R.-K. NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR NOORD-HOLLAND
BINNENLAND.
Bureau; HOF 6# ALKMAAR. Telefoon REDACTIELID
Brieven uit Frankrijk.
Bmsienlandsch Hieuws»
Fh.Ull.Lb.rON
wetiergevoüden dochter.
ABONNEMENTSPRIJS;
VERSCHIJNT DAGELIJKS.
ADVERTENTIEPRIJS:
Parlementaire Kroniek.
No. 342
ON IS!
WOENSDAG 16 FEBRUARI 1921
13e JAARGANG
PER KWARTAAL VOOR ALKMAAR f 2.-, BUITEN f 2.50
WET GEÏLLUSTREERD ZONDAGSBLAD f 0.50 HOOGER.
Van 1 tot 5 regels f 1.25; elke regel meer f 0.25; Reclames per
regel f 0.75; Rubriek „Vraag en Aanbod" bi] vooruitbetaling
per plaatsing f 0.60.
Aan alle abonné's wordt op aanvraag gratis een polis verstrekt, welke hen verzekert tegen ongevallen tot een bedrag van t 500.—, f 400.—, t 200.—, f 100.— t 60 f 35.—, f 15.—
De veevoeder-bereiding. De interpella
te. Van den Tempel.
De veevoederbereiding, die gerust vee
voeder-misère genoemd mag worden en
ivaarovor de Tweede Kamer Donderdag
en' Vrijdag in velerei toonaarden heeft
geredekaveld, had een voorgeschiedenis
van zeer onverkwikkelijk gehalte.
Up voorstel der heeren De Savornin
Lohman en Dresselhuys was het vorig
jaar de behandeling der toen reeds een
onaangenaam luchtje verspreidende vee
voeder-historie geschorst en aan een bij
zondere commissie uit de Kamer was op
gedragen, oen onderzoek in te stellen naar
de geleidelijke gevolgen der gesloten con-
tricien en de handelingen der Begeering
in deze aangelegenheid. Men gelieve zich
verder te herinneren dat het hier ging
om eon tekort van ö'/a millioen en 3
kleinere bedragen van te zamen 81/2 ton.
Hot resultaat van dit onderzoek was
belichaamd in een rapport, dat 22 Dec.
j.l. is uitgebracht. De beraadslaging over
eon en ander werd nu Donderdag ep
Vrijdag j.l. voortsgezet.
Dat het aangename dagen voor den
Minister van Landbouw geweest zijn, zal
niemand beweren, die de Kamerdebatten
met critischen zin heeft gevolgd. Niette
min is hij er goed afgekomen.
Het klinkt misschien paradoxaal, maar
ons wil 't voorkomen, dat de poging zij
ner politieke tegenstanders om hem een
motie van afkeuring te. bezorgen, bete^
gezegd, hem tot heengaan te dwingen,
is verijdeld, doordat de Minister thans
ni e t, zooals 't vorig iaar, de geheele
verantwoordelijkheid der affaire, ojr zijn
voorganger trachtte te schuiven. De heer
Van Ysselsteijn begon zijn rede door
te zeggen, dat de betrokkenen, waaronder
natuurlijk ook bij zelf, inderdaad de zaak
tè optimistisch hadden ingezien, maar
dat zij naar hun beste weten en geheel
bolangeloos hadden gehandeld en Minis
ter Posthuma de Van Öalcar-fabricago
had opgezet geheel te goeder trouw en
op advies van volkomen deskundigen.
Het vernuftige idéé van professor van
Oalcar om afvalproducten te' benutten
vopr do vervaardigingvan veevoeder,
vond in de periode der magere jaren
van alle kanten een hartelijke ontvangst;
maar dit is de droeve ervaring leerde
het niet voldoende om een staatsbe
drijf, zelfs al legt het zich toe op de
productie vau zulk een bij uitstek on
ontbeerlijk artikel, rendabel te maken.
