R-K. NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR NOORD-HOLLAND De kleine Pilatus De SVïarcesaren van Armenië. FEUILLETON. No'328 Maandag 11 October 1920 13e Jaargang Bureau: HOF 6, ALKMAAR. - Telefoon: SSE 433' ADVERTENTIEPRIJS j Lessen uit de Poststaking. Wat de Pers zegt ABONNEMENTSPRIJS PER KWARTAAL i 2.-, FRANCO PER POST 2.50 MET OEILLUSTREERD ZONDAGSBLAD f 0.50 HOOGER. Verschijnt dagelijks* VAN 1-5 REGELS f 1.25; ELKE REGEL MEER f 0.25 J RECLAMES PER REGEL f 0.75; RUBRIEK „VRAAG EN AANBOD" BIJ VOORUITBETALING PER PLAATSING f0.60 Aan aüe abonr.é's wordt op aanvraag gratis oen polis verstrekt, welke hen verzekert tegen ongevallen tot een bedrag van t 500—, f 4Ü0.-, f 200.—, f 100—, f 60 f 35.—, f 15.- De laatste dagen, waarin aan heel de we reld moest worden rondgeseind, dat ook in het schijnbaar zoo rustige en ordelievende Nederland een deel der Rijksambtenaren en beambten hun plicht verzaakte en tot staking overging, hebben ons veel geleerd, al kan de Inhoud dier lessen dan ook niet nieuw en on verwacht genoemd worden. Laten wij de gebeurtenissen even bekijken »n er onze conclusies uit trekken. Het gistte reeds lang onder het personeel bij de posterijen en telegrafie. Dat is niet te ver wonderen ,want bij de snelle en talrijke salaris- verhoogingen van werknemers in de particu liere bedrijven, provinciale en gemeentelijk^ unbtenaren en beambten, raakten de mannen van de post achter, een verklaarbare vertra ging voor wie weet, welk een ingewikkeld machaniek in het werk moet worden gesteld en voor hoeveel millioenen dekking moet wor den gezocht, eer een zoo omvangrijk lichaam jds het staatsbedrijf der posterijen en telegrafie zijn loonschaal kan veranderen., Begrijpelijk is het niettemin, dat de betrok tenen bij het bedrijf dagelijks hun achterstand voelden en ongeduldig werden. Maar_dit juist is het stadium, waarin een ambtenaar op den proef wordt gesteld. Wij behoeven niet uit te wijden over de onmogelijkheid om aan ambte- aaren in Overheidsdienst het stakingsrecht toe te kennen. Wie zit te wachten op een te legram over den toestand van een ernstige ziekewie zijn ouderdomsrente aan het post kantoor niet kan krijgen uitbetaaldwie zijn zaKn,. yeMottend uit de Ongevallenwet, f.i.a.- stkantoor kan regelen om maa. iets aan te stippen gevoelt direct, dat een staking bij een publieken dienst heel wat anders is als een particulier arbeidscon flict. Verzaken de ambtenaren hun plicht, dan valt het staatsmechaniek uiteen. Daarom is le eed van trouw van den ambtenaar van zoo- Veel gewichtdaarom is het zoo diep te betreu ren, wanneer ambtenaren en beambten in het Uur der beproeving dien eed verzaken. Maar onze vermaterialiseerde tijd bezit nu aenmaal geen martelaarsbloed meer. Wie der tig gulden loon heeft en er niet van kan komen, gooit zijn werk neer, wanneer hem geen vijf gulden meer gegeven wordt, ook al helpt hij met die daad een geheele samenleving in de war sturen. Die plichtsverzaking is het beden- telijksta van de gehouden staking van het post-personeel, erger dan alle schade, weljse uit de stopzetting van het bedrijf zal voort vloeien. En het verloop der beweging nu ge durende eenige dagen, verergert zoo mogelijk nog het geval. In Amsterdam gooien op een 'aulppostkantoor plotseling eenige beambten het werk neer, zonder overleg met hun bestuur. Anderen sluiten zich aan de beweging grijpt om zich heen en het bestuur der neutrale /ereeniging leidt niet, maar volgt. Overijld, ronder zich te bedenken of de gevolgen te overzien, staakt men. 2óó dwaas is de bewe ging. dat „Het Volk," welk socialistisch or pan de daad der staking natuurlijk moet «ejuichen, toch de beweging als dwaas en werijld veroordeelt, omdat zoo'n staking niet gewonnen worden kan. Een regeering immers, iie voor muitende ambtenaren uit den weg eou gaan, zou zich zelf onmogelijk maken. Me bezinning schijnt ook wel tot de meerder- neid der postbeambten