7 WIE KOOPT BIJ EIGEN MIDDENSTAND BLIJFT ZEKER EEN TEVREDEN KLANT ogen aan. Haastig vertelde de man,dat hij op de vlucht was voor de soldaten van de landvoogddie de vertegenwoordiger was van de machtige keizer van Rome,die het Jodenland had bezet. Hij had geweigerd de altijd zwaarder wordende belas tingen te betalen en de belasting-inner uit zijn huis ge jaagd. De eerste dagen daarna was er niets gebeurd en de man meende al,dat hij niet meer zou worden lastig gevallen, tot hij plotseling verschrikte kreten door de straat hoorde galmen: soldaten van de keizer! De man was,snel als een antilope,de straat uitgerend,met de soldaten achter zich aan. Toen was een wekenlange achtervolging begonnen. Soms was hij de soldaten kwijt geweest,een dag,twee dagen,en dan zaten zij hem ineens weer vlak op de hielen. Tenslotte be sloot de Jood zijn vaderland te verlaten en een onderkomen te zoeken in het land van Chrysolis. Maar daar was hij al evenmin in veiligheid,want koning Chrysolis had een vriend schapsverdrag gesloten met de Romeinse keizer en stond aan diens .soldaten toe in zijn land de voortvluchtige Joden op te sporen en weg te voeren. Zoals een jager achter wild aanzit,zaten de Romeinse soldaten achter de Jood aan. Toen hij zich aan alle kanten bedreigd voelde,had hij op goed ge luk aangeklopt bij grootvader. Hij vroeg hem één nacht on derdak en een eenvoudige maaltijd tegen betaling. Grootva der gaf hem het een zowel 'als het ander en weigerde ook maar enig geld aan te nemen van de vluchteling. De vreem deling sprak met grootvader af,dat hij diens huis zou ver laten eer de zon boven de kim zou rijzen, om grootvader niet in moeilijkheden te brengen. Op het ogenblik,dat grootvader en de vluchteling opstonden om te gaan slapen,haalde de laatste een kleineivoren koker uit zijn gordeltas en gaf die aan grootvader met de woorden:"Zie,deze koker bevat een stukje perkament met woorden uit het Heilige Boek, waarin de grote beloften van Jahweh zijn vervat; als deze beloften in vervulling zullen zijn gegaan,zal geen mens meer vluchten voor een ander mens en geen Jood voor een Romein. En verder bevat deze koker een klein staafje goud. Ik wil het aanbieden aan de Grote Koning,die komen zal,op de dag van Zijn komst. Neem dit kokertje aan en bewaar het voor mij. Als ik binnen zeven maal zeven dagen niet terug gekomen zal zijn om het te halen,weet dan,dat ik door de

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Op De Hoek, weekblad voor Akersloot | 1956 | | pagina 7