Tftee Kamerleden, de heeren Sannes
en Sasse van Ysselt hadden beiden het
verslag onderteekend der bijzondere com
missie, die aangaande de veevoeder-
kwestie een nauwkeurig onderzoek heeft
ingesteld. Beid^ commissie-leden kwamen
echter tot een heel verschillende conclu
sie. Terwijl de socialist Sannes, uit het
rapport een felle aanklacht tegen het
beleid van den. Minister distilleerde,
meende de katholieke afgevaardigde, dat
de commissie-Van Oalcar alleen verant
woordelijk diende gesteld te worden. Van
de gemaaktefouten, mocht - men z.i. niet
een verwijt maken aan de regeering;
de oorzaak moest veeleer worden ge
zocht in hot feit, dat geen geschikte
ambtenaren waren te vinden.
Nog feller dan dat van den heer San
nes, was het optreden van den vrijzinnig-
domocratischen heer Teenstra, die zooals
bekend is, een beslist tegenstander der
landbouw- en crisis-politiek van Minis
ter van Ysselsteijn is en die don dag
zou zegenen, waarop deze als minister
aftrad. Zoo'n vernietigend rapport al
dus de heer Teenstra heb ik nog
nooit gezien. Ronduit immers wordt daar
in gezegd, dat Z.Exe. de Kamer onware
niededeelingen beeft verstrekt
Zooals 1 gezegd, de aanval op het be
leid 'van den Minister was fel, maar
zijn verdediging was niet ongelukkig.
Wanneer ik anders had gehandeld, dan
:k gehandeld heb, zoo luidde zijn ver
weer, dan had bet den Staat nog meer
geld gekost. De grondoorzaak- van de
mislukking was het optimisme van de
deskundigen, die het stelsel van Oalcar
hebben uitgevoerd. Dat optimisme is be
schaamd door de vele moeilijkbeden die
zich voordeden. Voor de veevoeder-berei
ding was o.a. noodig het artikel aardap
pelschillen dat reeds als veevoeder dienst
deed. Hier bad dus slechts een verplaat
sing van moeilijkheid plaats. Voorts had
den de fabrieken noodig afval van de
slachthuizen, die echter stopgezet wa
ren ten gevolge van het slachtverbod.
In de derde plaats ondervond men veel
overlast van dB fabrieken* die een on-
dragelijken stamk verspreidden. Nu bad
de Minister deze fabrieken kunnen slui-
ten,_maar dan was de Staat verantwoor
delijk voor de financieele gevolgen daar
van. Die zouden niet gering gowees'
zijn en in elk geval veel grooter don
thans bet geval is geweest, nu de Mi
nister de fabrieken liet doodloopen bij
gebrek aan materiaal en bij gebrek aan
afnemers. Daardoor kwam de Staat in
het vooideel, omdat hij slechts geringe
schadevergoeding had te geven.
De regeeringscommissaris, Mr. Telders,
juridisch adviseur van den Minister, on
dersteunde krachtig diens betoog. Hij
wees er op, dat ook de heer Sannes er
kende, dat de fabrikanten zeer onvoor
zichtig ,zijn opgetreden. Ze heben dus
volgens hem ook geen recht op volle
dige vergoeding. Dat de voorgestelde re
gelingen posten bevatten, die door ac
countants konden worden geschrapt, ver
wonderde hem niets, wijl die regelingen
de spitsroede der accountants nog niet
hadden doorloopen. Immers, midden tus-
schen do onderhandelingen van staat en
fabrikanten, begon de bijzondere commis
sie baar onderzoek. De minister deed
zeer verstandig, in September 1918 nie t
de fabrieken te doen stopzetten, omdat
hij dan niet zou heben kunnen profitee-
ron van de bepalingen van overmacht.
Dit toonde spreker nader op rechtskun
dige gronden aan. De verschillende con
tracten waren overigens op zeer ver
schillende leest geschoeid. In het visch-
moelcontract, dat men dezen minister had
willen laten teekenen, werd van den
staat volkomen waarborg geëischt voor
levering van grondstoffen, teneinde de
fabrieken op volle kracht steeds te la-
werken. Deze verplichting was veel te
zwaar voor ons staatsbestuur. Als Lij,
Telders, in September 1918 een raad
had moeten geven dan zou hij hebber,
gezegd: Calcariseer rustig voort en tee-
ken do vischcontracten- niet. De minister
legde de contracten zeer terecht terzijde,
omdat hém de noodigo gegevens ont
braken.
