Daarom moeten we meevoelen met hen, die weggevoerd zijn om te werken
in een knechtschap, dat ons niet ligt.
Er zijn duizenden, die nog niets weten omtrent het lot van hun man, hun
kinderen.
En als een deel van ons volk niets geleerd heeft in deze vijf droeve drukkende
jaren de praktijken der zwarte handel zijn b.v. een ten hemel schreiend
verschijnsel, de hongerende bevolking van West-Nederland zal nog jaren lang
in bitterheid denken aan deze schandelijke vaderlanders dan is het aan de jeugd
van alle gezindten en richting, om te trachten edeler dan ons geslacht gereed te
staan.
Want de geest van het almenschelijke, van de humaniteit zal eenmaal over
winnen. G. J. H.
De Rijp, 7 Mei 1945.
De gelegenheid mij geboden om bij het wederom verschijnen van het van
oudsher vertrouwd en door ons gewaardeerd Rijper Nieuws- en Advertentieblad
welker terugkeer wij met een hartelijk welkom begroeten een schriftelijke bij
drage te leveren, heb ik met genoegen aanvaard, mede om ook op deze plaats uit
drukking te geven aan mijn groote vreugde over het verheugend feit der bevrijding van
ons dierbaar vaderland en de terugkeer in verband daarmede van ons geliefd Oranjehuis.
Na een periode van een vijfjarige vijandelijke bezetting, een tijdsduur, waarin wij
in toenemende mate hebben moeten verduren en verdragen zooveel, wat ons zoo
zwaar en moeilijk is gevallen, is het weldadig thans weer te mogen aanvoelen en
ondervinden, wat vrijheid in hare volle omvang te beteekenen heeft.
Gevoelens van groote blijdschap vervullen mij, nu ik, na een periode van 9 maan
den ambtelijk zwijgen, wederom in de volle uitoefening van mijn ambt in Uw midden
mocht terugkeeren, bij welke gelegenheid ik Zaterdag jongstleden bij mijn entrée
ten Raadhuize zoowel in De Rijp als in Graft op zoo hartelijke en spontane wijze
heb mogen ervaren, dat mijn terugkeer ook de instemming van ik durf wel zeggen,
op enkele uitzonderingen na. heeft van de gansche burgerij.
Ik ben hierdoor diep getroffen en ik heb mij voorgenomen meer dan ooit. zoover
mijn krachten reiken, alles aan te wenden tot heil der gemeenschap in het algemeen
en meer in het bijzonder tot bijstand, hulp en steun van alle mijne ingezetenen, waarbij
ik aanstonds uitspreken wil, dat zulks mij alleen zal mogelijk zijn. wanneer ik mij
overtuigd weet van de volle medewerking van allen, die daartoe mede worden geroepen
en/of daartoe in de gelegenheid zullen zijn.
Naast de vreugde en dankbaarheid, welke mij behcerschen, gaan mijn gedachten
uit naar hen, die in den strijd voor de bevrijding van ons vaderland en in verband
daarmede, hun leven moesten laten, speciaal ook tot dezen uit ons eigen midden
voortgekomen. Zij allen, zij hebben met het brengen van dit offer hun hoogste inzet
gedaan en met eerbied zullen wij hen blijven gedenken, hun nagedachtenis zalin eere
worden gehouden.
Ook wordt vanaf deze plaats een eere-saluut gebracht aan de tallooze onder-
grondsehe strijders, die ondanks de aan hun werk vei bonden ernstige risico, zoo
onversaagd hun onvergetelijke arbeid in het belang van de goede zaak tot het einde
manmoedig wisten door te zetten.
Ook voor hen, die gedwongen werden deel te nemen aan arbeidsinzet, tewerk
stelling en of deportage naar en op vreemden vijandelijken bodem, ook voor hen past
hier een woord van warme sympathie en bemoediging en vol hoop zien wij uit naar
den dag, waarop wij hen allen een hartelijk welkom in ons midden kunnen toeroepen
moge deze dag spoedig aanbreken, niet alleen voor betrokkenen zeiven, ook voor hun
familiebetrekkingen, met wie wij zoo hartelijk medeleven in deze voor ben zoo uiterst
zorgvolle en spannende dagen.
Deze beide gemeenten mogen zich. op eenige inundatie na, verheugen over weinig
of geen oorlogsschade, iets wat dankbaar behoort te worden gememoreerd; ook wat
elders en vooral in de groote bevolkingscentra van zoo diep ingrijpende aard is ge
weest: het nijpende voe iselvraagstuk, dit was voor ons bewoners van het platteland
te overkomen en dank zij de hiervoor alhier geboden gelegenheid, heeft onze burgerij
op dit gebied niet het zwaarst te lijden gehad, integendeel in vergelijk en verhouding
met de talloos vele stedelingen hebben wij niet te vergeten voorrechten genoten.