te zijn doorgedrongen n daarom nam men zijn baat tot een ander, misschien nog gevaarlijker maar laffer middel ',an de staking het lijdelijk verzet en trachtte ildus den dienst te ontwrichten. En zóó zeer ras de geest onder het personeel vergiftigd, dat .mbtenaren aan hun hoogsten chef, den Mi- 'ister, een telegram zonden, waarin zij de Re- jeering van ernstige plichtsverzaking beschul digden, maar vergaten, dat zij zelf de grootste jlichtsverzakers waren in hun voornemen tot ontwrichting van den dienst door lijdelijk ver- zet, desnoods met lamleggen van heel het post en telegraafverkeer. De geest is vergiftigd. Dit is op al de verga deringen der laatste dagen gebleken en wij spreken hier nu voornamelijk van de groote steden Amsterdam, Den Haag en Rotterdam. Er was een commissie van Overleg en het besluit, waartoe de meerderheid dier commissie kwam, v/as de indirecte aanleiding tot de mui terij. Hoe ondemocratisch Wat baat overleg, wanneer men zich niet bij de resultaten van dat zelf gewilde overleg neerlegt En gesteld, het apparaat van zulk een commissie van over leg blijkt niet te voldoen," dan zoeke men toch naar een ander middel. Dit eischt immers eer lijkheid en goede trouw. Maar de geest is verbitterd. Helaas hebben vooral in Amsterdam een bedenkelijk aantal Katholieke postmannen getoond, dat alle organisatievorm niets baat, wanneer de begin selen alleen maar in den naam der vereeniging cn niet in het hart der leden geschreven staan. Het is een groote teleurstelling, dat wij er uit onze rijen zien overloopen of zich met moeite binnen de perken laten houden, wanneer de leiders stevig aan de beginselen vast houden. Het is geen kunst óm organisatieman en christelijk georganiseerd te zijn, zoolang er geen vuiltje aan de, lucht is. De kracht van een overtuiging blijkt slechts in uren van be proeving. En helaas is die vuurproef door ve len niet doorstaan. Des te meer hulde aan de leiders, die voet bij stuk hielden en aan de man nen, vooral in de kleine steden, die achter hen bleven staan. Mogen zij helpen om den geest van verbittering in hun naaste omgeving te temperen, opdat de plichtverzakers spoedig tot bezinning komen. Want, zooals te verwachten was, zijn de sta kers Zaterdagmorgen wel met hangende pootjes terug gekeerd, gezien de dwaasheid van hun overijlde daad en heeft het Bestuur van den Centralen Bond zijn instructies tot plegen van lijdelijk verzet ingetrokken. Maar daarmee is de geest zelf niet plotseling gewijzigd. Een geest van plichtsverzaking en muiterij heeft zich onder- een uitgebreid ambtenaars corps geopenbaard. Verzachtende omstandig heden mogen wij vinden in het feit, dat de Regeeringsadviseurs wel wat lang getalmd heb ben om een noodzakelijke loonsverhooging tot stand te doen komen. Maar dat neemt niet weg, dat dezer dagen gebleken is, dat de Nederland- sche Staat niet op al zijn ambtenaren vertrou wen kan. Die indruk dient zoo spoedig mogelijk te worden weggenomen en daartoe kunnen voor namelijk de goede, ordelievende elementen meewerken, door in hun omgeving bij iedere passende gelegenheid met kracht en met ernst hun beginselen te propageeren. Wij ontvingen onderstaande vertaling van 'n rondschrijven van c.en Hoog Eervv. lJater Ferdinandus Diotallevi, custos van het H. Land, aan alle missionarissen der Missie ge zonden. De inhoud zal zeker ook de belang stelling van onze lezers weg dragen. Jeruzalem, 14 September 1920. Zeer beminde Medebroedersin de Missie van het H. Land, Al weken en maanden zagen wij angstig uit naar -blijdere tijdingen#van Armenië en andere deelen onzer missie. Maar terwijl wij vroeger nog eenige hoop hadden omtrent het lot' van verschillende onzer medebroeders, kan ik U nu nog slechts met alle zekerheid aankondigen, dat zeven hunner op verschil lende wijze in onze H. Missie den dood onder staan hebben, gevallen daar zij christenen, katholieken, Franciscanen waren. Hoeveel pogingen