Een sterke, vooral moreele steun werd
den beer Van Ysselsteijn verleend door
den oud-minister Troub. Niemand zal
de lofbazuin steken, zoo redeneerde deze,
over hetgeen in de veovoedervoorziening
is geschied. Maar hij zelf is minister ge
weest in moeilijke tijden en zou het on
aangenaam hebben gevonden, indien men
liem voor een leugenaar hield, wanneer
nleek, dat hij onuiste inlichtingen gaf
r een oude zaak. Men kan zich niet
luujd alles herinneren.
jLie heeren Sannes en Teenstra, wien
het te doen was om den Minister tot
heengaan te dwingen, dienden daarom
een motie in, waarin zij de Kamer wil
den laten uitspreken, dat zij het beleid
van den bewindsman inzake de berei
ding van 't veevoeder, niet kon goed
keuren. Maar hun doorzichtige toeleg
mislukte. Hun motie werd met '42 te
gen 23 stemmen, een vrij aanzienlijke
meerderheid, verworpen en daarmede was
deze onwelriekende en in meer dan één
opzicht onverkwikkelijke affaire, van de
baan. 1
Een andere Zaak", van meer direct actu
eel belang, die tegen de Regeering, in 't
bijzonder tegen den Minister van Arbeid
■werd uitgespeeld, was de werkloosheid.
Dit algemeen bekend en treurig Ver
schijnsel, werd door een socialist, dén heer
Van den Tempel aangegrepen, om er over
te iuterpelleeren.
De interpellant wenschte te weten, of de
Regeering kon zeggen, hoeveel werldoozen
er nu zijn en of ze regelmatig daarvan een
overzicht wilde geven, of de Regeering
maatregelen wilde nemen tot productieve
werkverschaffing, of zij de werklozenkas
sen buitengewonen steun wilde geven, o'f
de werkgevers verplicht zouden worden
tot bijdragen, of de Regeering wat doen wil
voor de niet bij een kas aangesloten werk-
loozen.
Gelijk zulks altijd het geval is, bewezen
de antwoorden van Minister Aalberse, d'at
hij ter dege-er op voorbereid was en dat
de Regeering in zake de werkloosheid niet
stil zit.
Uit het antwoord van den Minister
bleek wel, dat het hoofdgeschilpunt tus-
schen hém en den interpellant djaaide om
de steunregeling voor de werkloozen. Het
is bekend', dat de Regeering, nog .geduren
de dit jaar de werkloozenkassen met een
zoodanig bedrag zal steunen, dat de re-
glernen-taire uitkeeringen k'unnen gehand
haafd worden, onder voorwaarde, dat die
kassen aan de voorwaarden voldoen.
Deze steun zal voor de helft k fonds
perdu en voor de andere helft als voor
schot verstrekt worden. Tegen deze re
geling verzette de interpellant zich op zeei-
sclierpe wijze. De heer Van den Tempel
noemde deze regeling, geheel ten onrechte,
zelfs „een schandaal" en zocht de mate-
rie'ele verantwoordelijkheid daarvoor niet
bij dezen minister, doch bij diens colle
ga's, die hem tot dezen opzet gedwongen
hadden. De heer Van den Tempel wensch
te natuurlijk, dat de bedragen in zijn ge
heel 4-fonds perdu in de werkloozenkas
sen gestort zouden worden.
Duidelijk en onomwonden verklaarde
de Minister van Arbeid,* dat de betrokke-
tóenen tegenover den Staat absoluut geen
recht op uitlceering hadden. Zij hefbben,
aldus de Minister, een recht op de kas,
voorzoover dit recht reglementair is vast
gelegd. Eigenlijk hebben zij tegenover het
kasibestuur zelfs geen recht op totale üit-
lceering van een bepaald bedrag, omdat in
alle reglementen uitdrukklijk bepaald is,
dat wanneer uitputting der kas dreigt, de
uitkeeringen door het bes,tuur kunnen ver
minderd worden. In ieder geval k'an van
een garantie der uitkeeringen door dfn
Staat nooit sprake zijn en dergelijke garan
tie zou'voor eiken minister van financiën,
die haar had willen aanvaarden, volkomen
een sprong in het duster van ettelijke mil-
1-ioenen geweest zijn.
