De hoofdkommissaris maakte in het Frans een toespeling op
die naam en het meisje reageerde met een glimlach. Zij ver
stond dus Frans; maar dit was niets bijzonders voor een Bel'
gische. "Waar was die bank gevestigd?"-"Te Brussel"-''Kent
u misschien de straat - "Nee-"ïianneer is die bank ge
sprongen?" Weer weifelde zij even met haar antwoord. "Dat
zal 3 of 4 jaar geleden zijn .gebeurd"-"Had u dat geld toen
al overgespaard?"-"Neehet was een kleine erfenis van een
ongehuwde oom".-"Zou u me misschien een glas water kunnen
brengen? Ik ben nogal dorstig" -"Natuurlijk, mijnheer"Het
meisje stond op en verliet de kamer. De hoodkommissaris
haalde vlug een kleine camera te voorschijn en nam enkele
foto's van de tafelrandwaarop haar handen hadden gerust
tijdens de ondervraging. Toen het meisje terug kwam zat hij
weer rustig over zijn aantekenboekje gebogen. "Krijgt u nog
al vaak bezoek van familieleden?" Het meisje schrok maar
herstelde zich ogenblikkelijk. Tóch had de hoof dkommissaris
het gemerkt. "Nee,ik krijg nooit bezoek;voor moeder is de
reis te vermoeiend en andere naaste familieleden heb ik
niet"-"Gaat u vaak naar België?"~"Neeik denk met Kerst
mis voor een dag of acht naar moeder te gaan;mevrouw heeft
dat goed gevonden omdat ik gedurende de vakanties van de
kinderen bij de familie blijf-"Zokeurigen nu nog enkele
dingetjes noteren :naam, leeftijd woonplaats". Terwijl hij deze
zaken noteerde maakte de hoof dkommissaris schijnbaar arge
loos een opmerking in het Engels. Uit haar antwoord in het
Nederlands bleek, dat zij de Engelse uitdrukking verstond.
Toen stond de hoofdkommissaris op en gaf haar een hand ter
wijl hij haar bedankte voor haar bereidwilligheid. "En. nu
zou ik graag meneer nog even spreken"-"Ik zal uw bood
schap aan mijnheer overbrengen". Groetend verliet zij het
vertrek. Enkele minuten later bevond Stevensen zich in de
kamer van het meisje. Hij nam het vertrek nauwkeurig cp en
uit de inrichting ervan werd zijn vermoeden versterktdat
dit meisje niet uit een arbeidersgezin kwam. Toen opende
hij haar kleerkast. De japonnen en mantels waren niet nieuw
maar de snit en de kwaliteit der stoffen was van een ander
soort dan dienstmeisjes plegen te dragen. Vlug bekeek hij
de binnenkant van enkele mantelpakjes. En jawel,hij vond
daarin de namen van enkele bekende en dure modemagazijnen.
"Ik dacht het welmompelde de hoofdkommissarisdat kind
heeft betere dagen gekend". Nu ging hij naar een hutkoffer,
die in een hoek ban de kamer een plaatsje had gevonden. Hij
had geluk;de sleutel stak in het slot. Vlug opende hij de