ik hiertoe ook hebbe aangewend, zoo is het mij toch heel onmoge lijk geweest in eigen persoon onze vernielde missiën in Armenië te bezoeken, gelijk ik al de andere bezocht heb. Maar van talrijke per- sonen, die alle vertrouwen waard zijn, weten wij nu tot in de treurigste omstandigheden, dat onze heldhaftige medebroeders op het veld van hunnen apostolischen arbeid vielen, soldaten die trouw hun leven gaven in den dienst van Jezus Christus, herders die voor en met de hun toevertrouwde kudde stierven. Wij kunnen U thans roet alle zekerheid deze droeve en tevens heerlijke marteldooden me- dedeelen. Wij manen tevens aan om voor de zielen dezer gevallenen te bidden, hoewel zij naar onze vaste overtuiging voor het Ge loof hun leven geofferd hebben. Ik zou U breeduit van elk hunner in het bijzonder wil len spreken maax de droefheid eens vaders doet bij mij de stem steken, en houdt de woor den in de pen. Toch is het mijn plicht U ten minste de algemeene omstandigheden van hunnen dood kortelings mee te deelen later zal alles meer uitvoerig verhaald worden. Op de eerste plaats komen Pater Franciscus de Vittoris, Broeder Alfred Dollentz, en Br. Subatini 1), die in September van het vorige j aar weef naar Armenië gezohden waren iiier werden gedurende den oorlog al onze missiën verwoest. Zij werden naar M. gezon den, vaar weer christelijke huisgezinnen, of gedeelten er van terugkeerden en hielpen de armen, die van alles ontbloot waren, op eer lijke manier hun leven te onderhouden. Daar' werd door hen ook dadelijk een weeshuis ge opend, waar ien dertigtal kinderen, wier ouders vermoord waren, werden opgenomen. Onze drie medebroeders deelden, wat zij had den, met de arme christenen der bevolking rij waren er hun vader, hun geneesheer, hun apotheker, hun priester en hun schoolmeester, in een verwoeste streek zonder eenigen schijn van orde of wereldlijk gezag. Ze waren er vier maanden, toen het moor den in de omstreken j weer begon, en onze medebroeders het ergste vreesden voor zich zeiven en voor de christenen, die onder hunne hoede waren. Toen kwam een Muzelman, zekere Leuimen Oglu Ali hen in het missie huis met veel vriendschapsbetuigingen op zoeken, hun voorstellende bij hem op zijne eigendommen te koruén met hunne wees kinderen, terwijl ook alle andere christenen bij hem veilige schuilplaats, zouden vinden. Men geloofde dezen man, en de missionarissen met hunne weeskinderen en alle christenen stelden zich nog denzJfden dag onder zijne bescherming. In het gastvrije huis van den Muzelman aangekomen, vonden de missiona rissen daar een eenvoudig ontbijt gereed. Doch nauwelijks waren zij hiermee begonnen, terwijl de gastheer hen gezelschap hield, of men hoorde buiten geweerschoten en ver ward geroep om hulp. Toen ontmaskerde zich ook de trouweloosheid van den gastheer; deze doodde zelf met een revolver onze drie medebroeders en buiten ontkwam geen enkele christen of wees aan het bloedbad. Daarna werden èn missiehuis, èn de woningen der christenen geplunderd, en eindelijk werd er in brand gestoken, wat er nog overbleef, 't Was 23 Januari 1920. De Kerk vierde de ver loving van Maria en Joseph en onze lieve medebroeders vlogen ten hemel naar het eeuwige bruiloftsfeest van het Lam. Vierde martelaar was Pater Albertus Ama- risse, 2) overste der missie in Jenige-Kalé Gedurende den oorlog, toen de christenen vermoord of overal heen verspreid waren, zocht de Pater ze overal op, hen bemoedigende en, zooveel hij kon, de priesterlijke bediening bij hen uitoefende. Toen hij in 19x9 weer in zijne missie teruggekeerd was, begon hij dade lijk met grooten ijver het verwoeste te lier- stellen maar in Januari 1920 vielen de Tur ken weer in de streek; en vermoordden den missionaris met al zijne christenen. Het vijfde slachtoffer is Pater Stephanus Jaiineatian 3) die al vele jaren overste was onzer missie in Donkalé, cn daar van allen om zijnen ijver en