DE BEDIJKING VAN HET GRAFTERMEER, 2 De an dere banbesturen steunden het groote plan, omdat de grootere bedijking minder dijk behoefde dan de kleinere en hunne inge landen weinig land moesten der ven tot de droogmaking. Na vele vergaderingen, o.a. met de Gec. Raden te Hoorn, gedane opme tingen en berekeningen is de zaak op het doode punt geraakt en de geldelijke opofferingen, die men zou moeten getroosten, hebben de affaire in het riet doen loopen. Eerst honderd jaren daarna hebben particulieren octrooi ver zocht aan Z.M. den Koning. In 1841 zijn door de heeren Geerligs en Oudhoff te Haarlem pogingen gedaan tot aankoop van het Graf- termeer en in het volgende jaar is op het „consent van onzen Vorst de toezegging "gevolgd van pol- derban en heemraadschap waarbij besloten, dat de uitwatering op den boezem van Eilandspolder zou geschieden door een machine van nieuwe vinding te plaatsen aan den noordkant van het Meer bij de Vensloot. De voornaamste punten in het aanwezige concept contract zal ik trachten weer te geven. Het Graftermeer, groot 109 bunders, eigendom van den polderban Graft voor de eene helft en de andere der gemeente Graft (wegens den aankoop der Ambachtsheerlijkheid in 1731) zal overgaan aan de bedijkers te gen betaling van een altijdduren de en jaarlijksche grondrente. De ondernemers zullen gehouden zijn het Meer in twee jaren te bedij ken. De Vensloot zal aangesloten worden aan de te graven ring- sloot, die 8 El breed en 2 El diep moet zijn, voorts aan keur en schouw verblijven aan het Graf ter banbestuur en in onderhoud ten laste van den drooggemaalc- ten polder. De bedijkers hebben eerst na de voltooiing der droogmaking morgenmorgensgewijze bij te dra gen in het onderhoud van den Leijmolen, evenals Noorder- en Zapmeer, maar in de kosten der Eilandsdijken, Hondsbossche en Uitwaterende sluizen als de bij zondere ongelden der Oude Lan den (die tot de bedijking onttrok ken) zal de nieuwe poldér te allen tijde belast blijven. De te betalen grondrente aan de Ambachtsheer lijkheid Graft zal vijftig gulden bedragen. Op deze voorwaarden konden de ondernemers het er wel op wagen. Toen de contracten door het bestuur van den Eilands polder bekrachtigd zouden wor den, begrepen de vroede mannen, dat men te veel faciliteiten aan de bedijkers gaf. Het cardinale punt, n.1. de uitmaling op den boezem van het Schermereiland dat, zoo als we zullen zien, later schering en inslag bleek te zijn bij de ver wikkelingen, kwam den leden van ons Polderbestuur te gewaagd voor. Zonder nadere en betere bepalingen komt mij de vrees van genoemd bestuur gegrond voor. Met het oog op de Eilandsmolens, die nog met het scheprad maal den, en door de mindere water berging van honderd bunders kon men de belangen der ingelanden niet voorstaan met de voorgestel de uitmaling. Toen het heemraad schap vaststelde, dat de heeren Geerligs en Oudhoff het Grafter- meerswater op het buitenwater, n.1. den Schermerboezem moesten uitmalen, kwam het droogma kingsplan genoemden heeren te kostbaar voor en hebben het bijl tje erbij neergelegd. Bij octrooi is de onderneming overgegaan aan de H.H. B. Ti- derman, T. Sieuwerts en C. van Hall, onder den naam van: Maat schappij tot droogmaking van het Graftermeer. In het protocol van den Rijper notaris Dirk Bok d.d. 21 Juni 1845 staat o.a. hiervan: dat de landerijen in den te malen polder ten behoeve van den Eilandspolder zijn en worden be zwaard voor de laatsten, ook die welke vergraven worden tot ring- slooten en tot het leggen dér dij ken, zooals in het Staatsblad no. 42 van 9 October 1841 is bepaald. Ten andere dat door voornoemde Maatschappij direct op het Nrd- Holl. Kanaal d.i. Schermerboe zem het water zal uitgeslagen worden, de ringdijk om den nieu wen polder zal geheel gesloten zijn, zonder sluis, pomp of ander middel ter communicatie en in verband daarmede aan gezegde Maatschappij 50 El grond van den Eilandsdijk verleend worden bij het perceel van Jan Boeregeest (thans K. Dik bij den ingang van den verkeersweg naar Graft) tot recht van opstal voor het bouwen van een waterwerktuig tot de droogmaking. Twee jaren later is Een Detective-verhaal door ERIK SATYR. 