R-K. NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR NOORD-HOLLAND
De kleine Pilatus
De SVïarcesaren van Armenië.
FEUILLETON.
No'328
Maandag 11 October 1920
13e Jaargang
Bureau: HOF 6, ALKMAAR. - Telefoon: SSE 433'
ADVERTENTIEPRIJS j
Lessen uit de Poststaking.
Wat de Pers zegt
ABONNEMENTSPRIJS
PER KWARTAAL i 2.-, FRANCO PER POST 2.50
MET OEILLUSTREERD ZONDAGSBLAD f 0.50 HOOGER.
Verschijnt dagelijks*
VAN 1-5 REGELS f 1.25; ELKE REGEL MEER f 0.25 J
RECLAMES PER REGEL f 0.75; RUBRIEK „VRAAG EN
AANBOD" BIJ VOORUITBETALING PER PLAATSING f0.60
Aan aüe abonr.é's wordt op aanvraag gratis oen polis verstrekt, welke hen verzekert tegen ongevallen tot een bedrag van t 500—, f 4Ü0.-, f 200.—, f 100—, f 60 f 35.—, f 15.-
De laatste dagen, waarin aan heel de we
reld moest worden rondgeseind, dat ook in
het schijnbaar zoo rustige en ordelievende
Nederland een deel der Rijksambtenaren en
beambten hun plicht verzaakte en tot staking
overging, hebben ons veel geleerd, al kan de
Inhoud dier lessen dan ook niet nieuw en on
verwacht genoemd worden.
Laten wij de gebeurtenissen even bekijken
»n er onze conclusies uit trekken.
Het gistte reeds lang onder het personeel bij
de posterijen en telegrafie. Dat is niet te ver
wonderen ,want bij de snelle en talrijke salaris-
verhoogingen van werknemers in de particu
liere bedrijven, provinciale en gemeentelijk^
unbtenaren en beambten, raakten de mannen
van de post achter, een verklaarbare vertra
ging voor wie weet, welk een ingewikkeld
machaniek in het werk moet worden gesteld
en voor hoeveel millioenen dekking moet wor
den gezocht, eer een zoo omvangrijk lichaam
jds het staatsbedrijf der posterijen en telegrafie
zijn loonschaal kan veranderen.,
Begrijpelijk is het niettemin, dat de betrok
tenen bij het bedrijf dagelijks hun achterstand
voelden en ongeduldig werden. Maar_dit juist
is het stadium, waarin een ambtenaar op den
proef wordt gesteld. Wij behoeven niet uit
te wijden over de onmogelijkheid om aan ambte-
aaren in Overheidsdienst het stakingsrecht
toe te kennen. Wie zit te wachten op een te
legram over den toestand van een ernstige
ziekewie zijn ouderdomsrente aan het post
kantoor niet kan krijgen uitbetaaldwie zijn
zaKn,. yeMottend uit de Ongevallenwet,
f.i.a.- stkantoor kan regelen om
maa. iets aan te stippen gevoelt direct,
dat een staking bij een publieken dienst heel
wat anders is als een particulier arbeidscon
flict. Verzaken de ambtenaren hun plicht, dan
valt het staatsmechaniek uiteen. Daarom is
le eed van trouw van den ambtenaar van zoo-
Veel gewichtdaarom is het zoo diep te betreu
ren, wanneer ambtenaren en beambten in het
Uur der beproeving dien eed verzaken.
Maar onze vermaterialiseerde tijd bezit nu
aenmaal geen martelaarsbloed meer. Wie der
tig gulden loon heeft en er niet van kan komen,
gooit zijn werk neer, wanneer hem geen vijf
gulden meer gegeven wordt, ook al helpt hij
met die daad een geheele samenleving in de
war sturen. Die plichtsverzaking is het beden-
telijksta van de gehouden staking van het
post-personeel, erger dan alle schade, weljse
uit de stopzetting van het bedrijf zal voort
vloeien. En het verloop der beweging nu ge
durende eenige dagen, verergert zoo mogelijk
nog het geval. In Amsterdam gooien op een
'aulppostkantoor plotseling eenige beambten
het werk neer, zonder overleg met hun bestuur.
