gedogen niet,dat ik hen verlaat. Ze zijn van mening,dat
grote rampen te wachten staan,als Djagap er niet meer zal
zijn. Eenmaal heb ik geprobeerd te vluchten,maar nog eer
ik de bergpas had bereikt maakten de wachters alarm en
werd ik juichend teruggevoerd naar mijn hut en de Bergan
ders droegen van alles aan om maar te tonen,hoe blij ze
waren,dat ik niet ontkomen was". Het werd stil in de hut.
Zoveel nieuws moesten de jagers even verwerken. "En Bong?
Waar is Bong nu?" vroeg Olfert. "In mijn hut. Daar is Bong
altijd. Hij waakt over mij en zal de hut niet verlaten als
ik hem niet naar buiten stuur of vraag mee te gaan".-"En
waarom hebt u met aarde en sappen van bloemen uzelf zo vre
selijk toegetakeld?"wilde Olfert nog weten. Ortobald lach
te even:"Ja,dat is schijnbaar vreemd en ik begrijp uw ver
bazing. Kijk,de Berganders zijn van nature wantrouwend. Er
is veel voor nodig om hun vertrouvïen te winnen. Om hen nu
in' de waan te laten,dat ik altijd hun leidsman zal zijn en
nooit meer zal heengaan,heb ik geprobeerd uiterlijk zo vee
mogelijk een der hunnen te zijn. Maar schoner als ooit is
nu mijn kans dit oord te verlaten. We zijn drie man sterk
en Bong telt voor zes!"~"U neemt Bong mee?"vroeg Usbald.
'Zo is mijn besluit,ja!" antwoordde Ortobald kortaf. Het
werd stil buiten. De regen hield op. Ortobald ging staan,
blies de vetvlam uit en zei:"Het is droog nu. Laten we op
passen en vlug handelen vóór de Berganders hun hutten ver
laten. Komt.Volgt mij!" Heel zacht begaven de jagers zich
naar buiten,wentelden de zware rotsblokken op hun plaats
voor de ingang en volgden Ortobald,die vlug en geruisloos
zijn weg zocht langs de hutten naar zijn verblijf. "Wacht
hierfluisterde de grote jager; ik zal Bong eerst gerust
stellen en licht maken". Ortobald ging naar binnen. "Als
Bong maar geen fratsen uithaalt"mompelde Olfert,wie het
avontuur met de bobilla nog vers in het geheugen lag. "Or
tobald kent het dier door en door",stelde zijn vriend hem
gerust. Hun nieuwe strijdmakker kwam in de hutopening en
zei:"'t Is in orde...toont je niet bevreesd!" De beide ja
gers volgden Ortobald en liepen de hut binnen alsof zij er
altijd'al kwamen. In het flauwe licht van een vetvlam za
gen ze een reusachtige aap op hen afkomen. Ortobald zei
kalm:"Doe alsof je niets bemerkt". Bong beloerde de twee
onbekenden met wantrouwende oogjes en begon hen te besnuf
felen als eén'hond,die weten moet wat voor vlees hij in de
kuip heeft,en Ortobals sprak intussen vreemde,kalmerende