Oude gebruiken rond de jaarwisseling De Beemster in oorlogstijd VRIJDAG 30 DECEMBER 1949 RIJPER COURANT DE DRIE MEREN TWEEDE BLAD „Een groot mysterie 't nieuwe jaar verborgen ligt het nieuwe leven d' onthulling is geen mens gegeven, geen aardse machten 't zijn Godsgedachten!" De gelukwens. In de gelukwens aan onze vrienden en kennissen huldigen wij feitelijk een zeer oud gebruik, dat de bedoeling had langs magische weg heil en zegen te doen over gaan op de persoon. Op Nieuwjaarsdag weergalmde bij onze Germaanse voorvaderen de lucht van het: Heil, heil, heil! Later werd deze zegewens aangevuld met „en zegen", maar toen was het Christendom reeds ingevoerd. Voor de Germaan en de Romein was het „heil-geroep" echter te abstract. De ze wens moet gematerialiseerd worden en zo ging de beker lustig rond. De Romein ging in de vroege Nieuw jaarsochtend allen, die hij kende, bezoe ken om hun een gelukkig jaar toe te wen sen. Trouwens, alle bezoeken voor en in meer officiële gelegenheden werden in de vroege morgenuren afgelegd. Offers werden op Nieuwjaarsdag ge bracht en allerlei ceremonieën hadden er plaats, terwijl, om iets van de toekomst van het pas begonnen jaar te weten te komen, de waarzeggers werden geraad pleegd. De Nieuwjaarsfeestdag was aan de god Janus gewijd, de god met het dubbele aangezicht, zodat hij in ket-verleden en in de toekomst zag. Tussen de godsdienstige handelingen op de Nieuw jaarsdag door, wijdde de Ro mein een kleine tijd aan zijn dagelijkse bezigheden en vond men b.v. de bakker een poosje arbeiden in de bakkerij, de winkelier achter de toonbank» enz. Dit beschouwde men als een voorteken, dat men in het komende jaar niet lui zou zijn en tevens met genoegen zijn werk zou verrichten. Tot op heden is de Nieuwjaarswens ge woonte gebleven, welke gewoonte echter na de wereldoorlog van 1914 sterk is ver minderd. Ook het Nieuwjaarswensen langs de huizen om fooitjes is afgenomen. Fooitjes. Oorspronkelijk betekende „fooi" maal tijd, drinkgelag. Het wasji.1. oudtijds ge woonte, dat men zijn ondergeschikten met Nieuwjaar een fooi of maaltijd aan bood. Later gaf men een drinkgeld als bijdrage tot de fooi en nu. ging de naam over op de bijdrage. Kleine geschenkjes betitelde men toen als „fooitjes". Zo zon den de Romeinen elkaar dadels, gedroog de vijgen, honing, enz. Hoe hoger positie de Romein bekleed de, des te rijker en kostbaarder waren de geschenken, die hij met Nieuwjaar ontving. Deze gewoonte bleef zeer lang gehand- 5 haafd in diverse landen. Wie heeft nooit gehoord van de han dige zet van Miss Montagne, die een zaak in zijde dreef en die aan de Engelse ko ningin Elizabeth als „fooi" een paar zwar te zijden kousen gaf. Een pracht reclame stunt! Want Betje" vond, dat de kousen haar zo goed stonden en zo prettig za ten, dat ze haar leven lang geen andere meer wenste te dragen! En Miss Montag- ne's zaak voer er wei bij! Bovendien kon ze op 1 Januari 1571 van haar gunsteling, de Graaf van Leicester, nog een zeldzaam mooie gouden armband in ontvangst ne men, die met edelgesteenten was bezet en schitterend was bewerkt. De bewoners van Oost^Pruisen gaven elkaar een „fooi" in de vorm van een Nieuwjaarsboompje. Hierin, zo geloofden ze, schooi magische kracht. De van deeg gebakken takjes hadden koorts-werende eigenschappen. In de Nieuwjaarsfooien ligt een remi niscentie aan de oeroude Nieuwjaars wensen. De gedetineerden hunkerden speciaal naar de eerste Januari, omdat dan hun straftijd gewoonlijk werd verminderd of soms geheel ongedaan werd gemaakt. Te Brussel hield men open tafel. Het waren daar vooral de goed-gesitueerden, die op Nieuwjaarsdag voor hun wonin gen tafels inrichtten, waaraan de voorbij gangers konden gaan zitten om van de opgediende lekkernijen te smullen. In ons land bracht het dienstpersoneel de Oudejaarsavond meestal thuis dooi en genoot dan van de roggestoet en met worst, die de boer