't Is BLUE BAND
dat het eten kracht geeft!
Nieuws uit Purmerend
BLUE BAND
smaakt het best!
FEUILLETON MOIMECA door BERTA RUCK
mer, waaronder de tuinbouw" ééns ge
bukt ging, nimmer terugkeert.
Augurken verdwenen.
In de groententeelt was allengs een
wijziging gekomen. De augurken, eens
de hoofdteelt van de Beemster, waren
nagenoeg geheel van het toneel verdwe
nen. Als oorzaken willen wij noemen het
tekort aan arbeidskrachten en de ver-
welkingsziekte. De eerste factor leidde
er ook toe dat de tuinder zijn bedrijf in
stelde op - een productie, welke zo min
mogelijk arbeid vergde. Was de tuinboon
vóór de oorlog bijna niet meer gevraagd,
nu was het een bijzonder belangrijk pro
duct geworden, welks uitbreiding plaats
vond ten koste van de doppers, die weer
meer arbeid vroegen èn. rijshout. Aan
dit rijshout was tengevolge van de brand-
stofschaarste moeilijk te komen. Zo hield
het een ten nauwste verband met het
ander. Daar kwam bij dat de tuinboon
hoog genoteerd stond, ook aan de Veiling.
Een nadeel was, dat de tuinboon een
goede bemesting behoeft en juist het
tekort aan meststoffen liet zich meer en
meer gevoelen.
Een apart probleem was dat van de
arbeiders. De tuinders zagen zich genood
zaakt zeer hoge lonen te betalen. De vaste
tuinarbeiders bleven in hun vak, doch
de z.g. losse arbeiders of seizoenarbei
ders konden veel meer verdienen in de
smokkelhandel. Kwamen dus niet meer
op de tuinen terug.
Vele tuinbouwers werkten in deze pe
riode met een onderduiker. Voor „de
kost" kon men trouwens nog wel volk
krijgen. De tuinders, die aardappelen en
groenten natuurlijk voldoende hadden,
kwamen met de andere voedingsmiddelen
ook krap te zitten. Die „kostgangers"
werden daardoor ook een bezwaar. Wan
neer nu al een tuinder moet zeggen dat
de kost een bezwaar vormt, kan men wel
nagaan hoe de toestand in de grote ste
den moest zijn: honger, honger en nog
eens honger.
Ruilhandel neemt grote vlucht.
En zo kon het gebeuren dat het geld
meer en meer zijn functie van normaal
ruilmiddel verloor. Dit was een landelijk
verschijnsel geworden. Zoals weleer onze
voorvaderen in verre overzese gewesten
specerijen opkochten in ruil voor spie
geltjes, kralen en andere voorwerpen, zo
kwamen nu, anno 1944 en vooral in begin
1945, stedelingen naar het platteland met
zeep, textiel en alles wat maar waarde
had. Deze handel had zijn immorele zijde
en is gelukkig door de Beemster tuinders
in het algemeen niet uitgebuit.
Maar hoe ging het?
De stedeling kwam aan de deur met
een stukje zeep of iets dergelijks. Moeder
de vrouw zat er schreeuwend om verle
gen. Wilde het graag hebben.
„Ja, maar alleen voor etenwas
dan het gezegde.
En zo begon de ruilhandel.
I
Na Dolle Dinsdag, spoedig gevolgd
door de spoorwegstaking, werd de toe
stand onhoudbaar. De hongeroptocht van
taai Holland nam een aanvang: op fietsen
zonder banden en met handkarren kwam
de stadsbevolking in eindeloze processie
Noord-Holland in op zoek naar eten. Voor
het fruit werden flinke, hoewel geen
„zwarte" prijzen betaald. Trouwens, de
Beemster tuinder heeft over het alge
meen tóch geen misbruik gemaakt van
de ellende. Dit is geen pleidooi voor eigen
stand, maar een vrij algemene uitspraak.
Anders was het gesteld met de tabak.
Bladen brachten in de duurste tijd 250.-
per pond op, goede gefermenteerde tabak
zelfs ƒ400.Sommige verbouwers
meenden, dat voor dit genotsartikel elke
prijs verantwoord was.
De winter kwam met sneeuw en ijs.
Veel mensen uit Amsterdam, Haarlem,
Den Haag bleven met een handkar dagen
onderweg. Kinderwagens, sleeën, kortom
van alles kwam nu op straat. Vele tuin
ders hebben in die barre periode, wel
licht de verschrikkelijkste uit ons volks
bestaan, geholpen waar zij maar konden.
