ZWART
SPORTNIEUWS
Nieuws van
■de A.V.V. „de Rijp"
Alleen de jun. viel de eer te
beurt om jl. Zondag de kleuren
van AVV te verdedigen.
En zij hebben zich op schit
terende wijze van deze taak ge
kweten, ondanks het feit dat er
geen overwinning behaald werd.
In de moeilijke uitwedstrijd
tegen Monnikendam A wisten de
onzen een 1 1 gelijk spel uit
het vuur te slepen, een in elk
opzicht keurig resultaat tegen de
veel zwaardere tegenstanders.
Waren wij bij de indeling be
vreesd dat deze afdeling te zwaar
zou zijn, gezien de omstandigheid
dat verreweg het grootste gedeel
te der spelers nog in de aspiran
ten afdeling uitkomt, niets is
minder waar gebleken, want na
4 wedstrijden zijn ze zelfs nog
ongeslagen.
Met een 2—0 overwinning op
Purmersteyn en 3 x gelijk spel,
6—6 tegen EVC en 2 maal 1 1
tegen 1VV en Monnikendam ver.
toeven ze zelfs in de kopgroep.
Het spel van onze jun., dank
zij de intersieve training van de
heer Porte.is een grotere belang
stelling van de zijde van het pu
bliek waard.
Wat de meest verstokte AVV
aanhanger niet durfde dromen,
kan werkelijkheid worden. Er
zijn kansen voor een kampioen
schap.
Daarna AVV jungeeft jul
lie in de nog resterende wed
strijden tot het uiterste, de moge
lijkheid om de ere-piaats te be
zetten is aanwezig.
Jédé.
Grootschermer-nieuws
Zondag jl. zijn In 2A alle
wedstrijden afgelast.
Programma voor Zondag 10
October: 2 uur GSV—Beemster.
Komen we even terug op de
onlangs gehouden nederlaag-wed
strijden, een zware opgave voor
G. Gezien het resultaat der laat
ste wedstrijd: met een vlug open
spel over de vleugels, een enigs
zins teruggetrokken spil, benevens
de ernstige wil om te winnen,
kan succes niet uitblijven. Zo
mogelijk dienen we twee punten
winst te noteren, welke we bit
ter nodig hebben om niet in de
laatste regionen terecht te komen.
Stand per 3 November 1946:
D R. C. 6-12
Volendam 4— 6
W. V. S. V. 6- 6
Beemster 45
1. V. V. 5— 5
Groot-schermer 44
De Rijp 3— 2
x 2 v. p.
Purmerend 4— 2
Purmersteyn 4— 0
P.PÏC.
D.R.E.O.-nieuws
De wedstrijden van ons eerste
en derde elftal zijn Zondag jl.
niet doorgegaan wegens terrein-
afkeuring.
DREO 11 had een uitwedstrijd
tegen Monnikendam II.
Belde clubs waren nog onge
slagen, maar M had een wedstrijd
meer gespeeld dus 4 gespeeld, 4
gewonnen en DREO 3 gespeeld
en 3 gewonnen. Maar M heeft
nu uit 5 wedstrijden 10 punten
en DREO uit 4 gespeelde wed
strijden 6 punten.
DREO II heeft al 3 uitwedslr^-
den achter de rug en M nog
maar 1. Dus DREO staat er on
danks deze eerste nederlaag niet
slecht voor. Wat de wedstrijd
van Zondag jl. betreft het vol
gende.
Het veld, waarop al 2 wed
strijden gespeeld waren, was nu
niet zo erg geschikt om er een
behoorlijke partij voetbal te de
monstreren.
Maar onze mannen hebben
vooral na de rust heel goed ge
speeld en met een beetje meer
geluk had de stand even goed
andersom kunnen zijn. Nu was
de eindstand 2—1 voor M.
Voor de rust deed onze ach
terhoede wat onzeker. Dit kostte
haar een doelpunt.
Een paar keer dachten we, dat
M de score zou verhogen, maar
Korreman was in topvorm.
Na de rust waren de bordjes
verhangen en leverde DREO het
beste spel.