Anderen sluiten zich aan de beweging grijpt
om zich heen en het bestuur der neutrale
/ereeniging leidt niet, maar volgt. Overijld,
ronder zich te bedenken of de gevolgen te
overzien, staakt men. 2óó dwaas is de bewe
ging. dat „Het Volk," welk socialistisch or
pan de daad der staking natuurlijk moet
«ejuichen, toch de beweging als dwaas en
werijld veroordeelt, omdat zoo'n staking niet
gewonnen worden kan. Een regeering immers,
iie voor muitende ambtenaren uit den weg
eou gaan, zou zich zelf onmogelijk maken.
Me bezinning schijnt ook wel tot de meerder-
neid der postbeambten te zijn doorgedrongen
n daarom nam men zijn baat tot een ander,
misschien nog gevaarlijker maar laffer middel
',an de staking het lijdelijk verzet en trachtte
ildus den dienst te ontwrichten. En zóó zeer
ras de geest onder het personeel vergiftigd, dat
.mbtenaren aan hun hoogsten chef, den Mi-
'ister, een telegram zonden, waarin zij de Re-
jeering van ernstige plichtsverzaking beschul
digden, maar vergaten, dat zij zelf de grootste
jlichtsverzakers waren in hun voornemen tot
ontwrichting van den dienst door lijdelijk ver-
zet, desnoods met lamleggen van heel het post
en telegraafverkeer.
De geest is vergiftigd. Dit is op al de verga
deringen der laatste dagen gebleken en wij
spreken hier nu voornamelijk van de groote
steden Amsterdam, Den Haag en Rotterdam.
Er was een commissie van Overleg en het
besluit, waartoe de meerderheid dier commissie
kwam, v/as de indirecte aanleiding tot de mui
terij. Hoe ondemocratisch Wat baat overleg,
wanneer men zich niet bij de resultaten van
dat zelf gewilde overleg neerlegt En gesteld,
het apparaat van zulk een commissie van over
leg blijkt niet te voldoen," dan zoeke men toch
naar een ander middel. Dit eischt immers eer
lijkheid en goede trouw.
Maar de geest is verbitterd. Helaas hebben
vooral in Amsterdam een bedenkelijk aantal
Katholieke postmannen getoond, dat alle
organisatievorm niets baat, wanneer de begin
selen alleen maar in den naam der vereeniging
cn niet in het hart der leden geschreven staan.
Het is een groote teleurstelling, dat wij er
uit onze rijen zien overloopen of zich met
moeite binnen de perken laten houden, wanneer
de leiders stevig aan de beginselen vast houden.
Het is geen kunst óm organisatieman en
christelijk georganiseerd te zijn, zoolang er
geen vuiltje aan de, lucht is. De kracht van
een overtuiging blijkt slechts in uren van be
proeving. En helaas is die vuurproef door ve
len niet doorstaan. Des te meer hulde aan de
leiders, die voet bij stuk hielden en aan de man
nen, vooral in de kleine steden, die achter hen
bleven staan. Mogen zij helpen om den geest
van verbittering in hun naaste omgeving te
temperen, opdat de plichtverzakers spoedig
tot bezinning komen.
Want, zooals te verwachten was, zijn de sta
kers Zaterdagmorgen wel met hangende pootjes
terug gekeerd, gezien de dwaasheid van hun
overijlde daad en heeft het Bestuur van den
Centralen Bond zijn instructies tot plegen van
lijdelijk verzet ingetrokken. Maar daarmee is
de geest zelf niet plotseling gewijzigd.