2 Laarman nam de hoorn van de haak, blafte er iets onverstaanbaars in. waar uit alleen ingewijden het woord .politie" konden horen en luisterde. ,,Dag meneer Laarmans?" sprak een temerige stem. „Hoe gaat het er mee? Hebt li m'n briefje al ontvangen?" „Welk briefje?" wilde Laarman we ten. „Nou; dat met dat aardige gedichtje," smeerde de stem vriendelijk verder. „Wie is dat?" fluisterde Brammetje nieuwsgierig. Laarman wees op de telefoon, die op de tafel bij Brammetje stond en maakte de beweging van draaien. Brammetje begreep. „O, dat briefje," lijsde Laarman te rug, „ja, dat hebben we gekregen. Erg aardig. We zullen het aan de wand prikken. Dat is weer wat anders, hè." „Laat U dat maar meneer Laarmans," stroopte de andere zijde weer. „Wat bedoelt LI?" vroeg Laarman verbaasd. „LI hoeft de Centrale niet op te bel len," verklaarde de stem. „Wat zegt U?'' „Ja," lachte de hoorn, „U wilt zeker weten waar ik zit? Ik zal het U zeggen. Ik zit in een telefooncel op de Over toom. Aardig hè?" „Reuze aardig," zei Laarman nijdig. „Ik zal U alvast een eindje op streek helpen voor straks: ik ben de dader." „Wat: voor straks?" vroeg Laarman. „O, dat zult U nog wel horen," teem de de stem weer. „Nou, dag meneer Laarmans, ik vind het nu welletjes. Ont houdt U .het goed: ik ben de dader! Dat is dus alvast een soort bekentenis. Dag meneer Laarmans." „Tot ziens," zei Laarman grimmig en smeet de hoorn op de haak. Brammetje was ook juist klaar met z'n gesprek en zei mismoedig: „Telefooncel op de Overtoom." „Dat wist ik," bevestigde Laarman. „Wat zeg je me nou?" vroeg Bram metje. „Ja, dat zei-ie d'r bij. Reuze aardig." „Wat was het voor een snijboon?" vroeg Brammetje nieuwsgierig. „Een stroopfabrikant," imiteerde Laar man. „Dag meneer Laarmans, hoe gaat het meneer Laarmans?" Brammetje grinnikte. „Zwart haar en Chinezenogen," mom pelde hij. „Stik," zei Laarman. Wederom ging de telefooncel. „Wat nou?" vroeg Brammetje ver baasd. Laarman luisterde. het accoord ter vervening door beide partijen geregeld. Het groote werk was dus aan gevangen, daar in 1847 de Maat schappij het verzoek aan 't Heem raadschap deed om het bestaande werk te wijzigen in een bemaling door 2 molens, de eerste te stellen bij den mond van het uitwate ringskanaal aan de Meer, welke molen het water van den tweeden ongeveer 50 El ten O. den duiker zal brengen. De uitloozing was de steenen uitwatering aan het Ka naal. Tevens werd vergunning gevraagd tot het stellen van een brug over den toegang van het Meer nabij den duiker. Ter ver wordt vervolgd Kort verhaal DE REKENING. Het ging vroeger altijd heel eenvoudig: Drikus harkte den tuin, knipte het gras, snoeide de boompjes wat bij. kortom, hij scharrelde zoo'n heelen dag rond en kwam dan ten slotte aan de keukendeur meedeelen, dat-ie ,,klaor" was om er dan op te laten volgen: ,,En het is 6. alstublief." De dikke huishoudster van den notaris grabbelde het ge vraagde bedrag dan bij elkaar uit de groote huishoudportemonnaie en dan vertrok Drikus met een vriendelijk dankjewel en een ,,goede-naovond saomen." Zoo was het vóór den oorlog gegaan, zoo ging het in den oor log en zoo zou het nog jaren na den oorlog zijn gegaan, als de notaris kort geleden niet op de gedachte was gekomen, dat die handelwijze toch wel wat primi tief was. Hij stapte naar Drikus toe toen die druk in den tuin be zig was en zei: ,,Je moet in het vervolg een rekening indienen, Drikus ik wil weten, waar m'n geld blijft... misschien moet ik je wel giraal betalen in het vervolg." Dat laatste was maar een grap je van onzen notaris, maar hij liet zich door het beteuterde gezicht van Drikus niet van de wijs bren gen: een nota voor zijn werk, daaraan kon de tuinman niet ont komen. ,,Je schrijft er gewoon op: voor het