zijn liefelijken eenvoud bemind was. Gedurende den oorlog werd zijne kudde christenen vermoord, of langs alle kanten in wilde vlucht verspreid. Maar zoo spoedig er betere dagen begonnen aan te breken, kwamen de levende christenen en ook P. Steplianus weer in Donkalé terug, en begon men moedig met het herstel en den weder-opbouw van wat door den moed wil der Turksche wandalen beschadigd of vernield was. Maar weer brak een storm van vervolging over Donkalé uit, ook hier in de maand Januari 1920. D Turken, onder aanvoering van zekeren Naggiai Moustafa, vielen het ongelukkige dorp aan, en begon nen er de woningen der christenen in brand te steken. Dezen vluchtten naar het missie huis, en verscholen zich in de kerk. Toen omsingelden de Turken de gebouwen, en begonnen er tegen te schieten. Doch weldra, om hunne munitie te sparen, kwamen zij op het satanische denkbeeld van kerk en missiehuis, waarin allen gevlucht waren, eenvoudig in brand te steken. Zoo gebeurde werkelijk, en P. Stephanus met al zijne christenen kwamen in de vlammen om en de kerk, vroeger huis des gebeds, toen toevluchtsoord, werd nu het altaar dezer arme slachtoffers. Het zesde slachtoffer is Br. Jozef Achil- lian. 4) Hij was in Maraase met Pater Mater- nus Muré, 5) zijn overste. Toen in Januari van dit jaar de onlusten weder uitbraken, verlieten beiden aan het hoofd van 2500 christenen, en op bevel van den Franschen Generaal, de stad om elders het lijf te ber gen. In het guurste getijde van den winter 6), langs moeilijke, haast onbegaanbare wegen, bijna zonder proviand en voortdurend ach tervolgd en gehinderd door bandelooze, Turksche soldaten, kwamen zij op 15 Fe bruari in Adana aan. Onze arme Br. Jozef was geheel uitgeput van de vermoeienis en het hongerlijden. Nauwelijks in Adana aangekomen, zeeg hij neer, geene hulpmid delen konden 11 eer baten, en, omringd van zooveel ongelukkige christenen, die hij ge red had, stierf hij denzelfden dag, bijgestaan door Pater Maternus Muré, zijn overste en metgezel in lijden en ballingschap. Het zevende, tot hiertoe laatste slacht offer, is Pater Leopardus Belluecci, 7), die vroeger in de Missie van Constantinopel werkzaam was, doch sedert 1918 aan de Missie van het H. Land verbonden is. Hij was leeraar aan een college, dat de Missie in Aleppo heeft, en ging naar Jeruzalem, om er met de oversten der Missie v< or den wederopbloei van dit college middelen te beramen. Hij was op 20 Aug. 1.1. in den trein van Damascus naar Caifa, toen deze trein in het station van Khetbet-el-Gazal door de Drusen werd overvallen. Alles werd door deze barbaren geplunderd, en vele reizigers werden schandelijk vermoord. Volgens het verhaal der Arabische couranten en oogge tuigen door mij ondervraagd, ontving ook P. Leopardus twee kogels in mond en hart, en werd daarop door de woestelingen aan eene speer geregen. L11 nu, beminde medebroeders, zijn deze zeven kameraden niet m er, en hebben wij ze aan den hemel afgestaan. Zij gaven him leven, naar wij vastelijk gelooven, voor Jesus Christus. Hij heeft ze in Zijne glorie opgenomen, hun de eewige kroon der stand- vastigen gegeven. Zij, die hun bloed gestort en hun leven gegeven hebben, nadat de menschen het zoogenaamde redestraktaat geteekend hadden, zullen God bidden. Die alleen vrede geven kan, opdat werkelijk de vrede over de wereld moge komen, en de menschen elkander weer mogen gaan lief hebben. Deze, onze getallen medebroeders, zullen voor onze Missie bidden, opdat Gon haar bijsta in haar tegenwoordig uitersted nood, en haar Zijne Genade niet onttrekke door de voorbede dezer martelaren, die voor God en de Missie van het 11. Land-hun bloed gestort, hun leven gegeven hebben, en daf deze Missie altijd leve en werke en lijde on der den invloed en door de begeestering der Goddelijke Liefde. FR. FERDINANDUS DIOTALLEVI Custos van het H. Land. P. S. Aalmoezen worden dankbaar aan vaard door Pater Aug. Bulters, O. F. M. Commissaris v. h. H. L, Kasuariestr. 