Zij gaven de mensen onderdak en eten,
al moesten zij op de duur velen teleur
stellen. De vraag werd namelijk over
stelpend groot en de behuizing van een
tuinder is nu eenmaal geen kazerne of
hotel. Maar een man of twee, drie ging
meestal wel.
Verzoek van de kapper.
De vraag om een boterham klonk de
gehele dag en wie geven kon gaf. Men
sen, die van uitputting niet verder kon
den, werden naar binnen gedragen, stuk
gelopen voeten verzorgd. Ja, tuinders en
burgers hielpen, maar het was ook hard
nodig. De voorbode van hongeroedeem
meldde zich aan, onvoldoende was de kle
ding, idem het schoeisel, grauw en don
ker al die ellende.
Tot overmaat kwamen de bedrijven, die
gespaard waren gebleven voor de inun
datie, ook nog blank te staan tengevolge
van de vele regens en de onmogelijkheid
van lozing. De nog te velde staande pro
ducten leden daardoor grote schade even
als de aardappelen in de kuilen. Wel wer
den deze zo spoedig mogelijk in veiligheid
gebracht, doch de onderste lagen waren
al aangetast. Zelfs de piepers, die maar
24 uur in het vocht hadden gelegen, ble
ken al spoedig niet meer geschikt voor de
consumptie.
In de steden betaalde men toen al
honderden guldens voor een mud aard
appelen. Hier in de Beemster, midden in
het tuinderscentrum, was echter ook een
tekort. Kwam de kapper niet in arren
moede bij zijn klanten-tuinders met de
boodschap, dat zij, als zij nog langer ge
knipt en geschoren wilden worden, eens
wat aardappelen moesten meebrengen. Al
was het maar een kilo. Want anders zou
hij zijn zaak onherroepelijk moeten slui
ten, zelf op eten moeten uitgaan....
De winter 19441945 was niet streng
maar wel geniepig. De aardappelen door
hele families, in ruil voor lijfgoed soms,
uit de kop van Noord-Holland gehaald, be
vroren onderweg op de karren. Zelf heb
ik het meegemaakt, dat mensen uit Den
Haag bij mij kwamen overnachten, totaal
verslagen. Ze hadden in het Noorden
voor kostbare -sieraden 6 mud aardappe
len geruild. Die aardappelen waren op
de wagen bevroren. Ze hadden er niets
meer aan. Daarvoor waren ze tien dagen
onderweg geweest en hadden ze nog
80 K.M. voor de boeg....
Wrede wereld.
Wreed, nameloos hard, was de tijd ook
in ander opzicht. In dat verband herden
ken we met weemoed en eerbied tegelijk
onze collega Jan Prins en zijn zoon Arie,
die als strijders voor de goede zaak door
een Duits vuurpeleton genadeloos werden
neergelegd.
Hun nagedachtenis zal bij ons in hoge
ere blijven.
Help de stad.
Begin 1945 werd onder ons tuinders
voor het komende seizoen propaganda
gemaakt onder het motto: „Help de
stad". De bedoeling was zoveel mogelijk
vroege aardappelen en dito groenten te
telen want de nood was het toppunt nabij.
Graag gaf de tuinder aan deze oproep ge
hoor, maar met de beste wil ter wereld
kon hij de moeilijkheden, die zich nu
voordeden, niet volledig overwinnen.
De tuinders, wier bedrijven in het lage
gedeelte lagen, raakten door het water
hun vroege-plantmateriaal kwijt. Ramen
hadden door de hoge waterstand weken
in het water gelegen. Zo kon het gebeu
ren dat vele bedrijfsgenoten zich ge
noodzaakt zagen hun platglas op stapels
te zetten en van teelt van vroege groen
ten noodgedwongen moesten afzien. De
grond moest door al deze bedrijven be
gin Maaht nog geploegd worden, was
daardoor vrijwel niet te bewerken....
Met veel moeite zijn er toen nog wat
grove tuinbouwgewassen in gezaaid.
Om de misère nog te verhogen, was er
behalve een absoluut gebrek aan kunst
mest een groot tekort aan zaaizaad. Voor
al tuinbonen, slabonen en doppers waren
niet of nagenoeg niet te verkrijgen. Het
ruilsysteem gold in vele gevallen ook
hier: een theeservies voor 15 kg. stam-
slaboontjes.
De fruitkweker sukkelde ook al met
duizend en één moeilijkheden: geen of
onvoldoende sproeimiddelen, kapotte
spuiten, geen benzine, ga zo maar door.