De interpellatie is intus-schen -nog niet
geëindigd. Heden, Dinsdag wordt zij
vooi tgezet.
ui.
Het is wel eigenaardig, zooals ieder
volk zijn eigen gewoonten heeft op ieder
gebied. Over het algemeen is de rechtge
aarde Hollander geabonneerd op één of
meer dagbladen, het hoofdorgaan van de
richting die hij is toegedaan en een blad,
dat hem op de hoogte houdt van het plaat
selijk nieuws, het laatste vooral geldt voor
de provinciesteden en bet platteland.
's-Morgens bij het ontbijt en 's-avonds
na het diner rekenen wij er op, dat ons
een groot gemis. De straatverkoop in en-
lcele groote steden van ons land is in de
oorlogsjaren wel sterk toegenomen, maar
hceft toch nog een in verhouding gerin
gen omvang en het zou mij niet verwonde
ren of op den langen duur zal in ons land
de straatverkoop weer geheel verdwijnen.
Het ligt nu eenmaal niet in ons Hol-
landsch karakter. Geheel anders is het hier
mede bij den Franschman gesteld. Hij
leest veel'meer kranten dan wij en is ge
woon zijn dagelijksche courant op straat
te koopen in de groote steden, terwijl in
de kleinere plaatsen het mij trof, hoe wel
voorzien de stationskiosken waren en in
hoeveel winkels de dagbladen van meest
uiteenloopenden aard verkrijgbaar. Wel
licht brengt de groote afstand die men in
Parijs af te leggen heeft eer men thuis is,
er het zijne toe bij, gedurende een zit in de
Métropolitain, de ondergrondsche electri-
sche spoor, zich van lectuur te voorzien.
Het zijn natuurlijk vooral de boulevard
bladen, als Matin en Petit Journal, om
slechts een paar te noemen, die men in het
openbaar geregeld ziet lezen, bladen als La
CrSix, het belangrijkste katholieke orgaan,
Le Temps en de Figaro, treft men zelden
aan. Deze laaste toch vertoonen een meer
ernstig uiterlijk en dragen niet op de voor
pagina's de reclamemakende foto's, welke
zoo verlokkend op de massa werken en
het op het eerste gezicht dben voorkomen
of zich de meest belangrijke feiten dien dag
hebben voorgedaan. Wel sprekend vt>or het
opgewekte tooneel en muziekleven is het
dat in Parijs dagelijks een courant ver
schijnt aan die kunsten gewijd, de Comoe-
dia, iets wat ons te meer moe verwon
deren, waar bij ons maandbladen aan
tooneel gewijd, getoond hebben een moei
zaam bestaan te leiden. Slechts zelden heeft
een tooneelblad zich bij ons eenige jaren
achtereen staande kunnen houden en hoe-
velen hebben wij er al zien komen en gaan.
Zooeven noemde ik reeds de Métropoli
tain, zeker,wel een van de meest practische
vervoermiddelen om groote afstanden af te
leggen. Weet men eenmaal den weg in dat
kruisnet van ondergrondsche gangen en
sporen, dan zal men er veelvuldig gebruik
vail* maken. Voor slechts 35 centimen legt
men de grootste afstanden af en dit ge
mak weegt op tegen het vaak' oorverdoo-
vende lawaai en noodzakelijk dringen op de
drukke uren. Een vreemdeling zal het
wellicht interessanter vinden in autobus
of taxi de drukke straten of boulevards te
doorkruisen, voor hen, die langeren tijd in
Parijs verblijft of een intens gebruik van
zijn tijd wil maken, is de Mitro een on
misbaar vervoermiddel. Op het eerste ge
zicht moge het moeilijk zijn den weg er in
te vinden, als men slechts zijn oogen goed
den kost geeft en acht slaat op de talrijke
borden, die de juiste richtingen aangeven,
zal men heel spoedig er in thuis zijn.