Een geest van plichtsverzaking en muiterij
heeft zich onder- een uitgebreid ambtenaars
corps geopenbaard. Verzachtende omstandig
heden mogen wij vinden in het feit, dat de
Regeeringsadviseurs wel wat lang getalmd heb
ben om een noodzakelijke loonsverhooging tot
stand te doen komen. Maar dat neemt niet weg,
dat dezer dagen gebleken is, dat de Nederland-
sche Staat niet op al zijn ambtenaren vertrou
wen kan. Die indruk dient zoo spoedig mogelijk
te worden weggenomen en daartoe kunnen voor
namelijk de goede, ordelievende elementen
meewerken, door in hun omgeving bij iedere
passende gelegenheid met kracht en met ernst
hun beginselen te propageeren.
Wij ontvingen onderstaande vertaling van
'n rondschrijven van c.en Hoog Eervv. lJater
Ferdinandus Diotallevi, custos van het H.
Land, aan alle missionarissen der Missie ge
zonden. De inhoud zal zeker ook de belang
stelling van onze lezers weg dragen.
Jeruzalem, 14 September 1920.
Zeer beminde Medebroedersin de Missie
van het H. Land,
Al weken en maanden zagen wij angstig
uit naar -blijdere tijdingen#van Armenië en
andere deelen onzer missie. Maar terwijl wij
vroeger nog eenige hoop hadden omtrent het
lot' van verschillende onzer medebroeders,
kan ik U nu nog slechts met alle zekerheid
aankondigen, dat zeven hunner op verschil
lende wijze in onze H. Missie den dood onder
staan hebben, gevallen daar zij christenen,
katholieken, Franciscanen waren.
Hoeveel pogingen ik hiertoe ook hebbe
aangewend, zoo is het mij toch heel onmoge
lijk geweest in eigen persoon onze vernielde
missiën in Armenië te bezoeken, gelijk ik al
de andere bezocht heb. Maar van talrijke per-
sonen, die alle vertrouwen waard zijn, weten
wij nu tot in de treurigste omstandigheden,
dat onze heldhaftige medebroeders op het
veld van hunnen apostolischen arbeid vielen,
soldaten die trouw hun leven gaven in den
dienst van Jezus Christus, herders die voor
en met de hun toevertrouwde kudde stierven.
Wij kunnen U thans roet alle zekerheid deze
droeve en tevens heerlijke marteldooden me-
dedeelen. Wij manen tevens aan om voor
de zielen dezer gevallenen te bidden, hoewel
zij naar onze vaste overtuiging voor het Ge
loof hun leven geofferd hebben. Ik zou U
breeduit van elk hunner in het bijzonder wil
len spreken maax de droefheid eens vaders
doet bij mij de stem steken, en houdt de woor
den in de pen. Toch is het mijn plicht U ten
minste de algemeene omstandigheden van
hunnen dood kortelings mee te deelen later
zal alles meer uitvoerig verhaald worden.
Op de eerste plaats komen Pater Franciscus
de Vittoris, Broeder Alfred Dollentz, en Br.
Subatini 1), die in September van het vorige
j aar weef naar Armenië gezohden waren
iiier werden gedurende den oorlog al onze
missiën verwoest. Zij werden naar M. gezon
den, vaar weer christelijke huisgezinnen, of
gedeelten er van terugkeerden en hielpen de
armen, die van alles ontbloot waren, op eer
lijke manier hun leven te onderhouden. Daar'
werd door hen ook dadelijk een weeshuis ge
opend, waar ien dertigtal kinderen, wier
ouders vermoord waren, werden opgenomen.
Onze drie medebroeders deelden, wat zij had
den, met de arme christenen der bevolking
rij waren er hun vader, hun geneesheer, hun
apotheker, hun priester en hun schoolmeester,
in een verwoeste streek zonder eenigen schijn
van orde of wereldlijk gezag.
Ze waren er vier maanden, toen het moor
den in de omstreken j weer begon, en onze
medebroeders het ergste vreesden voor zich
zeiven en voor de christenen, die onder hunne
hoede waren. Toen kwam een Muzelman,
zekere Leuimen Oglu Ali hen in het missie
huis met veel vriendschapsbetuigingen op
zoeken, hun voorstellende bij hem op zijne
eigendommen te koruén met hunne wees
kinderen, terwijl ook alle andere christenen
bij hem veilige schuilplaats, zouden vinden.