opknappen van den tuin „Dag meneer Laarmans," teemde de stem weer, „vergeet U het niet: ik ben de dader." „Stik," zei Laarman weer heel onpar lementair en smeet de hoorn weer op de haak. „Wat was dat?" informeerde Bram metje. „Dat was 'm weer," gromde Laar man. „Wat most-ie nou weer?" wilde Bram metje weten. „Dat ik vooral goed onthouden moest, dat hij de dader was." „Waarvan?" „Dat zouden we nog wel horen, zei-ie." „Hihi," giechelde Brammetje, „dat is 1—0." „Hou je mond," zei Laarman nijdig. Wederom rinkelde de telefoon. Woest greep Laarman de hoorn en bulderde: „Ja, ik weet het nou wel!" Toen verstomde hijz'n ogen wer den groterz'n mond zakte open Na een paar minuten legde hij heel zachtjes de hoorn weer op de haak. Somber keek hij naar Brammetje en zei toen op een graftoon: „Brammetje, het is zover." „Hoe ver?" vroeg Brammetje kinder lijk. „De directeur van de Hollandse Bank zes gulden of zeven gulden, het bedrag dat je hebben moet. Ge snapt?" Drikus had het maar al te goed gesnapt, maar hij vond de nieuwe maatregel lang niet leuk, toen de huishoudster het briefje dat hij aan het einde van zijn werktijd in diende doodbedaard bij zich stak en zei: ,,Ik zal het meneer laten zien. Je zal er van hooren." Dri kus had veel liever de vette huis houdportemonnaie zien verschij nen. Enfin, hij zou er van hooren. Toen Drikus evenwel na twee dagen nog niets had gehoord, trok hij de stoute schoenen aan en belde bij het kantoor van den no taris aan. De notaris zelf kwam bij hem in de wachtkamer, waar Drikus een beetje zenuwachtig met z'n pet stond te draaien. ,,Of meneer het hem maar niet kwaolik wou nemen, maar hij had z'n geld nog niet gekregen en..." *?,Ja Drikus, dat is in orde," viel de notaris hem vriendelijk in de rede. „Ik heb je nota ontvangen... Hoeveel was het ook weer?" ,,Zes gulden," antwoordde Dri kus prompt. ,,Ik zal ze even halen," ant woordde de notaris. ,,Dan word je nu officieel, uit de kas betaald." Drikus vond het al lang goed. Het kon hèm niet schelen hoe hij werd betaald, als hij z'n geld maar kreeg. Daar was meneer al weer en hij had het briefje, dat Drikus aan de huishoudster had gegeven, in de hand. „Hoeveel zei je ook weer dat het was?" „Zes gulden," was het ant woord weer. ,,Dat begrijp ik niet goed," deed de notaris zich hooren. „Zes gul den zeg je en hier op je briefje staat zeven gulden vijftig." Toen verscheen er een breede lach op Drikus' gezicht. „O, be doelt meneer dat?... Die een-vijf tig méér... die is voor het schrij ven... Meneer de notaris schrijft toch ook niet voor niemendal?" Drikus is door den notaris van schrijven vrijgesteld. Hij wordt weer rechtstreeks door de dikke huishoudster betaald uit de vette portemonnaie. En de notaris is van meening, dat het soms niet goed is, aan oude tradities te tornen! (Nadruk verboden). is vermoord, Brammetje," zei Laarman somber. „20," zei Brammetje. II. Brammetje ruikt uien maar geen lont en begaat tengevolge van de verdwenen bougies een afschuwelijke flater. Een Chinees met zwart haar. In een elegante houding lag de direc teur van de Hollandse Bank in z'n bu reaustoel, maar toch beschouwden Laar man en Brammetje hem met sombere blik. „Die is dood, Brammetje," meende Laarman. „Dat zal ik je niet tegenspreken," stemde Brammetje volmondig toe. „Als een pier, gelijk Liesje zegt." „Laat Liesje d'r buiten," zei Laarman, „je moet niet zo met je hartsaangelegen heden te koop lopen." „Hi hi, da's de kift, dat ze niet met jou wil," joelde Brammetje. Laarman negeerde de laatste opmer king van Brammetje en zei droogjes: „Bel even alles op, Brammetje." Toen boog hij zich over het lijk. Brammetje ging naar de telefoon en trommelde de hele boel bij elkaar: de dokter, de dactyloscopische dienst, de fo tograaf en z'n broer Willy van het Al gemeen Nieuwblad. Brammetje zorgde n.1. altijd voor primeurtjes voor z'n broer. Wordt vervolgd

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Rijper Courant | 1946 | | pagina 4