Trouwens een algemeene ondervinding is
het. dat men den weg in'Parijs spoedig
leert kennen, eerder dan men dat in een
wereldstad zou verwachten. Dit geldt voor
al voor dat gedeelte van de stad, waar
zich de vreemdelingen het meest bewegen,
de boulevards en directe omgeving.
Haast iedere groote stad heeft in dat op
zicht, ook in ons land, zijn centrum. Am
sterdam met zijn Rembrandplein en Leid-
scheptein, terwijl vroeger de Dam meer
het. middelpunt was. Zoo ook in Parijs.
Weet men dat zich kennissen in Parijs
bevinden, tien tegen één dat men ze aan
treft voor of in het bekende café de la
Paix, in de nabijheid van de groote ope
ra gelegen. Wel een bewijs, dat het klimaat
er over het algemeen milder is dan bij ons,
is, dat men ook midden in den winter ge
regeld bezoekers op het. terras der caf"3
aantreft, zij het dan ook dat een vuurtje
tracht wat warmte aan te brengen.
Het boulevardleven krijgt daardoor een
opgewekte aantrekkelijkheid, die wij bij
ons in de zomermaanden kennen en die
krantje present is en als dit een «pikele
maal niet het geval is, voelen wij het als men in Londen geheel mist. Hoe interes
sant echer dat boulevardleven ook is, men
zal dieper in Parijs moeten doordringen om
de meer typische eigenaardigheden te lee-
ren kennen en te genieten van het vele
schoone dat deze aantrekkelijke stad ook
uiterlijk biedt. Evenals Amsterdam meer te
bewonderen geeft op zijn oude grachten en
schilderachtige burgwallen dan juist in het
meest bezochte centrum, zoo is het ook in
liet oude, bewonderenswaardige Parijs.
U ter gelegenertijd daarheen te geleiden,
zij het dan ook slechts door er in deze
brieven van te. vertellen, is, iets waar ik
hdop, in de gelegenheid toe zijn.
Parijs, Januari 1921.
Mr. G. v. S.
Geen overdrijving en over
schatting.
Het in de hoogte steken van, het roemen op
een vreemde taal, op een vremd volk, ten
koste onzer moedertaal en van onzen eigen
landaard door Nederlanders, noemen wij
snobisme, en dus verkeerd.
Daarom kunnen wij ons'niet ingenomen
verklaren met een overigens niet onaardig
boekje over het Fransch en de Franschen
van zekeren mijnheer Hache, dat in Den
Haag verschenen, op overdreven wijze de
loftrompet steekt over alles en nog wat,
wat van de oevers der Seine komt.
En waarhet boekje den indruk wekt, dat
wij Nederlanders vergeleken bij de Fran-
sche natie, een volk van halve wilden zijn,
wenschen we er op te wijzen, dat liedeln,
die dergelijke dingen insinueeren, zich een
voudig belachelijk aanstellen.
Wij gunnen iedereen het genoegen, en
erkennen iéders recht, om er een üevelings-
taal op na te houden, onverschillig welke.
Maar waar een schrijver zich aan over
drijving te buiten gaat door te beweren, dat,
wanneer door de Franschen van hun tradi-
tioneele „élégance" en délicatesse" wordt
afgeweken, zulks te wijten is aan contact
met ongemanierde vreemdelingen, daar
veroorloven wij ons de vrijheid er aan te
herinneren, dat er in „la douce en belle
France", Franschen leven, die, zonder met
vreemdelingen in aanraking te zijn geweest
ongemanierd, op het vlegelachtige af zijn.
Dergelijke menschen vindt men trou
wens in alle landen.
Wanneer we hie.raan nog toevoegen,
dat de Fransche Taal en Letterkunde door
ons ten zeerste gewaardeerd wordt en dat
wij een open oog hebben voor de uitmun
tende eigenschappen der Franschen als
volk, dan zal men ons niet van vooringe
nomenheid kunnen beschuldigen tegen al
les wat Fransch is.
Onze bedenkingen zijn alleen gericht
tegen overschatting van dit alles, ten koste
van ons eigen land en volk.