Men geloofde dezen man, en de missionarissen
met hunne weeskinderen en alle christenen
stelden zich nog denzJfden dag onder zijne
bescherming. In het gastvrije huis van den
Muzelman aangekomen, vonden de missiona
rissen daar een eenvoudig ontbijt gereed.
Doch nauwelijks waren zij hiermee begonnen,
terwijl de gastheer hen gezelschap hield, of
men hoorde buiten geweerschoten en ver
ward geroep om hulp. Toen ontmaskerde
zich ook de trouweloosheid van den gastheer;
deze doodde zelf met een revolver onze drie
medebroeders en buiten ontkwam geen enkele
christen of wees aan het bloedbad. Daarna
werden èn missiehuis, èn de woningen der
christenen geplunderd, en eindelijk werd er
in brand gestoken, wat er nog overbleef, 't
Was 23 Januari 1920. De Kerk vierde de ver
loving van Maria en Joseph en onze lieve
medebroeders vlogen ten hemel naar het
eeuwige bruiloftsfeest van het Lam.
Vierde martelaar was Pater Albertus Ama-
risse, 2) overste der missie in Jenige-Kalé
Gedurende den oorlog, toen de christenen
vermoord of overal heen verspreid waren,
zocht de Pater ze overal op, hen bemoedigende
en, zooveel hij kon, de priesterlijke bediening
bij hen uitoefende. Toen hij in 19x9 weer in
zijne missie teruggekeerd was, begon hij dade
lijk met grooten ijver het verwoeste te lier-
stellen maar in Januari 1920 vielen de Tur
ken weer in de streek; en vermoordden den
missionaris met al zijne christenen.
Het vijfde slachtoffer is Pater Stephanus
Jaiineatian 3) die al vele jaren overste was
onzer missie in Donkalé, cn daar van allen
om zijnen ijver en zijn liefelijken eenvoud
bemind was. Gedurende den oorlog werd
zijne kudde christenen vermoord, of langs
alle kanten in wilde vlucht verspreid. Maar
zoo spoedig er betere dagen begonnen aan
te breken, kwamen de levende christenen
en ook P. Steplianus weer in Donkalé terug,
en begon men moedig met het herstel en
den weder-opbouw van wat door den moed
wil der Turksche wandalen beschadigd of
vernield was. Maar weer brak een storm van
vervolging over Donkalé uit, ook hier in
de maand Januari 1920. D Turken, onder
aanvoering van zekeren Naggiai Moustafa,
vielen het ongelukkige dorp aan, en begon
nen er de woningen der christenen in brand
te steken. Dezen vluchtten naar het missie
huis, en verscholen zich in de kerk. Toen
omsingelden de Turken de gebouwen, en
begonnen er tegen te schieten. Doch weldra,
om hunne munitie te sparen, kwamen zij
op het satanische denkbeeld van kerk en
missiehuis, waarin allen gevlucht waren,
eenvoudig in brand te steken. Zoo gebeurde
werkelijk, en P. Stephanus met al zijne
christenen kwamen in de vlammen om
en de kerk, vroeger huis des gebeds, toen
toevluchtsoord, werd nu het altaar dezer
arme slachtoffers.
Het zesde slachtoffer is Br. Jozef Achil-
lian. 4) Hij was in Maraase met Pater Mater-
nus Muré, 5) zijn overste. Toen in Januari
van dit jaar de onlusten weder uitbraken,
verlieten beiden aan het hoofd van 2500
christenen, en op bevel van den Franschen
Generaal, de stad om elders het lijf te ber
gen. In het guurste getijde van den winter 6),
langs moeilijke, haast onbegaanbare wegen,
bijna zonder proviand en voortdurend ach
tervolgd en gehinderd door bandelooze,
Turksche soldaten, kwamen zij op 15 Fe
bruari in Adana aan. Onze arme Br. Jozef
was geheel uitgeput van de vermoeienis
en het hongerlijden. Nauwelijks in Adana
aangekomen, zeeg hij neer, geene hulpmid
delen konden 11 eer baten, en, omringd van
zooveel ongelukkige christenen, die hij ge
red had, stierf hij denzelfden dag, bijgestaan
door Pater Maternus Muré, zijn overste en
metgezel in lijden en ballingschap.