Steeds zaten ze voor het doel
der gasten, maar ook hun keeper
retourneerde alles. Na een kwar
tier spelen wist DREO gelijk te
maken. Maar 5 minuten later
wisten de gastheren vrij onver
wachts door te breken en on
houdbaar verdween de bal achter
Cor. Jammer dat even later uit
een corner onze linksbuiten de
bal voor het inleggen had en
deze opgelegde kans verloren
ging. Dan nog een schot in het
zijnet. Met man en macht werd
er gewerkt en toen we dachten:
„daar is de gelijkmaker", wist de
keeper van M de bal keurig tot
corner te verwerken.
Onder hoogspanning verstreken
de laatste minuten, maar in den
stand kwam geen verandering
meer.
Een paar zwakke plekken in
dit elftal moeten nog herzien
worden en dan is deze ploeg tot
goede dingen in staat, daar twij
fel ik niet aan.
En nu het programma voor
de komende week.
A.s. ZATERDAGMIDDAG let
wel ZATERDAGMIDDAG 3 uur
speelt DREO I aan den Zuiddijk
en krijgt Blauw Wit 1 uit Wor-
mer op bezoek. DREO II speelt
Zondag a.s. in Graftdijk.
DREO 3 gaat naar WBSV II en
onze A jun. spelen thuis tegen
Purmerend jun.
De heer W. Alblas is deze
week in een bestuursvergadering
benoemd tot secretaris-penning
meester, wegens bedanken van
Theo Luljckx.
De Sportverslaggever.
Verguld zilveren vulpotloden
Boekhandel G. J. Hoogcarspel
FEUILLETON
Nadruk verboden
detective-verhaal door
17 Nico van Nigtevecht.
,Nu, dan is het wèl een goeie," zei
Artje, terwijl hij weer lachen moest. „Zeg
me nu maar, waar die Weber woont."
„Dezen weg nog een eindje af dan
de eerst laan links. Een klein huis aan
uw linkerhand.... Het staat op de deur:
chef-veldwachter het is naast zoo'n
wit huis. Maar ik zou eerst die hoorn
maar in orde laten maken," riep de jon
gen Artje nog na, toen hij al wegreed.
Het zou niet gek zijn.... bekeurd door
een collega uit het dorp, dacht Artje.
Het huisje van den chef-veldwachter
was spoedig gevonden. Klein, maar ge
heel vrijstaand een vriendelijk bloe
mentuintje, een omloop naast het huis.
„Meneer Weber thuis?"
Een klein, blozend jongetje had de
deur op jeen kier geopend. Dadelijk na
de vraag keerde hij zich om en riep hard
de gang in: „Vader!.... vader!... een me
neer voor vader!"
„Zoo Wim, en laat jij meneer zoo
maar aan de deur staan?"
„Neemt u het hem maar niet kwalijk,
meneer de jongen weet nog niet hoe
het hoort."
Een eenvoudige vrouw was naar voren
gekomen. Zij had de deur wijd-open ge
daan en had haar zoontje bij de hand
genomen, „li moet mijn man spreken?....
Ik geloof, dat hij nog niet bij de hand is.
Hij is vannacht in den polder geweest
en laat of liever vroeg thuis geko
men. Dan laat ik hem altijd wat langer
liggen. Maar als u wachten wilt?.... Hij
moet nu toch zoo langzamerhand op
komen."
Ja, Artje wilde wel wachten.
Hij werd in een voorkamer gelaten.
Terwijl de vrouw van chef-veldwachter
Weber „den baas" riep, nam Artje de
kamer eens op. Het vertrek was precies
wat hij ervan verwachtte: gewoon, bur
gerlijk: de pendule met coups op den
schoorsteen twee reproducties aan den
muur pendanten, die Zomer en Win
ter voorsteldende stoelen met mo
quette rond het salontafeltje en twee fau
teuils, die het ameublementje completeer
den. Artje had niet anders dan een mooie
kamer verwacht; precies zoo zou het er
bij een agent in de stad uitzien. Toch had
hij een gevoel van teleurstelling gekre
gen, toen hij de kamer met een enkelen
blik had opgenomen. De vrouw van de
zen chef-veldwachter maakte een be
schaafden indruk Artje kon zich niet
goed voorstellen, dat deze meubelen en
die bazarkunst aan den wand haar keuze
zouden zijn.
