ALGEUEEN
ADVERTENTIE- IvN
NIE U W S-,
LANDBOUWBLAD,
N°. 20.
A°. 1858.
VOOK HET
SC/lAGEi\
KANTON
EN OMSTREKEN.
(Tweede Jaargang.)
ahanaajui'.mïï'jja nu nnxi uiaabijïj:
DONDERDAG 11 FEBRUARIJ.
UITGEVER P. J. G. DIDERICH.
Deze tweede opbrengst werd op de volgende wijze ver
deeld. Een derde deel ontving de heer d'Azijwelke het te
Nièvres liet zaaijen; bij gebrek aan de noodige zorg misluk
te echter deze zaaijing.
S(HV(iE!l('OlI{\\T.
Voor Schageuf 1.00.
Frauco per post door het geheele (tijk. 1.13.
Afzonderlijke Couranten0.10.
Verachijut iederea Donderdagmorgen.
Ilrleven Franco.
*3üm2 i>2'ü adtkwuximia s
Van cc» tot vijf regel» behalve
de 35 cent* rcgelregtf 0 "5.
ledereregel meerder0.15.
Groote Letters naar de ruimte die zij beslaan.
Het Mumie-koren.
Men kan de menschheid geeue grootere dienst bewij
zen, dan door den akkerbouw met eenig gewas of huisdier
te verrijken, waardoor de hoeveelheid der voedingsmiddelen
wordt vermeerderd. Daar nu het brood het eerste van alle
voedingsmiddelen is, mag ieder, die eenegraansoort invoert,
welke m .-er opbrengtdan de reeds bekende soorten een
weldoener der menschheid genoemd worden.
Die eervolle naam behoort vooral aan den reeds overle
den heer Drouillard te worden geschonken. Als bezitter van
een aanzienlijk vermogen, dat hij door vlijt en ervaring had
verworven maakte hij daarvan steeds gebruik wanneer hij
daardoor het belang der landlieden kon bevorderen vooral
was de akkerbouw steeds het voorwerp zijner zorg. Aan dat
streven hebben wij dan ook de bovengenoemde graansoort te
danken.
In het jaar 1819 bragt een vriend van den heer Drouil
lard vijf korrels tarwe mede uit Egypte, welke men in een
oud graf had gevoudeu dat in zijne tegenwoordigheid was
geopend geworden.
Deze vijf korrels welke sedert vele eenwen van allen in
vloed vau buiten waren afgesloten geweestscheuen nog
geheel onbeschadigd te zijn gebleven en men besloot dus te
"beproeven of zij hunne kiemkracht nog behouden hadden.
Men legde ze daartoe in vijf bloempotten en tot verbazing
van iedereeu bragt elke korrel eeue schoone plant voort
welke 1200 korrels opleverde. De gelieele opbrengst werd
aan den heer Drouillard ter hand gesteld.
Deze meendedat eene graansoortwelke uit Egypte
afstamde beter in het zuiden vau Frankrijk zou tierenen
liet ze daarom zaaijen op eeue zijuer bezittingen aan de Dor-
dogne waarvan hij eenen rijken oogst verkreeg die aller
verwachting verre overtrof.
Een ander deel ontving de markies van Roffignac, land
eigenaar in het departement der Uaute-Vienne, welke het
zeer ruim liet zaaijen. De oogst was rijk en nog heden be
zaait hij bij voortduring al zijne akkers met die graansoort,
welke hem vetl meer oplevert dan alle andere soorten, die in
die landstreek worden gecultiveerd.
Het laatste derde deel eindelijk werd in Bretagne op de
gronden van den heer Drouillard gezaaid en gaf aanleiding
tot de volgende treffende uitkomsten.
In 1353 begon de heer Drouillard zijne proefnemingen
met de nieuwe graansoort. Men heeft ze tot heden toe voort
gezet, en de uitkomsten zijn bevestigd door getuigenissen
van gemeentebesturen en van leden der Maatschappij van
landbouw te Morlaix welke door den prefect waren gelast,
die gewigtige proefnemingen te controleren en verslag daar
van te doen.
In het eerste jaar had de heer Drouillard den opzigter
zijner goederen 1100 wigtjes zijner tarwe toegezondenen
hem gelastdat de helft ruim gezaaid en de andere helft op
rijen geplant moest worden, terwijl tevens hetzelfde met ge
wone tarwe moest geschieden.
De 700 wigtjes gezaaide tarwe gaven in het volgende jaar
43 Ned. pond tarwe, dus 61 van eiken korrel, terwijl de
gewone tarwe op denzelfden akker slechts 15 korrels schonk
en gemiddeld in Frankrijk slechts 7 of 8 korrels oplevert.
De andere 700 wigtjes, welke in rijen waren gelegd, elke
korrel afzonderlijk bragten op 219 Nederl. pond ot 313
korrels.
Het is jammer, dat de opzigter vergeten heeft te berigteu,
hoeveel de gewone tarwein rijen gelegd, heeft opgebragt
echter blijkt het uit de berigten der Maatschappij van land
bouw, dat, ofschoon bij die wijze vau behandeling, elke kor
rel een aantal goede halmen heeft voort gebrast, deze echter
verre beneden de Egyptische tarwe blijftdewijl de eerste
12 a 15, doch de andere 12 b 20 ja zelfs 41 halmen heeft
opgeleverd.
In 1354 liet de heer Drouillard zijne proefnemingen op
grootere schaal voortzettendeels op de akkerswelke tot
zijn slot behoorden, deels op die zijner pachters en naburen.
Overal was de opbrengst in dezelfde verhouding als het vo
rige jaar, en de landbouwers welke nog geene Egyptische