Kort verhaal DE MAN, DIE PECH HAD. FEUILLETON jCeedUMiotheek Cf. Uoótytacspel 586. Orczy, Baronesse, Een kind van de Revolutie. 840. Ormont, Anna, De vijfhonderd vrouwen van Dschingiz Chan. 293. Oterdahl, Een uit velen. 277. Otto, Willem, Lief en leed van een ambtenaarsleven. 294. Oudshoorn, Tobias en de dood. 792. Oudshoorn, J. van, Achter groene horren. 302. Packard, Frank L., De geheimzinnige vrouw. 306. Panstingl, Het raadsel van de Dacia. 461. Patterson, Norma, Jenny, een Engel onder oorlogswrakken. 307. Pemberton, Paulina. 300. Penning, Hugo, Herman Wendel. 301. Penning, Hugo, De bestorming van Arnhem. 841. Pentecost, H., Met bloed gestempeld. A. 793. Peremans, Verhuyck, Catlijne Meyblom. 648. Perutz, De Zweedsche ruiter. 298. Petillon, Willy, Het Zigeunerhuis. 299. Petillon, Willy, Vrijbuiters van Parijs. 898. Philips, Judson P., Tijger op parade. 305. Pirandello, De Vrouw die uitgestooten werd. 462. Pitkin, Walter B., Het leven begint met veertig. 308. Praag, van, La Judith. 304. Prevost, Marcel, De liaisons in de adelijke kringen. 297. Proga, Marco, Mijn Blondine. 739. Propper, Milton, De vervalschte Bruid. d 310. Queux, Will le, Het leven dat terugkomt. 842. Raine, W. M., De hellevaart van de Santa Theresa. C. 826. Ranoe, Mao, Wat niet mocht. 825. Rarn, M., Alles komt terecht. 899. Rebreanu, Liviu, De opstand. 794. Reckman, M., Vóór de persen draaien. 843. Roelofs, Jac., Blinde klippen. 322. Rohmer, De gouden Schorpioen. 321. Rönne, Jörgen Falk, Het Geluksland. 740. Roothaert, Mr. A., Doctor Vlimmen. 795. Roothaert, Mr. A., De vlam in de pan. 622. Rosen, Erwin, Een kwajongen in Amerika. 311. Rossegger, Peter, De verkochte ziel. 312. Rossegger, Peter, Het eeuwige vuur. Uitknippen en bewaren. Het leek prachtig uitgekiend en heel goed bekeken. Want toen de man, die na een weekje kou lij den de kolen zelf mocht komen halen, de straat van z'n leveran cier inzwaaide, stond daar al een dikke rij lotgenooten te wachten en te bibberen. De man peddelde die lange rijen rustig voorbij zette z'n fiets waarop hij straks het halve mud naar huis mocht Nadruk verboden spronkelijk stond Met een donderende hoofdpijn keerde Brammetje weer tot zichzelf en consta teerde min of meer verheugd, dat hij in bed lag. Voorzichtig richtte hij zich op en keek de kamer rond. In een an dere hoek van de kamer stond ook een bed, waarin eveneens iemand lag. „Gelukkig!" dacht Brammetje. „het zie kenhuis!" En voldaan keek hij naar het plafond. Dan kreeg toch nieuwsgierigheid weer de overhand en weer richtte hij zich op om de andere patiënt eens in oogen- schouw te nemen. Dan zag hij plotse ling, wie in het andere bed lag 's Avonds om een uur of zes ging Laarman nog eens naar het Ziekenhuis om even naar Jossie te informeren. De zelfde verpleegster van die morgen stond 16 brengen bij de tallooze driewielers waarvan de eigenaars eerlijk op hun beurt stonden te wachten en liep binnendoor naar het kantoor tje, waar de brandstoffenhande- laar met z'n bediende druk bezig was de talrijke opgekomen klanten weg te werken door hun betalin gen in ontvangst te nemen en hun bonnetjes, „goed voor een of voor een halve hectoliter kolen" uit te reiken. Ha! Hier brandde de kachel. hem te woord. „Hoe gaat het met de patiënte?" vroeg Laarman haar. Met een vreemde blik keek de zuster hem aan. „Maar ze is toch op Uw bevel kier weggehaald?" vroeg ze verwonderd. „Wat!" kreet Laarman verblekend. „Weggehaald!?" ..Ja. Vanmiddag reed er een ziekenauto voor met een dokter en twee ziekenver plegers. De dokter had een schriftelijk bevel door U ondertekend, dat juffrouw Parker overgebracht moest worden naar de Wester Kliniek „Grote goden," zei Laarman schor en keek de zuster ontzet aan. „Een derge lijk bevel heb ik nooit gegeven. Dat was vervalst!" „Hé, Jossie!"