hen had meegegeven. Zelf kwam hij daarop met zijn vrouw op 1 Januari zijn ondergeschikten Nieuwjaar wensen. Nieuwjaarszangen en -wensen. In Oost-Nederland bestond eertijds de gewoonte om op Oudejaarsavond, klokke twaalf, bijeen te komen op de markt, om daar een lied aan te heffen en voorts al zingende langs de huizen te trekken. Zo zong de Ootmarsumse nachtwacht: „Komt burgers, komt, nu allen terstond, Het Nieuwjaar is ingetreden, Ik wens u op deez' vaste grond, Veelheid, geluk en zegen. Het oude jaar, dat is verdwenen, Het nieuwe zijn we ingetreden. Verheugt u burgers, in uw lof, Wilt Hem, de Here, prijzen, Knielt neder voor de grote God, Wilt Hem alle eer bewijzen. De nachtwacht wenst u met elkaar, Veel heil en zegen in het nieuwe jaar." Ook in later tijd, toen de nachtwacht reeds lang op non-activiteit was gesteld, bleef de Nieuwjaars-cmmetocht stand houden. Te Leeuwarden kwam in de 16e en 17e eeuw de jeugd samen, om eveneens de Nieuwjaar te zingen". Nauwelijks was de laatste klokkeklank op Oudejaars avond verstorven of de „processie" be gon. Een aardig rijmpje stond op het Nieuw jaarsrepertoire der Bredase jeugd. Het luidde als volgt: „Nieuwejaarke ouwe, De katjes zijn verkouden, Ze zitten in een schuitje, Ze blazen op een fluitje, Ze roepen Pa en Ma Ik wens u een zalig Nieuwjaar." De jonglui hieven het gezang aan lou ter met de bedoeling wat te krijgen. Doch, het overkwam hen ook wel eens, dat de deur der woning, waarvoor zij hun heilwensen uitten, gesloten bleef, waarna zij een ander versje zongen, met minder vleiende inhoud: „Boven aan de hemel, Daar hangt een zak met zemel, Iedere zemel kost een duit. Hang de gierige bliksem uit." En soms hield de stroom van zan gers zo lang aan, dat de bewoners de deur gesloten hielden en het „wraak- versje" toch feitelijk geen raison had. In Twente begon het Nieuwjaarswen sen reeds 's nachts om 12 uur, waarbij men kennissen en vrienden uit bed klop te en men zijn gelukwensen voor hen uitsprak. De fles kwam dan op tafel en terwijl men het glas brandewijn ophief, wenste men: „Geluksalig Nyjaor, 'n Keukske veur mie klaor, 'n Slokske der bie, Das goed veur mie!" Elders zong men: „Dag vrouw, dag man, dag al te gaar, Ik kom u wensen een goed jaar, Deur dik, deur dun, ik kom gelopen, Ik en ga ze niet verkopen. 't Is een goed vrouwtjen). die me dat geeft, 't Is te wensen, dat ze nog 't naaste jaar leeft, Goed vrouwtjen, goed vrouwtjen, Hebt ge niet een wafertje of twee, ik steek ze al in mijn mouwtjen." De Chinees had de gewoonte op deze kaarten de volgende figuren af te beel den: een grijsaard met zwaan, een man darijn en een kind, daardoor symbo lisch voorstellend: een hoge ouderdom, een goed ambt, een geslachtsvoortzetting. Thans vindt men op de briefkaart vaak een hoefijzer afgebeeld. In het volksge loof heeft het hoefijzer grote betekenis. Gevonden op de weg kreeg het de functie van talisman, had het bescher mende en beveiligende eigenschappen voor de bezitter. Omslingerd door ver- geet-mij-nietjes, die er op duiden, iemand niet uit de herinnering te verliezen, vormt het hoefijzer een veel voorkomend motief op de Nieuwjaarskaarten. Nog vindt men het hoefijzer vastge spijkerd aan staldeuren en op deurposten om alzo onheil en tegenspoed te weren. Daarbij wordt het gebogen einde van het ijzer naar boven gericht. I Wanneer straks het donker melancho lisch geluid der sirenes klinktv de klokken luiden en de schoten knallen, weet ieder, dat het oude jaar verzonk in de afgrond der tijden en dat we, op dit plechtig mo ment, de voet zetten over de tijdkring van het nieuwe jaar. Laten we hopen, dat het een periode mag worden van geluk en vrede! M. P. VAN IEPEREN, Andel (N.