GEORGANISEERD OVERLEG BIJ DE
POSTERIJEN.
In het afgeloopen najaar, nadat de
staking in het post- en telegraafbedrijf had
plaats geliad, heeft de Minister van Water
staat in de dienstvoorwaarden detze ver
andering aangebracht, dat aan het geor
ganiseerd overleg voortaan alleen zouden
kunnen deelnemen vertegenwoordigers
van organisaties, die zelf ambtenaar
waren. De bedoeling van deze wijziging
was, om het den vereenigingen onmoge
lijk te maken, bezoldigde bestuurders als
afgevaardigden te zenden naar de commis
sie van overleg. Als gevolg van deze
wijziging kunnen verschillende organisa
ties, wier leiding uit bezoldigde bestuur
ders bestaat, niet meer aan het geargani-
seerd overleg deelnemen. Wanneer zij iels
le bespreken hadden, gingen zij op
audiëntie bij den directeui'-genofaal ten
einde daar de belangen van het personeel
le bepleiten. Thans is, naar de „Tel."
meldt, bij de besturen van alle bonden en
vereenigingen in het P. en T.-bedrijf hel
volgende schrijven van den directeur-gene
raal ontvangen:'
„Ik heb de eer U- hierbij mede le
deelen, dat mijn zeer drukke ambtsbezig
heden niet langer toelaten, dat ik aange
legenheden, die de algemeene belangen
van het personeel of van bepaalde groe
pen van bet personeel raken en zich uit
dien hoofde leenen voor een bespreking
in de commissie van overleg, nog eens
afzonderlijk bespreek met elk der bonden
of vereenigingen, waarin het personeel of
bepaalde groepen van dat personeel zijn
georganiseerd.
Ik moge U daarom verzoeken het aan-,
vragen van audiënties te beperken tot be
sprekingen van aangelegenheden, die uit
sluitend betrekking hebben op het in Uw
bond georganiseerde personeel, waarbij ik
aanteeken, dat tot alle bij het hoofdbe
stuur der posterijen en telegrafie bekende
bonden en vereenigingen, waarin perso
neel werkzaam bij de staatsbedrijf der P.
T. T. is georganiseerd, eenzelfde verzoek
is gericht."
De Centrale Bond-van P. T. T.-perso-
neel, heeft alle bonden en vereenigingen
uitgemoodigd tot een confereniie op Dins-
dog 1 Maart a.s. te 's-Gravenhago. Ver
moedelijk zal daar aan de orde komen
een voorstel tot collectieve uittreding bij
het georganiseerd overleg.
HET ZWA'ARD VAN DEN H. FRAN-
CISCUS VAN SALES.
De katholieke journalisten te Rome,
hebben een paar weken geleden op fees
telijke wijze den dag van hun Patroon,
den H. Franciscus van Sales gevierd.
De „Osservalore" bevatte een artikel
over „het zwaard van den H. Franciscus"
wat nogal een vreemde combinatie lijkt:
een wapen van bloedigen strijd in ver
binding met den leeraar der zachtmoedig-,
hield. Maar bedoeld werd: de pen van den
katholieken journalist.
Het Vaticaansche blad waarschuwt te-,
gen de neiging door sommige katholieke
bladen betoond om door allerlei concessies
en verdoezelingen hun lezers in 't gevlei
te komen.
Het blad erkent wel de goede bedoe
lingen, die bij deze methode kunnen voor-;
zitten, maar verklaart, lat zij tegen de
ruwe werkelijkheid te pletter zal loopen
en het aanzien, zelfs het recht van be
staan der katholieke pers in twijfel trekt.
Inderdaad: wanneer de strijdende Kerk
niet meer strijdt
Op den tweeden Zwitserschen katho
lieken persdag noemde de HoogEerw.
Vicaris Hest de pers voor de katholieken
een gewetenszaak van den eerslen rang.
Voor alles, wat wij ten opzichte van de
pels doen en laten, zeide hij, zijn wij ver
antwoordelijk aan onze mede—christenen,
aan de toekomstige geslachten, aan het
geheele volk, aan den Eeuwigen Rechter.
