SPANJE. Madrid23 April. Las Xovedades bevat de volgende bijzonderheden aangaande de arrestatie van graaf Monterao- liu en zijn broeder Fernando*De prinsen zijn te Ulldecona ten huize van den daglooner Gondaya gevat. Een. sterk de tachement der civiele garde had zich naar Ulldecona bege ven en kwam (laar des middernachts in het grootste geheim aan. Nadat men eenige malen den daglooner Gondaya had geroepen en geen antwoord kreegwerd besloten het huis binnen te dringen. Toen dit wa3 geschied vond men graaf de Montemolin geheel gekleedhoewel het ongeveer twee uur na middernacht was met eenige personen in eene kamer, Zoodra hij de garde gewaar werd zeide hijvMijne heeren wij zijn Ier uwer beschikking; ik ben graaf de Montemolin; deze heer is mijn broeder en die daar een vertrouwd bediende, laat ons gaan, waarheen gij wilt!" Zij zijn te 4 uur 's ochtends met een rijtuig naar Tortosa gevoerdwaar zij te 8 uur aankwamen; zij worden aldaar bewaakt in het gebouw der genie. Schagen2 Mei 1860. IJsselmonde, 24 April. Het is bekend hoevele offers er jaarlijks van het vee in ons vaderland geëischt worden, inzonderheid in deze streken, waar de veestapel zoo groot is. Hoe groot de weldaad is, die de inenting reeds heeft aange- bragt, desniettemin blijft het vraagstuk niet naar behooren opgelost. Jammer is het voorzeker, dat de inenting nog bij zoo velen in discrediet staat, en niet meer algemeen wordt toegepast. Daar er hier boeren'zijn, die zich verheugen mo gen in het herstel van hunnt runderen, niettegenstaande dc hevigheid, waarmede de dieren door de ziekte werden aan getast, is het voor de veehouders zeker aangenaam het mid- lander, is, naar men verneemt, dezer dagen aan het Belgische gouvernement voor gedragen een plan tot kolonisatie in eeDe uitgestrekte landstreek, gelegen in Zuid-Afrika, een weinig boven Port-Natal, tusschen de rivieren Santé Lucie en Lagoa, onder 24 graden Z. B. De baai van Lorenzo zou, volgens zijne opgave, eene zeer geschikte reede voor de schepen aanbieden en in dit opzigt niets te wenschen over laten. De grond moet er zeer vruchtbaar, en het klimaat bij uitstek geschikt z'jn voor het planten van koffij-, kaneel-, amandel- en katoenboomenrijst, maïs, suikerriet, kortom, van alle gewassen, die onder de keerkringen inheemsch zijn. Men schrijft uit Madrid aan den Messager de Bayonne: De hoogere standen te Madrid zijn zeer ontsteld wegens eene misdaad voor eenige dagen onder bezwarende omstandig heden met voorbedachte rade gepleegd door eene jonge schoone vrouw, die het sieraad onzer salons uitmaakte. Graaf C. II. twijfelde sedert langen tijd aan de trouw van de gravin. Op zekeren nacht kwam hij in zijn hotel, vond de gravin in gesprek met een zijner vriendendien hij voor eenige oogenblikkcn had verlaten, onder voorwendsel van zware hoofdpijn. De heer C. II. ontveinsde de gramschap, die deze ontmoeting bij hem te weeg bragten hij wachtte om zijnen toom lucht te geven tot deze vriend vertrokken was. Toen deze weg wasrigtte de graaf tot zijne vrouw eenige bittere verwijten, waarop de gravin met liefdesbetuigingen kon houden, llij trok daarop zijne kleederen uit om dezelve zoo veel mogelijk van het water te bevrijden. Gelukkig bevond zich veel stroo in de hut, waar hij onder kroop, en zich zoo veel mo gelijk door zijne adem verwarmde. Toen eindelijk de volgende morgen de dag aanbrak, beraad slaagden de arme reizigers op nieuw en daar zij niet twijfelden dat de heek gebruikt werd om boomen, welke hier geveld wer den te vervoerenzoo besloten zijeenige balken van het dak der hut af te nemen, daarvan een vlot te maken, en daarmede de beek af te varen. Toen sij ongeveer tien mijlen ver gekomen waren, kwamen zij aan een groote boom, die over het water lag en hun deu weg versperde. Onze reizigers bleef nu geen ander middel over, dan om hun vlot uit elkander te nemen en aan de andere zijde van den boom weder in een te makenbetgeen hun groote moeite en opoffering veroorzaakte. Toen dit hun ein delijk gelukt was, vervolgden zij hunnen togt en kwamen aan eene zee welke zij twee mijlen opvaarden toen zij tot hunne schrik aan het einde daarvan kwamen, en naar hunne vorige beek moesten terug keeren. Op dezen derden dag kregen zjj niets anders dan eene kikvorsch te eten, welke zij genoodzaakt waren raauw te nuttigen. In weerwil van den invallenden nacht roeiden zij toch verder, toen het echter des avonds om 10 uur, begon te regenen, trokken zij hun vlot op den oever en zochten zoo goed mogelijk eene beschutting onder de boomenwaarop zij door groote vermoeijenis afgemat een half uur insliepen. Door de toenemende koude werden zij echter spoedig weder wakker, en daar zij niet voornemens waren op den grond te bevriezen, vaarden zij tot des morgens 3 ure verder