-Br.) Huyghens wenste: „Het oude Jaer is om: wat vleyen sich de Menschen Met smallen overvloed van onverstandich wenschen? Wensch boven allen wensch te leven in 't Nieuwe Jaer, Of elcke dagh uw eerst' en elck uw laetste waer." In België wensten de boeren op Nieuw jaar hun vee geluk en zelfs trokken ze de boomgaard in om hun heilwensen aan de vruchtbomen bekend te maken. Bedoeling was natuurlijk in beide ge vallen de vruchtbaarheid te stimuleren. Later verzond men Nieuwjaarskaarten met heilwensen aan vrienden en kennis- En maar doppen! Nood maakt vindingrijk. De tuinders lieten hun klanten zo min mogelijk risi co lopen. Wie herinnert zich niet het tafreel van Amsterdamse huisvrouwen, tuinbonen en doppers doppend achter het huis of in de schuur? En die bonen en erwten werden dan -weer onder de kle ding verborgen. Verdacht dik was menige vrouw die zo de controle op de Beemster- brug en in de N.Z.H. Tram passeerde. Zo hielp het platteland, met name de Beemster, de grote stad, hoewel de hon ger in 1942 nog lang zulke vormen niet aannam als in latere jaren. Toch werd in 1942 reeds druk gelopen om rabarber, dat dan diende om de boterham te be smeren. Het boterrantsoen werd n.1. klei ner en kleiner. De tuinders hadden voor het tekort aan boter een andere oplossing. Met mede werking van de P.B.L'K mocht elke tuin bouwer één koe houden, mits hiervoor groen land voldoende aanwezig was. De meesten wisten daar wel raad op. Van zo'n koe behoefde geen melk te worden geleverd, zodat de tuindersgezinnen wat dat betreft ruim zaten. Wettelijk moch ten zij van de melk geen boter en kaas maken, hetgeen zij dus ook niet deden Wel is ons één geval van een dergelijke overtreding bekend. De gemeente-politie ontving n.1. een anoniem schrijven met de mededeling dat een met name genoem de tuinder de euvele moed had zijn eigen melk te kazen en te karnen. Twee poli- ties naar de man in kwestie toe. Diens vrouw ontving de gezagsdragers vrien delijk, zij deelde hun mede dat het „wer kelijk waar was" van dat karnen. De tuinder gaf het eveneens grif toe. In be slagname volgde van drie kaasjes en wat boter, hoewel deze producten niet aan de gemeenschap waren „onttrokken", zo als de geijkte formule anders luidde. Enfin, de tuinders wisten het nu: voort- voortaan maar volle melk drinken! De rechter vonniste de tuinder in dit geval met 50.boete. Het najaar van 1942 bracht het verbod van fruit- en aardappelvervoer. Het re gende verbalen. Het werk der tuinders werd in vele gevallen verlicht door Am sterdammers, die voor zich zelf wilden plukken en rooien. Overigens was 1942 ook het jaar waar in de standsorganisaties plaats moesten maken voor de Landstand, een instelling die op de Beemster tuinders geen vat heeft kunnen krijgen. De laatsten pleeg den lijdelijk verzet door hun contributie niet te betalen. In bewogen tijd herdacht de Coöpera tieve Tuinbouwvereniging haar 50-jarig bestaan, op 12 December 1942, met een feestelijke bijeenkomst in „De Nieuwe Tuinbouw". Rare wereld. Het verschijnsel, dat karakteristiek werd voor 1943, was, dat practisch alle voor de tuinder onmisbare artikelen, van kunstmest via klompen tot j uitzakken aan toe, alleen nog maar tegen zeer hoge prijzen verkrijgbaar waren in de zwarte handel. De tuinbouwer op zijn beurt ver haalde deze extra uitgaven op zijn pro ducten. Kon men aanvankelijk nog ge reedschappen krijgen op „toewijzingen" nu was er officieel geen schop, geen greep kortom niets meer te koop. De fruit kweker kon machine-onderdelen, die ver sleten waren, niet langer door nieuwe vervangen. Evenmin kon hij zich ladders aanschaffen. Alles was alleen nog maar „zwart" verkrijgbaar. De Beemster werd in die dagen plot seling ook vele volkstuintjes rijk, tuintjes die alleen op papier bestondenDe tuinders verhuurden namelijk aan goede kennissen uit Purmerend e.o. quasie per ceeltjes grond, opdat deze, gedekt door de groene kaart, ongehinderd groenten konden halen. In zoverre kwam er trou wens verruiming dat aan ingezetenen van de eigen gemeente tot 5 kg. toe vrij ver kocht mocht worden. Menige tuinder met