50, Den Haag. x) P. Franciscus en Br.' Salvator zijn Ita lianen Br. Alfred is van Hongarije. 2) Italiaan. 3) Eflree is zelf een Armeniër. P.' Albertus en P. Stephanus waren vóór 25 jaar beiden leerlingen van P. Lucas Van de P,. voord t, die nu i x. het vaderland vertoeft om den missie-ijver der katholieken ook naar de Missie van het h. Land heen te leiden. 4) Ook een ArmenEr. 5) Deze is Franciscaan uit Nederland, var Maastricht geboortig en sedert 1891 in de Missie van liet H. Land werkzaam. 6) De winter is daar veel strenger dan in Nederland. 7) Een Italiaan. TUT BEZINNING GEKOMEN, De „Maasbode" schrijft: „Het Post- en Telegraafpersoneel dat uit d en band gesprongen was, heeft ziek bezonnen en het anarchistisch avontuur, waarin het zich deed meesleepen, den rug gekeerd. Dank zij dit moet hier, zonder ecnig leedvermaak overigens, worden geconstateerd de principieele houding van onze ChristeLijke regeering, die, voor geen dreigement willende wijken, voet bij stuk hield, is, ten tweede male nu, ons land béwaard gebleven yoor de heillooze gevolgen eener „vergis sing" K u intussohen tjoor het kloek en door tastend optreden Van mini ter Buys en zijn ambtgenooten een ergerlijke gezagier- aanrunding werd verijdeld, mogen wij verwachten, dat de regeering een te gemoetkomende houding zal aannemej? tegenover het personeel, niet alleen te genover dat deel hetwelk zijn plicht getrouw bleaf maar ook tegenover het andere, welks niet te veraedigen noch te verontschuldigen handelwijze niette min gezien den toestand van agitatie waarin het verkeerde allicht niet ten volle den delinquenten kan worden toegerekend. Zijn er werkelijk schuLdigeu aan te wijzen, wier directe invloed, de massa moet gesuggereerd hebben tot den sprong in het duister, dan mag een voorbeeldige straf hun niet onthouden worden. Doch, zoo wij meenen te mogen vertrouwen, zal ons Christelijk Kabinet, welks Christolijk karakter juist in deze dagen vanwege de kloekheid, waarmede hec de gezags-idee hooghield, zoo vaak ten onrechte is in twijfel getrokken, met een genereus en grootmoedig ge baar jegens zijn tot orde en regel te ruggekeerde ambtenaren de verkeerd© oordeelenden van hun ongelijk overtui gen en den hatelijken Laster tegen het zelve verbreid, weten te logenstraffen." Ook omdat wij weten, dat der regeering niets liever is dan te beschikken over een staf van ambtenaren, die met tevre denheid en opgewekten ijver zijn plicht vervult. *ri Novelle van P. Louis Coloma. Donnerwetter.Driemaal wierp ik den man- e over hem en dan stootte ik de speer er in en trok ze er uit en het dier viel en de oes,«houwers É'ichlen.Dal noem ik gevaar; druiven èn!?"™'1 h°e<len toe en Sisaren en »Eu toen zij "iets meer te gooien had den... haalde iemand pisl(fol te voor. kjhijn en loste een schot.'"onderbrak hem iroog de aanhanger van Logertiso. Deze uitlating werkte als een koud bad op het ijdele enthousiasme van den riiercnvecti- Vr en wekte algemeen gelach op. .Verontwaardigd deed Despendicios ziin 'Mfsoogen rollen en zich lot Gabriel, den ten- {erseu onder hen, wendend, zcide hij t0t tem met een geoaar als: „Nu, 'je kor. je ;es- ament wei maken".: „Zeg inij eens, mijn' jongen, heb ik iets bij zonders in mijn gezicht, of kom ik je Belache lijk voor?" ui, u - Het lachen verstierf op Gabriel's lippen, het bleed drong in zijn gelaat en mechanisch wendde hij zijn oogen naar Garcia, maar on gelukkigerwijs was deze juist twee slappen van daar in gesprek met een keiiner en zoo antwoordde de arme jongen stotterend: „Lieve vriend.... ik! allemaal lachen ze toch! 1 Despendicios trok zijn hoe.d in het gelaat, legde zijn elleboog op de tafel e» een hand in die heup, keek Gabriel strak aan en zeide tot hem, naar rechts en links kijkend: „Al lachen allen, dan verlang ik toch, dat je ernstig blijft!..' Begrepen?" Gabriel's verwarring was tot het uiterste