zonder geld voor de terugreis of voor een
ciotel."
„Dat is volkomen waar, maar ik kon haar
onmogelijk helpen. Wilt ge mij haar adres
geven
Bill had daar blijkbaar niet veel zin in,
en zelfs het fluiten vau den naderenden trein
kon hem er niet toe brengen den kr oop
•4óór te hakken en het gesprek af te breken. J weigeren.
V
zijn nu eenmaal onverbrekelijk verbonden.'
Bill's gelaat drmkte alles eer uit dan ver
trouwen in de Waarheid dezer laatste woor
den.
„Zoudt u dat denken, meneer," vroeg hij
langzaam.
„Het is zoo. Zc is mijn vrouw."
Bij deze laatste woorden ademde Bill
verlicht op. „Dan mag in U mijn adres niet
sorak hii. „Het is Paradise Grove
18 Camberwell." Geoffrey krabbelde het adres
op zijn manchet en haastte zich er heen.
Het was tamelijk ver, en het was dan ook
volslagen donker toen Geoffrey Faussit aan
het bedoelde adres kwam. Het was een smalle
steeg met lage huizen, een overblijfsel van het
oude Camberwell, dat vroeger zulk een deftig
gedeelte van het middel-eeuwsche Londen
vormde. Geoffrey, die nauwelijks gelooven
kon dat hij het zelf was die in deze zoo vreem
de omgeving vertoefde, liet zich daardoor in-
tusschen niet terughouden. Hij had haast om
verontschuldiging en verklaring aan te bie
den aan de vrouw, die wel niet anders denken
kon dan dat hij haar schandelijk bedrogen
had. Hij klopte aan het bedoelde nummer
aan en zag achter het neergelaten gordijn
van het eene venster een vriendelijk licht
branden. Zijn kloppen werd onmiddellijk ge
volgd door het openen der deur daar stond
Annie zelf voor hem. Ze slaakte een kreet van
vreugde Geoffrey trad op haar toe en om
helsde haar.
„Arm kind," sprak hij, „wat moet je een
angst uitgestaan hebben Het trof alleronge
lukkigst, cn ik kon er heusch niets aan doen."
Snikkend drukte zij zich tegen hem aan,
en in het zenuwachtig schokken van heel haar
lichaam voelde Geoffrey wat bij haar aange
daan had. En hij begreep dat, nu hij de zorg
voor een vrouw op zich genomen had, er iets
gebeuren moest om haar geschokt ver
trouwen in hem te herstellen.
TIENDE HOOFDSTUK.
MANNELIJKE KRACHT.
Annie opende de deur van de kleine slaap
kamer, die zij door de vriendelijkheid der Al-
derton's sinds twee dagen de hare mocht noe
men.
„Ga maar even naar binnen, Geoff," sprak
ze. „Juffrouw Alderton is haar kleine naar
bed brengenIk moet haar even gaan ve tel
len dat je gekomen bent."
Er stond een klein olielampje op tafel
Annie stak het aan en ging met een gelukkig
lachje tegen hem de kamer uit.
Geoffrey keek glimlachend om zich heen.
Hij ging zitten en begon te bedenken hoe
moeilijk het leven nu voor hem worden zou.
En hij begreep al dadelijk dat de verantwoor
delijkheid die hij tegenover Annie op zich ge
nomen had, veel grooter was dan hij zich in
het eerste oogenblik had voorgesteld. Het
vooruitzicht van de reis met zijn jonge vrouw,
en van het zich vestigen in oen land waar nie
mand hem kende en dat zooveel kansen bood
op flinKen vooruitgang, had aanvankelijk
aanlokkelijk genoeg geschenen, maar nu hij
dit alles zoo dicht voor zich had, begon hij de
moeilijkheden en bezwaren beter te overzien.
De kleine afmetingen en de woning van den
eerlijken maar armen kruier, het zonderling-
eenvoudige meubilair, de lucht van het olie
lampje daar op de tafel, dat alles sprak hem
van de nieuwe atmosfeer waarin hij zou moe
ten leven. Hij zou moeten afdalen tot de maat
schappelijke positie van de vrouw die hij ge
trouwd had, en teri.-minste voor zekeren tijd
zou hij zich moeten vergenoegen met den ar
beid cn het loon van een gewoon werkman.
Het bracht hem niet meer op zijn gemak te
gevoelen, dat hij daar in het geheel niet tegen
opzag en dat hij volstrekt niet de behoefte
gevoelde om wanhopige pogingen te doen ten
einde aan dit zijn lot te ontkomen. In de ka
mer boven hem, waar Betsie Alderton bezig"
was voor haar kleine te zorgen, hoorde hij nu
stemmen. Daar was Annie nu bezig, haar gast
vrouw het blijde nieuws te vertelh-n. Hij hoor
de Annie's stem en haar welluiclenóin lach, en
daartusschen het diepe geluid van Alder
ton's vrouw. Eens onderscheidde hij duidelijk
de klank van zijn eigen naam. En donkerrood
kwam om zijn gelaat zijn trots was nog
in het geheel niet dood.
- '-A - (Wordt vervolgd.)'