Een goede meditatie voor sommige ka
tholieken, die alleen de gebreken, niet den
zwaren arbeid der pers zien en zelfs zou
den willen ,dat zij de waarheid verzweeg,
als deze hun onaangenaam is, of haar
bedoelingen misduidt.
ONZE GEZANT BIJ HET VATICAAN.
Naar de „Tijd" verneemt, bestaat het
voornemen eerst in den a.s. zomer een be
slissing te nemen in de al of niet vervan
ging van onzen huidigen gezant bij den
Paus.
OPHEFFING PROVINCIAAL PRODUC
TIEKANTOOR.
Met ingang van 1 Maart wordt het pro
vinciaal productiekantoor voor Noord-Hol
land opgeheven.
L.
Naar het Fransch
van RAOUL DE NAVERY,
bewerkt door
M. VAN PINXTEREN, R. li. Pr.
89.
De nieuwsgierigheid der gasten van
net kasteel van Songy, wel verre 'van
bevredigend te zijn, was nog meer op
gewekt, Het was hun niet geno-eg het
wilde meisje te ljebben zien worstelen
tegen .een grooleu wolf, 0f haar te
hebben zien sidderen onder de mazen
van het net, dat haar gevangen hield-
zij wil'den nog meer van dat ongeluk
kige schepsel geniefen en smeekten
Eliennette haar tot hen te voeren.
Deze gevoelde een onweerstaanbaren
weerzin om aan dat verzoek te vol
doen. Zoolang het er om ^ging zich
meester te maken van het vreemde we
zen, waarover sedert meer dan een
manna even vreemdsoortige als tegen
strijdige geruchten liepen, had zij er
in toegestemd dat hare gasten getuigen
waren van de „gevangenneming van het
wilde meisje. Maar op dit oogenblik
was hel kind der bosschen voor haar
een ongelukkige, die door haar onge
luk tegen de koele nieuwsgierigheid
beschdrmd werd, die bovendien in den
sleat waarin he tkind zic^ bevond,
noodlottige gevolegn kon hebben. Daar
het medelijden van mevrouw d'Epionoy
zijn oorsprong vond in warme naasten
liefde, sprak zij met haar broeder over
het aandringen der gasten en de zee
officier antwoordde haar met groote
vurigheid: „Ik smeek u, voer dit kind
nooit als een schouwspel op, zootang zij
in dien slaat van vernedering verkeert.
Eenige dagen zullen misschien voldoen
de zijn om haar vrees weg te nemen
en te verzachten wat het afgezonderde
leven aan wreedaardigheid in haar ont
wikkeld heeft. Wij hebben een schep
sel Gods in onze handen, laten wij
het eerbiedigen."
„Wees gerust," antwoordde mevrouw
d'Epinoy. „Ik zal over haar waken met
Ursula en de vreeemde vrouw, die sedert
eenge dagen Songy bewoont. Door een
raadsel, dat ik mij niet kan verklaren,
heeft die bedelares op den geest van
onze beschermelinge ineer invloed dan
ik. Die twee ongelukkigen hebben el
kander gevonden; die twee geesten,
waarvan de eene half uitgedoofd en de
andere nog niet ontloken is, verstaan en
begrijpen elkander. De moeder, die te
voet al bedelend langs de wegen, aan
ieder hare verloren dodhtar terugvroeg,
schijnt deze ongelukkige te hebben aan
genomen; misschien lijkt het arme ge
waad der krankzinnige, dat meer over
eenkomt met de dierenhuiden mijner
beschermelinge, haar minder afschrik
wekkend dan het mijne. Maar ijk. imoet
niet zonder waren spijt erkennen, dat
mijn invloed op haar geest nog bijna
niets is.
uWat komt het er op aan," antwoord
de Antonin, „langs welken ,weg het goe
de verricht wordt! God alleen ,weet
het, wij zoeken."