Hij keek naar de stille laan hij keek
naar z'n motor, die tegen het hekje stond
en die al de aandacht had getrokken van
een paar ojngens. Maar goed dat de sig
naalhoorn niet werkt anders zou me
neer de chef-veldwachter misschien het
bed uitgetoeterd worden, overwoog Artje.
Hij hoorde, hoe het zoontje van Weber,
de kleine Wim, die hem had opengedaan,
even later tegen de buurjongens stond te
praten te pochen: „Ach jongen, je bent
niet goed.... mijn vader heeft een veel
fijneren motor.... Deze is van een meneer
binnen, die binnen is en die m'n vader
moet spreken.... Deze heeft geeneens een
toeter en het is geen Indian ook"....
Artje glimlachte. De politiedienst in het
dorp was toch beter geoutilleerd dan hij
wist.... Een Indian.... als het een goede
was, zou hij hem voor zijn Eysink willen
ruilen.... Een mooi ding om er Hendriks
en Beker mee te treiteren. Die konden
maar geen dienstmotor loskrijgen en ze
zouden springen van afgunst, als hij ze
vertelde, dat zoo'n doodgewone dorps
veldwachter op een Indian reed....
Vlugger dan Artje had verwacht stapte
Weber in uniform de voorkamer in. Na
zijn komst was het kamertje meer dan
vol, want de chef-veldwachter bleek een
groote martiale figuur te zijn.
„Weber, chef-veldwachter," zei hij een
voudig. „Waarmee kan ik u van dienst
zijn.'.
Gaat u zitten."
„Mijn naam is Palstra.... ik kom uit de
stad.... ik ben van de Centrale Recher
che"....
Weber, die ook een stoel had geno
men, stond dadelijk weer op. „Artje Pal
stra?" vroeg hij verwonderd, „de bekende
inspecteur?"
De ander schoot in een lach. „M'n
vóórnaam is in ieder geval Artje en"....
Weber liet hem niet uitspreken. In z'n
dikke gezicht begonnen de heldere oog
jes te stralen van plezier. „Nee maar, de
beroemde Artje! Dat doet me toch ge
noegen, kennis met u te maken. Ik heb
al zooveel van u gehoord.... ik heb altijd
gezegd, dat is nou de eenige politieman
in de stad waar ik respect en bewon
dering voor heb."
Voor Artje goed en wel begreep wat
er gebeurde, had Weber de deur van de
voorkamer opengedaan en riep met een
stentorstem om zijn vrouw. Die kwam
dadelijk een beetje geschrokken naar vo
ren om verwonderd eerst naar haar man
en dan naar den bezoeker te kijken.
„Weet je wie dat is, vrouw?.... Dat is
nu Artje Palstra je weet wel, de in
specteur, waarvan ik je zoo vaak heb
verteld. De man, die reeds zooveel duis
tere zaken heeft opgelost"....
„En die gisteravond z'n motor liet ste
len," vulde Artje aan, die zich bij al de
loftuitingen van den dikken chef-veld
wachter niet erg behaaglijk voelde.
„Was dat üw motor?" vroeg Weber
verbaasd.
Het viel Artje op, dat de andere na
zijn eerste verre van zakelijke uitbarsting
er dadelijk in was, toen hij vertelde, hoe
zijn motor was verdwenen. Het viel hem
ook op, dat Artje noch zijn vrouw zich
er vroolijk over maakten, dat hem den
in hun oogen zoo beroemden detective,
dit moest overkomen en dat hij bij dit
tweetal een beter begrip voor de situatie
vond dan bij zijn collega's Hendriks en
Beker in de stad.
„Zooiets kan iedereen overkomen," zei
Weber. „Een dief ziet een motor staan
en hij gaat er mee vandoor. Misschien,
dat ze er zouden afblijven, als ze wisten,
dat het karretje van een politieman was....
misschien ook niet Er is van dat tuig dat
dan juist het voertuig zou wegnemen, als
ze wisten, dat het van een politieman
was. En nu komt u hier om een nader
onderzoek in te stellen?.... Ik zou zoo
zeggen,' laten we dadelijk naar de plaats
gaan waar de motor is gevonden. Zelf
was ik gisteravond den polder in, maar
ik heb er uit het rapportenboek wel ken
nis van genomen. Het rapport was van
Van Dijk die had dienst.... Wacht, hij
zit nu aan het bureau.... ik zal hem bel
len.... Wil jij de telefoon even hier halen,
vrouw?"