Hard is er gewerkt om nog zoveel mo
gelijk te produceren, maar de bezwaren
waren mateloos: zelfs geen bezem om de
schuur te schrobben. Met wat bij elkaar
gebonden takken moest men zich behel
pen.
Was het daarom wonder dat ook de
tuinders en hun gezinnen de bommen
werpers, die eten kwamen brengen, over
de Beemster zagen scheren, met een brok
in de keel en een emotie, die koud en
warm en gelukkig maakte tegelijk? Die
imposante toestellen, in glijvlucht laag
over de polder, waren het symbool van
de aanstaande bevrijding. Wat gaven ze
een opluchting!
En toen kort daarop de capitulatie in
derdaad een feit werd en dra een begin
werd gemaakt met de uitlating van het
inundatiewater, kon de slotbalans
worden opgemaakt. In materieel opzicht
was die voor velen zeer ongunstig: grauw
en troosteloos vertoonde zich aan het oog
wat eens een vruchtbare akker was of
een mooie bloeiende boomgaard. Echter
was er aan de menselijke zijde van de
balans reden tot voldoening. De Beem
ster tuinders, in massa genomen, zijn geen
woekeraars geweest maar dienaren van
hun medemens.
Nog blijven er moeilijkheden van aller
lei aard. Maar die komen we te boven.
Met de onverzettelijkheid den tuinders
eigen. Want wij weten ons sterk in ge
zelschap van die trouwe compagnon, die
was, die is en die wezen zal: onze onvol
prezen goede Beems te r aarde!
Aanbesteding.
(P) Voor het bouwen van een nieuwe
garage bij de destructor in de Overw.
Polder werd een aanbesteding gehouden,
waarvoor 17 inschrijvingen waren in
gekomen. De begroting was geraamd op
ƒ9150.De uitslag was:
W. Mastenbroek, Volendam, 9700.
Th. Tuyp, Volendam, ƒ9650.G. Kuij-
pers, Hoogwoud, 9650.G. en F. de
Vries, Purmerend, 9442.Th. Veer
man, Volendam, 9390.A. Smit, Pur
merend, 9353.W. Jonk, Volendam,
ƒ9340.—; J. Tol, Volendam, ƒ9235.—: J.
J. Groot, Ilpendarrx. f 8950.Gebr. Klop
per, Jisp, 8940.Th. A. Hoogewerf en
Zn., Ursem, 8890.E. Wijkstra, Neck,
W.-Wormer, 8630.N. P. Brinkman en
Zn., Purmerend, 8240.J. J. Limburg,
Purmerend, 7997.Jn. Wittebrood,
Beemster, 7925.G. Groot en Zn.,
Purmerend, 7465.M. J. Woerde en
Zn., Uithoorn, 7450.
De gunning is aangehouden.
Klein binnenbrandje.
(P) Bij de heer Mus op de Koemarkt
was een schilder bezig met een verf-
brander, toen het vermolmde gedeelte
van een raamkozijn vlam vatte en een
schotje in brand vloog. Met een paar em
mers water kon dit brandje worden ge
blust.
Aanrijding.
(P) Door de gladheid van de weg vond
in de Julianastraat een aanrijding plaats
tussen de melkkar van Gedink en de
luxe auto van P. Buttingerv waarbij
enige materiële schade ontstond, waarvan
de vergoeding onderling werd geregeld.
Zwemdiploma's behaald.
(P) De kinderen uit de hoogste klassen
van de scholen krijgen, zoals bekend,
zwemles in de overdekte te Zaandam en
deze lessen vorderen goed. Zelfs is er
al een aantal kinderen geweest die de
afgelopen week hebben afgezwommen en
allen het diploma A hebben behaald, ter
wijl er een bij was die diploma B heeft
gehaald. Dit waren 17 meisjes en jongens
van school A. Over 8 weken hopen de
andere kinderen hun diploma te kunnen
halen.
J. D. van Exter
151. Ja, het is een wonder, dat de jeep
na het ongeluk nog lopen wil. Het moet
inderdaad wel een sterke auto zijn. Maar
waar gaat de reis nu heen? Pam vraagt
het ook al aan zijn broertje. „Pim, waar
gaan we naar toe?" Ja, dat weet Pim
eigenlijk ook niet. „Ach, we rijden zo
maar een eindje," zegt hij dan een beetje
onverschillig.