vooruitziende blik verbouwde dit jaar voor het eerst een hoekje met tabak. Dat kwam goed van pas! Anderen zaaiden tarwe voor eigen gezin. Meer en meer werd het parool: red je zelf. In tegenstelling tot zijn ar beider kreeg de tuinder geen toewijzing voor wol. Gevolg al weer: klandestiene ruwe wol kopen, een spinnewiel oDdui- ken-, en 'maar spinnen jongens! Wéér meer arbeid, we gaan wéér verder.... Met gereedschap, dat ondertussen vrijwel onbruikbaar was geworden. Het was in middels vier jaar oorlog, vergeet dat niet! Van het platglas waren zeer vele lijsten onmogelijk langer te gebruiken. Vermeldenswaard is, mede uit een oog punt van verzet, dat in hetzelfde jaar 1943 de Tuinbouwschool te Hoorn werd uitgebreid met een Tuinbouwvakschool voor Groenten en Fruit in de Beemster. De Veiling en de Coöp. Tuinbouwvereni ging subsidieerden deze insteling, terwijl wnd. burgemeester IJff zijn medewer king verleende door een schoollokaal en ongeveer 1 H.A. grond (voor een proef tuin) beschikbaar te stellen. Daar het hier middelbaar onderwijs betrof, be stond de mogelijkheid jongens via deze school voor arbeidsinzet (uitzending naar Duitsland) te vrijwaren. Hoewel strenge eisen golden voor toelating tot deze school (diploma's enz.) lieten ir. Rietsema en de heer Krabbendam zoveel mogelijk jongens toe, ongeacht hun capaciteiten. Hoofdzaak was: niet naar Duitsland. Hulde! Helaas kwam de oproep voor enige jon gens té vlug. De ramp der inundatie. In het najaar 1944 stapelden zich drei gende donkere wolken op boven de tuin- dershoek, wolkengevaarten die een on weersbui deden vermoeden. Een onweer dat trouwens niet lang op zich liet wach ten, zich integendeel vrij spoedig en hevig ontlaadde De geruchten inzake onderwaterzet ting van grote delen van Nederland, die stof gaven aan elk gesprek in trein of tram, in club of soos, werden ruwe wer kelijkheid. De Duitse autoriteiten gelast ten n.1. op 14 Februari de onderwaterzet ting van het Beemster inundatie-gebied en dit met ingang van 21 Februari d.a.v. Groot was de verslagenheid onder de betrokkenen. Alles werd geprobeerd om uit het water te blijven, doch tevergeefs. Slechts enkele groepjes hadden succes. Zo kwamen enige tuinders op het idee de pomp bij Korver dicht te zetten, ten gevolge waarvan 60 H.A. land tussen Purmerenderweg en Oostdijk (van Vol- gerweg tot Kwadijk) zou droog blijven. Besprekingen met de gezagvoerende in stanties bezegelden de zaak. Aangemoedigd door dit voorbeeld pro beerden de tuinders ten Westen van de Nekkerweg hun tuingebied eveneens aan de inundatie te onttrekken. Dit was mo gelijk door het opwerpen van een dijkje. Zowaar stonden de autoriteiten ook dit toe. Van de Zuiddijk af tot aan de Volger- weg wierp men toen een aarden dam oo. Deze waterkering liep voornamelijk over land van de heer Van Kempen en voor een deel ook op het land van de heer Jonk. Een woord van hulde voor de heer Van Kempen voor zijn bereidwilligheid en hulpvaardigheid is hier zeker op zijn plaats. Immers, voor hem zelf zat er geen enkel voordeel in. Soontaan hielpen alle tuinders, ook degenen die buiten het water lagen, het dijkje tot stand te brengen. Het was een mooi voorbeeld van saamhorigheid. Men bereikte er mee dat een groot stuk prima cultuurgrond, grotendeels boomgaard, voor vernieling werd gespaard. Meerdere verzoeken om vrij te blijven van het water werden door tuinders ten Westen van de Purmerenderweg inge diend, helaas zonder resultaat. Wij moes ten aanzien hoe de bedrijven van die en vele andere collega's hun vernietiging tegemoet gingen. Aanvankelijk liet het zich aanzien alsof het met die inundatie niet zo'n vaart zou lopen. Medio Maart was er van de grond echter al niet veel meer te zien. In plaats van jonge groen ten zag men eenden en andere water vogels. Hoger en hoger kwam het water. Het overstroomde de erven en liep in de huizen. Veel tuindersgezinnen moesten