De jonge man drukte innig de hand
zijner zuster. „Mijne tegenwoordigheid
zou dit kind een pijnlijk tooneel voor
den geest roepen," zeide hij haar, „en
ik ontzeg mij het genoegen haar te
zien; door aldus te handelen blijf ik
des te meer gerechtigd aan de nieuws
gierigheid onzer gasten volstrekt geen
voldoening te geven,"
Mevrouw d'Epinoy; h|£i|d beslaten dien
eigen dag een proef te nemen met liet
wilde meisje. Ursula had op haar be
vel vlug een kleed gemaakt, overeenko
mend met de gestalte van het taeisje
en Etiemietle voegde er eenige sieraden
bij. Beladen met die voorwerpen, kwa
men de gravin en hare dienstmaagd
naaf de roode kamer, waar de bedela
res alleen gebleven was met de jeug
dige gevangene. Een voortreffelijk maal
was bun voorgediend, maar de krank
zinnige had er alleen gebruik van ge
maakt; het wilde meisje, het vleescb
en zelfs het brood versmadend, had al
leen eenige vruchten genomen. Zij
scheen diep terneer geslagen. De zacht
heid, waarvan zij blijken gaf, was min
der een begin van onderwerping dan
wel een wanhopige gevoelloosneid. Zij
liet de liefkozingen der bedelares toe
en hoorde hoor uren lang nu eens in
het Spaansch, dan in het Fransch spre
ken; maar geen straal van leven schit
terde in hare groote blauwe oogen en
de glimlach scheen voor eeuwig vau
hare lippeu weggevaagd.
De binnenkomst van de gravin ont
rukte haar aan bare slaperigheid. Een
beweging van angst deed haar wijken
naar den hoek van de groote kamer;
maar Etiemietle had zich slechts ten
halve vergist door te rekenen op den
invloed, dien de weelde op de ongeluk
kige zou hebben; zij keek eerst met
nieuwsgierigheid naar de stoffen, daar
na naar de sieraden. Aangemoedigd
door de uitnqodigende gebaren van me
vrouw d'Epinoy, naderde zij langzaam,
het hoofd vooruit, met bevende ban
den. Eindelijk, toen zij zag, dat de
bedelares de stoffen met voldoening
betastte, durfde ook zij de vingers er
over heen doen gaan.
„Ik zal mij optooien dezen avond,"
z^ide de bedelares. „Er zal veel volk
in mijn salon zijn. O, ziedaar parelen,
schoone parelen. Eengeschenk van
mijn echtgenoot.... Kom," voegde zij er
bij, zich tot het wilde meisje wendend,
„kom, querida vina, mijn schat, ik al
leen voor uw tooi zorgon." De geest
wui de ongelukkige had een nieuwe
gedachte ^aangegrepen; zij zocht niet
meer naar hare dochter en meende ze
teruggevonden te hebben. De gevangene
leende zich gewillig voor die inbeel
ding en mevrouw d'Iipmoy, die op de
Voorzienigheid rekende om een dubbej
geheim op te lossen, bleef eenvoudig
liet tooneel, dal zjcli afspeelde, aan
zien. Haar hart dreef haar wel aan er
een werkzame rol in te spelen, maar
vreezend den uitslag dien zij verhoopte
tegen te houden, verzaakte zij aan alle
persoonlijke vreugde in het belang ba
rer beschermelinge. Deze liet zich door
de bedelares vvassclien en het haar in
orde brengen. Toen zij echter de kleine
knots, die zij nog niet had afgelegd,
van hare zijde wilde wegnemen, ge
voelde zij een zichtbare ontroering. »\a
een korten strijd besloot zij toch er
van te scheiden, bij het verlaten van
haar armzalige kleeding van dierenhui
den, toonde zij opnieuw haar weerzin.
Zij verdedigde hmc arme huiden als
een kostbare schal, en gaf slechts mot
moeite toe aan de uiLnoadigiiig der
bedelares.
Deze bemerkte weldra, dat als zij
'haar in hetSpaanson toesprak, het
wilde meisje haar beter scheen te be
grijpen en gemakkelijker toegaf, tiet
zien den bloemtakken - in het weefsel
vau het kleed, dat men haar aandeed,
ontlokte haar een zacblen kreet vjau
vreugde.
(Werdl vervolgd.)
h