152. „Ja, maar ik wil naar huis toe, naar
moeder!", roept Pam weer. „Moeder weet
niet waar we blijven." „Nee, nee, dat gaat
niet," roepen Pim en Pom tegelijk. „Als
we naar huis gaan, dan grijpt de veld
wachter ons. Hij is woedend." „Laten we
wachten tot het donker is," stelt Kobus
het konijn voor. „Dan kunnen jullie on
gemerkt naar huis sluipen." „Goed be
dacht!", roept Pim. „Laten we dan nu
nog maar een eindje rijden."
bb 139-0194
BLUE BAND BEVAT DE
BESTE NATUURLIJKE VETTEN
Een flinke kluit Blue Band in de pan maakt het
eten smakelijk en stevig tegelijk! Die lekkere verse
Blue Band is met zorg samengesteld uit natuurlijke
vetten. Deze zijn van hoge calorische waarde,
maken Blue Band tot een rijk, energie-gevend voed
sel. Het kan niet anders, of Blue Band is het
beste voor de gezondheid van Uw kind, van Uzelf.
Vraag er daarom steeds om!
Wat een geluk, dat ik zo kalm aan hen
denken kan. Zou het niet het bewijs zijn,
dat, wat ik tegen zijn moeder zei, en wat
ik dacht, dat ik moest zien te bedwingen,
toch niet waar was, al meende ik dan
wel? Zou het alleen maar een opwelling
van het ogenblik zijn geweest? Ja, dat
moet wel. Het. mag in alle geval niets an
ders zijn, nu. Het kan dus geen kwaad,
als ik nog aan hem en al de anderen denk.
Vandaag zou hun uitstapje wezen naar
Red Wharf Bay. Ik kan me zo goed voor
stellen, hoe ze er uit zullen zien met hun
door de zon verbrande gezichten tegenover
de blauwe zee en de blauwe lucht.
Odette Charrier zal een vrolijk, uit
heems vogeltje lijken, dat toevallig neer
gestreken is tussen de goudgele brem
struiken in WalesWat zal ze weer
druk babbelen in haar gebroken Engels.
Ik geloof, alleen om Billy Waters het te
horen uitproesten.
Vandaag kunnen ze de hele tijd onge
stoord van elkaar genieten. Geen officiële
verloofde om ook maar de minste scha
duw op hun samenzijn te werpen.... Na
tuurlijk pakken zij samen de pic-nic mand
uit en zoeken naar de kurkentrekker, en
rapen wat grote kiezelstenen bij de baai
Die twee gaan natuurlijk na de lunch
wat rondwandelen samen. Ik ben be
nieuwd, of ze nog zwemmen zullen. Hij
zal het geval van gisteren wel weer ver
geten zijn. Zo nerveus is hij nietIk
kan me niet begrijpen, dat het gisteren
pas was. Ja, ze zullen stellig tussen de
rotsen gaan baden. En ik had er bij kun
nen zijn....
Daar wordt gebeld. Wat kan het wezen?
De melkman? Juffrouw Skinner mis
schien toch nog? Wat zou het anders kun
nen zijn? Ik zal toch even moeten open
doenZij zeggen van ons vrouwen wel
eens, dat we altijd anders doen, dan men
van ons verwacht.
Maar zouden de mannen werkelijk an
ders zijn?
Gisteravond liet ik mijn officiële ver
loofde, stijf van verbazing, op het perron
te Iiolyhead achter, en daar stond hij nu
al weer voor mij op het portaal van mijn
flat.
HOOFDSTUK XXVII.
Gelukkig, dat ik nog zoveel bezinning
over had, dat ik niet vol blijdschap uitriep:
„Jij, Billy."
Gelukkig ook, dat ik door de schrik zo
versuft was, dat ik, net alsof ik tegen de
pianostemmer of wie ook, „goeden mor
gen" zei.
„Goeden morgen," klonk het op dezelfde
toon terug. „Je bent zeker verbaasd mij
te zien."
„Ja ja, natuurlijk."
„Je verwachtte mij niet?"
„Neen." We keken beiden naar mijn op
gekrulde mouwen ter ere van mijn bezig
heden in de keuken.
„Ik heb je wat mede te delen," ging hij
op dezelfde toon voort. Ik kon zijn gelaat
niet onderscheiden op het donkere por
taaltje, waar wij stonden, „daarom ben ik
gekomen."
„O!"
Wat kon het wezen, dat hem een reis
No. 106.
van acht uur had doen maken? Het was
toch zeker niet, om nog eens excuses te
maken over die avond van oom Albert
of om zijn dank te betuigen, omdat ik zijn
leven gered had.
