zoontjes komen hem tegemoet gelopen,grijpen zijn handen,
lopen.een stuk mee en gaan weer spelen. Toela,zijn vrouw,
zit te weven: zo'n mooie deken met blauw,geel en zwart,
zoals de stamhoofden die dragen. Ze kijkt op,lacht hem
tegen,maar meteen verdwijnt de lach weer van haar gezicht.
Ze heeft al gemerkt,dat er iets ernstigs is gebeurd. "Ik
heb Tolinkut gedood",zegt Sinkut zonder verdere inlei
ding. En hij vertelt haar'wat hem in het bos overkomen is.
"0,Sinkutantwoordt ze-; dan weet ik er alles van: je moet
hier vandaan. Je moet je verbergen".- "Ja,maar ik kan jou
en de kinderen niet hier laten. Als ze mij niet vinden
zullen ze zich op jullie wreken". -"Ja maarSinkutik
voel me ziek,dat weet je. En dan de kinderen: ze zijn nog
zo klein! Ze zullen nooit de ontberingen kunnen verdragen
van dat rondzwerven in de bossen,opgejaagd als wild door
onze vervolgers..,"- "Als je hier blijft,wacht je zeker
de dood!" -"Misschien dat iemand ons wel helpt. Je bent
de beste jager van het dorp,Sinkutje hebt altijd het
meeste vlees binnengebracht; je hebt veel vrienden. Nee,
ik blijf". Sinkut zucht, wanhopig: "Dan ga ik alleen".
De volgende morgen,terwijl de zon op de besneeuwde toppen
van het Rotsgebergte schittertpakt Sinkut wat mondvoor
raad bijeen,schoudert zijn geweer en verdwijnt in het bos.
(wordt vervolgd)