Het zevende, tot hiertoe laatste slacht
offer, is Pater Leopardus Belluecci, 7), die
vroeger in de Missie van Constantinopel
werkzaam was, doch sedert 1918 aan de
Missie van het H. Land verbonden is. Hij
was leeraar aan een college, dat de Missie
in Aleppo heeft, en ging naar Jeruzalem,
om er met de oversten der Missie v< or den
wederopbloei van dit college middelen te
beramen. Hij was op 20 Aug. 1.1. in den trein
van Damascus naar Caifa, toen deze trein
in het station van Khetbet-el-Gazal door de
Drusen werd overvallen. Alles werd door
deze barbaren geplunderd, en vele reizigers
werden schandelijk vermoord. Volgens het
verhaal der Arabische couranten en oogge
tuigen door mij ondervraagd, ontving ook
P. Leopardus twee kogels in mond en hart,
en werd daarop door de woestelingen aan
eene speer geregen.
L11 nu, beminde medebroeders, zijn deze
zeven kameraden niet m er, en hebben wij
ze aan den hemel afgestaan. Zij gaven him
leven, naar wij vastelijk gelooven, voor
Jesus Christus. Hij heeft ze in Zijne glorie
opgenomen, hun de eewige kroon der stand-
vastigen gegeven. Zij, die hun bloed gestort
en hun leven gegeven hebben, nadat de
menschen het zoogenaamde redestraktaat
geteekend hadden, zullen God bidden. Die
alleen vrede geven kan, opdat werkelijk de
vrede over de wereld moge komen, en de
menschen elkander weer mogen gaan lief
hebben. Deze, onze getallen medebroeders,
zullen voor onze Missie bidden, opdat Gon
haar bijsta in haar tegenwoordig uitersted
nood, en haar Zijne Genade niet onttrekke
door de voorbede dezer martelaren, die voor
God en de Missie van het 11. Land-hun bloed
gestort, hun leven gegeven hebben, en daf
deze Missie altijd leve en werke en lijde on
der den invloed en door de begeestering der
Goddelijke Liefde.
FR. FERDINANDUS DIOTALLEVI
Custos van het H. Land.
P. S. Aalmoezen worden dankbaar aan
vaard door Pater Aug. Bulters, O. F. M.
Commissaris v. h. H. L,
Kasuariestr. 50, Den Haag.
x) P. Franciscus en Br.' Salvator zijn Ita
lianen Br. Alfred is van Hongarije.
2) Italiaan.
3) Eflree is zelf een Armeniër. P.' Albertus en
P. Stephanus waren vóór 25 jaar beiden
leerlingen van P. Lucas Van de P,. voord t,
die nu i x. het vaderland vertoeft om den
missie-ijver der katholieken ook naar de
Missie van het h. Land heen te leiden.
4) Ook een ArmenEr.
5) Deze is Franciscaan uit Nederland, var
Maastricht geboortig en sedert 1891 in de
Missie van liet H. Land werkzaam.
6) De winter is daar veel strenger dan in
Nederland.
7) Een Italiaan.
TUT BEZINNING GEKOMEN,
De „Maasbode" schrijft:
„Het Post- en Telegraafpersoneel dat
uit d en band gesprongen was, heeft ziek
bezonnen en het anarchistisch avontuur,
waarin het zich deed meesleepen, den
rug gekeerd.