„Wou je het liever niet horen?"
„Och ja," zei ik aarzelend; „maar ik
kan tot mijn spijt je niet vragen, om even
binnen te komen. Mijn vriendin is er niet,
zie je."
„O, is ze er niet? Ik ben blij, dat ze
goed genoeg was, om uit te gaan. Ik dacht
dat ze ^ek was."
Ik wist niet, wat ik hierop zeggen
moest.
„Waar kan ik je dan spreken?", voegde
hij er aan toe.
„Is het iets heel belangrijks?"
„Belangrijk genoeg, om mij met de
nachttrein naar Londen te doen gaan,
nadat je weg was. Ik heb me even in een
hotel wat opgefrist en er ontbeten en
toen ben ik meteen hierheen gekomen.
Dus.
Ik scheen er niet af te kunnen.
„Zou het je te veel moeite geven, als
ik je vroeg even een eindje om te wan
delen. terwijl ik je de zaak meedeel?",
voegde hij er koel aan toe.
„Als je wachten wilt, totdat ik mijn
hoed en mantel heb aangedaan," zei ik
langzaam, dan kan ik met je naar Bat-
tersea Park gaan. Daar zijn banken."
Een paar minuten later zaten wij op
een bank bij de rivier. Waarvoor zou hij
gekomen zijn?
Belangrijk, had hij gezegd. Kwam hij
mij misschien terugroepen? Mij herinne
ren, dat het contract nog niet afgelopen
was? Ik bedacht opeens, dat hij het zwart
op wit had. Zou ik naar Port Cariad terug
moeten?
Als hij er op stond, moest 'ik het wel
doen.
Ik zou eigenlijk blij zijn, ais ik weer
bij zijn moeder en Blanche en Theo te
rug was (naar hem verlangde ik niet te
rug). Dat was maar een vooroijgaand
gevoel geweest, dat ik best zou kunnen
onderdrukken; dat ik doden moest zelfs.
Ik verlangde ook naar Anglesey terug.
Wat een verschil was er toch tussen daar
en hier, dit akelige, stoffige park, dat
wegens de vacantie vol schoolkinderen
was!
Bij het genot, dat Anglesey mij zou
aanbieden, kon ik hem wel veigeten en
ook die morgen, toen wij het voorsteven
beeld geschilderd hadden.
Nog een paar minuten liet hij mij
wachten. Toen sprak hij drie woorden,
en die drie woorden zeiden mij alles.
Ik wist toen, dat alles tussen ons voorbij
was.
„Nu, juffrouw Trant."
Zijn bedoeling was dus, hetgeen hij mij
te zeggen had, zakelijk te behandelen. Ik
ging dadelijk daarop in.
„Nu, juffrouw Trant."
„Ja, meneer Waters?"
„Ik wilde even spreken over dat zo
genaamde engagement van ons, dat een
jaar moest duren."
„Ja?"
„Het zal u genoegendoen te, horen,
dat het niet de volle tijd behoeft voort
gezet te worden."
„Geen heel jaar?"
„Geen ogenblik langer dan vanmor
gen. Ik ben gekomen om u van uw ver
plichting te ontslaan."
Ik wist voor een ogenblik niet, wat ik
zeggen moest. Het was mij. alsof ik voor
een lange gang had gestaan, die ik bereid
was ten einde te lopen en dat ik, nadat
ik pas een meter ver was, voor een dichte
deur was gekomen. Toch was het beter,
dat ik iets zou zeggenMaar wat?
„Ik dank u voor de mededeling," zei
ik. „Ik zal u de rest van het geld terug
zenden."
„Waarom zoudt u dat doen? Ik maak
te de overeenkomst en ik verbreek haar."
„Ja, maar dat geld."
„Ik neem het in geen geval terug."
„Dan zal ik het wel aan de een of an
dere instelling sturen; aan een vacantie-
kolonie of zoiets."
„Zoals u wilt."
Een pauze. Ik was benieuwd, of hij ver
wachtte. dat ik nog meer zou zeggen,
maar hij vervolgde:
„U begrijpt zeker wel de reden, waar
om ik onze overeenkomst verbreek."
„Ik denk het wel," zei ik.
Ja, ik dacht, dat hetgeen hem tot nog
toe belet had, om zich te engageren met
Mademoiselle Charrier nu opgeheven was,
en juffrouw Trant alias Nancy, dus niet
meer nodig was; maar zijn volgende op
merking deed mij bijna opspringen van
verbazing. (Wordt vervolgd.)