woning en hof verlaten. Het was een droevig en troosteloos gezicht. Tuinders met glasbedrijven in het wa tergebied konden hun platglas overbren gen naar drooggebleven collega's, die be langeloos grond afstonden. Anderen stel den weer stukjes grond disponibel voor gedupeerde groentekwekers. Het ergst van allen zijn er, nu de oorlog voorbij is, de fruitkwekers aan toe. Hun bedrij ven gingen volledig verloren en er zullen jaren, vele jaren, over heen gaan voor hun percelen als zodanig weer rendabel zijn. Bedrijfstuinen. Met dat al was, midden in barre oor logstijd, weer een stuk productieve cul tuurgrond wég. En dat terwijl er minder dan ooit grond te missen was. Want ge neraal Honger begon met straffe hand te regeren. Klein was het aardappelrant soen, groenten in de steden waren nau welijks te krijgen. De N.Z.H.T. kwam keer op keer aan met wagens, afgeladen vol etenshalers. Met drommen trokken de mensen de Beemster in om eten te halen. Eisen stelden zij al lang niet meer. Grof voerbietenblad was nu een gevraagd artikel. Plet blad van rode bieten ging zelfs weg voor eten. Bloemkool plan ten wilden de arme drommels De nood, reeds hoog gestegen, werd met de dag erger. Kleine kinderen, in lompen gehuld en op blote voeten, trok ken langs de wegen. Dicht bij Purmer end waren de bedrijven reeds vroeg op de dag finaal „uitverkocht". Verder de polder dus in. Hogerop naar het Noorden. Om laat in de middag, des avonds zelfs, vermoeid en strompelend terug te keren. De conducteurs in de tram werkten mee door zakken en koffers een goed plaatsje te geven. De controle, die gedurende de eerste oorlogsjaren tame lijk scherp was, trad al lang veel soepe ler op, althans in eigen omgeving. Men had oog gekregen voor de noden van het volk en trok één lijn in de strijd voor lijfsbehoud. Vele grote fabrieken en firma's had den, ten einde de voedselvoorziening voor haar personeel veilig te stellen, z.g. be drijfstuinen, zoals de Blikfabriek te Krommenie, Kromhout, Albert Heijn en andere. Een en ander geschiedde met toe stemming van de Voedselcommissaris voor Noord-Holland. In de contracten was bepaald dat het personeel van de betreffende fabriek zelf de tuinen moest bewerken, uitgezonderd alleen het ploe gen. In de praktijk kwam hiervan natuur lijk niets terecht. Wel kwamen soms enige mensen helpen, doch de tuinder en zijn knechts deden voor 99% de ar beid in eigen beheer. Als beloning voor de producten gold een prijs, die het mid den hield tussen de notering van grossier en de kleinhandel. Wel hebben verschil lende controlediensten zich met deze ca mouflage-methode bemoeid, doch behou dens wat dreigementen verliep alles zon der nadelige gevolgen voor de tuinder. Het Bedrijfschap voor Groenten en Fruit voerde in 1944 het Registratieboekje Tuinbouw in met de verplichting dat iedere tuinder daarin aantekening hield van zijn teelt, oppervlakte van elk gewas, datum van oogst. enz. Van gehele of ge deeltelijke oogstmislukking moest men onverwijld schriftelijk kennis geven aan de Veiling. Dit boekje.... is een com pleet fiasco geworden. Bij de eerste con trole bleek dat nagenoeg geen enkele tuinder ook maar iets had ingevuld. De dienstdoende controleur noteerde toen zelf maar wat. En zo is het ook gebleven. Voor het bijhouden van dit boekie zal stellig geen enkele tuinder in de Beem ster een 10 op z'n rapport hebben gekre gen. Hoogstens misschien een.3. Met dit al ging het de tuinder naar den vleze. De zorgen van vóór de oorlog bij voorbeeld, hoe van de geringe opbrengst de nacht te betalen, drukten hem niet meer. Zij hadden plaats gemaakt, on danks alles, voor betrekkelijke welvaart en voorspoed. Moge de eigen regering in een vrij Ne derland deze toestand zoveel mogelijk bestendigen en er door een verstandige prijzenpolitiek voor zorgen, dat de kom-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Rijper Courant | 1949 | | pagina 5