Dank zij dit moet hier, zonder
ecnig leedvermaak overigens, worden
geconstateerd de principieele houding
van onze ChristeLijke regeering, die,
voor geen dreigement willende wijken,
voet bij stuk hield, is, ten tweede male
nu, ons land béwaard gebleven yoor
de heillooze gevolgen eener „vergis
sing"
K u intussohen tjoor het kloek en door
tastend optreden Van mini ter Buys en
zijn ambtgenooten een ergerlijke gezagier-
aanrunding werd verijdeld, mogen wij
verwachten, dat de regeering een te
gemoetkomende houding zal aannemej?
tegenover het personeel, niet alleen te
genover dat deel hetwelk zijn plicht
getrouw bleaf maar ook tegenover het
andere, welks niet te veraedigen noch
te verontschuldigen handelwijze niette
min gezien den toestand van agitatie
waarin het verkeerde allicht niet
ten volle den delinquenten kan worden
toegerekend.
Zijn er werkelijk schuLdigeu aan te
wijzen, wier directe invloed, de massa
moet gesuggereerd hebben tot den
sprong in het duister, dan mag een
voorbeeldige straf hun niet onthouden
worden. Doch, zoo wij meenen te mogen
vertrouwen, zal ons Christelijk Kabinet,
welks Christolijk karakter juist in deze
dagen vanwege de kloekheid, waarmede
hec de gezags-idee hooghield, zoo vaak
ten onrechte is in twijfel getrokken,
met een genereus en grootmoedig ge
baar jegens zijn tot orde en regel te
ruggekeerde ambtenaren de verkeerd©
oordeelenden van hun ongelijk overtui
gen en den hatelijken Laster tegen het
zelve verbreid, weten te logenstraffen."
Ook omdat wij weten, dat der regeering
niets liever is dan te beschikken over
een staf van ambtenaren, die met tevre
denheid en opgewekten ijver zijn plicht
vervult.
*ri Novelle van P. Louis Coloma.
Donnerwetter.Driemaal wierp ik den man-
e over hem en dan stootte ik de speer er in
en trok ze er uit en het dier viel en de
oes,«houwers É'ichlen.Dal noem ik gevaar;
druiven èn!?"™'1 h°e<len toe en Sisaren en
»Eu toen zij "iets meer te gooien had
den... haalde iemand pisl(fol te voor.
kjhijn en loste een schot.'"onderbrak hem
iroog de aanhanger van Logertiso.
Deze uitlating werkte als een koud bad op
het ijdele enthousiasme van den riiercnvecti-
Vr en wekte algemeen gelach op.
.Verontwaardigd deed Despendicios ziin
'Mfsoogen rollen en zich lot Gabriel, den ten-
{erseu onder hen, wendend, zcide hij t0t
tem met een geoaar als: „Nu, 'je kor. je ;es-
ament wei maken".:
„Zeg inij eens, mijn' jongen, heb ik iets bij
zonders in mijn gezicht, of kom ik je Belache
lijk voor?" ui, u
- Het lachen verstierf op Gabriel's lippen,
het bleed drong in zijn gelaat en mechanisch
wendde hij zijn oogen naar Garcia, maar on
gelukkigerwijs was deze juist twee slappen
van daar in gesprek met een keiiner en zoo
antwoordde de arme jongen stotterend:
„Lieve vriend.... ik! allemaal lachen ze
toch! 1
Despendicios trok zijn hoe.d in het gelaat,
legde zijn elleboog op de tafel e» een hand
in die heup, keek Gabriel strak aan en zeide
tot hem, naar rechts en links kijkend:
„Al lachen allen, dan verlang ik toch, dat
je ernstig blijft!..' Begrepen?"
Gabriel's verwarring was tot het uiterste
gestegen pn zonder te weten, wat hij ant
woorden of doen moest, richtte hij een smee
kenden blik tot zijn vriend en riep angstig:
„Garcia!.Garcia
Maar nog voor deze hem te hulp kon ko
men, veranderde Despendicios zijn toon en zijn
gebaar, legde Gabriel een hand op het hoofd
en zeidc met lec-de e stem Cn wonderlijke
oogenverdraajng:
„Acli, lieve mama., schrik u maar niet.
Niemand zal uw kind iets doen!"
Gabriel was in zijn stoei teruggezonken.