..riep Brammetje verheugd. „Lig jij hier ook? Wat enig van Laarman om ons bij elkaar te leggen." Met een bleek gezichtje keek Jossie hem aan. „Dat heeft Laarman niet gedaan, Brammetje," zei ze triest. „Nou. één van die verpleegsters dan voor mijn part," zei Brammetje. „Ik vind het toch een leuk idee." „Maar we liggen niet in het Zieken huis, Brammetje," vertelde Jossie hem. „We zijn gevangen. Ze hebben mij ont voerd." „Zal-ie witte muizen fokken en Siem- pie heten," zei Brammetje verbaasd. „Daar zitten we." En hij ging overeind Toch fijn, als je den weg wist als je zonder anderen te ergeren eerder aan de beurt kon komen. De man, die de kolen mocht ha len, was hoogst-tevreden over zichzelf: dat was nu te danken aan het feit, dat de kolenhande laar een goede kennis van hem was. Nu hoefde hij tenminste niet in de kou te staan nu kon hij hier rustig wachten, tot de goede kennis zijn bonnetje zou uitschrij ven tot hij hèm er even tus- schen door kon wringenveel eerder dan wanneer hij in de rij was gaan staan. Want de man had haast, thuis wachtte het werk en hij was er alleen maar even tusschen uit gebroken omdat het moest omdat je nu eenmaal niet in de kou kon blijven zitten. De goede kennis-kolenhande laar had nauwelijks tijd gehad, zijn groet te beantwoorden. Toen rammelde de telefoon. „Luistert U even?" Hij nam af. Telefoneeren ge- gewend, kondigde hij rustig den naam van de kolenfirma aan. Een meneer die mededeelde, dat hij met vrouw en twee zieke kinderen in de kou zat en die vroeg, wanneer de kolen kwamen. Hij kende het antwoord. Had hij het zelfde lied je niet kort tevoren door de tele foon gezongen? Meneer moest maar iemand sturen. Neen, bestel len was vandaag onmogelijk. „En als u het nog even kunt uitzin gen, komt u dan liever morgen. Er staat nu zoo'n dikke rij"... De meneer bedankte. Hij zou z'n best doen, den volgenden dag iemand te sturen. Zoo, dat was voor elkaar... volgende klant! Die liet zich niet lang wachten. Nauwelijks lag de hoorn, of de bel rinkelde weer. Een zelfde vraag een dame ditmaal." Ze ker mevrouw, jawel mevrouw dat begrijpen we mevrouw. Op den vriendelijksten toon gaf hij antwoord hij sprak over din gen waar hij geen greintje ver stand van had hij loog over trans porten kolen die onderweg waren en hij deed het voorkomen, dat over eenige uren de heilbrengende kolen de „opbellers" uit de kou zouden verlossen. Welvoldaan braken de anderen het gesprek af, maar steeds weer ging de telefoon. Hij nam telkens af hij maakte het steeds dwazer, hij sprak over dikke rijen kolenhalers, die slechts zitten. „Die toestand is niet vol te houden," zei hij dan resoluut na even nagedacht te hebben. „Draai je s.v.p. even om, dan kan ik me aankleden." Jossie draaide zich naar de muur en een paar minuten later was Brammetje weer gekleed. „De deur zit natuurlijk op slot," zei hij en voelde even aan de knop. Het bleek inderdaad zo te zijn. Dan keek hij uit het raam. „Twee^ hoog," constateerde hij. „Dat is twee té hoog," voegde hij er mistroos tig aan toe. „Zonder springzeil spring ik dat niet. We zullen moeten wachten, Jossie, op „de gelegenheid"- en elkaar zolang maar sprookjes vertellen." XIII. Het wordt zelfs nog spannend. Laarman is op het oorlogspad. De hele avond zat Laarman op het bu reau en wachtte op berichten. Ook over Brammetje verkeerde Laarman in ern stige ongerustheid en het hele politie apparaat was in werking gesteld om de beide verloren schapen, Jossie en Bram metje, weer boven water te brengen. Overal in de stad werd gezocht naar een ziekenauto met het nummer GZ 144731, dat toevallig door een pien tere patiënt, die de