ALGEMEEN NIEUWS-, ADVER-
TENTIE- EN LANDBOUWBLAD.
(Vierde Jaargang.)
N°. 167. Ao. 1860.
SPOORWEGEN.
DONDERDAG 6 DECEMBER.
UITGEVER P. J. G. DIDERICH.
SCHAKER
COURANT.
Aitnnainanïajims xïia maaBxaa:
Voor Schaden.J 1.00.
franco per poat door het gehcele Rijk. 1.15.
Afzonderlijke Couranten0.10.
Verachijut iederen Donderdagmorgen.
Ilrleven franco.
M138 X2B &X732Ï3HÏÏ3B:
V«n een tot vijf regel*f 0 75.
Iedere regel meerder.015-
(Jeboorle-, Huwelijk»- en Doodberigten 0 50-
De 35 cent* legelregt niet medegerekend.
Croote Letter* naar de ruimte die lij beslaan.
Naar wij vernemen worden er, in verschillende gemeenten
dezer provincie, requesten onderteekend van den volgenden
inhoud
Aan
Zijne Excellentie den Heere
Minister van Binnenlandsehe Zaken.
Geven eerbiedig te kennen,
de ondergeteekendenallen inwoners van de gemeente
provincie Noord-Holland.
Dat het hun genoegen doet dat in de wet van 18
Augustus 1860 (Staatsblad No. 45) waarbij het aanleggen
van Spoorwegen op kosten van den Staat, werd vast
gesteld eene lijn opgenomen is door het gewest hunner
inwoning.
Dat zijvan het oogenblik af dat die wet tot stand
kwam, er niet aan hebben mogen twijfelen, of de lijn
door Noord-Holland zoude, met inachtneming der punten
van aanraking welke de wet voorschrijft, door het volk
rijkste gedeelte dier provincie worden aangelegd en dus
wat het vak aangaat van het Nieuwediep tot
Alkmaar, aan de oostzijde van het Groot Noord-Hol-
landsch Kanaak
Dat zij intusschen, van tijd tot tijd een gerucht
hooren rondgaan dat het niet zoo ontwijfelbaar zeker is
dat aan die lijn de door hen onderstelde rigting zal worden
gegeven, maar dat er in goeden ernst aan wordt ge
dacht, haar geheel aan te leggen aan de westzijde des
Kanaals, door de zoogenaamde Duinstreek.
Dat zij zeer goed weten dat aan zoodanige geruchten
veelal weinig geloof kan worden geslagenmaar dat zij
toch niet kunnen verbergen, dat dit gerucht hunne
bezorgdheid gaande maakt.
Dat zij evenmin willen verbergen hunne overtuiging
dat eene lijn over hare geheele lengte aangelegd aan
de westzijde des Kanaalszij moge daar voldoende zijn
voor de gemeenten bij de wet vermeld, als punten welke
geraakt moeten worden nimmer eene beteekenende
waarde kan bekomen voor dat gedeelte der provincie
hetwelk tusschen hetNieuwediep en Alkmaar
aan de oostzijde des Kanaals ligt Deze overtuiging staat bij
hen zoo vast, dat zij liever, door eene wijziging in de
wet, de Noord-Hollandsche lijn zagen opgeheven dan
haar, van het Nieuwediep tot Alkmaar, te
zien aangelegd aan de westzijde des Kanaals.
Dat zij gaarne gelooven dat de aanleg des wegs, door
het volkrijkste gedeelte of door het hart der provincie,
meerdere kosten zal baren, dan door de duinstreken
maar dat zij, het oog slaande op de verhouding tus
schen personen-vervoer en goederen-vervoer op reeds in
ons land bestaande Spoorwegen, tevens gelooven dat
die meerdere kosten ruimschoots door meerdere opbrengst
zullen worden vergoed en dus zullen blijken niet vruch
teloos te zijn besteed.