„Heeft u stadtelefoon?" vroeg Artje
verbaasd.
Weber lachte even. „Ja, we zijn hier
van alle gemakken voorzien. Telefoon
is nachts naast het bed.... M'n vrouw is
er niet dol op, want het ding gaét in den
nacht nogal eens".... onderbrak hij, om
dan dadelijk weer op de zaak zelf terug
te komen. „Als ik me goed herinner, had
Van Dijk dien motor aan den kant van
de sloot gevonden heel toevallig. La
ter is er door de politie uit de stad over
gebeld.... Hij heeft er nogal wat moeite
mee gehad, het ding op den weg te krij
gen. Op verzoek van de politie in de
stad is de motor tegen re<ju afgegeven....
daar eindigde het rapport mee. De nadere
bijzonderheden zijn me ontgaan.... Ik heb
er niet zooveel aandacht aan geschon
ken, omdat de zaak verder nu toch in
handen van de stadpolitie is. Die ver
trouwen ze ons niet verder toe.... zooiets
zijn we hier wel gewend.... In de stad
weten ze het altijd beter en ze begrijpen
niet, dat wij hier andere methodes moe
ten toepassen dan zij."
Terwijl de chef van het dorp zoo zijn
hart luchtte, was de vrouw met het toe
stel binnengekomen en dadelijk draaide
Weber zijn bureau. „Als u wilt meeluis
teren?"
Weber reikte Artje de tweede hoorn,
zoodat hij het gesprek in z'n geheel kon
volgen. En weer verbaasde het Artje, dat
deze er zoo glunder uitziende politieman
de zaken zoo kernachtig behandelde.
„Hallo Van Dijk?.... Weber hier. Die
motor, die jij vannacht op den kop hebt
getikt.... waar had je die precies gevon
den?"
„In de Kerklaan, chef."
„Hoe ging dat eigenlijk?.... Ik heb je
rapport vannacht nog wel gelezen, maar
het was me te laat om er veel aandacht
aan te schenken. De stad heeft den motor
opgevraagd, niet?"
„Jawel chef en daarom heb ik m'n rap
port ook maar niet zoo uitgebreid ge
maakt. Die lui willen toch zelfstandig een
onderzoek instellen u kent dat."
„Ik zou toch wel eens precies willen
weten, hoe het is gegaan," vond Weber,
terwijl hij Artje een knikje gaf.
„Ik reed de ronde. In de Kerklaan
kwam de motor me tegemoet. Een heel
end van tevoren kon ik hem al hooren
en ik ging op het midden van den weg
loopen, om den vent aan te houden."
„Ja, dat was goed het gewone
systeem: als er wat bijzonder is, even
onderzoeken," antwoordde Weber meer
om Artje op de hoogte te brengen dan
om Van Dijk een pluimpje te geven.
„Jawel chef."
„En verder?"
„De vent stopte ter hoogte van de
boerderij van Veder. Ik kon alleen zien,
dat hij de lichten uitdeed."
„Waar liep jij dan?"
„Even voorbij de kerk. Ik dacht, dat
het de kostganger van Veder wel kon
zijn. Die is handelsreiziger of zooiets en
die heb ik wel eens op een motor gezien."
„In den ouden tijd," grinnikte Weber.
„Tegenwoordig is een motor zonder meer
al verdacht."
„Jawel chef," antwoordde Van Dijk
weer. „Dat leek me ook, toen ik dichter
bij kwam. De motor stond tegen het hek
van de boerderij aan; je kon duidelijk
zien, dat-ie er tegenaan was gesmeten.
De rijder was verdwenen. Ik heb eerst
een tijdje gewacht, maar toen er niemand
kwam opdagen, heb ik Veder opgeklopt
en hem gevraagd, of hij wat van een mo
tor wist. Hij wist van niets en hij vroeg,
of ik gek was, hem daarvoor z'n bed uit
te halen."
(Wordt vervolgd)