ALGEMEEN
ADVERTENTIE- I A
N I F l W S-,
LANDBOUWBLAD,
IV". 5.
A". 18
VOOlt HET
SCHAGEN
KANTON
EN OMSTREKEN.
Donderdag 2!) Oclober.
UITGEVER P. J. G. DIDERICH.
schaker courant
ABONNEMENTSPRIJS VOOR 55 MAANDEN:
Voor Schagen1 00-
Franco per post door hel geheele Rijk. 1.15.
Afzonderlijke Couranten0.10.
Verschijnt iederen Donderdagmorgen.
It r I e v e n franc o.
PKIJS DEK AÜVEKTENTIEN
Van een tot vijf regel» behalve
ile K5 cents zegelregtf 0.71».
Iedere regel meerder0.15.
(Jroote Letters naar de ruimte die zij beslaan.
Aanwending der trekkrachten tot beweging
der landbouwwerktuigen.
Het is van het grootste belang, dat diegenen, welke
met paarden- of andere dierenkracht kracht vereiscltende
werkzaamheden moeten verrigten, tot beweging van land
bouwwerktuigen, die krachten kennen, en bare werking oor
deelkundig weten toe te passen, eu het waarom weten en be-
grijpen.
Het is in de werktuigkunde een erkende regel, dat de
krachten eene neiging hebben, om zich in waterpasrigting
voort te bewegen. Men kan hiervan gemakkelijk eene proef
nemenindien men eene kleine houten, om eene spil beweeg
bare rol, op een waterpas vlak legt, en een looden kogel, die
juist zwaar genoeg is, dat hij de wrijving van de rol op het
vlak overwinnen kan, aan een waterpas over een schijfje loo
pend koord hangt, dan zal de rol zich van het eene einde van
het vlak tot aan het andere voortbewegen, met eene snelheid,
gtëvenredigd aan het overwigt van den kogel. Geeft men aan
de schijf slechts eenige verheffing, zoodat de treklijn eene
opwaartsgaande helling verkrijgt, zoo zal deze kogel niet meer
in staat zijn, de rol van hare plaats te bewegen, en bij onder
zoek zal het blijken, dat, naarmate dc schijf verhoogd wordt,
men den kogel in dezelfde evenredigheid zal moeten verzwa
ren, om de rol met dezelfde snelheid als vroeger in beweging
te brengen.
Nu spreekt het van zelf, dat naarmate de kogel verzwaard
moet worden, om de rol in beweging te brengen, de schijf des
te meer drukking zal oudervinden, en indien men het vlak
loodregt plaatste, dan zou de schijf den dubbelen last van rol
en kogel tevens te dragen hebben.
Ditzelfde is het geval bij het aanspannen vair een paard, eu
daar in deze streken bij den landbouw nog weinig stoom ge
bruikt, en de zwaarste arbeid meest door paarden verrigt
wordt, is het nuttig, dat de werkman eu zelfs de mindere
arbeider de reden of het waarom der zaak kent.
De opmerkzame zal gezien hebbenilatb. v. de landbou
wer, naar het verschil van het werktuig, zijn paard aanspant,
zonder gegronde reden voor zijne verandering te hebben, dan
alleen, dat de ondervinding hem geleerd heeft, dat het laatste
hem het best bevalt, en het paard beter trekt.
Hoe meer nu, bij het aanspannen van een paard, de balans
met het trekpunt of de borst van een paard gezocht wordt,
des te beter en gemakkelijker zal een paard trekken. Bij eene
zuivere balans of regte lijn op de borst van het paardzal
het paard slechts zooveel kracht behoeven aan te webden, als
noodig is, oin de wrijving, die de.last op het waterpas vlak
veroorzaakt, te overwinnen; en waar het hier vooral op aan
komt, het zal geene drukking op de schoft ondervinden, en
derhalve al de kracht, die het uitoefenen kan, des gevorderd,
aan het voortbewegen van den last kunnen besteden.
Zoodra echter het aanspanpunt lager dan het trekpunt is,
ondervindt het trekkende dier eene drukking op de schoft,
evenredig aan de afwijking, die er tusschen deze twee punten
bestaat.
De akkerwerktuigen hebben nagenoeg zonder uitzoudering
het aanspanpunt kort boven den grond.
Daar men gemiddeld de hoogte van de borst van een paard
op 9 palmen neemt, doet het groote paard zwaarder arbeid,
en heeft meer krachtverlies dan het kleinere paardwaarvan
de borst slechts 7 of 8 palmen hoog is.
Door naauwkeurige berekeningen en waarnemingen heeft
men bevonden, dat een paard van middelbare groote voor
een' gewonen radploeg, waarvan het aanspanpunt gewoonlijk
niet hooger dan 2 palmen is, op de schoft eenen last van 28
Ned. ponden te dragen heeft, dat bij den gewonen voetploeg,
naar mate de ploeg dieper gezet wordt, aanmerkelijk wordt
vermeerderden het paard dubbel bezwaartdaar het in dat
geval meer trekken en dragen moet. Bij den radploeg blijft
het aanspanpunt op dezelfde hoogte, doch bij de voet- of
balansploegen wordt het aanspanpunt, zoo als wij boven
zeiden, verlaagd, naarmate de ploeg dieper wordt gezet.
Ware het niet bij ondervinding gebleken, hoe lastig de
radploegen zijn, wij zonden voorstellen, dat de landbouwer
de zoodanigeu gebruikte, en wel met wielen van 1.8 el mid
dellijn, waardoor de as op de hoogte van 9 palm, dat is
nagenoeg de gemiddelde hoogte van de borst van het paard/