Hij .werd bleek als was,, dan rood als een
garnaal... Plotseling sprang hij op, hoog op
gericht ais een wild dier, en wierp den stie
renvechter den kop in het gezicht, die hij voor
zich had staan: „Canaille!" schreeuwde hij,
„wat denkt je wei?"
En zijn lippendie reine lippen, die zoo
dikwijls tot Maria, de Onbevlekte, gebeden
hadden, werden voor de eerste maal bezoe
deld mei een onrein woord..
Daarop volgde een oogenblik van algemeene
verwarring. Garcia schoot dadelijk toe; eenige
studenten hielden Gabriel tegen, die, snui
vend van wcedie, zich op een stoel liet vallen
en kop en schotel tegen de marmeren tafel
smeetDenpendicios bleef als vastgenageld
op zijn sloel ziilen, bleek als een stervende.
Het lam was in een leeuw veranderd en de
kievit loonde die klauwen en den snavel van
een adelaar. j
„Ach, het was maar Oen grap!" zeide hij,
Gabriel de hand toestekend. Deze stiet ham
echter woedend niet de vuist terug.
Toen schreeuwde Garcia: „Gabriel!
Donnerwetter! Het is toch niets. Sapper
loot! Wij zijn aJle vriendenHei,
keiiner! Breng glazen, Manzanilla en koek.
Dat is een voroutwaardiging, die met wijn]
weggespoeld kan worden, He, kerels.
Komt, laat ons spelen, drinken- vroolijk
'z.ii".
Langzamerhand werd Gabriel kalmer.
De keiiner bracht pasteitjes, glazen,
Manzanilla en allen deden alle moeite
den beleedigde te kalmeer-en, dié wijn
dronk, zoo dikwijls men kern inschonk.
Het vuur van den wijn herstelde den
vrede; Gabriel dronk op Despendicios en
deze weder op Gabriel en allen sckrqeuw-
den luid, terwijl de pen den ander over
stemde.
„Spelen willen wij, spelen", brulde
Garcia, toen de vreugde haar hoogtepunt
bereikt had,... „Mijne hperen, waar kun
nen wij een spelletje dóen?"
Zij hielden alien haastig beraad; de
tabaksbuidel van Despendicios deed zop
dikwijls de rondte ais onder da roodhui
den de vredespijp. 1 l i ej
„In het huis van Dona Joaquina", riep
een zware stem, 1
Gabriel vroeg Garcia zacht, wie die
dame was. Deze weifelde een oogenblik
en zeide dan eenvoudig:
„Het is een weduwe, die gezelschappen
geeft.Je zal zien, hoe vroolijk liet
daar is.....,."
„Laten wij gaan", riep Gabriel. Hij
stond hel eerst op, als onder den invloed
"au den wijn en opwinding, .wierp ee*1
vijfhalerstuk op tafel, om het gelag te be
talen en wendde zich mpmpelend naar dn,
deur:
„Ik ga..., ik ga... en wanneer hief.
een vroolijk gezelschap is, wil ik mee
gaan, al moest ik mij ook den gebeelen
avond vervelen, o, men moest mij geen en
keten keer meer voor een zwakkeling
houdenvoor een
E|n van woede bleven hem de woorden
in de keel steken, en om die gawiclxtiga in
nerlijke stem tot zwijgon te brengen, zeide
hij tot zichzelf: Mag men dan niet met
menschen van lagen stand omgaan, zon
der God te beleedigen?
Het gezelschap begaf zich op weg,
trad verschillende winkels binnen en ging
er weder uit, terwijl zij de straat met hun ge
schreeuw vervulde en aan reeds gesloten
deuren klopte. Eindelijk hielden zij in een
kleine slop stil voor pen vervallen huisje,
welke traditioneel Seviliiaansck voorhuis met"
een smerig rood en wit gestreept gordijn
verborgen was. De dear opende zicii vanzeTf,
een oude haalde het gordijn op en zeide met
zachte stem: „Komt binnen, kinderen!...."
En zij traden binnen, allen!Allen be
halve Gabriel's engelbewaarder, die, hel ge
laat met zijn vleugels bedekkend, aan de deur
bleef staan.