ziekenauto had gezien, was onthouden. Overal in de stad werd gepatrouilleerd door agenten in burger, maar niets werd gevonden. De uren verstreken en nog altijd wa- SPORTNIEUWS Reo-nieuws Daar er Zondag niet gevoetbald is, vanwege de Interlandwedstrijd willen we hier enkele indrukken weergeven van deze belangrijke wedstrijd. Daar ik vroeger meer dere internationale wedstrijden heb bijgewoond, waaronder zeer veel interessante en spannende waaronder Holland—Italië zeker wel een der mooiste kan genoemd worden, toen in de laatste secon de Nederland door Wout Buiten weg den gelijkmaker scoorde viel mij de wedstrijd van Zondag niet tegen. Alleen hadden we toen m.i. betere vleugelspelers. Wat de kee per betreft, hij deed me terug denken aan Oöbel, den Vitesse. doelman, die destijds de beste keeper van het vasteland genoemd werd. Kraak heeft er dien Zon dag schoten uitgehouden van den geweldigen midvoor der Belgen die van der Meulen of Van Male niet kon verbeteren. Hetbackstel was minder als destijds Van Kei en Neleer of Denes en Verweij. Vooral van der Linden blonk niet uit. Zie vervolg pag. 2. met moeite door de bereden po litie in bedwang werden gehou den en hij zei dit alles onder de grinnikende goedkeuring van den eigenaar der zaak, uit wiens naam hij al die nonsens debiteerde. Na het tiende telefoontje kreeg hij even gelegenheid naar zijn eigen bonnetje te vragen', maar voor hij antwoorl had, kondigde klant no. 11 zich al weer aan. En de man telefoneerde... toen de laatste klant was geholpen, tele foneerde hij nóg. „Vriendelijk bedankt", verze kerde de kolenhandelaar. Neen, betalen heeft u nif.t dat mud heeft u verdiend. u heeft mij prachtig geholpen. De man straalde. Als je toch 'n handige jongen was, dan kon je nog wel eens wat verdienen als je van aanpakken wist, ten minste. Helaas, er schenen ook onder de eerlijk-wachtenden minder eerlijke aanpakkers te zijn ge weest. Zijn fiets, met den leegen kolenbak achterop was verdwe nen... weggeholpen voor zij aan de beurt was! Nadruk verboden. ren de berichten negatief. In uiterste ze nuwspanning zat Laarman achter z'n bu reau; zijn gezicht stond grimmiger dan ooit en dat voorspelde niet veel goeds voor z'n tegenstanders. Hij besefte, dat het om twee levens ging. Hier moest doortastend ingegrepen worden, als het tenminste al niet te Iaat was! Maar Laar man constateerde met bange verbeten heid, dat hij nog nooit zo in het duister had getast als thans. Nergens zat ook maar enige houvast voor hem. Ook met Brammetje kon hij nu niet beraadslagen, Brammetje die altijd een legio aantal adressen wist, die hij van verschillende kennissen uit de onderwereld loskreeg. Zo af en toe rinkelde de telefoon en meldde zich een post. Berichten kwamen er evenwel niet door. Om half twaalf werd er geklopt. Een agent trad binnen en meldde, dat er een heer was, die naar Laarman gevraagd had. „Het was heel belangrijk, zei hij," vertelde de agent erbij. „Laat maar binnen," zei Laarman. Hij moest iedere mogelijkheid aannemen. Een minuut later trad een heer van tegen de vijftig de kamer binnen. Hij boog voor Laarman en zei: „Mag ik me eerst even voorstellen, mijn naam is Bakker, Als ik me niet ver gis zoekt U naar een ziekenauto?" „Inderdaad," bevestigde Laarman. „Heeft U hem gezien?" wordt vervolgd Een Detective-verhaal door ERIK SATYR. 19 I In zichzelf mopperend stommelde hij weer in de richting van de trap, geen licht durvende te maken, omdat hij vrees de voor een eventuële schietpartij. Dan een misstapeen suizelend windjeeen dreunen Brammetje lag parterre buiten westen. De trap bleek niet meer te staan, daar waar hij oor-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Rijper Courant | 1946 | | pagina 4