Dat zijbovendienmeenen datnu de aanleg van
Spoorwegen op staatskosten of, met andere woorden,
op kosten van alle ingezetenen, zal geschieden, behoort
te worden gezorgd dat ook alle ingezetenen zooveel
doenlijk, gelegenheid bekomen er van te profijteren en
dat het dus, om bij de Noord-Hollandsche lijn te blijven,
niet genoeg is dat de enkele gemeenten welke bij de
wet als punten van aanraking zijn genoemd, worden
gebaat, maar dat ook behoort te worden gelet op het
belang van het overige deel der provinciewelks be
woners toch, even zoo goed als anderen, zullen moeten
bijdragen om de schatkist in staat te stellen, voortdu
rend te voorzien in de Staats-uitgaven waarondervoor
taan die voor de Spoorwegen niet het minstbeduidende
gedeelte zullen zijn.
Dat zij, afgescheiden van alle andere redeneringen
ten deze het zij met eerbied gezegd het eene
schroomlijke miskenning van een belangrijk gedeelte
dezer provincie zouden achten, indien eene spoorweglijn,
haar door den wetgever toegestaandoor de uitvoerende
magt, genoegzaam aan haren uitersten zelfkant werd
aangelegd, daardoor voor een groot gedeelte doelloos
werd gemaakt en dus, als 't ware, haar weder ontno
men werd.
Dat zij niet kunnen noch mogen aannemen, dat
zoo iets in de bedoeling der regering kan liggen en
zij ook om die reden, aan het hiervoren gemeld gerucht,
nopens den aanleg des spoorwegsgeen geloof kunnen
slaanmaar dat zij toch tevensin de bestaande onze
kerheid ten dezeniet mogen nalaten zich tot UHE.G.
te wenden en met eerbiedige klem te verzoeken
Dat UHE.G. zal mogen goedvinden het uwe er
aan toe te brengen dat de staatsspoorweg-lijn door
Noord-Holland, worde aangelegd, zooveel mogelijk,
door het hart dier provincie en, wat aangaat het
vak tusschen het Nieuwediep en Alkmaar, in alle
gevalle aan de Oostzijde van het Groot Noord-
Hollandsch Kanaal.
't Welk doende, enz.
den December 1860.
Wij aarzelen niet te verklaren dat wij den inhoud van
dit request ten volle beamen en het gaarne onderschrijven.
Dringend raden wij U die, tusschen het Nieuwediep ea
Alkmaar, aan de Oostzijde van het groot Noord-Hollaudsch
Kanaal wonen, de onderteekening en inzending van zooda
nig request aan, opdat de Minister van Binnenlandsche Za
ken zie, dat het L niet onverschillig is wadr de spoorweg
gebouwd worde.
Er zijn er die beweren dat er geene phlegraatieker men-
schen op Gods aardbodem wonen, dan Noord-Hollanders
en dat onder dezen de Westfriezen de kroon spannen.
Toont bewoners van Westfriesland dat men niet te Veel
op uw phleginatisme steunen moet; doet U, met alle geoor
loofde middelenkrachtdadig gelden en toont dat Gij u niet
altijd zonder tegenstrevenop den achtergrond laat schui
ven.
Houdt het niet al te zeer voor een valseh gerucht dat er
nog in goeden ernstaan gedacht wordt den spoorweg geheel
aan de Westzijde des kanaals te leggen. Zeker heer toch,
wiens naam met dezelfde letter begint als dien van den In
genieur Michaëlis te Alkmaar, sprak zeer onlangs, als zijn
gevoelen uit, dat er aan eenen spoorweg ten Oosten van het
Kanaal niet behoefde gedacht te wordendat men in Noord-
Holland de goedkoopste rigting wel zonde volgenomdat
in andere provinciën nog al wat misrekeningen zouden te
dekken zijn. Niet dat wij aan het gevoelen van dien heer
bijzonder veel waarde hechten; hij heeft niet gezegd, althans
wij hoorden 't niet, op welken grond zijn gevoelen steunt.