De seniele eigenzinnigheid ontwikkelt zich; het verlangen
zich te laten gelden,het tiranniseren van de omgeving,
waardoor anderen gekweld worden,om daardoor het gevoel
machtig te worden,toch nog van betekenis te zijn (in de
sprookjes uitgebeeld door de tovenaar en de heks)". Aldus
Guardini. Het zijn harde woorden,-die extra hard klinken
in de mond van een wereldvermaarde wijsgees en priester,
die zelf tot de bejaarden behoort. Maar de ervaring van
hen,die veel met bejaarden omgaan,stelt hem in het gelijk.
Naast veel lievedankbare bejaarden zijn er ook veel' las
tige bejaarden,niet lastig in de zin van extra-hulp-vragend,
omdat ze lichamelijk of geestelijk hulpbehoevend, zijn,maar
lastig in de zin van ontevredenondankbaarhebzuchtig en
heerszuchtig. De bejaarde mens zal zich dus moeten hoed.en
voor wat Guardini het "ouderdomsmaterialisme" noemt. Er
zijn bejaarden,die bij voorbeeld altijd klagen over de kwa
liteit en de kwantiteit van het voedsel in verzorgingshui-
zen,ofschoon dat heel vaak beter en overvloediger is dan
ze het thuis ooit gehad hebben: er zijn bejaarden,die aan
de gemeenschappelijke tafel ruzie maken over een tweede
portie soep of over de grootte van een stuk pudding of
stuk fruit,alsof het kinderen waren. In een van de uitzen
dingen "Thee met babbelaars" viel het me op hoe een be
jaarde dame,die wel dankbaar was,toch telkens en telkens
weer terug kwam op het lekkere eten, alsof dat het enig be
langrijke was.'Er zijn bejaarden,die in een "droom" van
en bejaardenwoning of verzorgingshuis wonen en toch voort
durend kritisch rondzien om iets te vindenwaarover ze
kunnen klagenterwijl ze vergeten dat het huis,waaruit ze,
meestal vrijwillig,wegtrokken ook vele gebroken had en in
geen geval volmaakt was. Er zijn bejaarden die erop uit
zijn feuten en tekorten van een stichtingsbestuur te ent-
dekken en daarvan onderwerp van het dagelijks gesprek te
maken. Er zijn,helaas,bejaarden die hun eigen levensavond
vullen en de dagen van anderen vergallen met hun voortdu
rende kritiek op alles én iedereen. Het is duidelijk,dat
zij hun laatste levensfaze niet volmenselijk en gaaf bcle-
ven en doorleven. De bejaarde zal erop bedacht moeten zijn
zich niet vast te klampen aan zijn geld en niet zijn kracht
te zoeken in het geld. Te grote gehechtheid aan geld en
goed maakt bezit niet tot een vreugde maar tot een kwel
ling. Ook past in de mond van een bejaarde niet:"Ik betadl
er toch voor!" Dit duidt erop,dat de bejaarde zich vast
klemt aan zijn geld als aan zij steun,terwijl hij er zich
juist aan moest onthechten omdat het hem toch ontvalt.