als wanneer zij door eene nieuwe verstopping wederom moesten ophouden. Des Zon dags morgens vervolgden zij ouder een hevige stortregen hunne togt, en kwamen tegen acht are, aan eene plaats, waar de vloed zoo ondiep en snel was, dat zij het voor onmogelijk hielden met hun vlot verder te varen. Daarop besloten zij hunne togt langs den oever te vervolgen, doch zagen na verloop van 20 minuten dat zulks ondoenlijk was en keerden zij naar hun vlot terug, met voornemen het uit elkander te nemen en de eene balk na de andere in goed vaarwater te brengenhetwelk hun ook na ongeloofehjke moeite gelukte, waarop La Mout- t a i n het vlot weder te zamen maakte. Ahtoen zette zij hunne togt voort, en kwamen aan een 10 en onder een vloed van tranen antwoordde. De graaf liet zich overtuigen en ging naar zijne kamer terug. Naauwelijk» had hij zich ontkleed, terwijl hij alle droeve gedachten uit zijn hoofd zocht te verwijderenof de trouwelooze Sirene overlaadde hem op nieuw met liefkozingen, maar toen zij hem glimlagchend en vol vertrouwen in hare armeu zag, bragt zij hem met een scheermes twee wonden toe, eene in den hals en de andere in de regterzijde. In weerwil der verbazing, die den graaf moest aangrijpen toen hij de misdaad en de hand die ze bedreef zag, bleef hij bedaard genoeg om, geheel met bloed bevlekt, op te staan en de gravin tot de komst der dienstboden vast te houden. De justitie houdt zich met de zaak bezig. De gravin werd om hare zach- en zedigheid algemeen geroemd. Zij is aan de eerste familien aan het hof vermaagschapt. De graaf verkeert in geen zorgwekkenden toestand. Zijne wonden zijn van ligten aard. BINNENLAND. Door het ontruimen van het eiland Schotland ondervind de schipperij nog al ongelegenheid bij stormweder en tegen wind. Vroeger vond zij in die gevallen hulp bij de eiland bewonersthans acht men het noodig, dat tot vergoeding van dat gemis betere verkennings werken', bakens en tonnen worden daargesteld. 127 Schippers hebben zich daartoe bij adres aan den koning gerigt. In zake de vervolging in de bekende verkiezingskwestie te Velp wordt gemeld, dat de kooper de briefjes bad doen invullen met den naam vbaron d' Yvoy vau Houten", die op ééne stem na op de herstemming was gekomen. Verschei dene landbouwers hebben het verkoopen hunner stem er kend. Men vermoedt, dat deze zaak de landbouwers vau de lust tot stemmen te koopen zeer zal genezen. Engelsche mijlen lange en 6 mijlen breede Zee, in welke zij voortroeidendaar zij hoopten, aan het einde daarvan eene uit loop te zullen vinden, waarop zij hunne vaart konden voortzet ten, op dezen dag vonden zij een mossel, welke de heer La Mountain verzwolg, daar hij de zwakste van beiden was. Zy voeren langs den oever voort en hielden eindelijk op eene plaats halt, waar zij eenigzinta tegen den wind beveiligd waren, dewijl deze zich met den avond begon te verheffen. Deze nacht was voor hen eeDe verschrikkelijke. De kleederen van beiden waren verscheurd en hunne handen door de in spanning by de laatste uit elkander neming van hun vlot op gezwollen en daarbij leden zij niet minder van de koode dau van den honger. Zij konden zeer weinig slapen, en hadden duizend doodangsten uit te staan. Toen ten laatste de dag aan brak, wilden zij weder opstaan, doch waren beide zoo zwak en stijf geworden, dat het hun door zich eerst op de eene en vervolgens op de andere knie op te heffen eindelijk met moeite gelukte. Vervolgens werd het vlot weder te water gebragt ui de vaart langs den oever van de Zee voortgezet. Omstreeks 9 uur kwamen zij aan een breeden noordelijk vlietende stroom, welke zij voor een uitstroomende rivier hielden en waarop zij 7 mjjlen voortroeidentoen zij tot hunne schrik ontwaarden dat zij zich weder bedrogen zagen en gedwongen waren femg te keeren. Zy waren zeer uitgeput van vermoeijenisen hadden gedurende 4 dagen met hun beiden niet anders genuttigdals twee kikvorschen, vier mosselen en eenige wilde bessen, die echter zoo wrang en bitter warendat zij meer na- dan voor deel gedaan hadden. In weerwil daarvan rekenden zij hat echter als Christenen verpligt te zijn, alle hunne krachten in te spannen om weder bij menschen te komen en zoo lang voort te varen als hunne krachten maar eenigzinta toelieten, en roeiden alzoo weder terug. Toen zij zonder gevaar eene mijl terug geroeid waren, hoorden zij tot hunne onuitsprekelijke vreugde een geweerschot vallen, en kort daarna een tweede. Hun hallo! was echter zoo zwak, dat de schuiter het niet hooren kon, zij roeiden alzoo in de rigting voort waarin het schot gevallen wasen na korten tijd zagen zij rook opstijgen, hetgeen hun bewees dat zich daar ter plaatse meuschen be vonden. (Slot volgt.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1860 | | pagina 3