gestegen pn zonder te weten, wat hij ant woorden of doen moest, richtte hij een smee kenden blik tot zijn vriend en riep angstig: „Garcia!.Garcia Maar nog voor deze hem te hulp kon ko men, veranderde Despendicios zijn toon en zijn gebaar, legde Gabriel een hand op het hoofd en zeidc met lec-de e stem Cn wonderlijke oogenverdraajng: „Acli, lieve mama., schrik u maar niet. Niemand zal uw kind iets doen!" Gabriel was in zijn stoei teruggezonken. Hij .werd bleek als was,, dan rood als een garnaal... Plotseling sprang hij op, hoog op gericht ais een wild dier, en wierp den stie renvechter den kop in het gezicht, die hij voor zich had staan: „Canaille!" schreeuwde hij, „wat denkt je wei?" En zijn lippendie reine lippen, die zoo dikwijls tot Maria, de Onbevlekte, gebeden hadden, werden voor de eerste maal bezoe deld mei een onrein woord.. Daarop volgde een oogenblik van algemeene verwarring. Garcia schoot dadelijk toe; eenige studenten hielden Gabriel tegen, die, snui vend van wcedie, zich op een stoel liet vallen en kop en schotel tegen de marmeren tafel smeetDenpendicios bleef als vastgenageld op zijn sloel ziilen, bleek als een stervende. Het lam was in een leeuw veranderd en de kievit loonde die klauwen en den snavel van een adelaar. j „Ach, het was maar Oen grap!" zeide hij, Gabriel de hand toestekend. Deze stiet ham echter woedend niet de vuist terug. Toen schreeuwde Garcia: „Gabriel! Donnerwetter! Het is toch niets. Sapper loot! Wij zijn aJle vriendenHei, keiiner! Breng glazen, Manzanilla en koek. Dat is een voroutwaardiging, die met wijn] weggespoeld kan worden, He, kerels. Komt, laat ons spelen, drinken- vroolijk 'z.ii". Langzamerhand werd Gabriel kalmer. De keiiner bracht pasteitjes, glazen, Manzanilla en allen deden alle moeite den beleedigde te kalmeer-en, dié wijn dronk, zoo dikwijls men kern inschonk. Het vuur van den wijn herstelde den vrede; Gabriel dronk op Despendicios en deze weder op Gabriel en allen sckrqeuw- den luid, terwijl de pen den ander over stemde. „Spelen willen wij, spelen", brulde Garcia, toen de vreugde haar hoogtepunt bereikt had,... „Mijne hperen, waar kun nen wij een spelletje dóen?" Zij hielden alien haastig beraad; de tabaksbuidel van Despendicios deed zop dikwijls de rondte ais onder da roodhui den de vredespijp. 1 l i ej „In het huis van Dona Joaquina", riep een zware stem, 1 Gabriel vroeg Garcia zacht, wie die dame was. Deze weifelde een oogenblik en zeide dan eenvoudig: „Het is een weduwe, die gezelschappen geeft.Je zal zien, hoe vroolijk liet daar is.....,." „Laten wij gaan", riep Gabriel. Hij stond hel eerst op, als onder den invloed "au den wijn en opwinding, .wierp ee*1 vijfhalerstuk op tafel, om het gelag te be talen en wendde zich mpmpelend naar dn, deur: „Ik ga..., ik ga... en wanneer hief. een vroolijk gezelschap is, wil ik mee gaan, al moest ik mij ook den gebeelen avond vervelen, o, men moest mij geen en keten keer meer voor een zwakkeling houdenvoor een E|n van woede bleven hem de woorden in de keel steken, en om die gawiclxtiga in nerlijke stem tot zwijgon te brengen, zeide hij tot zichzelf: Mag men dan niet met menschen van lagen stand omgaan, zon der God te beleedigen? Het gezelschap begaf zich op weg, trad verschillende winkels binnen en ging er weder uit, terwijl zij de straat met hun ge schreeuw vervulde en aan reeds gesloten deuren klopte. Eindelijk hielden zij in een kleine slop stil voor pen vervallen huisje, welke traditioneel Seviliiaansck voorhuis met" een smerig rood en wit gestreept gordijn verborgen was. De dear opende zicii vanzeTf, een oude haalde het gordijn op en zeide met zachte stem: „Komt binnen, kinderen!...." En zij traden binnen, allen!Allen be halve Gabriel's engelbewaarder, die, hel ge laat met zijn vleugels bedekkend, aan de deur bleef staan.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Ons Blad : katholiek nieuwsblad voor N-H | 1920 | | pagina 1